Wet van 14 februari 2024 houdende regels omtrent de instelling van een adviescollege voor de algehele verbetering en beheersing van ICT-projecten en informatiesystemen bij de centrale overheid (Wet Adviescollege ICT-toetsing) - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
Documentdatum | 28-02-2024 |
---|---|
Publicatiedatum | 28-02-2024 |
Kenmerk | Stb. 2024, 42 |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Wet van 14 februari 2024 houdende regels omtrent de instelling van een adviescollege voor de algehele verbetering en beheersing van ICT-projecten en informatiesystemen bij de centrale overheid (Wet Adviescollege ICT-toetsing)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een adviescollege in te stellen dat de regering en de Staten-Generaal adviseert over de risico’s en slaagkansen van ICT-projecten en informatiesystemen bij de centrale overheid en door kennisoverdracht en kennisbevordering het lerend vermogen daaromtrent bevordert;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
In deze wet wordt verstaan onder:
het Adviescollege ICT-toetsing, bedoeld in artikel 2;
de ministeries, de krachtens publiekrecht ingestelde zelfstandige bestuursorganen als bedoeld in artikel 4 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, de politie en de Raad voor de rechtspraak;
een project of programma, dan wel projecten of programma’s die onderlinge samenhang hebben, van de centrale overheid waarvan de kosten voor de ICT-componenten over de gehele looptijd van het project of programma ten minste € 5.000.000 bedragen;
een samenhangend geheel van gegevensverzamelingen, procedures, processen en programmatuur van de centrale overheid, alsmede de voor het informatiesysteem getroffen voorzieningen voor opslag, verwerking en communicatie;
de korpschef, bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012;
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
- Onze Minister die verantwoordelijk is voor de ICT-voorziening:
Onze Minister die verantwoordelijk is voor het ICT-project of het informatiesysteem waarop het advies betrekking heeft;
- Onze Minister die het aangaat:
Onze Minister die de eerste ondertekenaar is van de wet of lagere regelgeving bij welke een zelfstandig bestuursorgaan is ingesteld;
een krachtens publiekrecht ingesteld zelfstandig bestuursorgaan als bedoeld in artikel 4 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen.
§ 2 Samenstelling en inrichting adviescollege
Artikel 13 van de Kaderwet adviescolleges is van overeenkomstige toepassing op het Adviescollege, met dien verstande dat voor Onze Minister wordt gelezen: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Het Adviescollege kan voor de uitvoering of voorbereiding van bepaalde adviezen uit zijn midden commissies instellen.
§ 3 Taak en verplichtingen van het Adviescollege
-
-3. Een advies als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 2° en 3°, over een ICT-project of informatiesysteem kan eveneens door het Adviescollege uit eigen beweging worden uitgebracht. Van een voornemen daartoe stelt het Adviescollege Onze Minister die verantwoordelijk is voor de ICT-voorziening, of, indien het advies ziet op een ICT-project of informatiesysteem van een zelfstandig bestuursorgaan, Onze Minister die het aangaat, en de beide kamers der Staten-Generaal onverwijld in kennis. Dit lid is niet van toepassing op een ICT-project of informatiesysteem van de politie of de Raad voor de rechtspraak.
-
-4. Een verzoek om advies als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 3°, over een informatiesysteem van een zelfstandig bestuursorgaan of een verzoek om advies als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 2° of 3°, over een ICT-project of informatiesysteem van de politie of de Raad voor de rechtspraak kan eveneens door respectievelijk het zelfstandig bestuursorgaan, de korpschef van politie of de voorzitter van de Raad voor de rechtspraak worden gedaan.
-
-2. Het Adviescollege brengt een advies als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, onder 2° of 3°, over een ICT-project of een informatiesysteem van een zelfstandig bestuursorgaan, de politie of de Raad voor de rechtspraak rechtstreeks uit aan respectievelijk het zelfstandig bestuursorgaan, de korpschef van politie of de voorzitter van de Raad voor de rechtspraak.
De artikelen 20 en 21 van de Kaderwet adviescolleges zijn van toepassing op het Adviescollege.
§ 4 Bevoegdheden en verplichtingen van Ministers en zelfstandige bestuursorganen ten aanzien van adviezen
-
-3. Ingeval een advies van het Adviescollege als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, niet wordt opgevolgd, wordt dat, in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, met redenen omkleed medegedeeld aan de beide kamers der Staten-Generaal. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.
§ 5 Begroting en verantwoording
De artikelen 25, 28 en 29 van de Kaderwet adviescolleges zijn van toepassing, met dien verstande dat voor Onze Minister wordt gelezen: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Onze Minister zendt binnen vier jaar na de inwerkingtreding van deze wet, en vervolgens telkens na vier jaar, aan beide kamers der Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
Deze wet is niet van toepassing op de wapensystemen van het Ministerie van Defensie.
Indien artikel 3.3, tweede lid, onderdeel e, onder 2, van de Wet open overheid (Stb. 2021, 500) in werking treedt, vervalt in artikel 9, eerste lid, alsmede de aanduiding «2» voor het tweede lid.
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Deze wet wordt aangehaald als: Wet Adviescollege ICT-toetsing.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te ’s-Gravenhage, 14 februari 2024
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, A.C. van Huffelen
Uitgegeven de achtentwintigste februari 2024
De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius