Verslag van een nader schriftelijk overleg met de staatssecretaris van EZK over contourennota herziening mijnbouwstelsel - Mijnbouw - Hoofdinhoud
Dit verslag van een schriftelijk overleg is onder nr. D toegevoegd aan dossier 32849 - Mijnbouw, wetsvoorstel 35603 - Versterking van gebouwen in de provincie Groningen i en wetsvoorstel 36094 - Versterking van gebouwen in de provincie Groningen (novelle verbetering uitvoerbaarheid) i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Mijnbouw; Verslag van een nader schriftelijk overleg met de staatssecretaris van EZK over contourennota herziening mijnbouwstelsel |
---|---|
Documentdatum | 15-03-2024 |
Publicatiedatum | 15-03-2024 |
Nummer | KST1133808 |
Kenmerk | 32849; 35603; 36094, nr. D |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Eerste Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2023-2024
32 849 Mijnbouw
35 603 Wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen
36 094 Wijziging van het voorstel van wet tot wijziging van de
Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen (novelle verbetering uitvoerbaarheid)
D1 VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 15 maart 2024
De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat2 hebben kennisgenomen van de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van 8 december 2023 in reactie op de brief van de commissie van 15 november 2023 met vragen over de contourennota herziening mijnbouwstelsel.3 De leden van de fractie van de PvdD hadden naar aanleiding daarvan een aantal nadere vragen en opmerkingen.
Naar aanleiding hiervan is op 8 februari 2024 een brief gestuurd aan de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat.
De staatssecretaris heeft op 15 maart 2024 gereageerd.
De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde nader schriftelijk overleg.
De waarnemend griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat,
De Boer
BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat Den Haag, 8 februari 2024
De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 8 december 2023 in reactie op de brief van de commissie van 15 november 2023 met vragen over de contourennota herziening mijnbouwstelsel.4 De leden van de fractie van de PvdD hebben naar aanleiding daarvan een aantal nadere vragen en opmerkingen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van PvdD
De fractieleden van de PvdD onderschrijven - zoals in antwoord op vraag 55 door u is aangegeven - dat het de eigen verantwoordelijkheid is van een aanvrager of vergunninghouder om op de hoogte te zijn en blijven van de effecten van het klimaatbeleid op zijn toekomstige rechtspositie.
In het kader van artikel 1 EP EVRM en van het recht op nadeelcompensatie komt schade die voorzienbaar was niet voor vergoeding in aanmerking.
Om die reden achten de fractieleden van de PvdD het van belang dat de overheid bij een beslissing omtrent een vergunning voor handelingen die klimaatschade kunnen opleveren, uitdrukkelijk aangeeft dat de vergunninghouder er rekening mee dient te houden dat de klimaateisen waaraan de overheid dient te voldoen, in de (naaste) toekomst mee kunnen brengen dat zij de rechtspositie van vergunninghouder nadelig zal wijzigen. Op die wijze wordt uitgesloten dat de vergunninghouder in de toekomst zich op het standpunt kan stellen dat hij die aantasting niet heeft (kunnen) voorzien.
Waarom wordt met zo'n waarschuwing - zoals u schrijft - de eigen verantwoordelijkheid (van de ondernemer) deels verplaatst naar de overheid?6 In situaties waarin geen uitdrukkelijke waarschuwing is gegeven, dient de ondernemer toch nog steeds oplettend te zijn en blijven nadelige wijzigingen van zijn rechtspositie, die hij heeft kunnen voorzien, toch voor zijn risico?
Het Kenniscentrum voor beleid en regelgeving van de Rijksoverheid stelt in de door hem uitgegeven 'Handreiking eigendomsrecht onder het EVRM' het volgende:
“Bij de vraag of een inmenging in eigendomsrechten gerechtvaardigd kan worden, speelt de vraag in hoeverre men zich op de beleidswijziging heeft kunnen voorbereiden. Dit raakt zoals hierboven aangegeven ook aan de fair balance-test. Tijdige aankondiging van een maatregel draagt bij aan de voorzienbaarheid en dus aan de juridische houdbaarheid van de maatregel en is dus van groot belang".7
“Tip: de voorzienbaarheid voor betrokkenen is een belangrijk element. Zorg er daarom voor dat zij voldoende tijd hebben om zich voor te bereiden op de nieuwe maatregel".8 4 5 6 7 8
Volgt hieruit niet - zoals de leden van de PvdD-fractie ook betogen - dat het juist van belang is dat de overheid de door deze leden bedoelde waarschuwing geeft?
In de Handleiding nadeelcompensatie van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt in paragraaf 5.3 ingegaan op het voorzienbaarheidsvereiste.9
Deelt u het oordeel van de leden van de PvdD-fractie dat ook uit het daar gestelde blijkt dat het van belang is om een aanvrager of houder van een vergunning te waarschuwen dat nadelige wijziging van zijn rechtspositie voorzienbaar is, wanneer de voor de overheid geldende klimaateisen in de (naaste) toekomst daartoe nopen.
De handreiking stelt ook nadrukkelijk dat het zo kan zijn “dat de koper of ondernemer expliciet door de overheid of de initiatiefnemer van een project op de hoogte was gebracht van de toekomstige ontwikkelingen. Wanneer blijkt dat de aanvrager ten tijde van de aankoop of investering op de hoogte was van de toekomstige nadelige ontwikkelingen, wordt ook risicoaanvaarding aangenomen".10
De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk 7 maart 2024.
S.M. Kluit
Voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaat Den Haag, 15 maart 2024
Hierbij zend ik u de antwoorden op de nadere vragen van de leden van de Partij voor de Dieren over het onderwerp contourennota herziening mijnbouwstelsel (Kamerstuk 173216.02U, ingezonden 8 februari 2024).
J.A. Vijlbrief
Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
1
Waarom wordt met een waarschuwing van de overheid - dat de vergunninghouder er rekening mee dient te houden dat de klimaateisen waaraan de overheid dient te voldoen, in de (naaste) toekomst mee kunnen brengen dat zij de rechtspositie van vergunninghouder nadelig zal wijzigen - de eigen verantwoordelijkheid (van de ondernemer) deels verplaatst naar de overheid?
Antwoord
In mijn brief van 8 december 2023 aan uw Kamer (Kamerstuk 32849, 35603 en 36094, nr. C) heb ik in mijn antwoord op vraag 5 aangegeven dat het uitgangspunt is dat het de eigen verantwoordelijkheid van een onderneming is om op de hoogte te zijn en blijven van de effecten van het klimaatbeleid op zijn toekomstige rechtspositie. Dat betekent dat een onderneming die activiteiten ontplooit waarvan de toelaatbaarheid onderwerp is van maatschappelijk debat, extra bedacht dient te zijn op de mogelijkheid van regulerende maatregelen van overheidswege en zich daarop dient in te stellen, bijvoorbeeld door die activiteiten aan de daartegen levende bezwaren aan te passen dan wel zich mede te richten op andere, minder controversiële activiteiten waardoor haar kwetsbaarheid voor die maatregelen kan verminderen.11 Als een onderneming dat niet of in onvoldoende mate doet, is dat voor haar eigen risico. Een waarschuwing van de overheid miskent dit eigen risico van een onderneming, doordat het impliceert dat het vereist zou zijn dat de overheid er actief op wijst daarmee rekening te houden en de onderneming dus niet zelf verantwoordelijk is voor het volgen van maatschappelijke ontwikkelingen. Daarmee trekt de overheid de verantwoordelijkheid van de onderneming ongewenst deels naar zich toe.
2
Volgt uit de door het Kenniscentrum voor beleid en regelgeving van de Rijksoverheid uitgegeven 'Handreiking eigendomsrecht onder het EVRM' niet dat het juist van belang is dat de overheid de door de leden van de PvdD-fractie bedoelde waarschuwing geeft?
Antwoord
Uit de handreiking volgt dat tijdige aankondiging van een maatregel bijdraagt aan de voorzienbaarheid daarvan en daarmee aan de fair balance die nodig is voor inmenging in eigendomsrechten. Het is van belang dat men zich op een concrete maatregel kan voorbereiden door die tijdig aan te kondigen. Als een concrete maatregel is aangekondigd, wordt men geacht daar rekening mee te houden en komt handelen in strijd met deze aangekondigde maatregel voor eigen rekening en risico. Dat is concrete voorzienbaarheid en kan wellicht ook worden zien als een waarschuwing. Dit is echter niet de enige relevante vorm van voorzienbaarheid in het kader van een fair balance. Als uit consistent beleid, maatschappelijke ontwikkelingen en debat volgt dat op termijn bepaalde activiteiten niet meer houdbaar zijn, dan is sprake van abstracte voorzienbaarheid. Op basis daarvan wordt men ook geacht bedacht te zijn op eventuele wijzigingen in beleid en rekening te houden met eventuele nadelige gevolgen daarvan voor diens rechtspositie. Voor een concrete maatregel is tijdige aankondiging dus van belang voor de voorzienbaarheid, maar ingeval er nog geen concrete maatregel is om aan te kondigen, dan kan er alsnog sprake zijn van voorzienbaarheid.
3
Deelt u het oordeel van de leden van de PvdD-fractie dat uit het in paragraaf 5.3 van de Handleiding nadeelcompensatie van het ministerie van Binnenslandse Zaken en Koninkrijksrelaties gestelde met betrekking tot het voorzienbaarheidsvereiste blijkt dat het van belang is om een aanvrager of houder van een vergunning te waarschuwen dat nadelige wijziging van zijn rechtspositie voorzienbaar is, wanneer de voor de overheid geldende klimaateisen in de (naaste) toekomst daartoe nopen?
Antwoord
In paragraaf 5.3 van de Handleiding nadeelcompensatie wordt benadrukt dat het van belang is om concrete beleidsvoornemens tijdig kenbaar te maken, zodat men daar rekening mee kan houden en zich daarop voor kan bereiden. Er is sprake van risicoaanvaarding als vervolgens in strijd wordt gehandeld met dat voornemen. Bij een concreet beleidsvoornemen gaat het om strategische plannen, (ontwerp-) structuurvisies, beleidsprogramma's of ontwerpbesluiten waarin het voornemen wordt aangekondigd. Een algemene waarschuwing voor maatschappelijke ontwikkelingen betreft echter geen concreet beleidsvoornemen op basis waarvan iemand concreet de risico's van diens handelen kan inschatten en kan daarmee niet leiden tot risicoaanvaarding als bedoeld in paragraaf 5.3 van de Handleiding nadeelcompensatie.
6
De letter D heeft alleen betrekking op 32 849.
Samenstelling:
Kemperman (BBB), Van Langen (BBB) (ondervoorzitter), Panman (BBB), Crone (GroenLinks-PvdA), Kluit (GroenLinks-PvdA) (voorzitter), Thijsssen (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Vos (GroenLinks-PvdA), Van Ballekom (VVD), Van de Sanden (VVD), Petersen (VVD), Bovens (CDA), Prins (CDA), Aerdts (D66), Dittrich (D66), Van Strien (PVV), Visseren-Hamakers (PvdD), Baumgarten (JA21), Van Apeldoorn (SP), Holterhues (CU), Dessing (FVD), Schalk (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)
Kamerstukken I2023/24, 32849 / 35603 / 36094, C.
4 Kamerstukken I2023/24, 32849 / 35603 / 36094, C.
5 Kamerstukken I 2023/24, 32849 / 35603 / 36094, C, p. 5.
6 Kamerstukken I 2023/24, 32849 / 35603 / 36094, C, p. 5-6.
7 KCBR, Handreiking eigendomsrecht onder het EVRM, p. 4.
8 KCBR, Handreiking eigendomsrecht onder het EVRM, p. 4.
Tjepkema & Van der Velden 2018, "Handleiding nadeelcompensatie bij infrastructurele maatregelen", p. 94-95.
Tjepkema & Van der Velden 2018, "Handleiding nadeelcompensatie bij infrastructurele maatregelen", p. 95.
Rb. Den Haag 30 november 2022, ECLI:RBDHA:2022:12653, r.o. 5.16.3.