Brief regering; Voorlopige maatregelen opgelegd door Internationaal Gerechtshof tegen Syrië - Actuele situatie in Noord-Afrika en het Midden-Oosten - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. 331 toegevoegd aan dossier 32623 - Actuele situatie in Noord-Afrika en het Midden-Oosten en dossier 32735 - Mensenrechten in het buitenlands beleid.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Actuele situatie in Noord-Afrika en het Midden-Oosten; Brief regering; Voorlopige maatregelen opgelegd door Internationaal Gerechtshof tegen Syrië |
---|---|
Documentdatum | 22-12-2023 |
Publicatiedatum | 22-12-2023 |
Nummer | KST32623331 |
Kenmerk | 32623; 32735, nr. 331 |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 202332 623
32 735
Nr. 331
2024
Actuele situatie in Noord-Afrika en het Midden-Oosten
Mensenrechten in het buitenlands beleid
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 22 december 2023
Met deze brief informeer ik uw Kamer over de recente uitspraak van het Internationaal Gerechtshof te Den Haag in de procedure die door Canada en Nederland is aangespannen tegen Syrië vanwege zijn grove en stelselmatige schendingen van het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing (New York, 1984, Antifolterverdrag).
Het Internationaal Gerechtshof heeft op 16 november 2023 uitspraak gedaan over het verzoek om voorlopige maatregelen van Nederland en Canada. De gevraagde voorlopige maatregelen strekken ertoe om Syrische burgers te beschermen tegen de voortdurende schendingen van het Antifolterverdrag door Syrië. Het Internationaal Gerechtshof heeft twee maatregelen opgelegd aan Syrië. Ten eerste moet Syrië alle noodzakelijke maatregelen nemen om foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing te voorkomen, en verzekeren dat dergelijke handelingen niet worden gepleegd door zijn eigen functionarissen of door personen die onder zijn controle, instructie of invloed staan. Ten tweede moet Syrië bewijs van schendingen van het Antifolterverdrag, inclusief medische en forensische rapporten over verwondingen en sterfgevallen, bewaren en vernietiging daarvan voorkomen. De uitspraak van het Internationaal Gerechtshof is bindend.
Canada en Nederland verwelkomen deze uitspraak en voelen zich hiermee gesterkt in hun streven Syrië ter verantwoording te roepen voor grove en stelselmatige schending van het Antifolterverdrag. Het kabinet is van mening dat accountability, het ter verantwoording roepen van de daders en het tegengaan van straffeloosheid, een sleutelrol speelt bij het beëindigen van het conflict en het bereiken van een duurzame, politieke oplossing conform VN Veiligheidsraad-resolutie 2254.
De uitspraak volgt op de aansprakelijkstelling door Nederland op 18 september 2020, waarover uw Kamer destijds is geïnformeerd in een Kamerbrief (Kamerstukken II 2020/21, 32 623 en 32 735, nr. 301). Canada kst-32623-331 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2023
sloot zich daar op 3 maart 2021 bij aan. Sindsdien trekken Nederland en Canada samen op in deze procedure. Canada en Nederland hebben eerst de andere stappen doorlopen die in het Antifolterverdrag zijn voorzien voor de beslechting van geschillen, namelijk een poging het geschil via onderhandeling te beslechten en een poging een arbitraal tribunaal op te richten. Toen dat niet tot een schikking met Syrië had geleid, hebben zij op 8 juni 2023 hun geschil met Syrië voorgelegd aan het Internationaal Gerechtshof. Zie hierover de Kamerbrief van 12 juni 2023 (Kamerstukken II 2022/23, 32 623 en 32 735, nr. 330). Als volgende stap in het proces zullen Canada en Nederland de inhoudelijke onderbouwing van het verzoekschrift om Syrië aansprakelijk te stellen onder het Antifolterverdrag indienen bij het Internationaal Gerechtshof. Voor deze stap zal het Syrische maatschappelijk middenveld worden geconsulteerd - wat ten behoeve van de voorlopige maatregelen ook is gebeurd.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H.G.J. Bruins Slot
Tweede Kamer, vergaderjaar 2023-2024, 32 623, nr. 331 2