Brief van het Presidium over de motie Sneller/Rahimi inzake instandhouding van Parlement.com. - Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2024 - Hoofdinhoud

Raming der voor de Tweede Kamer in 2024 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten

BRIEF VAN HET PRESIDIUM

Aan de leden

Den Haag, 24 januari 2024

Tijdens de behandeling van de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken voor 2024 hebben de leden Sneller (D66) en Rahimi (VVD) een motie ingediend met het verzoek aan het Presidium om in overleg met de Eerste Kamer tot een gezamenlijk voorstel te komen om in 2024 incidenteel € 235.000 en vanaf 2025 structureel € 300.000 te reserveren voor de instandhouding van het informatieplatform parlement.com en het bijbehorende biografische archief (Kamerstuk 36 410 VII, nr. 61). De Kamer heeft deze motie op 24 oktober 2023 aangenomen. In de motie wordt het Presidium ook verzocht om de Kamer tijdig over de uitkomsten van het overleg met de Eerste Kamer te informeren, zodat de financiering van parlement.com voor 2024 nog in de begroting van de Staten-Generaal kan worden verwerkt.

In overleg met de Eerste Kamer is besloten een convenant te sluiten met de beheerder van parlement.com, het Montesquieu Instituut, waarin nadere afspraken over deze financiële steun worden vastgelegd over onder meer het toezicht op en de verantwoording van de besteding van deze middelen. Ook is een verdeelsleutel overeengekomen waarbij de Tweede Kamer twee derde van de in de motie genoemde bedragen voor haar rekening neemt en de Eerste Kamer een derde. Voor 2024 zal de financiële steun worden verwerkt in de Voorjaarsnota. Hiervoor is geen nadere actie vanuit de Kamer vereist. Vervolgens zal deze post onderdeel gaan uitmaken van de Raming. Op basis van de door het Montesquieu Instituut jaarlijks aangeleverde verantwoording kunnen de Tweede en Eerste Kamer dan steeds beoordelen of de financiering wordt voortgezet.

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal,

Martin Bosma