Brief regering; CTIVD toezichtrapport nr. 76 Over de aansturing van de ID'en bij de politie en de KMar door de AIVD en de MIVD - Toezichtsverslagen AIVD en MIVD - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. 257 toegevoegd aan dossier 29924 - Toezichtsverslagen AIVD en MIVD.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Toezichtsverslagen AIVD en MIVD; Brief regering; CTIVD toezichtrapport nr. 76 Over de aansturing van de ID'en bij de politie en de KMar door de AIVD en de MIVD |
---|---|
Documentdatum | 06-02-2024 |
Publicatiedatum | 06-02-2024 |
Nummer | KST29924257 |
Kenmerk | 29924, nr. 257 |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2023-2024
29 924
Toezichtsverslagen AIVD en MIVD
Nr. 257 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 6 februari 2024
Hierbij bied ik u - mede namens de Minister van Defensie - toezicht-rapport nr. 76 aan van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (hierna: de CTIVD) over de aansturing van de inlichtingendiensten bij de politie en de KMar door de AIVD en de MIVD. De geheime bijlage van dit rapport is aangeboden aan de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CIVD). Ik ben de CTIVD erkentelijk voor het gedegen onderzoek. Het onderzoek is behulpzaam bij het verder verbeteren van lopende processen en de sturing en controle op de ID'en te verbeteren. Ik onderschrijf daarom de conclusies van de CTIVD en neem de aanbevelingen over.
De CTIVD heeft in de periode 23 februari 2022 tot en met 1 juli 2022 onderzoek gedaan naar de wijze waarop de AIVD en MIVD de aansturing en controle op de werkzaamheden van de inlichtingendiensten van de Nationale Politie en de Bijzondere Dienst van de Koninklijke Marechaussee (hierna: de ID'en) hebben ingericht. Door de uiteindelijk gekozen onderzoeksfocus van de CTIVD heeft het rapport alleen betrekking op de AIVD. Om die reden heeft de MIVD eerder aangegeven geen aanleiding te zien inhoudelijk op het rapport te reageren. Waar relevant zijn de aanbevelingen uit dit rapport ook van toepassing op de MIVD.
De ID'en versterken op lokaal en regionaal niveau de informatiepositie van de diensten en zijn onmisbaar bij het vroegtijdig onderkennen van mogelijke dreigingen tegen de nationale veiligheid. In die hoedanigheid worden de ID'en als bijzonder waardevol ervaren.
In het rapport is uitgebreid aandacht besteed aan de omvangrijke doorontwikkeling en verbeteringstrajecten die de ID'en hebben doorgemaakt in de periode tussen onderhavig rapport en het eerdere onderzoek kst-29924-257 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2024
van de CTIVD naar de ID'en in 2008. Ook laat de CTIVD zien in het rapport dat zij oog heeft gehad voor de inspanningen en verbeteringen door de AIVD in het op orde brengen van het beleid en werkprocessen van de ID'en en het opleiden van de medewerkers, zowel tijdens als na het onderzoek. De AIVD zal hier onverkort aandacht voor houden en waar gewenst de CTIVD op de hoogte houden van de vorderingen.
Tijdens haar onderzoek heeft de CTIVD geconcludeerd dat de AIVD onvoldoende sturing en controle op de taakuitvoering van de ID'en uitoefent. Hierbij zijn twee onrechtmatigheden geconstateerd en drie onzorgvuldigheden. De CTIVD doet daarvoor twee aanbevelingen, die ik overneem. Ik ga hieronder in op de verschillende onderdelen.
Onzorgvuldigheid ten aanzien van het behalen van een «lat»
Om onderzoeken af te bakenen en te prioriteren, gebruikt de AIVD een zogenoemde onderzoekslat. De CTIVD stelt vast dat er voor ID'en geen lat is die gehanteerd wordt voor het uitvoeren van de scanfunctie, maar dat de prioriteringsmethodiek fungeert als een zekere «lat». De CTIVD constateert dat er niet in alle casussen sprake is geweest van een gedegen vastlegging en verantwoording van het al dan niet halen van een «lat». Dit dient tevens beter te worden afgestemd tussen de ID'en en de teams van de AIVD. Ik kan mij vinden in de bevindingen door de CTIVD op basis van de aangehaalde casuïstiek. De AIVD heeft inmiddels een verbetertraject gestart om gedegen vastlegging en verantwoording van het al dan niet halen van een «lat» te realiseren door de prioriteringsmethodiek van de ID'en.
Onzorgvuldigheid ten aanzien van adequate sturing en controle op ID'en
De CTIVD concludeert dat er onvoldoende voorzieningen zijn getroffen waarmee grip wordt gehouden op de verwerking van gegevens door de ID'en. De CTIVD geeft daarbij aan dat dit komt door de combinatie van de versnipperde verantwoordelijkheid en het gebrek aan gestructureerde vastlegging omtrent de sturing van de ID'en door middel van de jaarplannen en de halfjaarlijkse evaluatie daarvan. De komende tijd zal dan ook bij de AIVD en de ID'en worden ingezet op verdere aanscherping van beleid en werkinstructies om te komen tot verbeterde verslaglegging en een duidelijkere verantwoordelijkheidsstructuur. Dit wordt op dit moment al deels door de ID'en en de AIVD geadresseerd in de sturings-cyclus van de jaarplannen en de evaluatie.
Onzorgvuldigheid c.q. onrechtmatigheid ten aanzien van openbare orde informatie in de AIVD-systemen
De CTIVD is van oordeel dat bepaalde meldingen vanuit de politie niet door de ID'en hadden mogen worden opgenomen in de systemen van de AIVD, omdat het volgens de CTIVD daarbij uitsluitend ging om openbare orde informatie. In die gevallen ontbreekt volgens de CTIVD een relatie met de taakopdracht van de AIVD. Hierdoor beoordeelt de CTIVD deze gegevensverwerkingen als onrechtmatig. De CTIVD erkent wel dat het in specifieke gevallen nodig kan zijn om dergelijke informatie toch vast te leggen, maar dat in zo'n geval het doel van opname in de systemen moet worden vastgelegd. Zoals de CTIVD ook in het rapport opmerkt, is de AIVD het eens met de CTIVD dat er in een aantal gevallen sprake is van onvoldoende vastlegging van de ondernomen actie en besluitvorming. De AIVD heeft daarom na de onderzoeksperiode een beleidsraamwerk opgezet om te komen tot uniforme vastlegging van verrichte onderzoekwerkzaamheden en besluitvorming na ontvangst van een melding.
Onrechtmatigheid ten aanzien van onderzoek naar gemeenschappen
De CTIVD concludeert dat drie onderzoeken door bepaalde ID'en onrechtmatig zijn, vanwege het ontbreken van een voldoende onderbouwing en uniforme vastlegging van besluitvorming, en zonder degelijke afstemming met de AIVD. Ik sluit mij aan bij de constatering dat de motivering, uniforme accordering en vastlegging en afstemming van de onderzoeken verbeterd moet worden. Ik wil wel benadrukken dat de insteek van de onderzoeken in alle gevallen zag op een dreigingsper-spectief, dat te relateren is aan de taakomschrijving van de AIVD (zoals ook nader belicht in de geheime bijlage van het rapport). In dat kader kan het noodzakelijk zijn om een normbeeld op te bouwen van een gemeenschap. Die noodzaak wordt ook niet weersproken door de CTIVD in haar rapport. Dat daarbij kennis wordt genomen van de etnische achtergrond van personen die deel uitmaken van een bepaalde gemeenschap is onvermijdelijk, maar niet het doel van het onderzoek. De uitvoering van de onderzoeken valt daarmee binnen de kaders van artikel 19 lid 3 en 4 van de Wiv 2017. In die bepalingen zijn waarborgen opgenomen voor het verwerken van bijzondere persoonsgegevens. De AIVD en de ID'en zullen deze verbeteringen dan ook doorvoeren, zodat geen twijfel kan bestaan over de vereiste noodzaak, proportionaliteit en subsidiariteit voor het doen van onderzoek.
Ten aanzien van de voorgaande bevindingen doet de CTIVD de eerste aanbeveling zorg te dragen voor adequate sturing en controle op de ID'en vanuit de AIVD en ervoor te zorgen dat de ID'en - net als de teams van de AIVD - voldoen aan de wettelijke vereisten. Ik onderschrijf het belang van effectieve aansturing en controle op de ID'en vanuit de AIVD. De ID'en en de AIVD hebben reeds stappen gezet deze eerste aanbeveling op te volgen, zowel tijdens als na de onderzoeksperiode van het rapport en zullen dit dan ook voortzetten. De CTIVD zal daarvan periodiek op de hoogte worden gehouden.
De CTIVD geeft in het kader van openbare orde informatie in AIVD-systemen de tweede aanbeveling, onderverdeeld in twee onderdelen:
-
a)vul de gegevens van de casussen die naar het oordeel van de CTIVD onzorgvuldig zijn vastgelegd aan met het doel van vastlegging. De casussen die naar het oordeel van de CTIVD onrechtmatig zijn geregistreerd, omdat deze niet kunnen worden gerelateerd aan de taakopdracht van de AIVD, dienen in overeenstemming met de wet te worden verwijderd en vernietigd; en
-
b)draag zorg voor triage en inventariseer welke gegevens afkomstig van (de moederorganisaties van) de ID'en zijn opgeslagen in de systemen van de AIVD zonder dat zij kunnen worden gerelateerd aan de democratische rechtsorde of de nationale veiligheid en verwijder en vernietig deze.
Ik onderschrijf de bevinding dat er voldoende vastlegging moet plaatsvinden van ondernomen acties en besluitvorming met betrekking tot (politie)meldingen. De AIVD zal de casussen die naar het oordeel van de CTIVD onzorgvuldig zijn vastgelegd, aanvullen met het doel van vastlegging. In gevallen waar deze aanvulling niet mogelijk is, zullen deze worden verwijderd en vernietigd. Met het oog op de toekomst zal de AIVD triage toepassen. Dit betekent dat meldingen die zullen worden opgeslagen, zullen worden onderbouwd met het doel van vastlegging. De AIVD zal met de CTIVD nader in gesprek gaan met betrekking tot de gevallen die nog nadere aanvulling of verwijdering en vernietiging vereisen.
Het reeds genoemde beleidsraamwerk voor uniforme vastlegging van besluitvorming en verrichte onderzoekwerkzaamheden zal verder worden aangevuld met de verbeteringen die voortvloeien uit deze aanbeveling.
Het rapport geeft een aantal waardevolle inzichten waarop de uitvoering van het belangrijke werk dat de ID'en doen voor de AIVD verbeterd kan worden. Daarvoor ben ik de CTIVD dankbaar. De CTIVD zal doorlopend geïnformeerd worden over de opvolging van de aanbevelingen en de overige voortgang in de sturing en controle op de taakuitvoering van de ID'en.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.M. de Jonge
Tweede Kamer, vergaderjaar 2023-2024, 29 924, nr. 257 4