Verslag van een nader schriftelijk overleg met de staatssecretaris van BZK over beantwoording nadere vragen herfinanciering liquiditeitssteun Aruba - Wijziging van de begrotingsstaat van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2023 (wijziging samenhangende met de herfinanciering covidleningen)

Dit verslag van een schriftelijk overleg is onder nr. M toegevoegd aan wetsvoorstel 36401 - Wijziging begroting Koninkrijksrelaties 2023 (herfinanciering covidleningen).

1.

Kerngegevens

Officiële titel Wijziging van de begrotingsstaat van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2023 (wijziging samenhangende met de herfinanciering covidleningen); Verslag van een nader schriftelijk overleg met de staatssecretaris van BZK over beantwoording nadere vragen herfinanciering liquiditeitssteun Aruba
Document­datum 05-03-2024
Publicatie­datum 05-03-2024
Nummer KST36401M
Kenmerk 36401, nr. M
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Eerste Kamer der Staten-Generaal

2024

Vergaderjaar 2023-

36 401

Wijziging van de begrotingsstaat van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2023 (wijziging samenhangende met de herfinanciering covidleningen)

VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 28 februari 2024

De leden van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties1 hebben kennisgenomen van de antwoorden van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op vragen van diverse leden over de herfinanciering van de liquiditeitssteun aan Aruba.2 Naar aanleiding van de antwoorden hebben de fracties van GroenLinks-PvdA, ChristenUnie, en PvdD nog een aantal vervolgvragen. De leden van de fractie van BBB, SP, Volt en OPNL sluiten zich aan bij de gestelde vragen. De leden van de PvdD-fractie sluiten zich eveneens bij de overige vragen aan. De leden van de JA21-fractie sluiten zich aan bij de vragen van de ChristenUnie-fractie. De leden van de Volt-fractie hebben nog een aanvullende vraag bij de vragen van de leden van de PvdD-fractie.

Naar aanleiding hiervan is op 23 januari 2024 een brief gestuurd aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

De Staatssecretaris heeft op 27 februari 2024 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde nader schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties,

Bergman

1    Samenstelling:

Marquart Scholtz (BBB), Panman (BBB), Van Gasteren (BBB), Rosenmöller (GroenLinks-PvdA) (voorzitter), Recourt (GroenLinks-PvdA), Karimi (GroenLinks-PvdA), Vos (GroenLinks-PvdA), Veldhoen (GroenLinks-PvdA), Vogels (VVD), Petersen (VVD), Bovens (CDA), Rietkerk (CDA), Dittrich (D66), Belhirch (D66), Van Hattem (PVV), Nicolaï (PvdD) (ondervoorzitter),

Van Bijsterveld (JA21), Van Apeldoorn (SP), Holterhues (CU), Dessing (FVD), Schalk (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL).

2    Kamerstukken I 2023/2024, 36 401, K.

kst-36401-M ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2024

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Den Haag, 23 januari 2024

De leden van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties (KOREL) hebben met belangstelling kennisgenomen van uw antwoorden op vragen van diverse leden over de herfinanciering van de liquiditeitssteun aan Aruba.1 Naar aanleiding van uw antwoorden hebben de fracties van GroenLinks-PvdA, ChristenUnie, en PvdD nog een aantal vervolgvragen. De leden van de fractie van BBB, SP, Volt en OPNL sluiten zich aan bij de gestelde vragen. De leden van de PvdD-fractie sluiten zich eveneens bij de overige vragen aan. De leden van de JA21-fractie sluiten zich aan bij de vragen van de ChristenUnie-fractie. De leden van de Volt-fractie hebben tot slot nog een aanvullende vraag bij de vragen van de leden van de PvdD-fractie.

De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA danken u voor de antwoorden op de eerder gestelde vragen. Deze leden hebben nog een enkele vervolgvraag over het onderstaand geciteerde antwoord op vraag 7.

«7. Bent u bereid om de leenovereenkomst aan te passen door alsnog het lagere rentepercentage daarin op te nemen als aan de twee volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • 1. 
    In de LAft worden begrotingsnormen opgenomen die vergelijkbaar zijn aan die welke in het ontwerp voor de rijkswet waren vervat;
  • 2. 
    In de leenovereenkomst wordt een clausule opgenomen die Nederland het recht geeft om een hoger rentepercentage in rekening te brengen als Aruba zou besluiten om de in de LAft opgenomen begrotingsnormen die vergelijkbaar zouden zijn aan die welke in het ontwerp voor de rijkswet waren vervat, weer te wijzigen?

Nee. Deze aanpassing zou ook in strijd zijn met een in de Tweede Kamer aangenomen motie van de leden Kamminga (VVD) en Van den Berg (CDA).2 Vanaf het begin van de onderhandelingen is de positie van Nederland duidelijk geweest. Aruba heeft hierin zelf een keuze gemaakt. Herfinanciering van de covidlening bij Nederland was overigens niet verplicht. Aruba had en heeft de ruimte om de lening via de kapitaalmarkt te herfinancieren zonder boeterente in verband met vervroegde aflossing aan Nederland te hoeven betalen».3

Deze leden lezen in dit antwoord dat u alleen bereid bent om voor een lager rentepercentage dan destijds vermoedelijk door de markt zou zijn gevraagd de Covidlening te herfinancieren als Aruba instemt met de gevraagde Rijkswet, ongeacht de omvang van het financiële risico dat Nederland met deze herfinanciering loopt. Wat is de grondslag of onderbouwing van dit standpunt? Deze leden begrijpen het uitgangspunt dat een groter financieel risico een hogere rente rechtvaardigt. En dus ook hoe lager het risico, hoe lager de rente. Het loslaten van dit uitgangspunt is echter niet direct begrijpelijk. Welke andere overwegingen dan het dekken van een financieel risico laat de regering meewegen in het vasthouden aan de eis van de Rijkswet in het geval op andere wijze het financiële risico wordt verkleind? Spelen er andere belangen mee dan alleen die van het terugbetalen van de COVID-lening en zo ja, welke? En in het geval er inderdaad andere belangen meespelen, is het dan fair om deze eerst na het verlenen van de lening te stellen, in het bijzonder met de wetenschap dat de COVID-lening door het land Aruba is aangegaan op een moment dat de economische nood als gevolg van Covid zeer hoog was en naar de letter en geest van het Statuut het land zich eerst tot Nederland heeft gewend voor hulp en steun?

De marktrente is inmiddels gedaald. Is Nederland bereid tegen deze lagere rente de herfinanciering te herfinancieren of kan Aruba deze herfinanciering alleen via de markt verkrijgen?

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief d.d. 19 december 2023 van de MinisterPresident van Aruba in reactie op de brief Staatssecretaris BZK d.d. 12 december 2023.4 De leden van de ChristenUnie-fractie hebben behoefte om nog een aantal vragen te stellen.

  • 1. 
    Hoe wordt er door u gekeken naar het overzicht van de ontwikkeling van de schuldquote van Aruba in samenhang met de beantwoording van vraag 4 van de Minister-President van Aruba en kunt u aangeven wat voor waarde door de regering aan dit overzicht gegeven kan worden?
  • 2. 
    Als antwoord op vraag 5 geeft de Minister-President van Aruba aan dat de regering van Aruba de LAft niet eenzijdig kan wijzigen. Hoe reflecteert u hierop? Hoe reflecteert u op het voorstel om een expert aan te trekken om hierover te adviseren?
  • 3. 
    De Minister-President van Aruba geeft in het antwoord op vraag 6 aan dat door Aruba expliciet ervoor gekozen is om geen publiekrechtelijke bepalingen in de zakelijke overeenkomst op te nemen omdat dat zou kunnen leiden tot een «event of default». Kunt u hierop reflecteren?

Hoe reflecteert u op het voorstel van Aruba om publiekrechtelijke afspraken in een separaat protocol op te nemen bij de zakelijke overeenkomst?

De leden van de PvdD-fractie hebben nog de volgende vervolgvragen.

Ten aanzien van de beantwoording van de eerdere vraag 1 van de PvdD-fractie:5

Vraag 1a

Kan uit uw beantwoording van vraag 1 worden opgemaakt dat het nadeel dat Aruba ondervindt van het niet inwilligen van de eis om mee te werken aan de totstandkoming van een rijkswet Aruba financieel toezicht 305 miljoen AWG bedraagt?

Vraag 1b

Klopt het dat dit nadeel ongeveer 155 miljoen euro bedraagt?

Vraag 1c

Kunt u begrijpen dat Aruba het extra moeten betalen van zo'n groot bedrag omdat zij niet wil instemmen met een regeling bij rijkswet, beschouwt als een straf op het niet meewerken aan wat de Nederlandse overheid van haar verlangt, te weten het aanvaarden van een inbreuk op haar autonomie?

Vraag 2

De leden van de PvdD-fractie constateren het volgende:

  • Uit de beantwoording van vraag 3 van de PvdD-fractie blijkt dat Aruba de begrotingsnormen die in de conceptrijkswet waren opgenomen, heeft overgenomen in haar eigen landsverordening over financieel toezicht.
  • Uit de beantwoording van vraag 4 blijkt dat er geen concrete aanwijzingen zijn voor verwachte betalingsproblemen bij Aruba.
  • Uit de beantwoording van de vragen 2 en 5 blijkt dat het opnemen van de begrotingsnormen in de eigen landsverordening voor Nederland niet relevant was, omdat er geen garantie bestaat dat is uitgesloten dat Aruba die eigen landsverordening op een later moment op een in de visie van Nederland nadelige wijze zal wijzigen.

Vraag 2a

Kloppen deze constateringen?

Vraag 2b

Als er een garantie is dat de begrotingsnormen in de landsverordening overeenstemmen met die van de voorgenomen rijkswet en dat deze niet door Aruba zullen worden gewijzigd, welk voordeel zou er dan voor Nederland bestaan bij een regeling via de rijkswet? Kunt u dat concreet onderbouwen?

Vraag 2c

Als in de leningsovereenkomst of in een aparte overeenkomst wordt neergelegd dat het voor Aruba gehanteerde gunstige rentepercentage van 5,1% en daarna indicatief 3,4% (zoals is aangegeven in het antwoord op vraag 1) door Nederland eenzijdig kan worden gewijzigd naar 6,9% op het moment dat Aruba zou overgaan tot wijziging van de begrotingsnormen in de Laft, welk risico zou Nederland dan lopen dat zich niet voordoet indien Aruba zou meewerken aan de totstandkoming van een rijkswet?

Vraag 2d

Deelt u de mening van de leden van de fractie van de PvdD dat als de begrotingsnormen zoals opgenomen in de concept rijkswet in de Laft worden vervat en er een garantie is dat die niet door Aruba zullen worden gewijzigd, voldaan is aan de overweging in de Tweede Kamermotie-Kamminga/Van den Berg6 luidende: «van mening dat het voor een duurzame en gezonde economische toekomst en daarnaast voor duurzaam houdbare overheidsfinanciën essentieel is dat het toezicht op orde is» en dat in het geval zoals in vraag 2c beschreven aan deze motie-Kamminga/Van den Berg is voldaan, weliswaar niet naar de letter maar wel naar de strekking en het doel van die motie?

Vraag 3

Bent u bereid om aan de Raad van State of aan de landsadvocaat de vraag voor te leggen of het blijven verlangen van medewerking aan de totstandkoming van een rijkswet in een situatie dat de begrotingsnormen van die voorgenomen rijkswet in de Laft zijn opgenomen terwijl Nederland het recht heeft bij wijziging daarvan van de voordelige rente naar de hogere rente terug te keren, getuigt van misbruik van bevoegdheid c.q. van een in het licht van het Statuut rechtens onaanvaardbare inbreuk op de autonomie van Aruba?

De leden van de fractie van Volt voegen hier graag nog de volgende vraag aan toe:

Vraag 4

In de Algemene Financiële Beschouwingen heeft de regering aangegeven dat het mogelijk en gebruikelijk is om bepaalde inkomsten te laten toevloeien naar de betreffende begroting. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat de additionele rente-inkomsten die aan Aruba zijn opgelegd op de één of andere manier integraal ten goede zullen komen aan Aruba?

De leden van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties zien uw beantwoording met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag binnen vier weken.

De voorzitter van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties,

P Rosenmöller

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 27 februari 2024

Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de schriftelijke nadere vragen die zijn gesteld door de fracties van GroenLinks-PvdA, ChristenUnie, PvdD en Volt (ingezonden 23 januari 2024) naar aanleiding mijn eerdere beantwoording van 12 december 2023,7 en de brief van de Minister-President van Aruba van december 2023 aan uw Kamer. Het beeld dat in de reactie van Aruba wordt geschetst herken ik niet.

Vragen van de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA

Naar aanleiding van het antwoord op vraag 7 in de beantwoording van 12 december 2023.

Vraag 1

Deze leden lezen in dit antwoord dat u alleen bereid bent om voor een lager rentepercentage dan destijds vermoedelijk door de markt zou zijn gevraagd de Covidlening te herfinancieren als Aruba instemt met de gevraagde Rijkswet, ongeacht de omvang van het financiële risico dat Nederland met deze herfinanciering loopt. Wat is de grondslag of onderbouwing van dit standpunt?

De regeling voor het financieel toezicht moet ook de Nederlandse regering het langjarig comfort bieden dat deze niet eenzijdig kan worden gewijzigd. Dit omdat er sprake is van langjarige leningen. Alleen een rijkswet biedt ons die zekerheid. Voor de andere Caribische landen van het Koninkrijk geldt sinds 2010 een rijkswet voor het financieel toezicht, waarin ook leenfaciliteiten zijn geregeld. Overigens heeft Aruba in 2020 ingestemd met een rijkswet. Dat heeft geresulteerd in het gezamenlijk indienen van de Rijkswet Aruba financieel toezicht bij de Tweede Kamer. Nadat in 2020, 2021 en 2022 niet alleen de covidleningen, maar ook twee andere leningen aan Aruba waren verstrekt, heeft Aruba mij vorig jaar laten weten dat er niet langer consensus bestaat over die rijkswet.

Vraag 2

Deze leden begrijpen het uitgangspunt dat een groter financieel risico een hogere rente rechtvaardigt. En dus ook hoe lager het risico, hoe lager de rente. Het loslaten van dit uitgangspunt is echter niet direct begrijpelijk.

  • a) 
    Welke andere overwegingen dan het dekken van een financieel risico laat de regering meewegen in het vasthouden aan de eis van de Rijkswet in het geval op andere wijze het financiële risico wordt verkleind?
  • b) 
    Spelen er andere belangen mee dan alleen die van het terugbetalen van de COVID-lening en zo ja, welke?
  • c) 
    En in het geval er inderdaad andere belangen meespelen, is het dan fair om deze eerst na het verlenen van de lening te stellen, in het bijzonder met de wetenschap dat de COVID-lening door het land Aruba is aangegaan op een moment dat de economische nood als gevolg van Covid zeer hoog was en naar de letter en geest van het Statuut het land zich eerst tot Nederland heeft gewend voor hulp en steun?

Zolang het financieel toezicht in een lokale regeling is geregeld, blijft voor Nederland het kredietrisico groter dan bij een rijkswet. Dit is gelegen in de in antwoord op vraag 1 benoemde mogelijkheid dat een lokale regeling eenzijdig kan worden gewijzigd of stopgezet. Het gaat dus niet zozeer om een berekening van de omvang van het risico, maar om het wel of niet bestaan van dit risico. Daarnaast zijn geen andere belangen meegewogen bij het bepalen van de rente. Zoals reeds in het antwoord op vraag 1 werd benoemd, zijn er naast de covidleningen ook twee andere leningen verstrekt. In totaal gaat het om AWG 915,5 mln. voor de covidlening en AWG 523,1 mln. voor de twee andere leningen. Alle leningen zijn na de tweede tranche liquiditeitssteun verstrekt onder de veronderstelling dat er een afspraak was om het financieel toezicht in een rijkswet te regelen. Uw Kamer is hierover per brief geïnformeerd.8 De regering van Aruba heeft hier in 2020 voor getekend en gezamenlijk is daarna het voorstel voor de Rijkswet Aruba financieel toezicht ontwikkeld en ingediend.9 Het uitgangspunt voor de rente was dus tijdig bekend.

Vragen van de leden van de fractie van de ChristenUnie

Vraag 1

Hoe wordt er door u gekeken naar het overzicht van de ontwikkeling van de schuldquote van Aruba in samenhang met de beantwoording van vraag 4 van de Minister-President van Aruba en kunt u aangeven wat voor waarde door de regering aan dit overzicht gegeven kan worden?

De ontwikkeling van de overheidsfinanciën van Aruba is bemoedigend. De schuldquote van Aruba, te weten de overheidsschuld als percentage van het Bruto Binnenlands Product (BBP), fluctueert echter vooral door de ontwikkeling van het BBP, het zogenoemde «noemereffect». Voor de pandemie was sprake van een dalende trend van de schuldquote door een florerende toeristische sector, tijdens de pandemie een sterke stijging van de quote door een sterke economische krimp en na de pandemie weer een flinke daling, door een sterk herstel van de economie. Zo daalde de schuldquote in 2022 met meer dan 10%-punt bbp. De schuldquote ligt weliswaar nog steeds aanzienlijk boven de door het IMF geadviseerde waarde van 55% BBP, maar het IMF verwacht dat de schuldquote de komende jaren verder zal dalen.10 Zoals in de beantwoording in de brief van 12 december 2023 gesteld, benadrukt het IMF dat de risico's voor de schuldhoudbaarheid op de middellange termijn nog hoog zijn als gevolg van de verwachting dat de economische groei zal afzwakken. Door de eenzijdige economische structuur van Aruba zijn de overheidsfinanciën bovendien bijzonder afhankelijk van de ontwikkeling van het toerisme en daardoor extra kwetsbaar. Daarom is verantwoord begrotingsbeleid noodzakelijk om de schuldquote op een duidelijk neerwaarts pad te houden. In het financieel toezicht is naast begrotingsnormen en schuldquote ook aandacht voor andere aspecten zoals het financieel beheer. Hoewel er onder andere in het kader van het landspakket wordt gewerkt aan een verbetertraject voor het financieel beheer, is dat nog niet op orde. Naar verwachting duurt het nog een aantal jaren voor er bijvoorbeeld een goedkeurende accountantsverklaring bij de jaarrekening zal zijn. Door de aanzienlijke achterstanden bij het vaststellen van de jaarrekeningen en vertraagde rapportages aan het College Aruba financieel toezicht, wordt het zicht op de ontwikkeling van de overheidsfinanciën beperkt. Ook hierin schuilt onzekerheid voor Nederland.

Vraag 2

Als antwoord op vraag 5 geeft de Minister-President van Aruba aan dat de regering van Aruba de LAft niet eenzijdig kan wijzigen. Hoe reflecteert u hierop? Hoe reflecteert u op het voorstel om een expert aan te trekken om hierover te adviseren?

In een protocol uit 2015 is afgesproken dat de regering van Aruba niet meewerkt aan een wijziging van de LAft waar de Rijksministerraad niet mee heelt ingestemd. Dit doet alleen geen afbreuk aan de mogelijkheid dat Aruba eenzijdig de LAft wijzigt. Ook in het advies dat de MinisterPresident van Aruba op 19 december jl. aan uw Kamer heeft gestuurd staat dat dit mogelijk is. In dit door Aruba gevraagde advies staat dat opzegging van het protocol mogelijk is, waardoor de afspraak dat de regering van Aruba niet meewerkt aan een wijziging van de LAft waar de Rijksministerraad niet mee heeft ingestemd ook zou vervallen. De auteur van dit advies erkent dat op zijn minst na (eenzijdige) opzegging van het protocol Aruba de ruimte heelt om de LAft eenzijdig te wijzigen. Deze analyse herken ik. Dat de auteur dit niet waarschijnlijk acht doet niet af aan deze mogelijkheid.

Vraag 3

De Minister-President van Aruba geeft in het antwoord op vraag 6 aan dat door Aruba expliciet ervoor gekozen is om geen publiekrechtelijke bepalingen in de zakelijke overeenkomst op te nemen omdat dat zou kunnen leiden tot een «event of default». Kunt u hierop reflecteren? Hoe reflecteert u op het voorstel van Aruba om publiekrechtelijke afspraken in een separaat protocol op te nemen bij de zakelijke overeenkomst?

In de door Nederland voorgestelde leenovereenkomst stonden geen publiekrechtelijke verplichtingen voor Aruba. Wel stonden er privaatrechtelijke gevolgen (renteverlagingen) in als Aruba bepaalde publiekrechtelijke besluiten zou nemen. Gelet op de koppeling aan de rente van de herfinanciering vond ik het ongepast en ongewenst om met een sideletter te werken.

Vragen van de leden van de fractie van de PvdD

Ten aanzien van de beantwoording van de eerste vraag 1 van de PvdD-fractie:11

Vraag 1

a)

Kan uit uw beantwoording van vraag 1 worden opgemaakt dat het nadeel dat Aruba ondervindt van het niet inwilligen van de eis om mee te werken aan de totstandkoming van een rijkswet Aruba financieel toezicht 305 miljoen AWG bedraagt?

Dat is met de toen geldende rentes gerekend ongeveer het verschil.

b)

Klopt het dat dit nadeel ongeveer 155 miljoen euro bedraagt?

Ja.

c)

Kunt u begrijpen dat Aruba het extra moeten betalen van zo'n groot bedrag omdat zij niet wil instemmen met een regeling bij rijkswet, beschouwt als een straf op het niet meewerken aan wat de Nederlandse overheid van haar verlangt, te weten het aanvaarden van een inbreuk op haar autonomie?

De regering van Aruba had vóór het verstrekken van een groot deel van de leningen ingestemd met een regeling bij rijkswet. In de wetenschap dat het verbreken van die afspraak zou leiden tot een hogere rente, heeft Aruba daar zelf voor gekozen. Nederland was bereid onder elk scenario de covid-leningen te herfinancieren, en heeft de voorwaarden voor deze scenario's tijdig en ruim voor het aflopen van de covid-leningen aan Aruba gecommuniceerd. Zoals vermeld in de beantwoording van vraag 2 van de leden van de fractie GroenLinks-PvdA, weerspiegelen die voorwaarden het bijbehorend kredietrisico. De (wijze van) herfinanciering van de overheidsschuld is een landsaangelegenheid. Ik respecteer de keuze van Aruba. Aruba kan er ook voor kiezen de leningen op de kapitaalmarkt te herfinancieren en bij Nederland af te lossen.

Vraag 2

De leden van de PvdD-fractie constateren het volgende:

  • Uit de beantwoording van vraag 3 van de PvdD-fractie blijkt dat Aruba de begrotingsnormen die in de conceptrijkswet waren opgenomen, heeft overgenomen in haar eigen landsverordening over financieel toezicht.
  • Uit de beantwoording van vraag 4 blijkt dat er geen concrete aanwijzingen zijn voor verwachte betalingsproblemen bij Aruba.
  • Uit de beantwoording van de vragen 2 en 5 blijkt dat het opnemen van de begrotingsnormen in de eigen landsverordening voor Nederland niet relevant was, omdat er geen garantie bestaat dat is uitgesloten dat Aruba die eigen landsverordening op een later moment op een in de visie van Nederland nadelige wijze zal wijzigen.

a)

Kloppen deze constateringen?

Ja.

b)

Als er een garantie is dat de begrotingsnormen in de landsverordening overeenstemmen met die van de voorgenomen rijkswet en dat deze niet door Aruba zullen worden gewijzigd, welk voordeel zou er dan voor Nederland bestaan bij een regeling via de rijkswet? Kunt u dat concreet onderbouwen?

In tegenstelling tot een rijkswet biedt de landsverordening deze garantie niet omdat deze wel degelijk door Aruba eenzijdig kan worden gewijzigd. Dit wordt ook erkend in het door Aruba aan uw Kamer meegezonden advies.

c)

Als in de leningsovereenkomst of in een aparte overeenkomst wordt neergelegd dat het voor Aruba gehanteerde gunstige rentepercentage van 5,1% en daarna indicatief 3,4% (zoals is aangegeven in het antwoord op vraag 1) door Nederland eenzijdig kan worden gewijzigd naar 6,9% op het moment dat Aruba zou overgaan tot wijziging van de begrotingsnormen in de Laft, welk risico zou Nederland dan lopen dat zich niet voordoet indien Aruba zou meewerken aan de totstandkoming van een rijkswet?

Zie ook antwoord op vraag 3 van de ChristenUnie. Een bepaling in de leenovereenkomst biedt minder comfort dan een rijkswet.

d)

Deelt u de mening van de leden van de fractie van de PvdD dat als de begrotingsnormen zoals opgenomen in de concept rijkswet in de Laft worden vervat en er een garantie is dat die niet door Aruba zullen worden gewijzigd, voldaan is aan de overweging in de Tweede Kamermotie-Kamminga/Van den Berg luidende: «van mening dat het voor een duurzame en gezonde economische toekomst en daarnaast voor duurzaam houdbare overheidsfinanciën essentieel is dat het toezicht op orde is» en dat in het geval zoals in vraag 2c beschreven aan deze motie-Kamminga/Van den Berg is voldaan, weliswaar niet naar de letter maar wel naar de strekking en het doel van die motie?

Zoals eerder gesteld is die garantie er niet en daarmee voldoet de door Aruba voorgestelde regeling naar mijn mening noch naar de letter noch naar de geest niet aan de door de Tweede Kamer aangenomen motie-Kamminga/Van den Berg.12

Vraag 3

Bent u bereid om aan de Raad van State of aan de landsadvocaat de vraag voor te leggen of het blijven verlangen van medewerking aan de totstandkoming van een rijkswet in een situatie dat de begrotingsnormen van die voorgenomen rijkswet in de Laft zijn opgenomen terwijl Nederland het recht heeft bij wijziging daarvan van de voordelige rente naar de hogere rente terug te keren, getuigt van misbruik van bevoegdheid c.q. van een in het licht van het Statuut rechtens onaanvaardbare inbreuk op de autonomie van Aruba?

Hier is geen sprake is van misbruik van bevoegdheid. Ik zie dan ook geen aanleiding op dit punt advies te vragen.

Aanvullende vraag van de leden van de fractie van Volt Vraag 4

In de Algemene Financiële Beschouwingen heeft de regering aangegeven dat het mogelijk en gebruikelijk is om bepaalde inkomsten te laten toevloeien naar de betreffende begroting. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat de additionele rente-inkomsten die aan Aruba zijn opgelegd op de één of andere manier integraal ten goede zullen komen aan Aruba?

Afhankelijk van het type regeling kan het voorkomen dat ontvangsten hierop toekomen aan een betreffende begroting. Dit is echter niet het geval bij ontvangen rentelasten. In de begrotingsregels is opgenomen dat rente ontvangsten integraal toekomen aan de generale middelen. Zo krijgt een departement geen budgettaire ruimte als rendementen op vermogen tijdelijk hoog zijn, maar hoeft een departement ook niet zelf tegenvallende rentelasten op te vangen. Ik kan dus niet toezeggen dat de van Aruba ontvangen rente zal terugvloeien naar Aruba.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -Digitalisering en Koninkrijksrelaties,

A.C. van Huffelen

Eerste Kamer, vergaderjaar 2023-2024, 36 401, M 10

1

   Kamerstukken I 2023/2024, 36 401, K.

2

   Kamerstukken II, 2022/23, 36 200 IV, nr. 79.

3

   Kamerstukken I 2023/2024, 36 401, K, p. 6-7.

4

   Ter inzage gelegd bij de griffie onder nummer 173685.06.

5

   Kamerstukken I 2023/2024, 36 401, K, p. 4.

6

Kamerstukken II, 2022/23, 36 200 IV, nr. 79.

7

Kamerstukken I 2023/24, 36 401, K.

8

   Kamerstukken I 2020/21,35 474, I.

9

   Kamerstukken II 2021/22, 36 032 (R2162), nr. 1.

10

   IMF (2023), Kingdom of the Netherlands - Aruba - Staff Report for the 2023 Article IV Consultation Discussions.

11

Kamerstukken I, 2023/24, 36 401, K, p. 4.

12

Kamerstukken II, 2022/23, 36 200 IV, nr. 79.


3.

Bijlagen

 
 
 

4.

Meer informatie

 

5.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.