Brief regering; Landenbeleid Iran - Vreemdelingenbeleid - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. 3197 toegevoegd aan dossier 19637 - Vreemdelingenbeleid i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Vreemdelingenbeleid; Brief regering; Landenbeleid Iran |
---|---|
Documentdatum | 23-01-2024 |
Publicatiedatum | 23-01-2024 |
Nummer | KST196373197 |
Kenmerk | 19637, nr. 3197 |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2023-2024
19 637
Nr. 3197 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 23 januari 2024
Op 29 september 2023 heeft de Minister van Buitenlandse Zaken een Algemeen Ambtsbericht gepubliceerd over de situatie in Iran (bijlage 1). Dit ambtsbericht is een actualisering van het algemeen ambtsbericht van mei 2022 en beslaat de verslagperiode van april 2022 tot en met augustus 2023. Dit ambtsbericht is tevens het nadere onderzoek waartoe de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de Staatssecretaris om heeft verzocht in haar uitspraken van 19 januari 2022.1 Dit ambtsbericht biedt aanleiding om het landenbeleid voor Iran op enkele punten te wijzigen.
In de verslagperiode was er sprake van een uitzonderlijk lange en heftige periode van demonstraties en maatschappelijke onrust n.a.v. het overlijden van Mahsa Amini, die op 16 september 2022 overleed na haar arrestatie vanwege het overtreden van de kledingvoorschriften. De demonstraties hadden een grote reikwijdte door alle etnische- en religieuze groepen, leeftijdsgroepen, gender en sociaaleconomische groepen heen en met een landelijke spreiding. De anti-overheids-demonstraties bereikten in november 2022 een piek, waarna het aantal demonstraties afnam. Naast de demonstraties vonden in de verslagperiode in de Koerdische regio van Iran ook enkele gewapende confrontaties plaats tussen Iraans veiligheidspersoneel en leden van Koerdische partijen, die bases hadden in Noord-Irak. Er is in Iran echter geen blijk van wijdverbreide gewapende confrontaties waarbij willekeurig geweld wordt ingezet met een hoog aantal burgerdoden tot gevolg. Daarom bestaat geen aanleiding om het landenbeleid te wijzigen op grond van de algemene veiligheidssituatie in Iran, nu deze situatie niet zodanig slecht is dat elke vreemdeling daardoor een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer.
1 ECLI:NL:RVS:2022:93 en ECLI:NL:RVS:2022:94.
kst-19637-3197 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2024
In het huidige beleid zijn de volgende groepen opgenomen:
Groepsvervolging (in de zin van artikel 1A van het Vluchtelingenverdrag):
-
-christenen die actief zijn voor «nieuwe kerken» of evangeliseren;
-
-leden van huiskerken die bijeenkomsten bijwonen.
Risicogroepen:
-
-baha'is;
-
-Gonabadi soefi's;
-
-personen die actief zijn in de politiek, journalistiek, op het gebied van de mensenrechten of een ander maatschappelijk terrein (in het bijzonder op het terrein van vrouwenrechten en de rechten van etnische minderheden) en daarbij kritiek uiten op de autoriteiten, hetgeen door de autoriteiten als oppositioneel kan worden aangemerkt;
-
-afvalligen van het islamitisch geloof die hun afvalligheid actief uitdragen; en
-
-lhb's (Lesbiennes, homoseksuelen en biseksuelen).
N.b. transgenders zijn dus niet als risicogroep aangewezen in het huidige beleid.
Dit ambtsbericht biedt aanleiding om het landenbeleid voor Iran op enkele punten te wijzigen.
Christenen
In het huidige beleid wordt aangenomen dat er sprake is van groepsvervolging t.a.v. christenen die actief zijn voor «nieuwe kerken» of evangeliseren en t.a.v. leden van huiskerken die bijeenkomsten bijwonen. Uit het onderhavige ambtsbericht blijkt niet dat er sprake is van systematische vervolging van alle christenen die nieuwe kerken of huiskerken bezoeken, waarbij eenieder die behoort tot deze groep wordt blootgesteld aan vervolging. Hierbij wordt met name veel gewicht toegekend aan het feit dat huiskerken en nieuwe kerken weliswaar actief gemonitord worden maar dit niet per definitie altijd leidt tot vervolging, in vreemdelingrechte-lijke zin, van alle bezoekers. Zij worden dus niet systematisch als groep vervolgd, en als er sprake is van vervolging lijkt dat zich vooral te richten op huiskerken of nieuwe kerkgemeenschappen die actief bekeren en op zoek zijn naar nieuwe leden.
Daarom wordt het beleid t.a.v. christenen als volgt gewijzigd:
-
-de groep «leden van huiskerken die bijeenkomsten bijwonen» wordt niet langer als een aparte groep opgenomen in het huidige beleid maar samengevoegd met de groep «christenen die actief zijn voor nieuwe kerken». Deze nieuwe groep komt als volgt te luiden:
o christenen die nieuwe kerken of huiskerken bezoeken
-
-Deze samengevoegde groep wordt niet aangemerkt als groep die systematisch wordt vervolgd maar als risicogroep.
-
-De groep christenen die evangeliseren wordt wel behouden als groep die systematisch wordt vervolgd.
Gonabadi-soefi's
Het onderhavige ambtsbericht stelt dat enkele Gonabadi-soefi's die gevangen zaten in verband met de demonstraties uit 2018 vrij zijn gelaten omdat hun straf erop zat of omdat zij onder de pardonregeling van februari 2023 vielen. Andere Gonabadi-soefi's bleven in de verslagperiode vastzitten, soms zelfs in eenzame opsluiting. Hoewel Gonabadi-soefi's problemen kunnen ondervinden in het dagelijkse leven, omdat conservatieve geestelijken neerkijken op het soefisme, blijkt niet uit het ambtsbericht dat zij nog steeds op dezelfde schaal worden gearresteerd als de periode na de demonstraties in 2018 noch blijkt dat er anderszins sprake is van grootschalige vervolging van de Gonabadi-soefi's. Gelet op vorengaande wordt het huidige beleid aangepast en worden de Gonabadi-soefi's niet langer als risicogroep aangemerkt.
Afvalligen (incl. bekeerlingen)
Het huidige ambtsbericht spreekt van slechts één voorbeeld waarbij iemand onder meer wegens afvalligheid is aangeklaagd. Het ambtsbericht stelt daarnaast dat de Iraanse maatschappij nog steeds in toenemende mate seculariseert. Het ambtsbericht stelt hierover dat deze secularise-ringstendens inhoudt dat iemand die zich heeft afgewend van de islam niet op voorhand in de problemen komt. Er is geen maatschappelijke druk om islamitische rituelen te volgen. Enkel de regels omtrent de ramadan worden doorgaans nageleefd hoewel dat in stedelijke gebieden ook mee lijkt te vallen. Voorts stelt het ambtsbericht dat iemand die niet deelneemt aan religieuze activiteiten en voorschriften niet het risico loopt om beschuldigd te worden van afvalligheid en zal iemand die de islam niet praktiseert doorgaans geen problemen ondervinden. Het zal volgens het ambtsbericht uiteindelijk doorslaggevend zijn hoe iemand de eigen geloofsovertuiging uitdraagt en of iemand voor een andere geloofsovertuiging evangeliseert dan wel of iemand het andere geloof dan wel het atheïsme voor zich houdt en een laag profiel heeft. Gelet op de verdergaande secularisering van de Iraanse samenleving, het zeer geringe aantal incidenten in de verslagperiode, het relatieve gemak waarmee een persoon die afvallig is volgens het ambtsbericht zijn leven kan leiden in Iran zonder problemen te ondervinden, en het beeld dat de problemen die een afvallige ondervindt veelal zullen afhangen van de individuele situatie wordt het beleid aangepast en worden «afvalligen die hun afvalligheid actief uitdragen» niet langer als risicogroep aangemerkt.
Voor de andere groepen in het huidige landenbeleid Iran geldt dat het ambtsbericht geen aanleiding geeft om het beleid te wijzigen.
Voor een vreemdeling die tot een risicogroep behoort geldt dat hij met geringe indicaties aannemelijk moet maken dat hij een gegronde vrees heeft voor vervolging, waarna hij bescherming kan krijgen onder artikel 29, lid 1, sub a, Vw 2000. De bewijslast in dezen ligt wel eerst bij de vreemdeling en de vreemdeling zal op basis van zijn individuele omstandigheden zijn vrees aannemelijk moeten maken. Voor voornoemde groepen die niet langer als risicogroep worden aangemerkt geldt voorts niet dat hun aanvragen per definitie niet beschermingswaardig zijn. Dit zal altijd beoordeeld worden aan de hand van een individuele beoordeling tegen de achtergrond van de situatie in Iran.
In algemene zin wordt aangenomen dat terugkeer naar Iran mogelijk is. Gedwongen terugkeer is alleen mogelijk met een geldig paspoort. De Iraanse diplomatieke vertegenwoordiging werkt niet mee aan gedwongen vertrek. Daarnaast wordt bij de beoordeling van een asielverzoek door de IND per individueel geval beoordeeld of er sprake is van een gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer. Dit geldt ook voor gesteld bekeerlingen.
Het huidige ambtsbericht stelt dat de religieuze achtergrond (doorgaans) op zichzelf geen rol speelt bij terugkeer, omdat de religie van iemand niet wordt vermeld in het paspoort of op de nationale identiteitskaart en de autoriteiten op de luchthaven doorgaans niet naar de geloofsovertuiging vragen. Het kan wel een rol spelen als de autoriteiten weten dat iemand in het buitenland van religie is veranderd. Volgens een andere bron stellen de autoriteiten in sommige gevallen vragen aan de terugkeerder als zij weten dat de terugkeerder is bekeerd tot het christendom of als zij weten dat de terugkeerder een bekering tot het christendom als motief heeft gebruikt bij een asielaanvraag. Volgens een andere bron kan het zijn dat de autoriteiten hiervan op de hoogte zijn, maar dat zij daar verder geen aandacht aan besteden. Volgens het Australisch Ministerie van Buitenlandse zaken besteden de Iraanse autoriteiten doorgaans weinig aandacht aan personen met een afgewezen asielverzoek bij terugkeer. Een andere vertrouwelijke bron meldt echter dat zij indien ze op de hoogte zijn van het feit dat iemand een asielverzoek heeft ingediend diegene bijna altijd zullen ondervragen om te bezien om welke reden diegene asiel heeft aangevraagd en of zij politieke of religieuze activiteiten hebben ondernomen. Blijkens het huidige ambtsbericht zijn enkele gevallen bekend van arrestatie na terugkeer en lopen Iraniërs met een dubbele nationaliteit bij terugkeer meer risico op ondervraging dan andere Iraniërs. Uit het ambtsbericht volgt geenszins een reden om aan te nemen dat de Iraanse autoriteiten in alle gevallen op de hoogte zouden zijn van het feit dat een vreemdeling een asielaanvraag heeft ingediend en evenmin dat als de autoriteiten hiervan op de hoogte zijn, de vreemdeling zonder meer problemen zal ondervinden. Dit hangt af van het religieuze of politieke profiel van de vreemdeling.
Bovenstaande bevestigt dat er geen aanleiding is om in algemene zin aan te nemen dat er sprake is van gestelde vrees bij terugkeer voor asielzoekers in algemene zin noch voor gestelde bekeerlingen, atheïsten of afvalligen. Uiteraard wordt het risico op vervolging of ernstige schade bij terugkeer nog altijd wel individueel beoordeeld.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
-
E.van der Burg
Tweede Kamer, vergaderjaar 2023-2024, 19 637, nr. 3197 4