Brief regering; Totaaloverzicht appreciaties over de ingediende moties en amendementen - Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2024) - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. 116 toegevoegd aan wetsvoorstel 36418 - Belastingplan 2024 i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2024); Brief regering; Totaaloverzicht appreciaties over de ingediende moties en amendementen |
---|---|
Documentdatum | 26-10-2023 |
Publicatiedatum | 26-10-2023 |
Nummer | KST36418116 |
Kenmerk | 36418, nr. 116 |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2023-
2024
Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2024)
Nr. 116
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 26 oktober 2023
Zoals gebruikelijk, stuur ik u voorafgaand aan de stemmingen met deze brief nog een totaaloverzicht van de appreciaties van het kabinet over de ingediende moties en amendementen. Op 25 oktober (Handelingen II 20223/24, nr. 17, Pakket belastingplan 2024), voorafgaand aan de plenaire behandeling van het pakket Belastingplan, heb ik uw Kamer tevens een uitgebreide brief met appreciaties van de op dat moment ingediende appreciaties doen toekomen. Daarnaast kom ik in deze brief terug op enkele punten uit het debat en op enkele amendementen.
Amendement met Kamerstuk 36 418, nr. 92
Gisteren in debat kwam het amendement aan de orde om de rente op de studielening op nul vast te zetten en dat te dekken uit het verlaagd btw-tarief op sierteelt en de grootverbruikersvrijstelling in de leidingwater-heffing. Ik wil nogmaals benoemen hoe groot de impact van dit amendement is.
Het vastzetten van de rente is een grote, ongerichte maatregel. De kosten worden nu geraamd op € 9 miljard over 35 jaar. Een groot bezwaar tegen deze maatregel is dat deze, bekeken vanuit het draagkrachtbeginsel, zeer ongericht is. In de aflossingssystematiek van de studieleningen is opgenomen dat alleen oud-studenten met voldoende draagkracht hoeven af te lossen. Oud-studenten met een laag inkomen hoeven dus ook eventuele rente niet terug te betalen. Het vastzetten van de rente komt dus enkel ten goede van oud-studenten die genoeg verdienen om te moeten aflossen. Daarmee is deze maatregel precies gericht op oud-studenten die geen inkomensondersteuning nodig hebben.
Ook de dekking kent nadelen. Het kabinet neemt nu een substantieel pakket maatregelen met als doel om de glastuinbouwsector te verduurzamen. Om daarnaast op deze korte termijn het verlaagd btw-tarief op
kst-36418-116 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2023
sierteelt af te schaffen vormt voor de sector een aanvullende last. Dit raakt ook de bloembollensector. De consumentenprijzen voor bloemen, planten en bloembollen zullen stijgen met mogelijk vraaguitval tot gevolg.
Het heffingsplafond voor grootverbruikers in de leidingwaterbelasting dient zorgvuldig overwogen te worden in het kader van het integrale pakket voor de vermindering van waterverbruik onder leiding van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. Afschaffing in de huidige vormgeving raakt ook gebruikers als zwembaden en sportcomplexen.
Amendement met Kamerstuk 36 418, nr. 96
Het voorstel van een inzagerecht ondersteun ik. Mocht het amendement worden aangenomen, dan ben ik voornemens om een uitvoeringstoets te doen om het inzagerecht op een goede manier te effectueren en zo snel als mogelijk in te laten gaan. Ik informeer uw Kamer in het in het eerste kwartaal 2024 over de uitkomsten van deze uitvoeringstoets. Hierbij zal ook gekeken worden naar de meerkosten en de impact voor de Belastingdienst. Ook treed ik met de rechtspraak in overleg over deze gevolgen en onderzoek ik de nadere vormgeving in onder andere de algemene maatregel van bestuur. Met inachtname van het bovenstaande geef ik het amendement met Kamerstuk 36 418, nr. 96 van het lid Omtzigt c.s. oordeel Kamer nu de invoeringsdatum uiterlijk 31 december 2025 is of zoveel eerder als mogelijk is bij koninklijk besluit.
Amendement met Kamerstuk 36 421, nr. 67
Met het amendement wordt geregeld dat de verhoging van de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken per 1 januari 2024 (van € 8,83 naar € 26,13 per hectoliter) met een jaar wordt uitgesteld, vooruitlopend op een mogelijke differentiatie van de tarieven. Uitstel van de verhoging leidt tot een budgettaire derving van € 365 mln. gedurende één jaar. Dit wordt gedekt door het tarief per hectoliter vanaf 2025 met € 4,33 extra te verhogen, wat een extra jaarlijkse opbrengst oplevert van € 91,3 mln. In het debat heb ik aangegeven dit amendement te ontraden. Ik wil uw Kamer additioneel meegeven dat verschillende partijen in het debat hebben opgeroepen tot hervorming van de frisdrankbelasting, waarbij een aantal partijen ook heeft opgeroepen het tarief van sommige dranken in deze hervorming te verlagen. Een gedifferentieerde verbruiksbelasting zal echter niet uitvoerbaar zijn in 2025, maar afhankelijk van tijdige besluitvorming niet eerder dan 2026. Uitstel van de verhoging met één jaar maakt het dus niet mogelijk verhoging en differentiatie tegelijkertijd te laten plaats vinden. Overigens zou het dan nog verder doorschuiven van de verhoging de budgettaire taakstelling voor de toekomst nog verder verhogen. Een extra budgettaire taakstelling, die met dit amendement wordt vastgelegd, bemoeilijkt dus de hervorming van de frisdrankbelasting.
Amendement met Kamerstuk 36 426, nr. 14
De leden Grinwis (ChristenUnie), Van Dijk (CDA) en Erkens (VVD) hebben een gewijzigd amendement ingediend op het wetsvoorstel «Wet fiscale klimaatmaatregelen glastuinbouw» (Kamerstuk 36 426). Met dit amendement wordt het verlaagd energiebelastingtarief langzamer afgebouwd (tot en met 2035) en deze budgettaire derving gedekt via een verhoging van het tarief van de CO2-heffing glastuinbouw. Daarnaast wordt de tariefverhoging van de CO2-heffing glastuinbouw ter dekking van de nota van wijziging teruggedraaid. Zoals tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan toegelicht, begrijpt het kabinet de zorg die uw Kamer meermaals heeft uitgesproken dat het afschaffen van het verlaagd energiebelastingtarief relatief hard neerslaat bij kleine tuinders. Een langer afbouwpad voor het verlaagd energiebelastingtarief, zoals door de indieners voorgesteld, kan helpen dit effect deels te mitigeren. Hierbij vindt het kabinet wel twee zaken van belang. Ten eerste is van belang dat de budgettaire derving wordt gedekt en niet wordt doorgeschoven. Ten tweede is van belang dat het restemissiedoel van 4,3 Mton blijft geborgd. Het ingediende amendement is hier grotendeels in lijn mee. Het kabinet heeft daarom sympathie voor het ingediende amendement. Hierbij past wel de kanttekening dat het gedeeltelijk terugdraaien van de dekking van de nota van wijziging leidt tot een budgettair gat van € 25 mln. in 2030. De verhoogde opbrengst van de CO2-heffing glastuinbouw zal zoals verzocht worden teruggesluisd naar de sector via een langzamer afbouwpad van het verlaagd energiebelastingtarief. Ondanks de positieve grondhouding, ontraadt het kabinet het amendement en geeft voorkeur aan het eigen voorstel, omdat hiermee eerder en sneller de huidige fossiele voordelen in de energiebelasting worden aangepast.
Amendement met Kamerstuk 36 427, nr. 7
Namens de Minister voor Rechtsbescherming nog het volgende over het amendement met Kamerstuk 36 427, nr. 7 met het voorstel om maatregelen uit de Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ- en Bpm zaken van toepassing verklaren voor Wet Mulder, ingediend door de leden Van Dijk, Van der Lee en Van Weyenberg. Het kabinet ziet een sterke toename van beroepen in Mulderzaken (verkeersboetes) ingesteld door no cure no pay bureaus. Deze toename zorgt voor een urgente problematiek bij het Parket CVOM, het CJIB en de rechtspraak. Het kabinet verwacht dat het amendement een grote bijdrage levert aan het oplossen van de urgente problematiek die de grote toename van bezwaar en beroepen in verkeerzaken - ingesteld door no cure no pay bureaus - oplevert voor de rechtspraak, het OM en het CJIB. Het kabinet wil het amendement daarom oordeel kamer geven.
Voor no cure no pay bureaus, die bij winst van een zaak een proceskostenvergoeding krijgen, is procederen een verdienmodel geworden. Dit acht het kabinet onwenselijk. Naast het effect hiervan op de werkdruk, moeten burgers en bedrijven in andere zaken hierdoor langer wachten op de behandeling van hun zaak en komt de rechtsbescherming onder druk te staan. Er worden door de ketenpartners geen knelpunten verwacht in de uitvoering van het amendement. Bij het voorstel de proceskostenvergoeding over te maken naar de rekening van de burger geeft de rechtspraak aan de mogelijke gevolgen voor met name burgers met (financiële) problemen niet goed in te kunnen schatten. Het kabinet ziet dit aandachtspunt ook. Door het amendement ontvangt de belanghebbende de proceskostenvergoeding rechtstreeks op zijn rekening. Deze vergoeding moet de belanghebbende doorbetalen aan het no cure no pay bureau. Naar verwachting zal dit voor veel mensen geen probleem zijn. Deze extra handeling kan voor minder zelfredzame mensen en mensen met schulden een probleem vormt, is moeilijk in te schatten. Daarom zullen wij, in overleg met de minsister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, kijken hoe wij daar extra aandacht aankunnen geven.
Herstel- en veerkrachtplan en tarieven energiebelasting
Tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan is door de heer Omtzigt gevraagd naar de relatie tussen het herstel- en veerkrachtplan (HVP) en de tarieven in de energiebelasting. Het Nederlandse HVP is voor een groot deel gericht op groene investeringen en hervormingen. De maatregelen sluiten daarnaast zoveel mogelijk aan op de doelstellingen die zijn genoemd in de REPowerEU-verordening, waaronder doelstelling 2 («het stimuleren van energie-efficiëntie in gebouwen, koolstofvrij maken van de industrie, verhogen van de productie en het gebruik van duurzaam bio-methaan en hernieuwbare of fossielvrije waterstof, en het vergroten van het aandeel hernieuwbare energie»). In het kader van deze doelstelling is in het Nederlandse HVP ook een aantal aanpassingen binnen de energiebelastingen opgenomen. Een van deze aanpassingen is de tariefschuif in de 1e schijf van de energiebelasting, waarbij het tarief op aardgas de komende jaren wordt verhoogd en het tarief op elektriciteit richting 2030 wordt verlaagd. Deze voorgestelde tariefmutatie is vorig jaar met het Belastingplan 2023 (Kamerstuk 36 202) door uw Kamer in wetgeving omgezet. Het doel van deze maatregelen is om de besparings-prikkel te vergroten. Indien uw Kamer een aanpassing van het energiebe-lastingtarief in de eerste schijf gas wenst, dan zal het kabinet in overleg treden met de Europese Commissie over een aanpassing van het HVP op dit punt. Relevant daarbij is is dat in het HVP een tariefmutatie voor de oude eerste schijf aardgas (tot 170.000 m3) is afgesproken, terwijl inmiddels de eerste schijf gas alleen tot 1.000 m3 loopt. Daarnaast heeft de veranderende geopolitieke omstandigheden geleid tot een autonome stijging van de besparingsprikkel. Zoals in de brief van 24 oktober jl. toegelicht, is er echter een kans dat Nederland toch zal worden gekort op de middelen die Nederland uit het HVP ontvangt. Daarnaast heeft aanpassing van het HVP een nadelige uitstraling op andere Europese landen. Een besluit over een eventuele korting en hoogte daarvan op de middelen is uiteindelijk aan de Europese Commissie. Het is aan uw Kamer om een weging inzake dit risico te maken.
Motie van het lid Erkens vruchtensappen met Kamerstuk 36 418, nr. 72
De heer Erkens heeft verzocht om in de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken differentiatie mogelijk te maken tussen vruchtensappen en andere dranken. Het demissionaire kabinet heeft onderzoek gedaan naar de mogelijkheden voor een dergelijk systeem, waarbij differentiatie plaatsvindt op basis van suiker. Daaruit is gekomen dat een dergelijk systeem op zijn vroegst in 2026 kan worden ingevoerd. Invoering van een dergelijk systeem vraagt om keuzes. Het gaat hierbij bijvoorbeeld over de hoeveelheid en hoogte van de staffels en over de fiscale behandeling van specifieke dranken, zoals zuivel en vruchten- of groentesappen. Als ik de motie van de heer Erkens zo mag lezen dat ik de mogelijkheden voor het uitzonderen van vruchtensappen ga onderzoeken en de Kamer daarover voor de zomer van 2024 zal informeren, kan ik de motie oordeel Kamer geven.
Het kabinet heeft zich de afgelopen weken ingespannen om uw Kamer zo goed mogelijk in te lichten over de gevolgen van alle moties en amendementen die sinds de Algemene Politieke Beschouwingen ter tafel zijn gekomen. Ik wijs daarbij op de brief van 29 september1, de brief van 25 oktober, de nota naar aanleiding van het verslag2 en de beantwoording van de vragen uit het WGO. Over amendementen die na publicatie van deze brief nog worden ingediend en die daarmee dit hele proces niet hebben doorlopen kan ik uw Kamer geen nadere informatie meegeven. Er zullen voor deze amendementen geen quickscans meer volgen over de uitvoerbaarheid en ik kan u ook niet informeren over eventuele wetstechnische onvolkomenheden.
Ik wil uw Kamer dan ook oproepen hierbij de nodige voorzichtigheid, onder het mom «bezint eer gij begint», te betrachten.
De Staatssecretaris van Financiën,
M.L.A. van Rij
Tweede Kamer, vergaderjaar 2023-2024, 36 418, nr. 116 5
Kamerstuk 36 410, nr. 83.
Kamerstuk 36 420, nr. 6.