Brief regering; Fiche: Herziening benchmarkverordening - Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. 3838 toegevoegd aan dossier 22112 - Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie; Brief regering; Fiche: Herziening benchmarkverordening |
---|---|
Documentdatum | 04-12-2023 |
Publicatiedatum | 04-12-2023 |
Nummer | KST221123838 |
Kenmerk | 22112, nr. 3838 |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2023-
2024
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 24 november 2023
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 6 fiches die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Richtlijn Hoofdhuisbelasting voor mkb-ondernemingen (Kamerstuk 22 112, nr. 3837)
Fiche: Herziening benchmarkverordening
Fiche: Verordening voorkoming pelletverlies voor vermindering micro-plasticvervuiling (Kamerstuk 22 112, nr. 3839)
Fiche: Herziening verordening opschortingsmechanisme voor visumvrije derde landen (Kamerstuk 22 112, nr. 3840)
Fiche: Mededeling Demografie Toolbox (Kamerstuk 22 112, nr. 3841) Fiche: Mededeling EU-stappenplan ter bestrijding van drugshandel en georganiseerde criminaliteit (Kamerstuk 22 112, nr. 3842)
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H.G.J. Bruins Slot
kst-22112-3838 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2023
Fiche: Herziening benchmarkverordening
-
a)Titel voorstel
Proposal for a Regulation of the European Parliament and of the Council amending Regulation (EU) 2016/1011 as regards the scope of the rules for benchmarks, the use in the Union of benchmarks provided by an administrator located in a third country, and certain reporting requirements
-
b)Datum ontvangst Commissiedocument oktober 2023
-
c)Nr. Commissiedocument COM(2023) 660 i
-
d)EUR-Lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/HTML/
?uri=CELEX:52023PC0660
-
e)Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevings-toetsing
Niet opgesteld
-
f)Behandelingstraject Raad Economische en Financiële Raad
-
g)Eerstverantwoordelijk ministerie Ministerie van Financiën
-
h)Rechtsbasis
Artikel 114 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU)
-
i)Besluitvormingsprocedure Raad Gekwalificeerde meerderheid
-
j)Rol Europees Parlement Medebeslissing
-
a)Inhoud voorstel
Een financiële benchmark is een index die wordt gebruikt als referentie voor het bepalen van de prijs van een financieel instrument of een financiële overeenkomst. Banken, beleggingsfondsen en andere bench-marksgebruikers verwijzen voor uiteenlopende doeleinden naar financiële benchmarks, van het afdekken van risico's, tot het vaststellen van een beleggingsportefeuille. De rente van een kredietovereenkomst kan bijvoorbeeld worden bepaald door een rentevoetbenchmark en de prestatie van een beleggingsporteuille kan worden afgezet tegen een rendement benchmark.
De benchmarkverordening biedt het regelgevend kader voor de totstandkoming en het gebruik van financiële benchmarks in de Europese Unie (EU).1 Onder EU-toezicht staande entiteiten mogen alleen benchmarks gebruiken die voldoen aan de benchmarkverordening.2 Het gebruik van benchmarks die van buiten de EU (derdelanden benchmarks) worden aangeboden is verboden voor deze entiteiten, tenzij in het betrokken derde land sprake is van gelijkwaardige regelgeving en gelijkwaardig toezicht, of wanneer de beheerder van de derdelanden benchmarks vrijwillig voldoet aan de benchmarkverordening en middels erkenning of bekrachtiging toegang krijgt tot de interne markt.3 Op grond van een overgangsbepaling in de benchmarkverordening kunnen EU-gebruikers nog tot en met 31 december 2025 gebruik maken van derdelanden benchmarks, ook wanneer de beheerders daarvan niet voldoen aan bovenstaande eisen.4
Het voorstel betreft enkele gerichte wijzigingen van de benchmarkverordening met het oog op het verminderen van de regeldruk voor zowel in de EU als in derdelanden gevestigde beheerders. De wijziging dient twee doeleinden. Allereerst beoogt de Europese Commissie (Commissie) de lastendruk van EU-beheerders van kleinere benchmarks te verlichten, hetgeen in lijn is met haar beleid om het concurrentievermogen van de EU op de lange termijn te verbeteren.5 Daarnaast heeft het voorstel tot doel dat derdelanden benchmarks beschikbaar blijven voor EU-gebruikers na afloop van de overgangsperiode. De Commissie ziet een risico dat derdelanden beheerders zonder de voorgestelde wijzigingen vanwege de regeldruk voortkomend uit de benchmarkverordening niet langer in de EU blijven opereren, terwijl EU-gebruikers in grote mate gebruik maken van derdelanden benchmarks. Hierdoor kan het aantal en de variëteit van in de EU beschikbare benchmarks sterk afnemen, waardoor bijvoorbeeld banken mogelijk financiële risico's minder goed kunnen afdekken en zij, net als andere EU-gebruikers en hun klanten te maken krijgen met hogere kosten. Dit kan nadelige consequenties hebben voor de financiële stabiliteit en het concurrentievermogen van de EU.
Het voorstel beperkt het toepassingsbereik van de benchmarkveror-dening. Momenteel ziet de benchmarkverordening op alle benchmarks ongeacht de economische relevantie van het gebruik in financiële instrumenten of financiële overeenkomsten. De Commissie stelt voor om benchmarks met een totale gemiddelde referentiewaarde van minder dan 50 miljard euro binnen de EU in beginsel buiten het toepassingsbereik van de benchmarkverordening te plaatsen. Deze drempelwaarde wordt al in de huidige benchmarkverordening toegepast om een onderscheid te maken tussen significante en niet-significante benchmarks. De Commissie verwacht dat het voorstel het aantal EU-beheerders die onder het toepassingsbereik van benchmarkverordening vallen, significant zal reduceren.6 Het toepassingsbereik verandert niet voor de twee type duurzaamheidsbenchmarks - EU-klimaattransitiebenchmark en de op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmark - ongeacht hun omvang, om daarmee de integriteit van en het effectief toezicht op deze benchmarks te borgen.
Het voorstel bevat een optie om benchmarks met een totale gemiddelde referentiewaarde van minder dan 50 miljard euro die binnen de EU worden aangeboden wel onder het toepassingsbereik van de benchmark-verordening te brengen. Dit vergt een gemotiveerd aanwijzingsbesluit van een toezichthouder. Bij de vaststelling hiervan moeten kwalitatieve toetsingscriteria en procedurele voorschriften in aanmerking worden genomen. Deze toetsingscriteria hebben onder meer betrekking op de beschikbaarheid van marktalternatieven voor de betreffende benchmark en de significante negatieve gevolgen voor een EU-lidstaat indien de benchmark niet meer wordt aangeboden. De aanwijzingsbevoegdheid wordt toegekend aan de nationale toezichthoudende instantie waar de benchmark wordt gebruikt voor EU-benchmarks en aan de Europese autoriteit voor effecten en markten (ESMA) voor derdelanden benchmarks. Aanwijzingsbesluiten worden gepubliceerd en opgenomen in het door ESMA aangehouden openbaar register. Gebruikers kunnen het register inzien om te verifiëren of een benchmark in de EU mag worden gebruikt.
Het voorstel bevat ook een bepaling dat de betrokken nationale toezichthoudende instantie of ESMA een melding maakt via een op haar website te plaatsen openbare mededeling indien de beheerder niet of niet langer bevoegd is om zijn activiteiten te verrichten. Gebruikers mogen nadat de openbare mededeling is gedaan de relevante benchmark in beginsel niet gebruiken bij nieuwe financiële overeenkomsten of nieuwe financiële instrumenten, eventueel na het verstrijken van een overgangsperiode om excessieve marktverstoring te voorkomen. Het gebruiksverbod geldt niet wanneer er in de markt geen alternatief is voor de betreffende benchmark en de gebruiker van die benchmark zijn cliënten op passende wijze informeert over het gebrek aan een marktalternatief.
-
b)Impact assessment Commissie
Voorafgaand aan het voorstel is geen impact assessment uitgevoerd. De Commissie licht toe dat het voorstel beperkt is in omvang doordat enkel het toepassingsbereik van de benchmarkverordening wordt gewijzigd en de inhoudelijke bepalingen van die verordening niet worden gewijzigd. Voorts wijst de Commissie erop dat het voorstel mede tot stand is gekomen op basis van inzichten uit een eerder impact assessment en een recent verslag over het toepassingsbereik van de benchmark dat mede is gebaseerd op twee publieke consultaties.7
-
a)Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het kabinet steunt het reguleren van financiële benchmarks om de integriteit, betrouwbaarheid en geschiktheid van dergelijke benchmarks te borgen.8 Gezien de grote verscheidenheid aan soorten en omvang van financiële benchmarks die in de interne markt worden gebruikt is het kabinet van oordeel dat die regulering proportioneel moet zijn. Dit houdt in dat buitensporige lastendruk voor beheerders moet worden voorkomen, met name als de financiële benchmarks die zij beheren slechts een beperkte impact hebben op het bredere financiële stelsel en financiële stabiliteit, en als er adequate borging is van de belangen van consumenten en beleggers. Verder is het kabinet van mening dat benchmarks in de kern marktgedreven instrumenten zijn. Wat het kabinet betreft is daarom in beginsel terughoudendheid geboden wat betreft overheidsinterventies die het gebruik van benchmarks verbieden.
Aanzienlijke (potentiële) risico's voor de financiële stabiliteit en de bescherming van marktparticipanten kunnen ingrijpen echter rechtvaardigen.
-
b)Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet steunt het voorstel om de proportionaliteit van de benchmark-verordening te verbeteren. Daarbij acht het kabinet het belangrijk dat dit voorstel bijdraagt aan het verminderen van het risico op marktverstoring wanneer de overgangsperiode voor derdelanden beheerders die in de EU actief zijn eind 2025 afloopt. De benchmarksector als geheel opereert mondiaal en wordt in belangrijke mate gedreven door derdelanden beheerders. Daarbij deelt het kabinet de zorg van de Commissie dat het onzeker is of deze belangrijke groep van beheerders zonder wijziging van de benchmarkverordening hun benchmarks in de EU blijven aanbieden na het verstrijken van de overgangsperiode. Dit heeft potentieel grote gevolgen voor EU-gebruikers, doordat zij dan bepaalde beleggings- en derivatenproducten niet langer in de EU kunnen aanbieden of alleen tegen hogere kosten, waarmee de concurrentiepositie van EU-gebruikers onder druk komt te staan evenals de financiële stabiliteit.
Het kabinet kan zich daarom vinden in het voorstel om niet-significante benchmarks in beginsel buiten het toepassingsbereik van de benchmarkverordening te plaatsen. Daarmee neemt het hiervoor bedoelde risico op marktverstoring af, terwijl hiermee een aanzienlijke lastendrukverlaging voor EU-beheerders wordt gerealiseerd waardoor hun concurrentiepositie op de mondiale markt verbetert. Tegelijkertijd blijven benchmarks met een significante impact op het bredere financiële stelsel en financiële stabiliteit - zoals de rentebenchmark Euribor - binnen het toepassingsbereik van de benchmarkverordening vallen. Het kabinet zal tijdens de onderhandelingen inzetten op behoud van de voorgestelde wijziging. In verband hiermee vindt het kabinet het eveneens belangrijk dat in het voorstel waarborgen zijn opgenomen om de integriteit, betrouwbaarheid en geschiktheid van financiële benchmarks te borgen. Zo kan het kabinet zich vinden in de voorgestelde mogelijkheid om in bepaalde gevallen een benchmark die niet automatisch als significante benchmark kwalificeert alsnog als zodanig aan te wijzen. Hiermee laat het voorstel ruimte voor maatwerkoplossingen in het belang van het financiële stelsel en marktparticipanten. Verder blijft de marktmanipulatie van benchmarks, dus ook van niet-significante benchmarks, verboden.9 Het kabinet zal zich inzetten om deze waarborgen te behouden.
Wel zal het kabinet tijdens de onderhandelingen aandacht vragen voor de inrichting van de bevoegdheid om een financiële benchmark als significant aan te wijzen. Daarbij overweegt het kabinet dat een aanwijzingsbesluit potentieel gevolgen heeft voor een of meer EU-lidstaten die weliswaar hun zienswijze kunnen delen tijdens de besluitvormingsprocedure, maar uiteindelijk zelf niet het besluit nemen. Het kabinet zal er daarom op inzetten dat de nationale toezichthoudende autoriteiten voldoende mogelijkheden krijgen om onderling overeenstemming te bereiken en dat de aanwijzingsbevoegdheid op een consistente manier wordt gebruikt door de nationale toezichthoudende autoriteiten in lijn met de strekking van de benchmarkverordening. Ook zal het kabinet tijdens de onderhandelingen de mogelijkheid om de aanwijzingsbevoegdheid breder te beleggen bij ESMA onder de aandacht brengen voor zover dit bijdraagt aan efficiënt en effectief toezicht.
Verder steunt het kabinet in beginsel het voorstel om ten aanzien van de twee typen duurzaamheidsbenchmarks het toepassingsbereik van de benchmarkverordening niet te wijzigen. Het kabinet vraagt zich wel af of deze keuze potentieel negatieve consequenties heeft voor het aanbod van deze benchmarks ten opzichte van andere duurzaamheidsbenchmarks voor zover die straks automatisch buiten het toepassingsbereik van de benchmarkverordening vallen. Het kabinet zal hiervoor aandacht vragen tijdens de onderhandelingen. Tot slot steunt het kabinet ook het voorstel dat de betrokken nationale toezichthoudende instantie of ESMA een openbare mededeling kan publiceren indien de beheerder niet of niet langer bevoegd is om zijn activiteiten te verrichten.
-
c)Eerste inschatting van krachtenveld
Het kabinet verwacht dat veel lidstaten overwegend positief zullen oordelen over de doelen die de Commissie met het voorstel wil bereiken. Het voorstel is voorafgegaan aan twee vergaderingen van de Expertgroep van het Europees Comité voor Effecten op 22 juni en 21 september 2023.10 De meeste lidstaten waren het erover eens dat alleen significante benchmarks onder het toepassingsbereik van de benchmarkverordening zouden moeten vallen op basis van een gebruiksdrempel van 50 miljard euro. Tegelijkertijd betoogden meerdere lidstaten dat er behoefte is aan een bevoegdheid om bepaalde benchmarks als significant aan te wijzen. De meeste lidstaten vonden het daarbij passend om de aanwijzings-drempel of -criteria op dezelfde wijze toe te passen op zowel benchmarks beheerd binnen de EU als beheerd buiten de EU.
Het Europees Parlement heeft zich tot dusverre nog niet uitgesproken over de voorgestelde wijzigingen, maar steunt de ontwikkeling van de kapitaalmarktunie met onder meer aandacht voor benchmarks. Het is nog niet bekend wie de rapporteur is noch welk comité van het Europees Parlement het voorstel behandelt.
-
a)Bevoegdheid
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid voor het voorstel is positief. De rechtsbasis voor de benchmarkverordening is artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Dit artikel maakt maatregelen mogelijk ter bevordering van de werking van de interne markt en is eveneens de rechtsbasis van de te wijzigen benchmarkverordening. Deze wijziging ziet - net als de huidige benchmark verordening - op de versterking van de interne markt. Op het terrein van de interne markt heeft de EU een met de lidstaten gedeelde bevoegdheid (artikel 4, lid 2, sub a, VWEU).
-
b)Subsidiariteit
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit van het voorstel is positief. Het voorstel heeft tot doel om de lastendruk van EU-beheerders van kleinere benchmarks te verlichten en ervoor te zorgen dat derdelanden benchmarks beschikbaar blijven voor EU-gebruikers na afloop van de overgangsperiode. Hoewel bepaalde benchmarks nationaal zijn, opereert de benchmarksector als geheel mondiaal wat betreft zowel de totstandkoming als het gebruik van benchmarks. Problemen rond cruciale benchmarks in de EU, maar ook rond het gebruik in de EU van derdelanden benchmarks, hebben naar hun aard een Europese dimensie. Optreden enkel op het niveau van de individuele lidstaten is daarmee ontoereikend om de doelstellingen van het voorstel te verwezenlijken en zal leiden tot een ongelijk speelveld waarbij de doeltreffendheid van de aanpak van de problemen ten aanzien van benchmarks wordt ondergraven. Gezien het grensoverschrijdende karakter is het gepast om regelgeving met betrekking tot de totstandkoming en gebruik van benchmarks op EU-niveau vast te stellen. Het grensoverschrijdende karakter van veel benchmarks brengt tevens met zich mee dat wanneer verschillende jurisdicties het beheer en gebruik van benchmarks op afwijkende manier reguleren dit tot aanzienlijke belemmeringen voor het grensoverschrijdend aanbieden van benchmarks kan leiden. De wijziging van de benchmarkverordening is daarnaast enkel mogelijk op EU-niveau. Dit maakt optreden op Europees niveau noodzakelijk.
-
c)Proportionaliteit
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit van het voorstel is positief. Het voorstel heeft tot doel om de lastendruk van EU-beheerders van kleinere benchmarks te verlichten en ervoor te zorgen dat derdelanden benchmarks beschikbaar blijven voor EU-gebruikers na afloop van de overgangsperiode. De voorgestelde wijziging om niet-significante benchmarks in beginsel buiten het toepassingsbereik van de verordening te plaatsen is geschikt om deze doelstelling te bereiken nu dit hoofdzakelijk de lastendruk vermindert in plaats van verzwaart. Bovendien gaat de voorgestelde wijziging niet verder dan noodzakelijk om dat doel te bereiken. Daarnaast is een alternatieve, minder verstrekkende beleidsoptie, waarbij een herijking van het toepassingsgebied alleen voor derdelanden benchmarks werd voorgesteld, niet haalbaar gebleken. Deze optie werd verworpen omdat deze het speelveld zou hebben verstoord ten nadele van EU-beheerders.
-
a)Consequenties EU-begroting
Het voorstel heeft naar verwachting geen financiële consequenties voor de EU-begroting. Indien het voorstel wel gevolgen zou hebben voor de EU-begroting, is het kabinet van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van het MFK 2021-2027, en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.
-
b)Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of medeoverheden
Het voorstel heeft geen financiële gevolgen voor de Rijksbegroting. Mochten er uiteindelijk toch budgettaire consequenties blijken te zijn, dan worden deze ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van de budgetdiscipline.
-
c)Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger
De Commissie verwacht dat het voorstel positieve financiële consequenties heeft voor het bedrijfsleven, in het bijzonder beheerders en (eind)gebruikers. Beheerders die alleen niet-significante benchmarks verstrekken zullen besparen op administratieve lasten, omdat zij in beginsel niet hoeven te voldoen aan de vereisten van de benchmarkveror-dening. Bovendien wordt toetreding van nieuwe beheerders hiermee bevorderd wegens lagere initiële kosten. Gebruikers hoeven mogelijk minder kosten te maken doordat derdelanden benchmarks ook na afloop van de overgangsperiode beschikbaar blijven. Het voorstel heeft naar verwachting geen directe financiële en administratieve gevolgen voor de burger.
-
d)Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
De Commissie voorziet dat het voorstel positieve gevolgen heeft op het concurrentievermogen van de EU en de EU-kapitaalmarkten. Door de lastendruk te verlagen voor beheerders binnen en buiten de EU, verwacht de Commissie dat gebruikers kunnen profiteren van een groter aanbod aan benchmarks en dat de benchmarksector meer openstaat voor innovatie en toetreding en groei van nieuwe beheerders. Daarmee draagt het voorstel bij aan een sterkere concurrentiepositie en autonomie van de EU in de wereld. Het voorstel kent geopolitieke aspecten gezien de verwachte verlaging van lastendruk van in derdelanden gevestigde beheerders.
-
a)Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
De verordening is rechtstreeks van toepassing in de lidstaten en hoeft daarom niet te worden omgezet in nationaal recht. Wel dient aan enkele voorschriften van de verordening uitvoering te worden gegeven gelet op het toezicht op de naleving van die voorschriften. In verband daarmee dient het Besluit uitvoering EU-verordening financiële markten in beperkte mate te worden gewijzigd. Het voorstel heeft geen gevolgen voor de lex silencio positivo.
-
b)Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
Het voorstel bevat geen nieuwe gedelegeerde of uitvoeringshandelingen.
-
c)Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
De inwerkingtreding van de verordening wordt voorzien op de twintigste dag na officiële publicatie. De verordening is vanaf 1 januari 2026 van toepassing in de lidstaten. Het kabinet oordeelt positief hierover.
-
d)Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
Het voorstel bevat geen evaluatiebepaling. Wel schrijft de Commissie in haar toelichting dat een evaluatie is voorzien 5 jaar na de implementatie van het voorstel in lijn met het Commissiebeleid om regelmatig bestaande regelgeving tegen het licht te houden om waar nodig aanpassingen door te voeren. De evaluatie heeft tot doel om te beoordelen hoe effectief en efficiënt de verordening is geweest bij het bereiken van de beleidsdoelstellingen en te beslissen of nieuwe maatregelen of wijzigingen nodig zijn. Het kabinet kan zich hierin vinden.
-
e)Constitutionele toets
Niet van toepassing.
Er worden geen problemen met betrekking tot de uitvoerbaarheid en handhaving voorzien. Het voorstel zal mogelijk een taakverlichting betekenen voor de Autoriteit Financiële Markten (AFM) door de vermindering in het aantal benchmarks en het aantal benchmarkbeheerders onder hun toezicht. Wat de precieze financiële en personele gevolgen voor de AFM zullen zijn hangt af van de definitieve vormgeving van de voorgestelde wijzigingen en is op dit moment nog niet goed te overzien. Waar deze gevolgen er wel zijn, zullen die conform de financieringssystematiek van de toezichthouders worden ingepast.
Naar verwachting zijn er geen implicaties voor ontwikkelingslanden, anders dan voor andere derde landen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2023-2024, 22 112, nr. 3838 9
Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten en tot wijziging van Richtlijnen 2008/48/EG i en 2014/17/EU en Verordening (EU) nr. 596/2014 i (PbEU 2016, L171) (benchmarkverordening).
Het begrip «onder toezicht staande entiteiten» is gedefinieerd in artikel 3, eerste lid, onder punt 17, van de benchmarkverordening. De betreffende entiteiten zijn onder meer beleggingsondernemingen, kredietstellingen en beheerders van een alternatieve beleggingsinstelling.
Het verbod geldt voor alle onder EU-toezicht staande entiteiten zoals gedefinieerd in de benchmarkverordening.
Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/2222 van de Commissie van 14 juli 2023 tot verlenging van de in artikel 51, lid 5, van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde overgangsperiode voor benchmarks van derde landen. Te raadplegen op https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/HTML/?uri=OJ:L_202302222.
Mededeling van de Commissie d.d. 16 maart 2023, Concurrentievermogen van de EU op lange termijn: blik op de periode na 2030, COM (2023) 168 i.
Van de 73 EU-beheerders die momenteel onder toezicht staan, komen naar verwachting 66 beheerders, buiten de reikwijdte van de benchmarkverordening komen te vallen. De tot deze laatste categorie behorende beheerders waarvan hun benchmarks via een besluit van een toezichthoudende instantie of ESMA alsnog als significant kan worden aangewezen.
Respectievelijk Commission Staff Working Paper, Monitoring the application of European Union Law, SWD(2020) 147 en Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2016/1011, COM (2023) 455 i.
Kamerstuk, vergaderjaar 2013-2014, 22 112, nr. 1730.
Verordening (EU) Nr. 596/2014 i van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik (Verordening marktmisbruik) en houdende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 2003/124 i, 2003/125/EG i en 2004/72/EG van de Commissie.
De notulen zijn toegankelijk voor het publiek op de website van de Europese Commissie, te vinden in het Register van deskundigengroepen van de Commissie en andere adviesorganen.