Brief regering; Verlaging van de griffierechten - Rechtsstaat en Rechtsorde - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. 826 toegevoegd aan dossier 29279 - Rechtsstaat en Rechtsorde.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Rechtsstaat en Rechtsorde; Brief regering; Verlaging van de griffierechten |
---|---|
Documentdatum | 01-12-2023 |
Publicatiedatum | 01-12-2023 |
Nummer | KST29279826 |
Kenmerk | 29279, nr. 826 |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2023-2024
29 279
Nr. 826 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 1 december 2023
Op 27 juni jl. heb ik uw Kamer een brief gestuurd waarin ik in ging op de noodzaak voor het versterken van de toegang tot het recht als belangrijke voorwaarde voor een goed functionerende rechtsstaat.1 Om dit te bereiken heb ik in mijn brief verschillende maatregelen aangekondigd.
Een deel van de maatregelen is gericht op het versterken van de toegang tot de rechter.
Om de toegang tot het recht te versterken verlaag ik de griffierechten met circa 13,5% in het bestuursrecht en het civiel recht (uitgezonderd vorderingen of verzoeken boven de € 100.000). Het verlagen van de griffierechten betekent namelijk het verlagen van de financiële drempel voor rechtzoekenden om een procedure te beginnen of verweer te voeren.
Hoewel ik eerder aangaf de griffierechten te verlagen via een wetsvoorstel, heb ik - ook gezien de tussentijdse indexeringen van de griffierechten - besloten de verlaging van circa 13,5% door te voeren door de tarieven in 2023 niet te indexeren en in 2024 voor een klein deel te indexeren (circa 1,83%). Dit is de snelste en meest effectieve manier om de verlaging van de griffierechten door te voeren, omdat er daarmee meteen duidelijkheid bestaat voor rechtzoekenden over de hoogte van de griffierechten. Het (grotendeels) afzien van de indexeringen voor 2023 en 2024 maakt dat de griffierechten per 1 januari 2024 circa 13,5% lager zullen zijn dan ze geweest zouden zijn als de indexeringen van 10,29% in 2023 en 4,57% in 2024 wel waren doorgevoerd. Daarnaast heeft het (grotendeels) afzien van de indexeringen hetzelfde effect op de hoogte van de griffierechten als wettelijke verlaging van de griffierechten met 13,5%. Dit betekent dat het wetsvoorstel verlaging griffierechten niet zal worden ingediend bij uw Kamer. In deze brief licht ik deze keuze nader toe. Daartoe ga ik eerst kort in op de ontwikkelingen die zich hebben voorgedaan die invloed hebben gehad op mijn besluit.
1 Kamerstuk 2022-2023, 29 279, nr. 800.
kst-29279-826 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2023
Voor het verlagen van de griffierechten heb ik het wetsvoorstel verlaging griffierechten voorbereid. Dit wetsvoorstel beoogde uitvoering te geven aan de afspraak in het coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) om de toegang tot het recht voor burgers en het midden- en kleinbedrijf (mkb) te vergroten door de griffierechten met 25% te verlagen. In het wetsvoorstel was het uitgangspunt om de griffierechten in civiele en bestuursrechtelijke procedures over de hele linie met 25% te verlagen met uitzondering van civielrechtelijke vorderingen en verzoeken met een waarde van meer dan € 100.000 en met uitzondering van griffierechten in zaken bij de Netherlands Commercial Court.
Daarnaast voorzag het wetsvoorstel in enkele aanvullende wijzigingen in de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Deze wijzigingen bestonden uit:
-
•het wijzigen van de griffierechten voor verzoeken tot (afwijzing van) homologatie van een onderhands akkoord (artikel 19a, derde, Wgbz) naar de laagste categorie griffierechten (verzoeken van onbepaalde waarde);
-
•het in de Awb verankeren van de mogelijkheid voor de bestuursrechter om vrijstelling te verlenen van de griffierechten bij betalingsonmacht;
-
•het wijzigen van de verplichtende indexeringsbepaling in artikel 11:2 Awb in een facultatieve bepaling, om deze in lijn te brengen met artikel 2 van de Wgbz. Hierdoor kan in uitzonderingssituaties in beide wetten worden afgeweken van het jaarlijks indexeren van de griffierechten op grond van de consumentenprijsindex.
Eind 2022 heb ik, met het oog op het wetsvoorstel, besloten de indexering van de griffierechten voor 2023 uit te stellen naar het moment van inwerkingtreding van de wet verlaging griffierechten.1 Dit om grote schommelingen in de hoogte van de griffierechten te voorkomen.
Op 28 april jl. volgde de Voorjaarsnota, in het kader waarvan keuzes voor de rijksbrede dekkingsopgave zijn gemaakt. Zoals aangegeven in mijn brief van 27 juni jl. over de versterking van de toegang tot het recht, heeft dit ook gevolgen voor het bedrag dat was gereserveerd voor het verlagen van de griffierechten. In het regeerakkoord was structureel € 55 miljoen gereserveerd.2 Na de Voorjaarsnota is structureel nog € 30 miljoen beschikbaar. Zoals toegelicht in de hiervoor genoemde brief trek ik hiervan € 27 miljoen uit voor de verlaging van de griffierechten en € 3 miljoen voor andere maatregelen die leiden tot een versterking van de toegang tot het recht. Hierdoor kunnen de griffierechten met circa 13,5% worden verlaagd. Dit heeft tot gevolg dat de indexeringen voor 2023 (10,29%) en 2024 (in september is bekend geworden dat het indexerings-percentage over 2024 4,57% is) bij elkaar (15,33%) hoger zullen zijn dan de verlaging met circa 13,5% waarvoor de financiële middelen beschikbaar zijn voor verlaging van de griffierechten.
Door deze samenloop van omstandigheden acht ik doorgaan met het wetsvoorstel verlaging griffierechten niet meer opportuun. Ik verlaag de griffierechten door af te zien van het indexeren van de griffierechten in 2023 en in 2024 te indexeren met een lager percentage (1,83% i.p.v.
4,57%). Conform het wetsvoorstel worden hierbij de zaken betreffende een vordering of een verzoek met een waarde van meer dan € 100.000 en griffierechten van de Netherlands Commercial Court uitgezonderd.3 Dit is niet alleen een snellere manier om de verlaging voor de rechtszoekende door te voeren, maar ook een administratief minder bezwarende optie.
Ik vermijd met deze beslissing namelijk een overbodig wetstraject. Daarmee geef ik navolging aan Aanwijzing 2.2 van de Aanwijzingen voor de Regelgeving waarin staat dat tot het tot stand brengen van een regeling alleen wordt besloten indien de noodzaak daarvan is komen vast te staan. Het uiteindelijke effect voor rechtzoekenden is van beide opties hetzelfde. In beide gevallen worden de tarieven met circa 13,5% verlaagd. Indien de verlaging van de griffierechten zou worden doorgevoerd door middel van een wetsvoorstel, zouden de griffierechten tijdelijk - tot het moment van inwerkingtreding van de wet - wel iets lager zijn als de indexering over 2024, conform de indexering over 2023, zou worden uitgesteld tot de inwerkingtreding van de wet. Overigens zou dit eenmalig extra financiële middelen vereisen, waarvoor momenteel geen dekking beschikbaar is.
Met het (grotendeels) afzien van de indexering is voor eenieder duidelijk per wanneer de verlaging ingaat en wat de omvang ervan is. Dat schept helderheid en rechtszekerheid.
Ik zal het wetsvoorstel daarom niet doen indienen. Hiertoe is een nader rapport opgesteld dat naar de Koning zal worden verzonden. De voor de verlaging van de griffierechten beschikbare financiële middelen van structureel € 27 miljoen zullen worden aangewend om de uitgestelde indexering voor het civiel recht en het bestuursrecht voor 2023 definitief niet door te voeren en de indexering voor 2024 te verlagen tot voor zover de financiële middelen voor deze verlaging beschikbaar zijn. Dit komt erop neer dat per 1 januari 2024 de griffierechten met 1,83% zullen worden geïndexeerd.
De zaken betreffende een vordering of een verzoek met een waarde van meer dan € 100.000 in het civiel recht en de tarieven voor de Netherlands Commercial Court zullen per 1 januari 2024 alsnog worden geïndexeerd met de 10,29% (uitgestelde indexering voor 2023) en met 4,57% voor 2024. Bij elkaar worden de griffierechten voor deze zaken per 1 januari 2024 dus met 15,33% geïndexeerd.
Daarnaast neem ik de in het wetsvoorstel neergelegde overige wijzigingen in de bepalingen van de Awb en de Wgbz mee in de Verzamelwet JenV. Ook de bepalingen over het verlaagde griffierecht in homologatiezaken (WHOA) en over betalingsonmacht in bestuursrechtelijke zaken, dragen immers bij aan het versterken van de toegang tot het recht. Bovendien is aanpassing van de verplichte indexeringsbepaling in artikel 11:2 Awb nodig om in het bestuursrecht voor 2023 en 2024 af te wijken van de indexering volgens het consumentenprijsindexcijfer.
Ten slotte werd in het wetsvoorstel verlaging griffierechten voorgesteld om, in het kader van de afspraken over pas-toe-of-leg-uit, ook de bestuursrechtelijke griffierechten te verlagen in Caribisch Nederland. Nu ervoor gekozen is om de verlaging in Nederland door te voeren door (gedeeltelijk) af te zien van indexeren in 2023 en 2024, ligt het voor de hand ook in Caribisch Nederland geen wijziging aan te brengen aan de wettelijk vastgestelde hoogte van de (bestuursrechtelijke en civielrechtelijke) griffierechten.4
De Minister voor Rechtsbescherming,
F.M. Weerwind
Tweede Kamer, vergaderjaar 2023-2024, 29 279, nr. 826 4
Kamerstukken II 2022/23, 29 279, nr. 749.
Kamerstukken II 2022/23, 29 279, nr. 800.
In deze categorieën zaken heeft de hoogte van het griffierecht naar verwachting weinig of geen invloed op het besluit om wel of niet te procederen of verweer te voeren. Door deze zaken uit te zonderen, kunnen de Voor tarieven voor de vorderingen onder de € 100.000 zoveel mogelijk worden verlaagd. In de Netherlands Commercial Court is het hoge griffierecht bedoeld om de meerkosten van de Engelstalige behandeling kostendekkend te houden.
Overigens zijn de griffierechten in Caribisch Nederland sinds 2010 niet geïndexeerd. Het inflatiecijfer voor 2022 was in Caribisch Nederland substantieel hoger dan in voorgaande jaren. In het tweede kwartaal van 2022 was het inflatiecijfer in Bonaire 9,4%, in Sint Eustatius 7,7% en op Saba 8,2%. In het tweede kwartaal van 2023 waren de inflatiecijfers respectievelijk 4,6%, 3,3% en 5,2%. (zie: https://opendata.cbs.nl/#/CBS/nl/dataset/84046NED/table?dl=BFA9).