Motie Dessing c.s over opbrengst afbouw salderingsregeling gebruiken voor verlaging van de energiebelasting - Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Wet belastingen op milieugrondslag ter uitvoering van de afbouw van de salderingsregeling voor kleinverbruikers - Hoofdinhoud
Deze motie i is onder nr. O toegevoegd aan wetsvoorstel 35594 - Wijziging Elektriciteitswet en Wet belastingen op milieugrondslag i.v.m. de afbouw van de salderingsregeling voor kleinverbruikers i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Wet belastingen op milieugrondslag ter uitvoering van de afbouw van de salderingsregeling voor kleinverbruikers; Motie van het lid Dessing c.s over opbrengst afbouw salderingsregeling gebruiken voor verlaging van de energiebelasting |
---|---|
Documentdatum | 06-02-2024 |
Publicatiedatum | 06-02-2024 |
Nummer | KST35594O |
Kenmerk | 35594, nr. O |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Eerste Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2023-2024
35 594
kst-35594-O ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2024
Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Wet belastingen op milieugrondslag ter uitvoering van de afbouw van de salderingsregeling voor kleinverbruikers
MOTIE VAN HET LID DESSING C.S.
Voorgesteld 6 februari 2024 De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat het fundamenteel onrechtvaardig is om mensen zonder zonnepanelen via subsidie te laten betalen voor mensen met zonnepanelen;
constaterende, dat de afbouw van de salderingsregeling naar verwachting zo'n 2,8 miljard euro zal opleveren, maar dat op dit moment onduidelijk is waaraan dit geld zal worden besteed;
overwegende, dat een algehele verlaging van de energiebelasting de meest rechtvaardige manier is om de opbrengsten van de afbouw te besteden;
verzoekt de regering - indien het voorliggende wetsvoorstel Afbouw salderingsregeling voor kleinverbruikers wordt aangenomen - de opbrengsten van deze afbouw te oormerken en te besteden aan verlaging van de energiebelasting voor alle Nederlanders;
verzoekt de regering vóór 1 maart 2024 met een voorstel te komen om dit te bewerkstelligen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dessing
Van den Oetelaar
Eerste Kamer, vergaderjaar 2023-2024, 35 594, O