Verslag van een nader schriftelijk overleg met de staatssecretaris van EZK over contourennota herziening mijnbouwstelsel - Mijnbouw

Dit verslag van een schriftelijk overleg is onder nr. C toegevoegd aan dossier 32849 - Mijnbouw, wetsvoorstel 35603 - Versterking van gebouwen in de provincie Groningen i en wetsvoorstel 36094 - Versterking van gebouwen in de provincie Groningen (novelle verbetering uitvoerbaarheid) i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Mijnbouw; Verslag van een nader schriftelijk overleg met de staatssecretaris van EZK over contourennota herziening mijnbouwstelsel
Document­datum 09-01-2024
Publicatie­datum 09-01-2024
Nummer KST1122739
Kenmerk 32849; 35603; 36094, nr. C
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Eerste Kamer der Staten-Generaal

2024

Vergaderjaar 2023-

32 849

35    603

36    094

C1

Mijnbouw

Wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen

Wijziging van het voorstel van wet tot wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen (novelle verbetering uitvoerbaarheid)

VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat2 hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van 18 oktober 2023,3 in reactie op de brief van de commissie van 19 juli 2023 met vragen over de contourennota herziening mijnbouwstelsel. De leden van de PvdD-fractie hadden naar aanleiding van de beantwoording nog een aantal vervolgvragen en opmerkingen. De fractieleden van GroenLinks-PvdA en de fractieleden van de SP sloten zich aan bij deze vragen.

Naar aanleiding hiervan is op 15 november 2023 een brief gestuurd aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat.

De Minister heeft op 8 december 2023 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde nader schriftelijk overleg.

De waarnemend griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat,

De Boer

1    De letter C heeft alleen betrekking op 32 849.

2    Samenstelling:

Kemperman (BBB), Van Langen (BBB) (ondervoorzitter), Panman (BBB), Crone (GroenLinks-PvdA), Kluit (GroenLinks-PvdA) (voorzitter), Thijsssen (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Vos (GroenLinks-PvdA), Van Ballekom (VVD), Van de Sanden (VVD), Petersen (VVD), Bovens (CDA), Prins (CDA), Aerdts (D66), Dittrich (D66), Vacant (PVV), Visseren-Hamakers (PvdD), Baumgarten (JA21), Van Apeldoorn (SP), Holterhues (CU), Dessing (FVD), Schalk (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)

3    Kamerstukken I 2023-2024, 32 849/ 35 603/ 36 094, B.

kst-32849-C ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2024

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat Den Haag, 15 november 2023

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van 18 oktober 2023,4 in reactie op de brief van de commissie van 19 juli 2023 met vragen over de contourennota herziening mijnbouwstelsel. De leden van de PvdD-fractie hebben naar aanleiding van de beantwoording nog een aantal vervolgvragen en opmerkingen. De fractieleden van GroenLinks-PvdA en de fractieleden van de SP sluiten zich graag aan bij deze vragen.

In uw reactie op de vierde vraag van de leden van de PvdD-fractie geeft u aan dat u bij het verlenen van winningsvergunningen of instemmingen op winningsplannen geen waarschuwing geeft om rekening te houden met eventuele toekomstige wijziging of intrekking in verband met noodzakelijke klimaatmaatregelen, omdat aanvragers uitsluitend rekening zouden behoeven te houden met de regels die momenteel gelden op grond van de Mijnbouwwet. Deze reactie geeft deze leden aanleiding tot het stellen van een zestal vervolgvragen, waarbij zij u verzoeken om iedere vraag afzonderlijk te beantwoorden.

De eerste vraag is of u kunt aangeven of de wetgever bevoegd is om de voorschriften van de momenteel geldende Mijnbouwwet ten nadele van vergunninghouders te wijzigen? In het verlengde hiervan volgt de tweede vraag: dient zo'n wijziging te voldoen aan artikel 1 Eerste Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EP EVRM)?

De derde vraag is of de leden van de PvdD-fractie het juist hebben begrepen dat de rechter bij beoordeling van de vraag of een wetswijziging in strijd komt met artikel 1 EP EVRM moet nagaan of er een «fair balance» is tussen het algemeen belang en het belang van een getroffen individu?

Is het voorts, ten vierde, juist dat bij de beoordeling of sprake is van een «fair balance» mede gelet dient te worden op de vraag of de nadelige wijziging voorzienbaar was?

De vijfde vraag is of het juist is dat als de voorzienbaarheid een factor is, het van belang is dat een aanvrager of vergunninghouder gewaarschuwd wordt dat het klimaatbeleid aanleiding kan vormen voor het in de (naaste) toekomst nadelig wijzigen van de rechtspositie van de vergunninghouder?

Tot slot de zesde vraag: is er een belang dat in de weg staat van het waarschuwen van een aanvrager of vergunninghouder voor het feit dat het klimaatbeleid aanleiding kan vormen voor het in de (naaste) toekomst nadelig wijzigen van de rechtspositie van de vergunninghouder?

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk 8 december 2023.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat,

Saskia Kluit

4 Kamerstukken I 2023-2024, 32849/ 35 603/ 36 094, B.

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 8 december 2023

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de leden van de Partij voor de Dieren, GroenLinks-PvdA en SP over het onderwerp contourennota herziening mijnbouwstelsel (Kamerstuk 173216.01U, ingezonden 15 november 2023).

Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,

J.A. Vijlbrief

173216.01U 1

Kunt u aangeven of de wetgever bevoegd is om de voorschriften van de momenteel geldende Mijnbouwwet ten nadele van vergunninghouders te wijzigen?

Antwoord

Ja, de wetgever is bevoegd om de voorschriften voor de thans geldende Mijnbouwwet te wijzigen als hiervoor nut en noodzaak bestaat. Bij de voorgestane wijzigingen ten nadele van de vergunninghouders is sprake van een wijziging die inmengt in het eigendomsrecht van de bestaande vergunninghouders. Zoals uit mijn eerdere beantwoording (Kamerstuk 32849, 35 603 en 36 094, nr. B) volgt, is inmenging in het eigendomsrecht op grond van artikel 1 Eerste Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EP EVRM) alleen toegestaan onder voorwaarden. De inmenging moet rechtmatig zijn, dat wil zeggen bij wet voorzien (legaliteitsbeginsel) en de inmenging moet een legitieme doelstelling hebben die dient ter bevordering van het algemeen belang (legitimiteits-beginsel). Als aan deze voorwaarden is voldaan, dan moet sprake zijn van een «fair balance» oftewel een redelijk evenwicht tussen de eisen van het algemeen belang en de bescherming van de fundamentele rechten van het individu, in casu de getroffen vergunninghouders (evenredigheidsbeginsel).

2

Dient zo'n wijziging te voldoen aan artikel 1 Eerste Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EP EVRM)?

Antwoord

Ja, zie mijn antwoord op de vorige vraag.

3

Moet de rechter bij beoordeling van de vraag of een wetswijziging in strijd komt met artikel 1 EP EVRM nagaan of er een «fair balance» is tussen het algemeen belang en het belang van een getroffen individu?

Antwoord

Ja, ook een wetswijziging dient te voldoen aan bovengenoemde legitimi-teitsbeginsel, legaliteitsbeginsel en evenredigheidsbeginsel. Als aan de eerste twee vereisten van artikel 1 EP EVRM is voldaan (legaliteitsbeginsel en legitimiteitsbeginsel), toetst de rechter of sprake is van een «fair balance».

4

Is het juist dat bij de beoordeling of sprake is van een «fair balance» mede gelet dient te worden op de vraag of de nadelige wijziging voorzienbaar was?

Antwoord

Ja, dat klopt. Bij de beoordeling of sprake is van een «fair balance» volgt uit de rechtspraak van het EVRM en nationale rechtspraak dat verschillende omstandigheden relevant kunnen zijn, zoals de aard en ernst van inbreuk op het eigendomsrecht, de voorzienbaarheid van de maatregel, de doelmatigheid van de maatregel, compensatie, de aanwezigheid van een hardheidsclausule en het beginsel van de vervuiler betaalt. Het is dus juist dat de voorzienbaarheid van de maatregel wordt meegewogen bij de evenredigheidstoets.

5

Is het juist dat als de voorzienbaarheid een factor is, het van belang is dat een aanvrager of vergunninghouder gewaarschuwd wordt dat het klimaatbeleid aanleiding kan vormen voor het in de (naaste) toekomst nadelig wijzigen van de rechtspositie van de vergunninghouder?

Antwoord

Het is de eigen verantwoordelijkheid van een aanvrager of vergunninghouder om op de hoogte te zijn en blijven van de effecten van het klimaatbeleid op zijn toekomstige rechtspositie. Deze informatie kan de aanvrager of vergunninghouder op verschillende manieren bereiken.

Bij de beoordeling van de voorzienbaarheid in het kader van de evenre-digheidstoets, zal in dit specifieke geval worden gekeken in hoeverre de aanvrager of vergunninghouder wist of op de hoogte behoorde te zijn van de mogelijkheid dat nieuwe aanvragen of instemmingen dan wel wijzigingen of intrekking van de vergunning verwacht mochten worden gelet op bijvoorbeeld gewijzigde omstandigheden of nieuwe inzichten.

Een waarschuwing kan daarbij een rol spelen, maar is niet nodig voor voorzienbaarheid in de zin dat ook zonder waarschuwing sprake kan zijn van voorzienbaarheid.

Zo heeft de rechtbank Den Haag in haar vonnis van 30 november 2022 vastgesteld dat bij de beoordeling van de vraag of een maatregel voorzienbaar is, als uitgangspunt geldt dat van een onderneming, zeker als deze deel uitmaakt van een internationaal concern, mag worden verwacht dat zij op de hoogte is van nationale en internationale ontwikkelingen die (op termijn) kunnen leiden tot overheidsmaatregelen waardoor de activiteiten van haar onderneming geraakt zouden kunnen worden. Dit geldt des te meer voor een onderneming die activiteiten ontplooit waarvan de toelaatbaarheid onderwerp is van maatschappelijk debat, bijvoorbeeld omdat die activiteiten door (een deel van) de publieke opinie als moreel verwerpelijk, onveilig, schadelijk voor het milieu of voor de gezondheid worden gezien («omstreden branches») en daardoor weerstand oproepen. Dan dient een onderneming extra bedacht te zijn op de mogelijkheid van regulerende maatregelen van overheidswege en zich daarop in te stellen, bijvoorbeeld door die activiteiten aan de daartegen levende bezwaren aan te passen dan wel zich (mede) te richten op andere, minder controversiële activiteiten, waardoor haar kwetsbaarheid voor die maatregelen kan verminderen. Als een onderneming dat niet of in onvoldoende mate doet, is dat voor haar eigen risico.

Dat laat onverlet dat ik als bevoegd gezag regelmatig in gesprek ben met de sector en deze geïnformeerd houd over ontwikkelingen die de sector mogelijk

6

Is er een belang dat in de weg staat van het waarschuwen van een aanvrager of vergunninghouder voor het feit dat het klimaatbeleid aanleiding kan vormen voor het in de (naaste) toekomst nadelig wijzigen van de rechtspositie van de vergunninghouder?

Antwoord

Het is aan de bedrijven zelf om de ontwikkelingen in (klimaat)beleid die relevant zijn voor hun activiteiten te volgen. Het is onwenselijk om te waarschuwen voor eventuele toekomstige ontwikkelingen die nadelig (kunnen) zijn voor de rechtspositie van bijvoorbeeld vergunninghouders, omdat hiermee deze eigen verantwoordelijkheid deels wordt verplaatst naar de overheid.

Uit het huidige maatschappelijke debat over de wenselijkheid van mijnbouwactiviteiten, alsook uw Kamervragen en de verschillende Kamerbrieven, waaronder de contourennota herziening mijnbouwstelsel, volgt al dat in de toekomst mogelijk de rechtspositie nadelig wijzigt. Hiermee is sprake van voorzienbaarheid. Zoals in het antwoord bij vraag 5 gesteld, wordt de sector ook actief geïnformeerd over lopende ontwikkelingen. Op dit moment is echter nog niet bepaald hoe veranderingen in wet- en regelgeving eruit komen te zien. Daarmee is ook niet duidelijk hoe een dergelijke waarschuwing zou moeten komen te luiden en is deze dan ook niet opportuun.

Eerste Kamer, vergaderjaar 2023-2024, 32 849, C 6


3.

Bijlagen

 
 
 

4.

Meer informatie

 

5.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.