Verslag van een schriftelijk overleg over het rapport van Regioplan 'Belemmeringen asielzoekers bij het toetreden tot de arbeidsmarkt' (Kamerstuk 32824-384) - Integratiebeleid

Dit verslag van een schriftelijk overleg is onder nr. 388 toegevoegd aan dossier 32824 - Integratiebeleid en wetsvoorstel 35680 - Toekomstbestendig maken van de wetgeving op het terrein van arbeidsmigratie i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Integratiebeleid; Verslag van een schriftelijk overleg; Verslag van een schriftelijk overleg over het rapport van Regioplan 'Belemmeringen asielzoekers bij het toetreden tot de arbeidsmarkt' (Kamerstuk 32824-384)
Document­datum 28-06-2023
Publicatie­datum 28-06-2023
Nummer KST32824388
Kenmerk 32824; 35680, nr. 388
Commissie(s) Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2022-

2023

32 824 35 680

Integratiebeleid

Wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen in verband met het toekomstbestendig maken van de wetgeving op het terrein van arbeidsmigratie

Nr. 388

VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 29 juni 2023

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de brief van 12 april 2023 over het rapport van Regioplan «Belemmeringen asielzoekers bij het toetreden tot de arbeidsmarkt» (Kamerstukken 32 824 en 35 680, nr. 384).

De vragen en opmerkingen zijn op 11 mei 2023 aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voorgelegd. Bij brief van 28 juni 2023 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie,

Kuzu

Adjunct-griffier van de commissie,

Van den Broek

kst-32824-388 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2023

Inhoudsopgave

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

2

11

14

15

17

22

II

Antwoord/Reactie van de Minister

I    Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

II    Antwoord/Reactie van de Minister

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van voorliggend rapport en wensen hierbij enkele opmerkingen te maken en vragen te stellen.

1.

De leden van de VVD-fractie wensen enkele vragen te stellen betreffende de gemaakte methodologische keuzes binnen dit onderzoek. Deze leden zijn zich er terdege van bewust dat het onderzoek is uitgevoerd door een externe partij en dat derhalve methodologische keuzes grotendeels zijn belegd bij deze derde partij. Echter, is het kabinet als opdrachtgever van het onderzoek wel dermate betrokken dat deze leden van mening zijn dat het kabinet zich wel rekenschap dient te geven van de methodologische overwegingen in voorliggend onderzoek. Kan het kabinet nader reflecteren op onderstaande methodologische aspecten van voorliggend onderzoek? Waarom is er gekozen voor vier asielzoekerscentra van de 180 en waarom specifiek voor deze vier? Was hier sprake van een aselecte of selecte steekproef? Daarnaast lezen deze leden dat 33 asielzoekers de enquête binnen het onderzoek hebben ingevuld. Kan het kabinet nader ingaan op dit lage respondentenaantal?

2.

Ten slotte, waarom is er gekozen om tien statushouders in te zetten voor de vignettenstudie? Waar wonen deze statushouders op dit moment? Waarom zijn alleen mannen opgenomen als deelnemer bij deze vignettenstudie? Is de Minister het met deze leden eens dat alleen mannelijke deelnemers een mogelijk te eenzijdig beeld kan geven van de situatie?

Hoe beoordeelt het kabinet bovenstaande keuzes en overwegingen en in het verlengde daarvan de algehele representativiteit van voorliggend onderzoek?

3.

Tevens lezen de leden van de VVD-fractie dat als onderdeel van het onderzoek met 19 sleutelrespondenten is gesproken over toetreding van asielzoekers tot de Nederlandse arbeidsmarkt. Deze leden zijn benieuwd waarom er gekozen is voor het aantal van 19 sleutelrespondenten Voorts lezen deze leden dat uit iedere beroepsgroep slechts één persoon ondervraagd is. Hoe beoordeelt het kabinet bovenstaand methodologisch aspect van voorliggend onderzoek en hoe representatief acht het kabinet de uitkomsten van deze gesprekken gelet op het totale aantal respondenten en het beperkte aantal respondenten per beroepsgroep?

Reactie:

Het onderzoek van Regioplan is uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: ministerie SZW). Regioplan heeft, in overleg met het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (hierna: COA), getracht om enquêtes te houden onder asielzoekers bij asielzoekerscentra (hierna: azc's) verspreid over het land. Hierbij is getracht ook de bij het COA beschikbare informatie over kenmerken van de asielzoekers mee te nemen om tot goede spreiding onder respondenten te komen. Daarnaast is er een vignettenstudie uitgevoerd onder tien statushouders. In de dieptegesprekken die zijn gevoerd met sleutel-respondenten - verschillende stakeholders die actief zijn in het ondersteunen van asielzoekers - en werkgevers is ingegaan op motieven en zowel de belemmeringen als positieve effecten bij het toetreden tot de arbeidsmarkt. Dit zijn uiteindelijk 19 respondenten geworden. De omvang van de groepen respondenten moet volgens Regioplan gezien worden binnen de context van de bredere onderzoeksaanpak. In het onderzoek is gebruik gemaakt van verschillende methoden en typen data (o.a. statistische analyse van databestanden; juridische analyse; verschillende typen interviews). Op basis van deze mixed methods-aanpak heeft triangulatie plaatsgevonden: de opbrengsten van interviews met de verschillende groepen respondenten zijn in verband gebracht met elkaar en met de opbrengsten van de andere onderzoeksmethoden, op basis van andere databronnen. De onderzoekers hebben aangegeven hiervan gebruik te hebben gemaakt omdat triangulatie de betrouwbaarheid en validiteit van de resultaten verhoogt.

Regioplan heeft in het rapport aangegeven dat ervoor is gekozen om de vignettenstudie uit te voeren onder statushouders. Hiervoor is gekozen gelet op het feit dat statushouders - anders dan asielzoekers in procedure - kunnen terugblikken op het gehele proces dat zij hebben doorlopen van vlucht tot en met integratie als statushouders. Deze methode is naar mening van Regioplan bij uitstek geschikt voor het onderzoeken van keuzes die mensen maken en de mate waarin die keuzes veranderen als omstandigheden veranderen.

Regioplan heeft in het rapport aangegeven dat gezien de beperkte omvang van de groepen respondenten voor de verschillende typen interviews de resultaten met enige voorzichtigheid moeten worden geïnterpreteerd. Het toekennen van precieze scores aan de verschillende belemmeringen is door de beperkte omvang niet mogelijk. Wel bieden de resultaten nuttige indicaties.

De enquête die Regioplan heeft afgenomen onder asielzoekers in azc's ten behoeve van het onderzoek is ingevuld door 33 asielzoekers. Dit betroffen 30 mannen (91%) en 3 vrouwen (9%). De tien statushouders met wie is gesproken voor de vignettenstudie betroffen allen mannen. Waarom in het onderzoek door Regioplan alle deelnemers in de vignettenstudie en het grootste deel van de deelnemers aan de enquête mannen betroffen is niet te achterhalen. Bij het werven van respondenten onder asielzoekers en statushouders is waar mogelijk gestuurd op een spreiding in bijvoorbeeld leeftijd, land van herkomst, verblijfplaats in Nederland en gender. Een verklaring is mogelijk dat de populatie van de groep asielzoekers in het algemeen, voor het grootste gedeelte volwassen mannen betreft. Uit informatie van het CBS blijkt dat in maart 2023 de groep asielzoekers voor 59% uit volwassen mannen bestond en voor 16,9% uit volwassen vrouwen. De overige 24,1% betroffen kinderen1.

4.

Voorts lezen de leden van de VVD-fractie dat binnen het onderzoek ook aandacht wordt gegeven aan het verkrijgen van een Burgerservice-nummer (BSN). In het onderzoek wordt, terecht, gesteld dat een BSN vereist is voor het hebben van betaald werk en dat de lange wachttijden bij de Basisregistratie Personen (BRP-)straten een belemmerende factor zijn voor statushouders in het toetreden tot de arbeidsmarkt. Herinnert het kabinet zich het verzoek van het lid Becker tijdens het commissiedebat inburgering en integratie van 13 april jl. (Kamerstuk 32 824, nr. 386) om statushouders van een voorrangsprocedure te voorzien ten opzichte van asielzoekers in het verkrijgen van een BSN-nummer? Herinnert het kabinet zich de toezegging bovenstaand verzoek uit te zoeken? Hoe staat het hiermee? Welke stappen zijn tot nu toe gezet om een voorrangsprocedure binnen de BRP-straten voor statushouders in werking te stellen om statushouders sneller aan het werk te krijgen? Binnen welke termijn verwacht de Minister de Kamer hierover te informeren?

Reactie:

In reactie op het verzoek van het lid Becker antwoord ik de leden van de VVD-fractie dat vergunninghouders thans voorrang krijgen op asielzoekers bij het verkrijgen van een burgerservicenummer. Ook asielzoekers die voldoen aan de voorwaarden om te kunnen werken kunnen met voorrang een burgerservicenummer aanvragen bij één van de vijf BRP-straatgemeenten. Deze voorrang is ten opzichte van asielzoekers die niet voldoen aan de voorwaarden om te werken. De voorwaarden voor inschrijving is dat de asielzoeker minimaal 6 maanden in Nederland verblijft en dat de identiteit deugdelijk is vastgesteld. Daarnaast is het in individuele gevallen mogelijk om met voorrang een spoedafspraak te maken bij één van de BRP-straten. Gelet op de hoge werkvoorraden bij de BRP-gemeenten komt het evenwel voor dat asielzoekers langer moeten wachten op het verkrijgen van een burgerservicenummer.

5.

De leden van de VVD-fractie lezen dat voorliggend rapport beoogt bij te dragen aan het beantwoorden van de vraag of de 24-weken-eis de toegang tot de arbeidsmarkt niet zodanig bemoeilijkt dat er van effectieve toegang geen sprake kan zijn. Hoe beoordeelt het kabinet deze geformuleerde onderzoeksvraag? Is het kabinet het met deze leden eens dat deze onderzoeksvraag als enigszins suggestief beschouwd kan worden gelet op de veronderstelling dat de 24-weken-eis de toegang van asielzoekers tot de arbeidsmarkt bemoeilijkt? Hoe reflecteert het kabinet hierop?

Reactie:

De doelstelling van het onderzoek van Regioplan was om inzicht te geven in de verschillende belemmeringen, waaronder de 24-weken-eis, die er zijn voor asielzoekers bij het toetreden tot de arbeidsmarkt en het effect van afschaffing of aanpassing van de 24-weken-eis op verschillende terreinen. Aanleiding voor het rapport is een jarenlange discussie over de juridische houdbaarheid van de 24-weken-eis ten aanzien van de Opvangrichtlijn. Om dit nader juridisch te bezien is advies gevraagd aan de landsadvocaat. Het advies dat de landsadvocaat op 21 november 2021 heeft uitgebracht, concludeert dat het onverkort handhaven van de 24-weken-eis zonder nader onderzoek naar in hoeverre de 24-weken-eis asielzoekers belemmert juridisch kwetsbaar is.

Om die reden heb ik aan Regioplan expliciet verzocht in kaart te brengen wat het belang is van de 24-weken-eis voor asielzoekers bij het toetreden tot de arbeidsmarkt, en wat het effect zou zijn van afschaffing of aanpassing van die eis. De onderzoeksvraag is derhalve dusdanig geformuleerd dat - met het oog op het advies van de landsadvocaat -onderzocht kon worden of de 24-weken-eis de «daadwerkelijke» toegang tot de arbeidsmarkt voor asielzoekers in procedure feitelijk belemmert.

6.

De leden van de VVD-fractie wensen nader stil te staan bij aan het aantal tewerkstellingsvergunningen (TWV's) dat wordt aangevraagd door asielzoekers. Deze leden constateren dat gemiddeld genomen ongeveer vijf procent van de asielzoekers die langer dan zes maanden in de asielprocedure zitten een TWV aanvraagt. Hoe beoordeelt het kabinet dit percentage in het kader van de geboden mogelijkheden die asielzoekers hebben om in Nederland te werken? Is het kabinet het met deze leden eens dat dit percentage tamelijk laag ligt kijkend naar het aantal asielzoekers dat in ons land verblijft tijdens hun asielprocedure? Is het kabinet bekend met de oorzaken achter het in beperkte mate gebruik maken van de TWV? Is het kabinet bereid om stappen te zetten om onder asielzoekers het aanvraagpercentage van TWV's binnen de bestaande juridische kaders te verhogen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?

Reactie:

Door Regioplan is gekeken naar de cijfers rondom de aanvraag en afgifte van tewerkstellingsvergunningen (hierna: twv's) voor asielzoekers in procedure. Dit is van belang om de belemmeringen die asielzoekers ervaren bij het toetreden tot de arbeidsmarkt in perspectief te kunnen plaatsen. Hierbij dient te worden opgemerkt dat het aantal asielzoekers dat mogelijk in aanmerking komt voor een twv (het arbeidspotentieel) niet precies was te herleiden. Er is van algemene definities uitgegaan; de leeftijd ligt tussen de 18 en 67 jaar en de asielzoeker is langer dan 6 maanden in procedure. In de praktijk ligt dit genuanceerder, want UWV toetst per individueel geval de voorwaarden voor een twv. De cijfers in het rapport geven daarmee een indicatief beeld van het aantal asielzoekers dat zou mogen werken. Uit het rapport blijkt dat maar een beperkt deel (ongeveer 4%) van de asielzoekers in procedure die mogelijk in aanmerking komen om te werken, daadwerkelijk gebruik maken van het recht om te werken.

Regioplan heeft in het onderzoek gekeken naar de belemmeringen die asielzoekers in procedure en andere betrokkenen (zoals werkgevers) ervaren bij het krijgen en behouden van de toegang tot de arbeidsmarkt voor asielzoekers gedurende de procedure. Regioplan concludeert dat asielzoekers te maken krijgen met een veelheid aan uitdagingen en obstakels bij het betreden van de Nederlandse arbeidsmarkt waaronder de 24-weken-eis.

Regioplan geeft aan dat om het aantal werkende asielzoekers te verhogen het van belang is dat de verschillende belemmerende factoren worden aangepakt. In de kabinetsreactie zal worden gereageerd op het rapport van Regioplan en de daarin genoemde belemmeringen. Er wordt gestreefd naar een kabinetsreactie voor de zomer van dit jaar.

7.

In het verlengde hiervan constateren de leden van de VVD-fractie dat slechts tien procent van de asielzoekers met een TWV in de periode 2017-2021 vrouw is. Hoe reflecteert het kabinet op dit percentage? Is het kabinet het met deze leden eens dat dit lage percentage onder vrouwelijke asielzoekers niet bevorderlijk is voor het duurzaam toetreden tot de Nederlandse arbeidsmarkt bij eventuele toekenning van een verblijfsstatus en dat het problematisch is dat maar zo beperkt gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om aan het werk te gaan tijdens de asielprocedure? Zo nee, waarom niet?

Reactie:

In het rapport van Regioplan is opgenomen dat van de 1.514 asielzoekers voor wie een twv is afgegeven tussen 2017 en 2021 het grootste deel, namelijk 90%, man is en de overige 10% vrouw. In het rapport is niet gekeken naar het totale aantal personen in de asielprocedure en daarbij een vergelijking gemaakt tussen het aantal mannen en vrouwen dat gedurende de asielprocedure (betaald) werk heeft verricht. Dat er een hoger percentage mannen aan het werk is heeft mogelijk te maken met de populatie van de groep asielzoekers in het algemeen. Uit informatie van het CBS blijkt dat in maart 2023 de groep asielzoekers voor 59% uit volwassen mannen bestond en voor 16,9% uit volwassen vrouwen. De overige 24,1% betroffen kinderen2.

Ik ben het met de VVD eens dat het aan het werk helpen van meer vrouwelijke asielzoekers en statushouders belangrijk is; zowel voor henzelf als voor de maatschappij. Ik zet mij daarom in om belemmeringen die arbeidsdeelname van specifiek vrouwelijke statushouders in de weg staan op te lossen. Steeds meer statushouders en gezinsmigranten gaan aan het werk en een stijgende lijn is waarneembaar als het gaat om het aandeel vrouwen onder deze groep dat werkt. Het aandeel werkende vrouwelijke statushouders is in de 1e helft van 2022 meer gestegen dan bij mannen. Maar de verschillen zijn nog groot; 47% bij mannen versus 17% bij vrouwen.3 Ik ben blij dat na de dip in de coronatijd nu een stijgende lijn van de arbeidsparticipatie van statushouders is ingezet.

Belangrijke verklaringen voor de lage participatiegraad van vrouwelijke statushouders zijn onvoldoende kennis van de Nederlandse taal, een klein sociaal netwerk, (het denken in) traditionele rolpatronen en het tekort aan kinderopvangplekken. Sommige vrouwen creëren liever eerst een stabiele thuissituatie. Is hun man aan het werk en gaan de kinderen naar school, dan zijn ze zelf aan de beurt; soms jaren later.4 Verder speelt mee dat de begeleiding van vrouwelijke inburgeringsplichtigen vanuit gemeenten achterblijft.5

In mijn Kamerbrief van d.d. 26 april 20236 heb ik u geïnformeerd over de lopende acties om iets aan het tekort aan kinderopvangplaatsen te doen. Om ervoor te zorgen dat taalverwerving én (toeleiding naar) arbeid samengaan is dualiteit een belangrijk subdoel bij de beleidstheorie van de Wet inburgering 2021. In het kader van duale trajecten zijn er bij Divosa7 verschillende Community of Pratictice's (COP's) gestart. Deze COP's bieden gemeenten en partners een platform om kwesties in de uitvoering met elkaar te delen, samen te zoeken naar oplossingen en van elkaar te leren. Hierbij is ook aandacht voor eventueel belemmerende factoren van vrouwelijke inburgeringsplichtigen en mogelijke oplossingsrichtingen.

Ook is er vanuit mijn ministerie een pilot gestart in samenwerking met de gemeente Almere waarin vrouwen met een buiten-Europese migratieachtergrond begeleid worden richting duurzame participatie, en is er een subsidieronde uitgezet in het kader van «Vakkundig aan het werk» specifiek gericht op vrouwen.

Verder wil ik versterken wat er al is. Zo is er vanuit KIS een e-learning ontwikkeld voor klantmanagers bij gemeenten om vrouwelijke nieuwkomers te begeleiden op weg naar werk. Deze e-learning zal nogmaals onder de aandacht worden gebracht van gemeenten. Tot slot heb ik in mijn brief aan uw Kamer over Meerjarenplan zelfbeschikking 2022-20258 toegezegd om in het licht van de motie van het lid van Aartsen (Kamerstuk 32 824, nr. 372) met gemeenten te spreken over de manier waarop de kansen binnen de inburgeringswet nog beter benut kunnen worden door vrouwelijke statushouders. Ik zal de VNG bij dit gesprek betrekken en uw Kamer hier dit jaar over informeren in de periodieke voortgangsbrief inburgering.

8.

Tevens constateren de leden van de VVD-fractie dat in de afgelopen jaren 179 van de 1514 verleende TWV's ingetrokken werd door asielzoekers voor de officiële einddatum. Zijn de redenen of achterliggende oorzaken hiervan bekend bij het kabinet? Zo ja, kan het kabinet deze redenen/ oorzaken delen met de Kamer? Zo ja, binnen welke termijn? Zo nee, waarom niet?

Reactie:

De werkgever aan wie de twv is afgegeven is verplicht bij UWV een melding te maken, wanneer de asielzoeker niet langer werkzaam is bij de werkgever. Het UWV heelt in het onderzoeksrapport aangegeven dat de twv wordt ingetrokken als de werkgever - niet de asielzoeker - aan wie de vergunning is afgegeven meldt dat niet (langer) van de twv gebruik wordt gemaakt. Uit navraag bij het UWV is gebleken dat de 179 twv's zijn ingetrokken omdat de werkgever heeft aangegeven dat de arbeidsovereenkomst met de asielzoeker (voortijdig) is beëindigd.

9.

De leden van de VVD-fractie lezen dat bij het loslaten van de 24-weken-eis, asielzoekers recht kunnen krijgen op uitbetaling van een werkloosheidsuitkering wanneer zij tenminste 26 weken betaald werk verrichten in Nederland en zolang zij rechtmatig verblijven in Nederland. Deze leden lezen dat de uitbetaling van de uitkering wordt stopgezet wanneer er geen sprake meer is van een rechtmatig verblijf in Nederland. Betekent dit dat een asielzoeker die 26 weken of langer betaald werk verricht in Nederland en plots besluit te stoppen met werken, gedurende de rest van de asielprocedure recht zou hebben op een werkloosheidsuitkering? Zo ja, hoe beoordeelt de Minister dit? Hoe beoordeelt de Minister dit in het geval van asielzoekers die uiteindelijk een status krijgen en die daarmee hun inburgeringstraject zouden starten met een werkloosheidsuitkering?

Is de Minister het met deze leden eens dat dit haaks staat op de uitgangspunten van de nieuwe inburgeringswet en dat dit derhalve niet bevorderlijk is voor de integratie en inburgering van statushouders? Zo ja, hoe reflecteert de Minister hierop?

Als de 24-weken-eis wordt afgeschaft, kan het zijn dat een asielzoeker in procedure die 26 weken of langer betaald werk verricht een Werkloosheidswet-uitkering (hierna: WW-uitkering) ontvangt, wanneer de asielzoeker werkloos is geworden. Uiteraard moet wel aan de voorwaarden voor een WW-uitkering worden voldaan. Zo moet er sprake zijn van rechtmatig verblijf in Nederland. Personen die illegaal in Nederland verblijven hebben geen recht (meer) op een WW-uitkering. Ook heeft een persoon geen recht op een WW-uitkering als diegene door eigen schuld - bijvoorbeeld door zelf ontslag te nemen - werkloos is geworden. Als een asielzoeker dus zelf besluit om te stoppen met werken zal geen WW-uitkering worden uitbetaald.

Of er recht is op een WW-uitkering «gedurende de rest van de asielprocedure» hangt af van de duur van de WW-uitkering van de betrokken persoon. De duur van de WW-uitkering is afhankelijk van de duur van het arbeidsverleden. Wanneer een werknemer na een contract van bijvoorbeeld een half jaar werkloos wordt, heeft hij recht op een uitkering van drie maanden. Bij een arbeidsverleden van ten minste vier jaar, kan er recht ontstaan op een WW-uitkering van vier maanden.

Het voorgaande geldt ook voor personen die uiteindelijk een status krijgen en een inburgeringstraject starten. Een persoon die een werkloosheidsuitkering ontvangt moet beschikbaar zijn voor betaald werk. Het ontvangen van een werkloosheidsuitkering is dus niet strijdig met een snelle inburgering, integratie en participatie op arbeidsmarkt.

Opgemerkt wordt dat de eventuele WW-uitkering wordt aangemerkt als inkomen van de asielzoeker, dat wordt betrokken bij een eventuele eigen bijdrage voor de kosten van de opvang van het COA.

10.

Daarnaast wensen de leden van de VVD-fractie nader stil te staan bij de geschetste consequenties voor de verblijfsrechtelijke positie van asielzoekers bij uitbreiding/afschaffing van de 24-weken-eis. Zo lezen voornoemde leden in het rapport de algemene conclusie dat consequenties voor de verblijfsrechtelijke positie van asielzoekers niet te verwachten zijn bij uitbreiding/afschaffing van de 24-weken-eis. Op basis van welke concrete argumenten wordt deze conclusie gesteld? Kan het kabinet dit ophelderen? Hoe beoordeelt het kabinet de conclusie dat bovenstaande consequenties niet te «verwachten» zijn in het kader van het accuraat te kunnen beantwoorden van de hoofdvraag van het onderzoek?

11.

Voornoemde leden lezen dat volgens het onderzoeksrapport de uitbreiding van de 24-weken-eis niet zou leiden tot een sterkere aanspraak op een verblijfsvergunning voor asielzoekers. Hoe reflecteert het kabinet op deze conclusie gelet op eerdere constateringen in het onderzoek die stellen dat uitbreiding/afschaffing van de 24-weken-eis op basis van Europese wetgeving juist ook meer mogelijkheden kan scheppen tot juridische afdwingbaarheid van een verblijfsstatus? Is het kabinet het eens met deze leden dat deze algemene conclusie niet zonder meer gesteld kan worden gelet op deze constateringen? Zo wordt in voorliggend rapport gesteld dat wanneer privéleven en dus werk is opgebouwd tijdens onrechtmatig of onzeker verblijf in Nederland, er alleen onder bijzondere omstandigheden een juridische grond kan bestaan krachtens het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM) voor de verplichting tot het laten voortzetten van het privéleven en daarmee tot het af geven van een verblijfsvergunning.

Reactie:

Regioplan stelt dat consequenties voor de verblijfsrechtelijke positie van asielzoekers niet te verwachten zijn. Uit de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) blijkt dat de lat voor een verblijfsvergunning op grond van privéleven als bedoeld in artikel 8 EVRM erg hoog ligt. De toetsing aan dit recht is altijd een individuele beoordeling. Daarom kan op voorhand in algemene zin geen uitspraak worden gedaan of meer werken al dan niet eerder tot een verblijfsrecht op grond van artikel 8 EVRM leidt: dit hangt altijd af van de individuele omstandigheden van het geval.

12.

Welke factoren en omstandigheden worden verstaan onder «bijzondere omstandigheden»? Gelet op het bovenstaande, is de Minister het met leden van de VVD-fractie eens dat bovenstaande constateringen die worden gedaan in het onderzoek meer toelichting behoeven alvorens een conclusie te kunnen stellen over de effecten van het loslaten van de 24-weken-eis op de juridische afdwingbaarheid van een verblijfsstatus? Zo ja, is de Minister bereid dit verder toe te lichten en uit te werken? Zo nee, waarom niet?

Reactie:

Uit het rapport van Regioplan blijkt dat er onderzoek is gedaan naar Nederlandse rechtspraak over privéleven opgebouwd tijdens onrechtmatig of onzeker verblijf. Hier zijn geen uitspraken naar voren gekomen waarin het enkele feit van het hebben van een baan als een bijzondere omstandigheid wordt gezien op grond waarvan een verblijfsvergunning zou moeten worden verleend. Door Regioplan is hieruit afgeleid dat een toegestane werkperiode van langer dan 24 weken niet zonder meer een sterkere aanspraak op een verblijfsvergunning op grond van het recht op respect voor privéleven zal opleveren. Het is Regioplan niet gebleken dat het hebben van een baan relevant is voor een verblijfsrecht op andere gronden.

De toetsing aan artikel 8 EVRM is altijd op basis van de individuele omstandigheden van het geval. Het is derhalve lastig om over de bijzondere omstandigheden op voorhand in algemene zin iets te zeggen.

13.

In het verlengde hiervan willen de leden van de VVD-fractie tevens nader stilstaan bij de juridische implicaties van uitbreiding van de 24-weken-eis voor de terugstuurprocedure van afgewezen asielzoekers die langer dan 26 weken hebben gewerkt in Nederland. Zo lezen deze leden dat wanneer de asielaanvraag definitief wordt afgewezen en de asielzoeker vertrek-plichtig is, geen uitkering meer zal worden uitbetaald. Ondanks dat voornoemde leden dit positief achten, is hieruit niet op te maken voor deze leden of in de praktijk het terugstuurproces van uitgeprocedeerde asielzoekers beïnvloed/bemoeilijkt kan worden door het recht dat ontstaat op bijvoorbeeld een werkloosheidsuitkering bij het loslaten van de 24-weken-eis. Kan het kabinet verduidelijken en toelichten in hoeverre opgebouwde sociale zekerheidsrechten van afgewezen asielzoekers van invloed kunnen zijn op het proces van terugkeer naar het land van herkomst?

Regioplan concludeert dat het verruimen of afschaffen van de 24-weken-eis leidt tot consequenties voor de toegang van asielzoekers tot sociale zekerheid. Net als nu, is er echter geen recht op een uitkering als de asielzoeker niet langer rechtmatig in Nederland verblijft. Er is pas weer recht indien er weer sprake is van rechtmatig verblijf in Nederland.

Gelet op het voorgaande wordt er door het kabinet niet verwacht dat het opgebouwde sociaal zekerheidsrecht een juridische belemmering zal zijn voor de terugkeer naar het land van herkomst.

14.

De leden van de VVD-fractie hebben daarnaast kennisgenomen van de getrokken conclusies ten aanzien van de bereidwilligheid voor terugkeer van asielzoekers en de aantrekkelijkheid van Nederland als bestemming voor asielzoekers bij het verruimen/loslaten van de 24-weken-eis. Deze leden hechten er waarde aan hier nader op in te gaan gezien de kanttekeningen die hierbij te plaatsen zijn. Zo wordt in het onderzoek geconcludeerd dat, op basis van gesprekken met sleutelrespondenten, de bereidwilligheid voor terugkeer kan toenemen bij asielzoekers wanneer de 24-weken-eis wordt afgeschaft of uitgebreid. Hoe beoordeelt het kabinet de representativiteit van deze conclusie gelet op de methodologische beperkingen zoals het kleine aantal sleutelrespondenten (19) dat hiervoor geconsulteerd is en de beperkte interne validiteit van het onderzoek (inzichten sleutelrespondenten als voorspeller voor gedrag/keuzes asielzoekers)? Is de Minister het met deze leden eens dat de representativiteit van deze conclusie beperkt is en er daarmee niet zonder meer betrouwbare uitspraken kunnen worden gedaan over de terugkeerbe-reidheid van afgewezen asielzoekers bij het loslaten van de 24-weken-eis? Zo ja, kan de Minister hierop reflecteren? Zo nee, waarom niet?

Reactie:

In het rapport van Regioplan wordt geen conclusie gegeven over de bereidwilligheid van uitgeprocedeerde asielzoekers om mee te werken aan terugkeer. Er wordt alleen aangegeven wat er door de respondenten van dit onderzoek is aangegeven. Zo is opgenomen dat er een beeld heerst onder de geraadpleegde sleutelfiguren dat bereidwilligheid voor terugkeer met name afhangt van «de lengte van de asielprocedure» en «medewerking van het land van herkomst». Enkele sleutelrespondenten denken dat het beter is voor de «terugkeerbereidheid» wanneer een asielzoeker gewerkt heeft. Een asielzoeker die tijdens de procedure geactiveerd is (door te werken), kan volgens enkele sleutelrespondenten beter nadenken over zijn of haar toekomst, en dus ook over de eventuele terugkeer. Nu dit slechts door enkele sleutelrespondenten is aangegeven kan hieruit niet de generieke conclusie getrokken worden dat het verruimen van arbeidsmogelijkheden bijdraagt aan terugkeer. Regioplan heeft in haar onderzoek zelf aangegeven dat gezien de beperkte omvang van de groepen respondenten voor de verschillende typen interviews de resultaten met enige voorzichtigheid moeten worden geïnterpreteerd.

15.

Los van de methodologische beperkingen van bovenstaande conclusie, willen de leden van de VVD-fractie nader ingaan op de inhoudelijke redenering achter de conclusie. Zo stellen de onderzoekers dat het loslaten van de 24-weken-eis een positief effect kan hebben op de terugkeerbereidheid van afgewezen asielzoekers vanwege het feit dat asielzoekers die meer geactiveerd zouden worden (door te werken), beter kunnen nadenken over zijn of haar toekomst, en dus ook over de eventuele terugkeer. Hoe reflecteert het kabinet op deze inhoudelijk discutabele redenering? Is het kabinet het met deze leden eens dat het juist aannemelijk is om te stellen dat afgewezen asielzoekers minder bereid zijn om terug te keren naar het land van herkomst wanneer zij langer mogen werken omdat zij meer geworteld kunnen zijn in Nederland en meer sociale banden kunnen hebben opgebouwd in Nederland? Kan het kabinet hier nader op in gaan?

Reactie:

Regioplan stelt dat de afschaffing van de 24-weken-eis geen rem hoeft te hebben op terugkeer. Het kabinet beschikt niet over eigen gegevens of ander onderzoek die de conclusie van de onderzoekers ontkracht of bevestigt. Meer algemeen kan ik wel aangeven dat hoewel het hebben van werk een factor kan zijn in de binding of worteling met Nederland, het recht op werk eindigt wanneer de vreemdeling vertrekplichtig wordt.

Vanaf dat moment vormt het werk dus geen directe aanleiding meer het verblijf te verlengen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met grote interesse kennisgenomen van het onderzoek over belemmeringen voor asielzoekers bij het toetreden tot de arbeidsmarkt. Deze leden onderschrijven de conclusies van het onderzoek, onder andere over de belemmeringen maar ook over de voordelen van het snel en effectief mee kunnen doen in Nederland voor bijvoorbeeld integratie. Deze leden hebben nog enkele vragen naar aanleiding van het onderzoek.

1.

De leden van de D66-fractie constateren dat een belangrijke aanbeveling uit het rapport van regioplan «Belemmeringen bij asielzoekers bij het toetreden tot de arbeidsmarkt» is om de 24-weken-eis af te schaffen of aan te passen. Tevens heeft de rechtbank in Arnhem onlangs de uitspraak gedaan dat het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) de aanvragen voor een werkvergunning niet had mogen afwijzen op basis van de 24-weken-eis. Deze is volgens de rechtbank namelijk in strijd met Europese wet- en regelgeving waarin staat dat asielzoekers toegang moeten hebben tot de arbeidsmarkt. Daarbij is onderscheid maken op basis van land van afkomst door voor Oekraïense ontheemden een uitzondering te maken in strijd met gelijke behandeling. Deze leden lezen dit als een politiek signaal om de 24-weken-eis los te laten. Is de Minister bekend met deze uitspraak? Hoe leest de Minister deze uitspraak en is zij bereid om een uitgebreide reactie te delen ten minste voor het nota-overleg over de initatiefnota Podt over meedoen vanaf dag één (Kamerstuk 36 139).

Reactie:

Op 18 april 2023 heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, een uitspraak gedaan waarin is geoordeeld dat de voorwaarde dat asielzoekers in een tijdsbestek van 52 weken in het totaal niet meer dan 24 weken werkzaamheden mogen verrichten de effectieve toegang tot de arbeidsmarkt onnodig beperkt en daarmee in strijd is met de Opvangrichtlijn.9 De 24-weken-eis acht de rechtbank in strijd met het (Unierechtelijke) doeltreffendheidsbeginsel. In deze uitspraak heeft de rechtbank de regelgeving met betrekking tot de 24-weken-eis onverbindend verklaard. Overigens heeft de rechtbank zich niet uitgelaten over het standpunt dat het recht op toegang tot de arbeidsmarkt van ontheemden uit Oekraïne in strijd zou zijn met het recht op gelijke behandeling voor asielzoekers in procedure.10

Zoals aangegeven in mijn brief van 17 mei 2023 heeft UWV hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.11 Het instellen van hoger beroep is er op gericht om van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling bestuursrechtspraak) helderheid te krijgen over dit vraagstuk. Bij een dergelijke ingrijpende uitspraak ligt het in de rede dat een hoger beroep wordt ingesteld, zodat over dit vraagstuk duidelijkheid kan worden verschaft door de Afdeling bestuursrechtspraak.

Los van deze uitspraak wordt naar aanleiding van het rapport van Regioplan gekeken naar de belemmeringen die asielzoekers ervaren bij het toetreden op de arbeidsmarkt. Ik streef ernaar voor de zomer een kabinetsreactie naar uw Kamer te sturen.

2.

De leden van de D66-fractie vragen of de Minister kan toelichten wanneer de termijn van zes maanden start, zeker in het licht van de huidige achterstanden bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).

3.

In de praktijk zien deze leden dat asielzoekers - met name in nood- of crisisnoodopvang - soms lang moeten wachten totdat zij geregistreerd worden en hun aanvraag start, waardoor zij al veel langer dan zes maanden in Nederland zijn totdat zij kunnen werken. Welke kansen ziet de Minister om asielzoekers tijdig kunnen starten met werken en niet onnodig lang hoeven te laten wachten? Hoe beziet de Minister de optie om het moment van aankomst in Nederland als startmoment te gebruiken, zo vragen deze leden.

Reactie:

De termijn van zes maanden start op de dag waarop de asielaanvraag is ingediend via het MH-35 formulier. Dit gebeurt zeer vroeg in de procedure, namelijk tijdens het identificatie- en registratieproces. Indien een asielzoeker later op de dag aankomt of wanneer het druk is in Ter Apel vindt het identificatie- en registratieproces de volgende dag plaats. De leden van D66 merken terecht op dat het in verband met de druk op de opvangcapaciteit alsook de capaciteit in het identificatie- en registratieproces kan voorkomen dat men langer moet wachten tot de asielaanvraag formeel kan worden ingediend, en de zes maanden termijn daadwerkelijk aanvangt. Momenteel is alle inzet erop gericht om nieuwe asielzoekers te identificeren, registreren en van opvang te voorzien. In reactie op de suggestie om het moment van aankomst in Nederland aan te merken als start van de zes maanden termijn zie ik praktische obstakels. Zo is niet van alle asielzoekers te herleiden wanneer zij Nederland inreizen. Daar komt bij dat dit moment geregistreerd zou moeten worden zodat uitvoeringsinstanties zoals het UWV kunnen beoordelen of iemand aan de voorwaarden voor de toegang tot de arbeidsmarkt voldoet, waaronder de voorwaarde dat de asielaanvraag ten minste zes maanden in behandeling moet zijn.

4.

De leden van de D66-fractie lezen dat onbekendheid met procedures rondom de TWV bij werkgevers een groot obstakel is voor het aannemen van asielzoekers in procedure. Voor Oekraïense ontheemden volstaat een melding van het in dienst nemen van een ontheemde en is een aanvraag voor een TWV niet nodig. Erkent de Minister dat het afschaffen van de TWV en het overgaan naar een meldplicht voor werkgevers een belangrijke stap zou zijn in het versimpelen van het in dienst nemen van asielzoekers, zo vragen deze leden. Kan de Minister aangeven op welke wijze zij in samenspraak met bijvoorbeeld werkgeversorganisaties, zorg draagt voor meer voorlichting en bekendheid bij werkgevers rondom de geldende procedures?

Reactie:

In de kabinetsreactie zal worden gereageerd op het rapport van Regioplan en de daarin genoemde belemmeringen waaronder het aanvragen van een twv. Er wordt gestreefd naar een kabinetsreactie voor de zomer van dit jaar.

5.

De leden van de D66-fractie lezen dat het gebrek aan kennis van de procedures niet alleen bij werkgevers een belemmering is, maar ook voor werkzoekende asielzoekers. Zij vragen daarom aan de Minister welke mogelijkheden zij ziet om voorlichting en ondersteuning in de asielopvang te verbeteren. Hiermee wijzen deze leden op de regels rondom het werk zelf, maar ook op de Regeling eigen bijdrage.

Reactie:

In de kabinetsreactie zal worden gereageerd op het rapport van Regioplan en de daarin genoemde belemmeringen waaronder de informatievoorziening. Er wordt gestreefd naar een kabinetsreactie voor de zomer van dit jaar.

6.

Tot slot vragen de leden van de D66-fractie de Minister om te bevestigen dat het nooit mogelijk is om een werkloosheidsuitkering te exporteren naar landen buiten de Europese Unie (EU), Europese Economische Ruimte (EER) en Zwitserland en dat de angst dat dergelijke uitkeringen worden betaald aan «het buitenland» daarmee ongegrond zijn.

Reactie:

Ik kan bevestigen dat het niet mogelijk is om een WW-uitkering te exporteren naar landen buiten de EU/EER en Zwitserland. De WW is gestoeld op het territorialiteitsbeginsel met de eis van het beschikbaar zijn voor de Nederlandse arbeidsmarkt. Er bestaat geen recht op WW-uitkering wanneer de werkloze werknemer buiten Nederland verblijft of woont. Dit betekent dat een werkloosheidsuitkering niet geëxporteerd kan worden. Wel bestaat er de mogelijkheid om binnen de EU/EER en Zwitserland (hierna «EU») voor een periode van maximaal drie maanden naar werk te zoeken met behoud van WW-uitkering. Om hier gebruik van te maken geldt als voorwaarde dat er sprake is van rechtmatig verblijf in zowel Nederland als de lidstaat binnen de EU waar gezocht wordt naar een baan. De kans dat asielzoekers in procedure aan alle voorwaarden voldoen wordt zeer gering geacht.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het Rapport van Regioplan «Belemmeringen asielzoekers bij het toetreden tot de arbeidsmarkt» (32824-384) en maken van de gelegenheid gebruik tot het leveren van een inbreng om zo een aantal vragen te kunnen stellen.

1.

In hoofdstuk 2.2 lezen de leden van de CDA-fractie dat het onderzoek spreekt van twee knelpunten waaronder de mogelijkheid om te werken voor Dublinclaimanten. Wat is de juridische situatie van Dublinclaimanten in relatie tot de arbeidsmarkt in Duitsland, België en Frankrijk? Is daar sprake van een vergelijkbaar verbod als in Nederland?

Reactie:

In België en Duitsland zijn er geen specifieke bepalingen voor Dublinclaimanten, wat betekent dat zij net als andere asielzoekers in procedure mogen werken zolang zij aan de voorwaarden voldoen die in België en Duitsland gelden. Bij navraag bij Frankrijk blijkt dat daar geen toegang tot de arbeidsmarkt is voor Dublinclaimanten.

In de kabinetsreactie zal worden gereageerd op het rapport van Regioplan en de daarin genoemde conclusie omtrent Dublinclaimanten. Er wordt gestreefd naar een kabinetsreactie voor de zomer van dit jaar.

2.

De leden van de CDA-fractie hebben een vraag over hoofdstuk 4.3. Wat is naar verwachting het effect op de uitvoering binnen het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) als er een ondersteuningsstructuur moet worden opgezet voor het begeleiden van asielzoekers naar werk? En is dit een verantwoordelijkheid voor het COA of ligt die bij de individuele asielzoeker dan wel de werkgever? Hoeveel extra fte vraagt dit als een volwaardige ondersteuningsstructuur moet worden opgezet?

Reactie:

In de kabinetsreactie zal worden gereageerd op het rapport van Regioplan en de daarin genoemde belemmeringen waaronder het bieden van ondersteuning naar werk. Er wordt gestreefd naar een kabinetsreactie voor de zomer van dit jaar.

3.

De leden van de CDA-fractie lezen dat in hoofdstuk 4.4 de onderzoekers schrijven dat uit het onderzoek meerdere belemmeringen naar voren komen die een rol spelen bij de toetreding van asielzoekers tot de Nederlandse arbeidsmarkt. Zoals in hoofdstuk 2 uitgebreid beschreven, heeft een asielzoeker die wil werken via de werkgever een TWV nodig van het UWV. Kan de Minister zo uitvoerig mogelijk beschrijven hoe het proces van aanvragen van een TWV verloopt? Is de asielzoeker hiervan de aanvrager of is dat de werkgever voor de asielzoeker en wie neemt daarin dan het initiatief? Zijn in de onderzochte casussen het de werkgevers die zich melden bij het COA of zijn het asielzoekers die zich melden bij een werkgever?

Reactie:

Wanneer een asielzoeker bij een werkgever in dienst wil treden, zal de werkgever daarvoor een twv moeten aanvragen. De werkgever kan via het Werkgeversportaal op www.uwv.nl digitaal een aanvraag indienen door een aanvraagformulier in te vullen. De werkgever moet daarvoor inloggen.

De werkgever kan pas een twv krijgen als een asielaanvraag van de asielzoeker ten minste zes maanden in behandeling is. Daarnaast toetst UWV de aanvraag op andere inhoudelijk voorwaarden, voordat de twv wordt verleend. UWV heeft daarover contact met de IND en het COA om na te gaan of aan alle voorwaarden wordt voldaan.

De twv wordt door UWV verleend als:

  • 1. 
    De IND verklaart dat de asielaanvraag 6 maanden in behandeling is en betrokkene in het bezit is van een W-document12;
  • 2. 
    Het COA verklaart dat opvang wordt geboden;
  • 3. 
    De arbeidsvoorwaarden zijn marktconform (d.w.z. gebruikelijk voor de functie die de asielzoeker gaat vervullen); en
  • 4. 
    In de afgelopen 52 weken niet meer dan 24 weken is gewerkt.

UWV vraagt de informatie onder 1 en 2 door middel van een email uit bij IND respectievelijk COA. Bij de digitale aanvraag twv hoeft door werkgever alleen een concept-arbeidsovereenkomst te worden meegestuurd, verder zijn geen bewijsstukken nodig.

Wanneer de aanvraag aan de vereisten voldoet, verleent UWV de twv aan de werkgever. De werkgever behoort de asielzoeker te informeren dat voor hem een twv is verleend. De asielzoeker wordt niet geïnformeerd door UWV.

Bij de aanvraag twv wordt niet uitgevraagd op welke wijze werkgever en de asielzoeker elkaar hebben gevonden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het rapport en hebben hierover enkele vragen en opmerkingen.

1.

De leden van de PvdA-fractie zien werken als een belangrijke manier voor asielzoekers om voorafgaand aan een verblijfsstatus onderdeel te worden van de maatschappij en de taal te leren. Deze leden lezen ook weer in het rapport van Regioplan over de grote wettelijke en maatschappelijke obstakels die ertoe leiden dat slechts vier procent van de asielzoekers een tewerkstellingsvergunning heeft en roepen de Minister op om aan de slag te gaan om obstakels weg te nemen. Is de Minister het eens dat obstakels weggenomen moeten worden? Zo ja, welke obstakels is zij voornemens om weg te halen?

2.

De leden van de PvdA-fractie vragen welke conclusies de Minister trekt uit de bevinding in het rapport dat afschaffing van de 24-weken-eis of een aanzienlijke verruiming van het aantal weken dat asielzoekers mogen werken, een stap van zeer groot belang zou zijn in het verbeteren van de toegang van deze groep potentiële werknemers tot de arbeidsmarkt en dat er bovendien geen consequenties voor de verblijfsrechtelijke positie van asielzoekers zijn te verwachten? Voorts vragen deze leden wat de recente uitspraak van de rechtbank van Arnhem betekent voor de houdbaarheid van de 24-weken-eis. Is de Minister bereid om de 24-weken-eis te schrappen of aan te passen?

Zoals aangegeven in het antwoord op de vergelijkbare vraag van de leden van D66 hierover en mijn brief van 17 mei 2023 heeft UWV hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.13

Los van deze uitspraak wordt naar aanleiding van het rapport van Regioplan gekeken naar de belemmeringen die asielzoekers ervaren bij het toetreden op de arbeidsmarkt. Ik streef ernaar voor de zomer een kabinetsreactie naar uw Kamer te sturen.

3.

De leden van de PvdA-fractie lezen dat de inning achteraf (vaak pas maanden later) van de eigen bijdrage tot schulden kan leiden en dat dit belemmerend kan zijn voor asielzoekers om te gaan werken. Welke mogelijkheden ziet de Minister om schulden in dit verband te voorkomen? Is het mogelijk om een termijn te stellen (bijvoorbeeld één maand) waarbinnen de vordering van de eigen bijdrage moet plaatsvinden?

Reactie:

Vooruitlopend op de toezending van de kabinetsreactie op het rapport van Regioplan kan ik het volgende aangeven. De leden van de PvdA-fractie merken terecht op dat, zoals ook door Regioplan is geconstateerd, in de afgelopen periode sprake is geweest van achterstanden bij de verwerking van de Regeling eigen bijdrage asielzoekers met inkomen en vermogen 2008 (hierna: reba) door het COA. Waardoor de verrekening pas later plaatsvond en daardoor schulden konden ontstaan omdat betrokkenen hun inkomen reeds hadden uitgegeven. Door de inzet van een projectteam is deze achterstand weggewerkt. Er zal blijvende aandacht zijn om te zorgen dat er geen nieuwe achterstanden ontstaan. De suggestie om een termijn te stellen waarbinnen de inning van de eigen bijdrage zal moeten plaatsvinden wordt niet gevolgd. De asielzoeker is verplicht om melding te maken van inkomsten- en of vermogen zodat een eigen bijdrage kan worden geïnd. Dit wordt hem of haar ook medegedeeld bij het aangaan van de opvangovereenkomst. In sommige gevallen wordt deze melding niet gedaan of op een later tijdstip, terwijl de asielzoeker wel een eigen bijdrage verschuldigd was. Wanneer op een later moment duidelijk wordt dat de asielzoeker beschikte over eigen inkomsten en/of vermogen staat de huidige regelgeving het COA toe om met terugwerkende kracht een eigen bijdrage te verlangen.

4.

Voorts vragen de leden van de PvdA-fractie de Minister om een reflectie op de hoogte van de eigen bijdrage, dat bij grote gezinnen flink kan oplopen (het rapport noemt het voorbeeld van één werkende ouder van een gezin met twee ouders en twee minderjaren kinderen, waarbij de eigen bijdrage 1.178 euro bijdraagt bij een minimumloon van 1.750 euro). Is de Minister het eens dat een lagere eigen bijdrage maatschappelijk te verdedigen is indien dit tot een hogere instroom in de arbeidsmarkt leidt, waarvan zowel de asielzoekers in kwestie als de maatschappij profiteert?

Is de Minister bijvoorbeeld bereid om de eigen bijdrage voor kinderen te schrappen bij een werkende ouder?

In de kabinetsreactie zal worden gereageerd op het rapport van Regioplan en de daarin genoemde belemmeringen. Er wordt gestreefd naar een kabinetsreactie voor de zomer van dit jaar.

5.

De leden van de PvdA-fractie lezen in het rapport dat het verlopen van W-documenten een obstakel vormt voor toetreding tot de arbeidsmarkt. Deze zijn slechts een jaar geldig, terwijl het twee tot drie maanden duurt om de documenten te vernieuwen. Is de Minister bereid om te onderzoeken of het verstandig is om de geldigheidsduur van W-documenten te verlengen?

Reactie:

Op 3 februari jl. heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid uw Kamer geïnformeerd over het verlengen van de wettelijke beslistermijnen voor asielaanvragen.14 Gelet daarop wordt de geldigheidsduur van de W-documenten per 1 juli 2023 verlengd naar 18 maanden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met bijzondere belangstelling kennisgenomen van het rapport «Belemmeringen asielzoekers bij het toetreden tot de arbeidsmarkt» dat door Regioplan is opgesteld. Deze leden zijn in het bijzonder geïnteresseerd in de constateringen inzake de onverenigbaarheid van de 24-weken-eis met de Europese opvangrichtlijn en de gevolgen van een afschaffing. De leden van de GroenLinks-fractie hebben eerder gewezen op de belemmering die de 24-weken-eis vormt bij de toegang tot de arbeidsmarkt. Derhalve hebben deze leden enkele vragen over de gevolgen van de constateringen in het rapport.

1.

Allereerst hebben de leden van de GroenLinks-fractie vragen over de recente uitspraak gedaan door de rechtbank in Arnhem. De rechtbank oordeelde dat het UWV niet langer een werkvergunning mag weigeren als dat met de reden is dat de asielzoeker anders meer dan 24 weken per jaar arbeid verricht. Wat betekent deze uitspraak voor het voornemen van het kabinet om tegen de zomer met een reactie te komen op het rapport? Wat betekent deze uitspraak inhoudelijk voor de kabinetsreactie? Kan de Minister uitleggen wat deze uitspraak betekent voor asielzoekers die na de uitspraak van de rechtbank en voor de kabinetsreactie meer dan 24 weken willen werken? Wat betekent deze uitspraak voor de werkwijze van de UWV? Kan de UWV nu een TWV afgeven, waarbij de 24-weken-eis is losgelaten? Zo nee, waarom niet?

Reactie:

Zoals aangegeven in de antwoorden op vergelijkbare vragen van de leden van D66 en PvdA en mijn brief van 17 mei 2023 heeft UWV hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.15

Los van deze uitspraak wordt naar aanleiding van het rapport van Regioplan gekeken naar de belemmeringen die asielzoekers ervaren bij het toetreden op de arbeidsmarkt. Ik streef ernaar voor de zomer een kabinetsreactie naar uw Kamer te sturen.

Met het instellen van hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak tegen de uitspraak blijft de huidige regelgeving van toepassing bij alle lopende aanvragen en bezwaarschriften. Aanvragen van werkgevers voor een twv ten behoeve van een asielzoeker in procedure worden getoetst aan de geldende regelgeving, waaronder de 24-weken-eis.

2.

Is de Minister voornemens om (op termijn) de TWV helemaal af te schaffen, zoals nu het geval is in België, of slechts de 24-weken-eis bij de aanvraag van de TWV los te laten? Kan de Minister deze keuze uitleggen? Heeft de afschaffing van de TWV niet de voorkeur, aangezien de wachttijden, de administratieve drempel voor werkgevers, de onbekendheid met de procedures en de informatievoorziening een belemmering zullen blijven vormen bij enkel een afschaffing van de 24-weken-eis? Ziet de Minister dat deze belemmeringen groter kunnen worden bij de afschaffing van alleen de 24-weken-eis, bijvoorbeeld in de vorm van langere wachttijden? Zo nee, waarom niet? Welke aanvullende maatregelen kan de Minister nemen om de huidige knelpunten bij de TWV weg te nemen indien enkel de 24-weken-eis wordt losgelaten bij de aanvraag van de TWV?

Reactie:

In de kabinetsreactie zal worden gereageerd op het rapport van Regioplan en de daarin genoemde belemmeringen. Er wordt gestreefd naar een kabinetsreactie voor de zomer van dit jaar.

Juridisch kader

1.

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat hoewel een BSN niet noodzakelijk is voor de aanvraag van een TWV, een BSN wel vereist is om een Nederlandse bankrekening te kunnen aanvragen. Dat laatste is weer noodzakelijk om het minimumloon te ontvangen. Aangezien asielzoekers pas na zes maanden verblijf in Nederland zich in kunnen schrijven in de Basisregistratie personen en daarmee een BSN kunnen verkrijgen, betekent dat dus weer een belemmering bij de toegang tot de arbeidsmarkt. Hoe ziet de Minister dit? Welke mogelijkheden ziet de Minister om de deze termijn te verkorten of een van deze eisen te versoepelen?

Reactie:

Hoewel ik in de kabinetsreactie op het rapport van Regioplan hier nader op in zal gaan, kan ik het volgende melden. Een BSN is niet nodig voor het afgeven van een twv. Het niet hebben van een BSN kan echter zorgen voor praktische belemmeringen bij het toetreden tot de arbeidsmarkt, zoals bij het openen van een Nederlandse bankrekening en het afdragen van juiste premies en belastingen. Opgemerkt wordt dat er ook banken zijn waar je alvast een rekening kunt openen wanneer je nog geen BSN hebt. Daarnaast hoeft men geen Nederlandse rekening te hebben maar mag de werkgever het loon ook uitbetalen op een buitenlandse bankrekening (het wettelijke minimumloon moet in ieder geval giraal worden uitbetaald).

2.

Volgens het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022 mogen asielzoekers als artiest, musicus, filmedewerker of in de vorm van technische ondersteuning van optredens van een artiest of musicus maximaal 14 weken werken. Klopt het dat er voor dit onderscheid geen rechtvaardiging meer is, aangezien dit onderscheid ook in de werkloos-heidwet is vervallen? Waarom wordt dit onderscheid nog gehandhaafd? Hoeveel asielzoeker hebben een TWV met een 14-weken-eis? Is de Minister voornemens om dit onderscheid loslaten, gezien de uitspraak van de rechter?

Reactie:

Terecht wordt door Regioplan opgemerkt dat er ten onrechte een nadere eis geldt voor artiesten, musici, filmmedewerker of technische ondersteuning. Dit zal bij wijziging van het Besluit uitvering Wet arbeid vreemdelingen 2022 gecorrigeerd worden. De afgelopen jaren is dit criterium niet toegepast bij de verlening van twv's.

3.

Wat is de appreciatie van de Minister van de constatering dat de uitsluiting van Dublinclaimanten op artikel 6.2 van de Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022 in strijd is met de Opvangrichtlijn? Is de Minister voornemens dit onderscheid te schrappen? Zo ja, op welk termijn? Zo nee, waarom niet?

Reactie:

In de kabinetsreactie zal worden gereageerd op het rapport van Regioplan en de daarin genoemde conclusie omtrent Dublinclaimanten. Er wordt gestreefd naar een kabinetsreactie voor de zomer van dit jaar.

De regeling eigen bijdrage asielzoekers met inkomen en vermogen (Reba)

1.

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de asielzoekers het bedrag van de Reba te hoog vinden. Voornamelijk bij grote gezinnen kan de hoogte van de afdracht behoorlijk oplopen, wat werken financieel niet aantrekkelijk maakt. Hoe kijkt de Minister daarnaar? Erkent zij dat vooral voor grote gezinnen de Reba een te hoge afdracht kan opleveren? Welke alternatieve berekenwijzen zijn mogelijk specifiek voor grote gezinnen? Is het mogelijk om de Reba zo vorm te geven dat de afdracht gevormd wordt naar rato van diegene die werkt in het gezin, ongeacht de grootte van het gezin?

Reactie:

In de kabinetsreactie zal worden gereageerd op het rapport van Regioplan en de daarin genoemde belemmeringen. Er wordt gestreefd naar een kabinetsreactie voor de zomer van dit jaar.

2.

Hoe vaak komt het voor dat het COA door middel van een naheffing de Reba int van asielzoekers die statushouder worden? Om welk bedrag gaat dit gemiddeld?

Reactie:

Zoals eerder aangegeven is er in de afgelopen periode sprake geweest van achterstanden. Deze achterstanden zijn inmiddels weggewerkt. Conform de werking van de reba wordt altijd een naheffing gestuurd binnen één maand na uitstroom van de opvang.

3.

Is de Minister het met deze leden eens dat het voor statushouders ontmoedigend is om met schulden te beginnen aan de inburgering?

Reactie:

Ik vind het belangrijk dat statushouders snel kunnen meedoen in de Nederlandse samenleving. Onzekerheid over de financiële positie kunnen hierbij belemmerend werken. Om die reden worden statushouders in de eerste zes maanden dat zij in de gemeente wonen financieel ontzorgd door de gemeente. In mijn Kamerbrief van 14 april jl.16 heb ik u nader geïnformeerd over de herziening die gestart zal worden met als doel om het ontzorgen beter aan te laten sluiten op de individuele situatie van de statushouder.

4.

Op welke manier kan de Minister het COA hierbij ondersteunen?

Reactie:

In de kabinetsreactie zal worden gereageerd op het rapport van Regioplan en de daarin genoemde belemmeringen. Er wordt gestreefd naar een kabinetsreactie voor de zomer van dit jaar.

Inrichtingskrediet

1.

Wanneer asielzoekers werken, verliezen zij bepaalde rechten wanneer ze hun verblijfsvergunning asiel verwerven, zo lezen de leden van de GroenLinks-fractie. Een voorbeeld daarvan is het inrichtingskrediet in het kader van de Participatiewet. Kan de Minister aangeven op basis van welke wet en welk wetsartikel deze rechten vervallen als een asielzoeker gaat werken? Welke andere rechten verliezen deze groep asielzoekers? En wat is de achterliggende reden?

Reactie:

Er is geen sprake van het verlies van rechten. Gemeenten kunnen aan statushouders die voor het eerst een woning betrekken een inrichtings-krediet verstrekken. Dit wordt gedaan op basis van artikel 35 van de Participatiewet (bijzondere bijstand). Gemeenten kunnen in de bijzondere bijstand met eigen beleidsregels nader invulling geven aan de afbakening van de doelgroep, de manier waarop ze de beschikbare middelen vaststellen en de vergoedingen die ze geven. In de regel beperken ze de doelgroep tot huishoudens met een inkomen tot ca 110-120% van het sociaal minimum. Een statushouder die al een baan heeft met een inkomen boven deze grens zal dus waarschijnlijk niet voor een inrichtings-krediet in aanmerking komen. Op het moment dat de statushouder over gaat naar een gemeente kan de financiële situatie wijzigen. Zolang de statushouder nog in huisvesting van het COA verblijft, geldt, net als voor een asielzoeker in procedure, de systematiek van verrekening van inkomsten van de reba en is er nog geen recht op een bijstandsuitkering. Vanaf het moment van overplaatsing naar een woning in de gemeente ontstaat bij onvoldoende inkomen recht voor statushouders op een bijstandsuitkering en op eventuele toeslagen en worden inkomsten met de uitkering verrekend. Doordat de regelingen verschillen kan het zijn dat hetgeen de statushouder financieel overhoudt anders uitpakt op het moment hij overgaat naar de gemeente.

Overige belemmeringen 1.

Aanvullend constateren de onderzoekers dat asielzoekers zonder ondersteuning moeilijk werk zullen kunnen vinden, lezen de leden van de GroenLinks-fractie. Op welke wijze kan de Minister deze ondersteuning vormgeven? Hoe kunnen de gemeenten daarbij een rol spelen? Hoe wil de Minister de informatievoorziening zowel aan asielzoekers als aan de werkgevers verbeteren om de onwetendheid rondom de mogelijkheid om te werken te verkleinen? Neemt de Minister aanvullende stappen inzake de informatievoorziening nu de rechtbank de Nederlandse wet onverbindend heeft verklaard ten aanzien van de 24-weken-eis?

Reactie:

In de kabinetsreactie zal worden gereageerd op het rapport van Regioplan en de daarin genoemde belemmeringen waaronder het bieden van ondersteuning naar werk en informatievoorziening. Er wordt gestreefd naar een kabinetsreactie voor de zomer van dit jaar.

2.

Hoe kijkt de Minister aan tegen de conclusie dat enkel de afschaffing van de 24-weken-eis onvoldoende is en dat andere belemmeringen, bijvoorbeeld de wachttijden bij het aanvragen van een BSN, ook aangepakt dienen te worden? Welke aanvullende maatregelen is zij bereid daartoe te nemen?

Reactie:

In de kabinetsreactie zal worden gereageerd op het rapport van Regioplan en de daarin genoemde belemmeringen. Er wordt gestreefd naar een kabinetsreactie voor de zomer van dit jaar.

De 24-weken-eis

1.

De leden van de GroenLinks-fractie lezen enkele belangrijke constateringen ten aanzien van de 24-weken-eis, waarbij zij graag een appreciatie van de Minister willen. Wat is de appreciatie van de Minister inzake de constatering in het onderzoek dat de arbeidsmarkt, laat staan de 24-weken-eis, geen rol speelt in de aantrekkelijkheid van Nederland als bestemming voor asielzoekers? Wat is de appreciatie van de Minister dat met de afschaffing van de 24-weken-eis Nederland niet aantrekkelijker wordt in vergelijking met de buurlanden België, Duitsland en Frankrijk, die geen beperkingen opleggen wat betreft de periode dat asielzoekers mogen werken? Deelt de Minister de conclusie dat met de afschaffing dus geen aanzuigende werking zal ontstaan? Zo nee, waarom niet?

Reactie:

De conclusie van de onderzoekers is dat er geen aanwijzingen zijn dat de 24-weken-eis op dit moment een rol speelt in de aantrekkelijkheid van Nederland als bestemming voor asielzoekers. Het kabinet beschikt niet over eigen gegevens of ander onderzoek die de conclusie van de onderzoekers ontkracht of bevestigt. Meer algemeen kan worden aangeven dat het niet voor de hand ligt dat het verschil tussen 24 weken of volledig kunnen werken tijdens de procedure bepalend zal zijn voor de keuze van Nederland als bestemmingsland, zeker gezien ook de wachtpe-riode van zes maanden. Aanzuigende werking zou bepaald kunnen worden door een veelheid van op elkaar in werkende factoren.

Wat is de appreciatie van de Minister van de constatering dat er geen consequenties zijn te verwachten voor de verblijfsrechtelijke positie van asielzoekers door de verruiming van toegang tot de arbeidsmarkt?

Reactie:

Uit het rapport van Regioplan blijkt dat er onderzoek is gedaan naar Nederlandse rechtspraak over privéleven opgebouwd tijdens onrechtmatig of onzeker verblijf. Hier zijn geen uitspraken naar voren gekomen waarin het enkele feit van het hebben van een baan als een bijzondere omstandigheid wordt gezien op grond waarvan een verblijfsvergunning zou moeten worden verleend. Door Regioplan is hieruit afgeleid dat een toegestane werkperiode van langer dan 24 weken niet zonder meer een sterkere aanspraak op een verblijfsvergunning op grond van het recht op respect voor privéleven zal opleveren. Het is Regioplan niet gebleken dat het hebben van een baan relevant is voor een verblijfsrecht op andere gronden.

De toetsing aan artikel 8 EVRM is altijd op basis van de individuele omstandigheden van het geval. Het is derhalve lastig om over de bijzondere omstandigheden op voorhand in algemene zin iets te zeggen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderzoeksrapport. Zij hebben daarover nog enkele vragen.

1.

De leden van de SGP-fractie lezen dat eventuele afschaffing of aanpassing van de 24-wekeneis pas werkelijk voor verschil kan zorgen als daarbij ook andere belemmerende factoren worden aangepakt. Hoe reageert het kabinet op deze conclusie? Op welke belemmerende factoren zou de Minister zich willen richten, en welke mogelijkheden ziet de Minister hiervoor?

Reactie:

Regioplan geeft aan dat om het aantal asielzoekers dat aan het werk gaat te verhogen het van belang is dat de verschillende belemmerende factoren worden aangepakt. In de kabinetsreactie zal worden gereageerd op het rapport van Regioplan en de daarin genoemde belemmeringen. Er wordt gestreefd naar een kabinetsreactie voor de zomer van dit jaar.

2.

De leden van de SGP-fractie vragen nader in te gaan op het feit dat asielzoekers bij afschaffing of aanpassing van de 24-wekeneis recht krijgen op sociale zekerheid. Hoe beoordeelt de Minister deze consequentie? Kan de Minister inzichtelijk maken welke rechten er in het eerste, tweede, derde, vierde jaar en zo verder zouden ontstaan voor een asielzoeker?

Reactie:

Asielzoekers in procedure vallen onder de kring van verzekerden van de volks- en werknemersverzekeringen, als zij werken in dienstbetrekking. Dit werk moet in overeenstemming zijn met de Wet arbeid vreemdelingen en onderworpen zijn aan de loonbelasting. Met het verruimen of afschaffen van de 24-weken-eis kan de periode dat asielzoekers werken langer worden. Hierdoor zal de kans toenemen dat er zich een sociaal risico

(ziekte, zwangerschap, overlijden etc.) voordoet tijdens een verzekerde periode, waardoor er vaker een recht op uitkering op grond van de Nederlandse sociale zekerheid kan ontstaan. Wanneer een asielzoeker in procedure in loondienst werkt, wordt er door en voor deze asielzoekers loonbelasting en premies afgedragen.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2022-2023, 32 824, nr. 388 23

1

https://www.cbs.nl/nl-nl/dossier/dossier-asiel-migratie-en-integratie/hoeveel-asielzoekers-komen-naar-nederland.

2

   https://www.cbs.nl/nl-nl/dossier/dossier-asiel-migratie-en-integratie/hoeveel-asielzoekers-komen-naar-nederland

3

   Divosa Benchmark Statushouders en inburgering

4

   Kennisplatform Intensieve Samenleving, E-learning: vrouwelijke nieuwkomers begeleiden op weg naar werk, 2021.

5

   Monitor gemeentelijk beleid arbeidstoeleiding en inburgering statushouders en gezinsmi-granten 2022 | KIS

6

   Kamerstuk 31 322, nr. 488.

7

   Divosa is de vereniging van leidinggevenden in het sociaal domein.

8

Kamerstukken 35 341 en 32 175, nr. 17

9

Rechtbank Den Haag, 18 april 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:5458.

10

   Zie rechtsoverweging 10.1 van deze uitspraak.

11

   Kamerstukken 32 824 en 35 680, nr. 387.

12

Het W-document betreft het Vreemdelingen identiteitsbewijs.

13

Kamerstuk 32 824 en 35 680, nr. 387.

14

   Kamerstuk 19 637, nr. 3068.

15

   Kamerstukken 32 824 en 35 680, nr. 387.

16

Kamerstuk 32 824, nr. 382.


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.