Nota naar aanleiding van het verslag - Raming der voor de Tweede Kamer in 2024 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten - Hoofdinhoud
Deze nota naar aanleiding van het verslag i is onder nr. 6 toegevoegd aan dossier 36328 - Raming Tweede Kamer 2024.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Raming der voor de Tweede Kamer in 2024 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten; Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag; Nota naar aanleiding van het verslag |
---|---|
Documentdatum | 25-05-2023 |
Publicatiedatum | 25-05-2023 |
Nummer | KST363286 |
Kenmerk | 36328, nr. 6 |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2022-
2023
Raming der voor de Tweede Kamer in 2024 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten
Nr. 6
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 25 mei 2023
Namens het Presidium wil ik de leden van de verschillende fracties bedanken voor hun inbreng met betrekking tot de Raming 2024. In deze nota naar aanleiding van het verslag worden uw vragen zo helder en duidelijk mogelijk beantwoord. Daarbij wordt de indeling van de geleidende brief en het verslag gevolgd.
Inhoudsopgave blz.
-
1.Borgen en versterking van het Parlementaire proces Vraag
De leden van de VVD-fractie vragen aandacht voor de planning van plenaire debatten. Zij merken op dat zij eraan hechten dat in principe op een bepaalde dag (nu de woensdag) wetgeving wordt geagendeerd. De leden van de VVD-fractie vragen het Presidium in te gaan op de planning van plenaire debatten.
Hoe gaat die planning in zijn werk, gelet op de grote hoeveelheid dertigledendebatten, andere debatten en de behandeling van wetgeving?
Antwoord
Het uitgangspunt bij het opstellen van de Kameragenda is dat de Kamer over haar eigen agenda gaat. De Voorzitter heeft hier een coördinerende rol in. Zij doet, gehoord hebbende de wensen van de Kamer en Kamercommissies, voorstellen voor de wekelijkse Kameragenda en de langeter-mijnagenda. Daarbij wordt rekening gehouden met de verwachte duur van de onderwerpen, met verhindergronden van bewindspersonen en zo mogelijk met de commissieagenda's. Met behulp van de langetermijna-
kst-36328-6 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2023
genda kunnen de Kamerleden een beeld krijgen wanneer wetsvoorstellen en tweeminutendebatten naar verwachting geagendeerd kunnen worden. Ook worden op de wekelijkse Kameragenda de voorziene onderwerpen voor de week erna opgenomen De Voorzitter probeert regelmatig dertigledendebatten te agenderen (volgens het principe dat de oudste debatten eerst worden geagendeerd). In het najaar is daar minder ruimte voor in verband met de begrotingsbehandelingen.
Hoewel de lijst met (dertig)ledendebatten nu ruim te noemen is, zorgt de vervalbepaling in het sinds maart 2021 geldende Reglement van Orde ervoor dat de werkvoorraad regelmatig opgeschoond wordt.
Het Presidium stelt de Kamer voor het uitgangspunt van agendering van (initiatief)wetgeving op woensdagen te bestendigen, maar dit niet te formaliseren, gelet op de situaties waarin het niet mogelijk blijkt om een wetsbehandeling (uitsluitend) op een woensdag te doen, en gelet op de eventuele noodzaak om in de plenaire zaal een ander of onvoorzien groot debat te voeren.
In hoeverre wordt er bij de planning van debatten rekening mee gehouden dat het onderwerp van een dertigledendebat dan wel een gewoon debat nog niet zo lang geleden in een commissiedebat aan de orde is geweest dan wel spoedig in een commissiedebat aan de orde zal komen? Graag krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van het Presidium.
Het uitgangspunt bij plenaire (dertigleden)debatten is dat de aanvrager bepaalt of het nog opportuun is het betreffende debat op de agenda te houden en te voeren. Bij meerderheidsdebatten bepaalt de Kamer uiteindelijk of een debat wel of niet op de agenda komt. Bij dertigledendebatten agendeert de Voorzitter van oud naar nieuw. Dat een dertigledendebat aan de beurt is waarvan het onderwerp kort daarvoor in een commissiedebat is besproken, is daarbij geen belemmerende factor. Het is aan de aanvrager om dit dertigledendebat al dan niet in te trekken. Het is overigens goed gebruik dat commissiegriffiers en de Griffie plenair aanvragers attenderen op het moment dat er nog debatten op de plenaire agenda staan waarbij het onderwerp al elders besproken is.
Kamercommissies houden commissiedebatten, maar organiseren daarnaast ook werkbezoeken, rondetafelgesprekken en technische briefings. Afgesproken is dat, willen deze bijeenkomsten doorgang vinden, er een minimumaantal leden bij aanwezig moet zijn. Leden wordt dan ook gevraagd zich van tevoren daarvoor op te geven.
Wat zijn de ervaringen met het van tevoren opgeven?
Voldoet dit aanmeldsysteem, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
Commissies inventariseren al sinds lange tijd het aantal deelnemende leden aan technische briefings, rondetafelgesprekken, hoorzittingen, gesprekken en binnenlandse werkbezoeken, met uitzondering van de commissiedebatten. Sinds de afspraak in het Voorzittersoverleg van 22 februari 2023 wordt door commissies strikt het minimumaantal van vijf leden (incl. voorzitter) voor commissieactiviteiten (niet zijnde commissiedebatten) toegepast. De ervaringen van commissies met het van tevoren inventariseren van deelname door leden zijn overwegend positief. Wel geven leden (en fractiemedewerkers) met enige regelmaat aan dat zij veel inventarisatieverzoeken via de mail ontvangen, zeker indien zij lid zijn van meer dan één commissie, wat voor de meeste leden het geval is. Daarnaast komt het met enige regelmaat voor dat leden zich aanmelden voor activiteiten onder voorbehoud van de plenaire agenda en zich dan alsnog afmelden. Sommige commissies hebben daarom besloten de inventarisatie voor deelname te combineren met de procedurevergadering waarin de besluitvorming over deze activiteit aan de orde is.
Een aanmeldsysteem wordt ook wel gebruikt bij het opgeven van spreektijden voor debatten in commissies. Ook hier vragen de leden van de VVD-fractie of dit van tevoren opgeven van indicatieve spreektijden, met name geldt dit voor wetgevingsoverleggen, voldoet.
Zou het overigens voor commissiedebatten te overwegen zijn dat leden van tevoren (digitaal) aangeven of zij aan een commissiedebat willen deelnemen of niet, zodat van tevoren duidelijk is hoeveel sprekers er zijn? Dat gebeurt nu niet. Waarom niet? Dan zou er in zo'n commissiedebat flexibeler met spreektijden kunnen worden omgegaan. Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van het Presidium.
In het Voorzittersoverleg van 22 februari 2023 is het volgende afgesproken met betrekking tot het vaststellen van spreektijden voor de diverse typen commissiedebatten: bij wetgevingsoverleggen geven fracties zelf hun spreektijd op. In het geval van een notaoverleg worden spreektijden toegekend naar fractiegrootte. Bij commissiedebatten gelden gelijke spreektijden voor elke fractie. Er zijn het Presidium geen signalen bekend dat deze afspraken in commissies tot knelpunten leiden.
Ten behoeve van commissiedebatten wordt niet van tevoren uitgevraagd welke leden wensen deel te nemen aangezien voor de doorgang daarvan, in tegenstelling tot andere commissieactiviteiten, geen minimumaantal deelnemende leden geldt. De ervaring leert bovendien dat aan commissiedebatten doorgaans voldoende fracties deelnemen.
De commissies Financiën en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) hebben als pilot de afgelopen periode enige ervaring opgedaan met het via Parlis zelf laten aanmelden van leden voor commissiedebatten. Het is nog te vroeg om in definitieve zin conclusies te kunnen verbinden aan deze pilots.
Het van tevoren bekend zijn van het definitieve aantal leden dat deelneemt aan een commissiedebat biedt, zoals de leden van de VVD-fractie terecht opmerken, de mogelijkheid om de spreektijd per lid, de duur van het commissiedebat, het aantal interrupties en de zaalgrootte daarop gericht aan te passen. De pilot houdt in dat voor commissiedebatten op de convocatie het verzoek wordt gedaan aan leden om zich via Parlis aan te melden. Er worden geen afzonderlijke inventarisatiemails meer uitgedaan en er geldt, zoals reeds aangegeven, geen minimumaantal leden om een debat doorgang te laten vinden. Wil een lid zijn aanmelding voor het debat alsnog ongedaan maken dan dient hij daartoe contact op te nemen met de commissiestaf omdat leden zich in Parlis alleen kunnen aanmelden en niet kunnen afmelden. Tijdens de strategische procedurevergaderingen van de betreffende commissies (Fin en LNV) worden de pilots geëvalueerd. Bij Financiën is dit al eenmaal gebeurd; toen is besloten de pilot voort te zetten. Bij LNV moet de eerste evaluatie nog plaatsvinden. Bij Financiën is, met name na de eerste evaluatie, een verbetering te merken. Het is echter niet altijd mogelijk om van tevoren het definitief aantal sprekers aan een commissiedebat vast te stellen. Zo zijn er leden die zich wegens andere verplichtingen afmelden, bijvoorbeeld wegens samenloop met een plenair debat. Het omgekeerde geldt ook: leden nemen deel aan een commissiedebat zonder zich hiervoor voorafgaand te hebben ingeschreven. Op basis van het Reglement van Orde kan deze leden niet het recht tot deelname een het commissiedebat ontzegd worden.
Tegelijkertijd betekent het loslaten van het principe om voor elk fractie gelijke en van tevoren vast te stellen spreektijden te hanteren logischerwijs tot een minder uniforme werkwijze tussen commissies. Tot slot bereiden leden hun inbreng ten behoeve van een commissiedebat voor op basis van een van tevoren toegekende spreektijd. Dit wordt lastiger als de spreektijden, afhankelijk van het aantal deelnemende leden, pas bij de aanvang van een commissiedebat definitief worden vastgesteld. De toegekende spreektijd kan immers niet alleen ruimer, maar ook korter uitvallen.
Leden hebben niet alleen nationaal een taak, maar ook internationaal doordat sommige leden deel uitmaken van Nederlandse delegaties, zoals bijvoorbeeld delegaties naar de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa, de NAVO Parlementaire Assemblee en de Benelux Parlementaire Assemblee. Het gaat hier om officiële Kamerdelegaties. Deze buitenlandse verplichtingen brengen met zich mee dat deze leden niet altijd bij stemmingen in de Kamer aanwezig kunnen zijn.
Waarom is er voor deze leden niet een gegarandeerde pairmogelijkheid?
Het komt de leden van de VVD-fractie voor dat er voor deze leden een gegarandeerde pairmogelijkheid zou moeten zijn. Het gaat immers om een officiële buitenlandse verplichting.
Zou het Presidium daarnaar willen kijken en met een oplossing voor deze situatie willen komen? Graag krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van het Presidium.
Pairen is een informele werkwijze van enkele fracties. Niet alle fracties kennen deze informele werkafspraken; sommige fracties hebben principiële bezwaren tegen pairen. Het is geen werkwijze van de Kamer en er wordt ook niet in voorzien in het Reglement van Orde. De Kamer als instituut, en daarmee het Presidium, heeft geen rol in het bevorderen dan wel het ontmoedigen van deze informele werkwijze van fracties. Het vastleggen van regels hieromtrent zou naar het oordeel van het Presidium staatsrechtelijke bezwaren opwerpen. Het al dan niet maken van pairaf-spraken is geheel aan het oordeel van individuele fracties. Bovendien kent pairen een inhoudelijk aspect waarbij de mogelijkheid om tot pairaf-spraken te kunnen komen afhankelijk is van het onderwerp waarover gestemd wordt. Het Presidium acht het wenselijk dat fracties hier onderling uitkomen.
De leden van de VVD-fractie vragen aandacht voor de wijze waarop het Reglement van Orde van de Kamer wordt gewijzigd. De leden van de VVD-fractie vragen het Presidium toe te lichten hoe een wijziging van het Reglement van Orde van de Kamer tot stand komt.
De Kamer stemt in meerderheid over een wijziging, dat is helder. Wat niet helder is, is wie c.q. welk gremium bevoegd is om een wijziging te initiëren en uit te werken.
Hoe is de procedure hiervan? Wat is in dezen de rol, bevoegdheid en verantwoordelijkheid van het Presidium? Wat is de rol, bevoegdheid en verantwoordelijkheid van een individueel lid? Wat is de rol, bevoegdheid en verantwoordelijkheid van de commissie voor de Werkwijze? Hoe kan structuur in dit proces worden aangebracht? Graag krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van het Presidium.
In artikel 16.1 van het Reglement van Orde is opgenomen hoe wijzigingen van het Reglement van Orde tot stand komen. Lid 1 bepaalt dat ieder lid, alleen of met andere leden, een voorstel tot wijziging van dit Reglement kan indienen. Lid 2 bepaalt dat ook het Presidium of een commissie een voorstel tot wijziging van het Reglement kan indienen als dit het gevoelen van een meerderheid van het aantal leden waaruit zij bestaat weergeeft. Hieronder zal dit artikel verder worden toegelicht.
Binnen de Tweede Kamer bestaat de vrijheid voor elk individueel lid dat daartoe aanleiding ziet, om een voorstel te doen tot wijziging van het Reglement van Orde. Zoals gebruikelijk bij initiatiefwetsvoorstellen kan Bureau Wetgeving bij het opstellen van een Reglementswijziging ondersteuning bieden, op dezelfde wijze als bij een initiatiefwetsvoorstel gebruikelijk is. Het is in de recente parlementaire geschiedenis voorgekomen dat het Presidium werd opgeroepen te komen met een wijziging van het Reglement van Orde. Hoewel dat in het verleden weleens is geschied, heeft het Presidium in zijn vergadering van 5 april 2023 de voor-en nadelen besproken van deze werkwijze. Het Presidium is tot de conclusie gekomen dat de meest voordelige situatie ontstaat wanneer het uitvoeren en verdedigen gebeurt door de indiener(s) van de betreffende motie. Deze kennen de overwegingen om tot wijziging over te gaan immers het beste en zijn daarom in staat de beste verdediging van het voorstel te voeren.
Zoals is terug te vinden in artikel 16.1 lid 2, kan het Presidium zelf ook een voorstel tot wijziging van het Reglement van Orde voorstellen. Deze rol is gelijk aan bijvoorbeeld een commissie die een wijziging wil voorstellen, wat zich met name voor kan doen bij een aangelegenheid die de commissie in het bijzonder aangaat. Verder heeft het Presidium geen bijzondere rol of bevoegdheid.
De commissie voor de Werkwijze vervult op grond van het Reglement van Orde artikel 7.8 een adviserende taak (desgevraagd of uit eigen beweging) over de parlementaire werkwijze en de interpretatie en toepassing van het Reglement van Orde in de richting van de Kamer, de commissies en/of het Presidium. Daarnaast verricht zij op grond van artikel 16.1, vierde lid, het voorbereidend onderzoek van het voorstel, tenzij de Kamer besluit een andere commissie daarmee te belasten of het voorstel van de commissie zelf afkomstig is.
Omdat het Reglement van Orde ruimte biedt aan individuele leden en aan commissies om het Reglement van Orde te wijzigen is het afhankelijk van de aard van de voorliggende Reglementswijziging wie de meest aangewezen indiener is. Uiteindelijk besluit de Kamer zelf over haar werkwijze, zoals ook commissies dat doen over hun werkwijze, uiteraard binnen de kaders van het Reglement van Orde. Verder kan erop worden gewezen dat de initiatiefwetsprocedure bij de wijzigingsvoorstellen van overeenkomstige toepassing is. Zie artikel 16.1, derde lid, van het Reglement van Orde. Voor een verdere toelichting kan worden verwezen naar de uitgebreide toelichting bij het artikel in Kamerstukken 35 322, nr. 5.
Met betrekking tot de commissie voor de Werkwijze vragen de leden van de VVD-fractie wat de precieze bevoegdheden zijn van deze commissie. Klopt het dat over inhoudelijke voorstellen die bij de commissie voor de Werkwijze in behandeling zijn niet kan worden gestemd, maar dat dat aan de Kamer als geheel is?
De commissie voor de Werkwijze heeft de bevoegdheden die artikel 7.25 van het Reglement van Orde in algemene zin toekent aan commissies. Besluitvorming in deze commissie vindt plaats conform artikel 7.20 van het Reglement van Orde. Over voorstellen tot wijziging van het Reglement van Orde dient de Kamer te stemmen.
Hoe verhouden het Presidium van de Kamer, de commissie voor de Werkwijze en de Kamer als geheel zich tot elkaar? Graag krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van het Presidium.
De commissie voor de Werkwijze verhoudt zich op dezelfde wijze tot de Kamer en het Presidium als andere commissies.
De Voorzitter en de ondervoorzitters vormen samen het Presidium van de Tweede Kamer. In artikel 3.6 van het Reglement van Orde staat de samenstelling van het Presidium beschreven.
Het Presidium spreekt regelmatig over de werkwijze en procedures in de Tweede Kamer. Daar zit een zekere overlap met de werkzaamheden van de commissie voor de Werkwijze, die zich ook richt op de werkwijze van de Tweede Kamer. Het Presidium kan voorstellen doorgeleiden naar de commissie voor de Werkwijze voor verdere bespreking en uitwerking. Het Presidium is zich bewust van de signalen over onduidelijkheid en zal in de toekomst in den brede gaan kijken naar de governance.
In november 2022 heeft de Werkgroep Effectief Opereren in crisissituaties onder leiding van het lid Sneller (D66) verslag uitgebracht. Daarin staan aanbevelingen, gericht tot het Presidium. De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd naar het vervolg van dit rapport.
Hoe gaat dit verder?
Het Presidium heeft op 30 november 2022 het verslag van de werkgroep Effectief opereren in crisissituaties besproken en besloten de aanbevelingen van de Werkgroep over te nemen. De wnd. Griffier heeft op 16 januari 2023 de CIO verzocht in nauwe samenwerking met relevante diensten en betrokkenen, de mogelijkheden tot een aanvulling van het integraal crisisplan van de Tweede Kamer-organisatie alsmede de digitale infrastructuur ten aanzien van een digitaal quorum, digitaal beraadslagen en digitaal stemmen in tijden van crisissituaties te verkennen. Die gesprekken worden in mei afgerond. De resultaten van de verkenning zullen naar verwachting voor het zomerreces aan het Presidium worden aangeboden.
Moet het Reglement van Orde dan wel een andere regeling worden aangepast? Zo ja, op welke termijn kan de Kamer daartoe een voorstel tegemoetzien?
Op dit moment wacht het Presidium eerst de uitkomsten van de ambtelijke verkenning af.
Sinds juni 2022 is er in de Kamer een nieuw toezeggingenregistratiesysteem. De leden van de VVD-fractie vragen zich af wat de ervaringen daarmee tot nu toe zijn.
In hoeverre voldoet dit systeem of zijn er verbeteringen nodig? Gaarne krijgen zij een reactie van het Presidium.
Het openbare toezeggingenregistratiesysteem is begin september 2022 in gebruik genomen. Vanaf die datum worden alle mondelinge toezeggingen die bewindslieden doen tijdens plenaire debatten, maar ook tijdens commissiedebatten, nota-overleggen en wetgevingsoverleggen geregistreerd en gepubliceerd op de website van de Tweede Kamer.
Recent informeerde de Voorzitter de leden van de Tweede Kamer en het kabinet dat het openbare toezeggingenregister op de website van de Tweede Kamer is verbeterd. Het register is nu overzichtelijker weergegeven en beter doorzoekbaar. U kunt de vernieuwde toezeggingenregistratie raadplegen via de website van de Tweede Kamer en via ons intranet Plein2. Per toezegging is te zien wie deze heeft gedaan, aan welke commissie of aan welk individueel lid de toezegging is gedaan, de inhoud van de toezegging, de termijn van uitvoering en de status. Toezeggingen zijn afgedaan zodra de Kamer hier schriftelijk het resultaat van heeft ontvangen. De toezegging krijgt dan de status «Voldaan».
De eerste ervaringen met dit systeem zijn positief. De toezeggingenregistratie bevat op het moment van het schrijven van dit antwoord (april 2023) inmiddels al 1.300 toezeggingen.
In 2021 is er een werkgroep informatie-afspraken onder leiding van het lid Inge van Dijk (CDA) ingesteld. Kan het Presidium aangeven wanneer deze werkgroep met haar rapport komt? Graag krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van het Presidium.
De leden van de CDA-fractie verwachten dat de werkgroep informatie-afspraken Tweede Kamer op korte termijn haar resultaten zal presenteren. Zij rekenen erop dat de aanbevelingen ook van de kant van het kabinet met hoge prioriteit zullen worden behandeld. Deze leden vragen de Voorzitter hierin een stevige rol te pakken en de Kamer te helpen meer aan het stuur te komen.
Verder valt te lezen dat het Presidium later in 2023 met resultaten komt van een werkgroep over de informatievoorziening van de Kamer. Het lid van de BBB-fractie hoopt dat hieruit komt dat de informatievoorziening van de Kamer een stuk beter moet. Is het Presidium dit lid eens?
Een goede informatievoorziening van het kabinet aan de Kamer is naar het oordeel van het Presidium van cruciaal belang voor het goed functioneren van de Kamer. Er is altijd ruimte voor verbetering op dit vlak. De Voorzitter heeft de afgelopen tijd tweemaal over dit onderwerp gesproken met de Minister-President (zie de brief van de Kamervoorzitter aan de Kamer d.d. 13 april 2023). De werkgroep hoopt haar rapport eind mei aan het Presidium aan te kunnen bieden. Het Presidium ziet het rapport van de werkgroep met bijzondere belangstelling tegemoet.
De leden van de D66-fractie lezen dat er nog een eindrapportage van de werkgroep «Versterking functies Tweede Kamer» komt. Daarover zijn de leden positief, en zij vragen zich af wat daar nog van verwacht wordt. Het is positief om te lezen dat het rapport «Versterking functies Tweede Kamer» heeft bijgedragen aan het verbeteren van het functioneren van de Tweede Kamer.
Kan er inzicht gegeven worden in welke aanbevelingen al te hand zijn genomen uit dat rapport, en welke verwacht worden nog verder opgepakt te worden door het Presidium? Verwacht de Voorzitter uit het eindrapport nog voorstellen of suggesties die het Presidium ter hand zal nemen?
De werkgroep «Versterking functies Tweede Kamer» verwacht in het voorjaar van 2023 een eindmonitor te presenteren met een overzicht van de wijze waarop haar aanbevelingen zijn opgepakt. Ten aanzien van aanbevelingen die naar het oordeel van de werkgroep nog onvoldoende zijn opgepakt, zal worden bekeken of en hoe deze nog nader uitgewerkt zouden kunnen worden. Zoals de werkgroep in haar tussentijdse monitor uit november 2022 al heeft geconcludeerd, is er brede waardering bij Kamerleden voor het nieuwe instrument van de strategische procedurevergadering. Aangeraden is om deze periodiek in te plannen en de tweede ronde heeft in de afgelopen maanden plaatsgevonden in de commissies. De strategische procedurevergaderingen geven de mogelijkheid om vooruit te kijken naar aankomende werkzaamheden en om terug te blikken. De medewetgevende taak van de Kamer wordt versterkt door de inzet van wetgevingsrapporteurs en door zo veel mogelijk een vaste Kamerdag te reserveren voor plenaire behandeling van wetgeving. Op het terrein van de controlerende functie zijn er twee parlementaire verkenningen gestart die later dit jaar zullen worden afgerond. Tevens is een aantal pilotprojecten gestart rondom het gebruik van burgerbrieven en het burgerforum. Het Presidium kijkt uit naar de eindmonitor van de werkgroep en de daarin aanbevolen vervolgacties.
In de vorige vergadering van de commissie voor de Werkwijze heeft de Voorzitter aangegeven nogmaals met Ministers in gesprek te gaan over het vaker overnemen van moties in plaats van oordeel Kamer te verstrekken. De hoeveelheid moties lijkt dit jaar opnieuw toe te nemen ten opzichte van de ruim 4000 van vorig parlementair jaar. De werkgroep «Versterking functies Tweede Kamer» beveelt ook aan om terughoudendheid te betrachten met het indienen van moties.
Kan de Voorzitter toelichten hoe haar gesprekken met Ministers hierover lopen tot nu toe, en welke stappen zij hier nog voorziet?
De Voorzitter heeft op 23 januari 2023 en 22 februari 2023 een gesprek gevoerd met de Minister-President over het informatieverkeer tussen regering en de Tweede Kamer. Daarbij is ook gesproken over de appreciaties van moties. De Voorzitter werkt op dit moment samen met de Griffier aan een voorstel voor een aangepast appreciatiekader van moties.
Het Presidium wil er echter wel op wijzen dat het in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de Kamerleden zelf is om de hoeveelheid moties die wordt ingediend, beperkt te houden.
Ook valt het deze leden op dat op een aantal beleidsterreinen de hoeveelheid aangevraagde dertigledendebatten weer aanzienlijk toeneemt. Bijvoorbeeld op zorg staan er nu al tot het eind van het parlementair jaar dertigleden-debatten op de agenda.
Hoe kijkt de Voorzitter hier tegenaan?
Het Presidium is van mening dat elk Kamerlid zelf goed dient af te wegen welke instrumenten hij/zij inzet in het dagelijkse parlementaire werk. Dat geldt voor leden die (dertigleden)debatten aanvragen, maar ook voor leden die (dertigleden)debataanvragen ondersteunen. Overigens wijst het
Presidium er in dit verband op dat met de inwerkingtreding van de vervalbepaling in het Reglement van Orde, debatten na uiterlijk 36 weken komen te vervallen. Daardoor wordt de lijst van (dertigleden)debatten dan ook regelmatig opgeschoond.
De leden van de D66-fractie zijn positief gestemd over het feit dat woensdagwettendag naar aanleiding van de motie van de leden Pater-notte en Bisschop (Kamerstuk 35 992, nr. 5), zijn vaste intreden op de Kamer agenda heeft gemaakt. De leden zijn verheugd dat de Voorzitter voornemens is om dit uitgangspunt te handhaven in de aankomende periode. Tegelijk geeft de Voorzitter aan dat het niet altijd strookt met de wens van de Kamer en/of de agenda van bewindspersonen.
Kan de Voorzitter hier aangeven wat zij van de Kamerleden nodig heeft om woensdagwettendag verder te bestendigen?
En deelt zij de mening van de leden van de D66-fractie dat formalisering van dit gebruik juist voor ruimte in elk geval in de agenda's van bewindspersonen kan zorgen?
Welke voornemens heeft de Voorzitter hier om woensdagwettendag te bestendigen en waar nodig te formaliseren?
Het Presidium is van opvatting dat de zogenaamde «wettenwoensdag» een goed uitgangspunt is en de Voorzitter probeert dan ook zo goed als mogelijk dit uitgangspunt te bestendigen in haar voorstellen aan de Kamer voor de agenda. Het Presidium acht het tegelijkertijd wel aangewezen hierbij enige flexibiliteit te behouden om bijvoorbeeld spoeddebatten, niet zijnde wetgeving, bij uitzondering op woensdag in te plannen of om een wetgevingsdebat eenmalig op dinsdag of donderdag te agenderen als hier goede redenen voor zijn. Mocht er geen of weinig wetgeving aan bod komen op woensdag, dan doet de Voorzitter in de regel voorstellen die op andere dagen in die betreffende week te behandelen.
In reactie op hetgeen de leden van de D66-fractie betogen, merkt het Presidium op dat de verwachting reëel is dat kostbare plenaire vergadertijd verloren gaat en dat sommige andere spoedeisende debatten niet binnen de door de Kamer gewenste tijd gevoerd kunnen worden als op de woensdag alleen nog (initiatief)wetgeving aan de orde mag komen. Ter illustratie geeft het Presidium hierbij een voorbeeld. De Kamer kan besluiten een groot debat in een bepaalde vergaderweek te willen voeren met de Minister-President over een actueel onderwerp. Het kan daarbij voorkomen dat de Minister-President echter verhinderd is op donderdag. Uitwijken naar dinsdag is dan niet altijd een goede optie, gelet op het feit dat de vergadering daar pas om 16.00 uur of later ruimte biedt voor agendering van dergelijke debatten. Het ligt dan voor de hand de wetgeving in die week op bijvoorbeeld donderdag te agenderen zodat op woensdag wel een dergelijk debat gevoerd kan worden. Anders dan de leden van de D66-fractie van opvatting zijn, ziet het Presidium niet goed hoe het vastleggen van wettenwoensdag ruimte geeft in de agenda's van bewindspersonen, alleen al vanwege het feit dat wetgeving ook (naast de woensdag) op dinsdag of donderdag aan de orde kan komen. Bovendien dienen bewindspersonen altijd, ongeacht wettenwoensdag, rekening te houden met het feit dat de Tweede Kamer dan wel een Kamercommissie kan verzoeken naar een bepaald debat op een bepaalde dag te komen.
In dit verband merkt het Presidium nog op dat vanaf volgend jaar in de Staat van de Kamer gegevens worden opgenomen met betrekking tot de hoeveelheid plenaire vergadertijd die de Kamer heeft besteed aan wetsbehandelingen ten opzichte van andere debatten. Zodoende wordt voor de Kamer inzichtelijk hoeveel tijd zij aan wetgeving besteedt.
Ten derde lezen de leden van de D66-fractie enkele punten over de Wet open overheid, waar de Kamer sinds vorig jaar ook onder valt. De Wet open overheid vinden deze leden zeer belangrijk, en willen dan ook dat deze zo goed als mogelijk uitgevoerd kan worden. Zij begrijpen dat openbaarmaking veel capaciteit vraagt. Dat is een vraag die in de vorige Raming ook aan de orde is geweest.
Klopt het dat de Kamer op dit moment vooral bezig is met passieve openbaarmakingen?
Naast passieve openbaarmaking is de Tweede Kamer ook bezig met actieve openbaarmaking, beide onderdelen van de Woo maken deel uit van het programma Implementatie Woo. De wettelijke verplichting ten aanzien van passieve openbaarmaking ging in op 1 mei 2022 en vereiste op die datum operationeel te zijn. Actieve openbaarmaking is een langer lopend traject waarbij gewerkt wordt met een gefaseerde inwerking treding.
Binnen het programma Implementatie Woo is een apart project «actieve openbaarmaking» opgestart, dat ondersteunt bij de implementatie en realisatie van actieve openbaarmaking binnen de Kamerorganisatie. Dit betreft niet alleen de online publicatie van stukken, maar ook het bepalen van de ambities van de Tweede Kamer ten aanzien van deze verplichting uit de Woo en de invulling die de Kamer hier vervolgens aan geeft.
Is de Voorzitter voornemens om vaker actief informatie te delen?
Welke stappen is zij voornemens te zetten op het punt van actieve informatiedeling?
De Tweede Kamer maakt zelf al veel informatie openbaar. Op de website van de Tweede Kamer staan bijvoorbeeld al Kamerstukken, amendementen, verslagen en moties. Op basis van de Woo moeten overheden -dus ook de Tweede Kamer - nog meer informatie gaan publiceren. Voor 17 categorieën informatie geldt een openbaarmakingsverplichting (artikel 3.3 Woo). De Tweede Kamer maakt veel van deze stukken al geruime tijd actief openbaar, maar nog niet alle. Verplichte openbaarmaking geldt onder meer voor vergaderstukken van de Kamer, bereikbaar-heidsinformatie, Woo-besluiten en jaarplannen.
In aanvulling op de verplichte categorieën geldt een inspanningsverplichting (artikel 3.1 Woo). Dit houdt in dat we verplicht zijn ons in te spannen zoveel mogelijk beleidsinformatie openbaar te maken. Op dit moment wordt in de organisatie gewerkt aan een plan om actieve openbaarmaking te verbeteren. Het Presidium verwacht hier voor het zomerreces over te worden geïnformeerd en zal vanuit daar zien welke verdere stappen gewenst zijn.
Juist omwille van de capaciteit. Ervaring leert dat de hoeveelheid verzoeken om passief beschikbare informatie vaak afnemen op het moment dat er meer informatie actief beschikbaar wordt gesteld.
Is dit een overweging die de Voorzitter heeft gemaakt?
Het beleid is erop gericht om zowel actieve als passieve openbaarmaking goed en tijdig te implementeren bij de Tweede Kamer. Om deze reden is gekozen voor de prioritering zoals deze nu is gesteld. Of bovengenoemde aanname terecht is, kan op dit moment nog niet worden gesteld.
Acht de Voorzitter meer actieve informatiedeling wenselijk?
Het belangrijkste maatschappelijke doel van de Woo is een open en transparante overheid. Nog meer dan voor andere organen het geval is, is openbaarheid van informatie voor de Tweede Kamer van essentieel belang. Het Presidium wil graag bijdragen aan een transparant en open parlement en ziet dit niet uitsluitend als een juridisch of organisatorisch vraagstuk, maar ook als een cultuurverandering binnen de Kamer.
Recent heeft de Kamer een debat gevoerd over het openbaar maken van het door fracties gevoerde arbeidsomstandighedenbeleid. Die wijziging van het Reglement van Orde is aangenomen op 14 februari jl.
Kan de Voorzitter iets zeggen over de inwerkingtreding van deze wijziging?
Vanaf welke datum gaat deze wijziging van kracht?
Heeft de Kamer al een centrale online plek ingericht waar fracties deze informatie openbaar kunnen maken?
De wijziging van het Reglement van Orde (RvO) is na instemming van de Kamer in werking getreden. De ambtelijk secretarissen van alle fracties zijn, via het reguliere overleg met de directeur Bedrijfsvoering/ Huisvesting, geïnformeerd over de praktische inregeling van dit nieuwe artikel 5.4 van het RvO. Ook hebben alle ambtelijk secretarissen een e-mail ontvangen met de benodigde informatie. Het openbaar maken van het arbeidsomstandighedenbeleid vindt plaats door het betrokken beleid voor eenieder beschikbaar te stellen op een openbare website en dit mee te delen aan de Griffier. Via de website van de Tweede Kamer (zie: https:// www.tweedekamer.nl/kamerleden-en-commissies/beleid-van-fracties-op-het-gebied-van-werkveiligheid) wordt dit centraal toegankelijk gemaakt. Daarmee is openbaar en transparant voor eenieder hoe de diverse fracties en groepen het beleid hebben vormgegeven.
Hebben fracties deze informatie inmiddels openbaar gemaakt, of aangegeven dat zij voornemens zijn dat te doen? Zo niet, welke instrumenten heeft het Presidium tot haar beschikking om deze wijziging te handhaven? Dit is uiteraard ook een vraag geweest in het debat omtrent deze wijziging, en de leden vragen zich af of daar inmiddels een passend antwoord op is gevonden?
Een aantal fracties heeft de vindplaats van hun werkveiligheidsbeleid kenbaar gemaakt bij de Griffier. Het Presidium gaat ervan uit dat alle fracties zich houden aan de door de Kamer zelf vastgestelde regels. Op verschillende momenten zijn de ambtelijk secretarissen op de hoogte gesteld van deze wijziging en zijn de fracties geïnformeerd over de wijze waarop het beleid openbaar gemaakt dient te worden. Indien er fracties en/of groepen zijn die het beleid niet openbaar maken, kunnen deze hierop, bijvoorbeeld tijdens een debat, worden aangesproken.
Het Presidium heeft een pilot gestart om de ambtelijke ondersteuning te versterken met een aantal beleidsjuristen, met als doel het bieden van politiek-neutrale inhoudelijke advisering aan de Kamer en de commissies bij de behandeling van wetsvoorstellen van de regering en bij de evaluatie van recent in werking getreden wetgeving. De leden van de CDA-fractie vragen het Presidium deze pilot nader toe te lichten.
Om welke dienstverlening gaat het precies?
De werkgroep «Versterking functies Tweede Kamer» heeft in haar rapport geconcludeerd dat haar aanbevelingen voor de versterking van de functies van de Kamer, onder meer op het gebied van de wetsbehan-deling, alleen kans van slagen hebben als de Kamer beschikt over voldoende gespecialiseerde ambtelijke ondersteuning. Naar aanleiding daarvan heeft het Presidium besloten tot een pilot met versterking van de inhoudelijke ondersteuning van de Kamer. Doel ervan is onder andere om na te kunnen gaan welke toegenomen behoefte er is bij commissies rondom de wetsbehandeling, rekening houdend met het verwerkings- en absorptievermogen van de leden, welke activiteiten of instrumenten daarbij worden ingezet, en hoe de ondersteuning er daarbij uit zou moeten zien.
De pilot Versterking Functies Tweede Kamer ziet toe op een tijdelijke versterking van de inhoudelijke ondersteuning bij zowel de medewetgevende als de controlerende taak van de Tweede Kamer. Onderdeel van het medewetgevende deel van de pilot is het aantrekken van een aantal beleidsjuristen, die tijdelijk zijn toegevoegd aan de formatie van de Dienst Analyse en Onderzoek. Zij zijn inmiddels een aantal maanden in functie.
De beleidsjuristen zijn intensief betrokken bij de ondersteuning van wetgevingsrapporteurs in de commissies. Daarnaast werken zij aan het ontwikkelen van inhoudelijke analyses en adviezen voor de commissies ten behoeve van de behandeling van wetsvoorstellen of de evaluatie van wetgeving afkomstig van de regering. De beleidsjuristen werken daarbij nauw samen met de commissiestaven. In lijn met het rapport van de werkgroep «Versterking Functies Tweede Kamer» richten zij zich bij het analyseren van wetsvoorstellen op het bieden van bruikbare inzichten voor de Kamer en de commissies vanuit een breed blikveld: naast de juridische en beleidsmatige kwaliteit wordt gekeken naar fundamentele principes als uitvoerbaarheid, het doenvermogen van burgers en de rol van de Kamer in het wetgevingsproces.
En op welke wijze wordt de effectiviteit van deze pilot beoordeeld?
De pilot Versterking Functies Tweede Kamer ziet toe op een tijdelijke versterking van de inhoudelijke ondersteuning bij zowel de medewetgevende als de controlerende taak van de Tweede Kamer. De pilot loopt van eind 2022 tot en met december 2023 en wordt voor het einde van dit jaar geëvalueerd. Afgesproken is dat voor het zomerreces een tussentijds weegmoment plaatsvindt, met het oog op tijdige besluitvorming over (de budgettaire gevolgen van) een eventuele vervolgstap. De tussenrapportage zal inzicht bieden in de manier waarop invulling is gegeven aan de pilot, de gerealiseerde en de voorziene resultaten en de ervaringen met de extra ondersteuning die is geboden.
De focus van de tussenrapportage ligt op de opbrengst van de pilot voor het werk van de Kamerleden en -commissies. De daartoe geleverde en te leveren (extra) ambtelijke inspanningen worden ook in kaart gebracht.
De leden van de CDA-fractie vragen wat precies wordt bedoeld met de zin: «De commissie [voor de Verzoekschriften en Burgerinitiatieven] is inmiddels bezig hoe ze haar stimulerende en coördinerende rol vorm kan geven.».
Welke doelen heeft de commissie zich gesteld?
De commissie voor de Verzoekschriften en Burgerinitiatieven (CVB) heeft in haar rapport «Burgersignalen structureler opvangen en beter benutten» toegelicht dat het doel van haar inspanningen is om Kamerbreed burgersignalen uit brieven, e-mails en verzoekschriften structureler op te vangen en beter te benutten. De politieke behandeling van de brieven blijft bij de vakcommissies waar de brieven geagendeerd staan. Door een stimulerende en coördinerende rol aan te nemen wil de CVB zorgdragen voor de opvolging van de volgende aanbevelingen waar het andere Kamercommissies aangaat:
-
1.De CVB werkt aan het vergroten van haar bekendheid binnen de Kamer, zodat zij haar horizontale rol beter kan uitvoeren (onbekend maakt onbemind),
-
2.De CVB zorgt ervoor dat de online-informatie over burgerinitiatieven en verzoekschriften beter en begrijpelijker wordt voor burgers,
-
3.Aanbeveling aan andere commissies: indeling van de brievenlijst op de procedurevergadering zo vormgeven dat brieven van burgers beter herkenbaar zijn voor de leden,
-
4.De CVB ontwikkelt een informatieproduct ten behoeve van alle commissies om overzicht te bieden in burgerbrieven die zijn ontvangen over een specifiek thema («thematische burgerbrievenbundel»),
-
5.De CVB verzoekt alle vaste Kamercommissies periodiek om informatie aan te leveren over ontvangen burgersignalen,
-
6.De CVB organiseert een «signalenoverleg» met externe organisaties (zoals de Nationale ombudsman) uit om uit te wisselen welke signalen en trends wij en zij zien.
Hoe kan de Kamer als geheel profijt hebben van een betere vindbaarheid van de commissie?
Wanneer de commissie beter vindbaar en zichtbaar is, dan is het voor leden, fractiemedewerker en ambtenaren vaker mogelijk om door te verwijzen naar de commissie. Het is dan duidelijker waar de commissie voor staat en welke verzoekschriften de commissie mogelijk kan behandelen (gelet op de ontvankelijkheidscriteria). De commissiepagina op de Tweede Kamerwebsite is daarom inmiddels aangepast en aangevuld met meer begrijpelijke (visuele) informatie over verzoekschriften en burgerinitiatieven.
De leden van de CDA-fractie vragen wat wordt bedoeld met «het verschil tussen het huidige personeelsbestand en het gewenste personeelsbestand».
Hiermee wordt het verschil bedoeld tussen de huidige personele bezetting en de personele bezetting die in de toekomst nodig is gelet op belangrijke interne en externe ontwikkelingen. Dat kan een kwantitatief verschil zijn, maar ook een verschil op gebied van kennis/vaardigheden of competenties zijn (kwalitatief verschil). Denk hierbij aan vaardigheden op gebied van IT of informatiehuishouding, maar ook aan een ander manier van samenwerking (hybride, agile). Zie ook de antwoorden hierover verderop in het verslag.
De Voorzitter heeft in haar overleg met de Minister-President onderstreept dat het voortijdig bekend maken van informatie aan de media aanleiding kan zijn om de betrokken bewindspersoon te vragen tijdens het eerstvolgende mondelinge vragenuur in de Kamer verantwoording af te leggen. De leden van de CDA-fractie vragen hoeveel keer de Voorzitter al gebruik heeft gemaakt van deze mogelijkheid.
Het Presidium stelt voorop dat het niet de Voorzitter is die bewindspersonen vraagt verantwoording af te komen leggen tijdens het mondelinge vragenuur. Echter, indien een Kamerlid vragen wenst te stellen tijdens het vragenuur over beleidsvoornemens die eerder bekend zijn gemaakt aan de media dan aan de Kamer zal de Voorzitter dit gegeven, naast de andere criteria, meenemen in haar afweging welke vragen toe te laten. Deze wijziging is pas recentelijk doorgevoerd en om deze reden kunnen nog geen ervaringen worden gedeeld.
De leden van de CDA-fractie vragen welke vruchten zij kunnen plukken van het programma Verbetering Informatiehuishouding Tweede Kamer (VITK).
Het programma Verbetering Informatiehuishouding Tweede Kamer ondersteunt de ambtelijke diensten bij het op orde krijgen van de informatiehuishouding waardoor de Tweede Kamer kan voldoen aan weten regelgeving, zoals de Archiefwet en de Wet open overheid. Bij een informatiehuishouding die op orde is, is en blijft onze informatie vindbaar, beschikbaar en betrouwbaar, voor iedereen die er recht op heeft. Het programma zorgt dat de Tweede Kamer beschikt over beleid en goede werkafspraken, systemen die de informatiehuishouding goed ondersteunen, en de benodigde kennis, vaardigheden en expertise.
Wat wordt bedoeld met modernisering van de werkplek?
Het moderniseren van de werkplek houdt in dat de digitale werkplek wordt aangepast naar de huidige tijd en technologieën. Gebruikers ontvangen een persoonlijk (mobiel) apparaat dat invulling geeft aan de veel gehoorde gebruikerswensen rond het digitaal samenwerken aan documenten, eenvoudiger delen van informatie, hybride werken (thuis, onderweg en kantoor), sneller en eenvoudiger in gebruik, persoonlijk instelbaar en met passende maatregelen ten aanzien van informatiebeveiliging. Het fundament voor deze vernieuwing inclusief benodigde beveiligingsmaatregelen in onze testomgeving is inmiddels gelegd. In mei 2023 worden gebruikers (fracties) uitgenodigd om in kleine sessies deze nieuwe opzet te komen bekijken. Ook wordt eind mei 2023 nog een algemene kamerbrede inloopdag georganiseerd over dit onderwerp. De terugkoppeling uit deze sessies kan dan worden meegenomen bij de verdere uitwerking van deze vernieuwing. Na de eerste «livegang» later dit jaar is het de bedoeling om met een klankbordgroep de verdere doorontwikkeling te blijven volgen. Er wordt bewust gekozen voor een gefaseerde aanpak en uitrol per gebruikersgroep, waarbij de politiek (Kamerlid en fractie) als eerste aan bod komt. Aangezien er raakvlakken zijn met informatiehuishouding vindt regelmatig afstemming plaats tussen het programma Verbetering Informatiehuishouding Tweede Kamer (VITK) en het programma moderne werkplek.
Deze leden vragen op welke wijze gebruikers worden betrokken bij verbeteringen in de informatiehuishouding en modernisering van de werkplek. Deze leden hebben goede ervaringen met de wijze waarop verbeteringen in het informatiesysteem Parlis worden doorgevoerd in overleg met een klankbordgroep van gebruikers.
Een goede informatiehuishouding zorgt ervoor dat onze informatie op orde is. Zo is en blijft onze informatie vindbaar, beschikbaar en betrouwbaar, voor iedereen die er recht op heeft. Het meerjarige programma Verbetering Informatiehuishouding Tweede Kamer (VITK) helpt de ambtelijke organisatie hierbij. Het doel is dat de Tweede Kamer beschikt over beleid en goede werkafspraken, systemen die de informatiehuishouding goed ondersteunen en de benodigde kennis, vaardigheden en expertise.
Programma VITK heeft een klankbordgroep bestaande uit vertegenwoordigers van alle ambtelijke diensten die eens per twee maanden bijeenkomt. Daar worden de leden van deze klankbordgroep geïnformeerd over alle nieuwe ontwikkelingen en gevraagd actief mee te denken over communicatie en awareness middelen die worden ontwikkeld. Regelmatig pre-testen de klankbordgroep nieuwe communicatie- en awareness middelen, zoals workshops en folders. Ook worden zij gevraagd aan te geven welke behoeftes leven binnen hun dienst. Verder heeft het programma een uitgebreid scala aan communicatie en awareness middelen, zodat de gebruiker weet waarom het goed omgaan met informatie belangrijk is en er ook naar gaat handelen. Het merendeel van deze middelen is beschikbaar via Plein2. Daarnaast wordt in de Kamerbode en op Plein2 regelmatig aandacht besteed aan (projecten vanuit het programma) VITK. Eens per twee maanden wordt een nieuwsbrief verstuurd naar betrokkenen bij en geïnteresseerden in het programma. Deze nieuwsbrieven zijn ook in te zien op Plein2. De medewerkers van het project Basis op Orde gaan, tot slot, samen met de diensten aan de slag om hun informatiehuishouding op een basisniveau te brengen. In dat kader begeleiden zij de diensten onder meer bij het maken van interne afspraken over hoe zij omgaan met informatie.
Het programma VITK richt zich hoofdzakelijk op de ambtelijke organisatie en niet op de fracties, omdat fracties in beginsel niet onder de Archiefwet of Woo vallen.
Ten aanzien van de klankbordgroep voor de moderne werkplek (zie vorige vraag) is het nadrukkelijk de bedoeling dat hier ook fracties voor worden uitgenodigd. De effecten van een verbetering van de werkplek heeft directere gevolgen voor fracties dan het verbeteren van de informatiehuishouding.
De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze de ambtelijke organisatie van de Tweede Kamer betrokken is geweest bij een beoordeling van de uitvoerbaarheid in de praktijk van de Wet open overheid.
De ambtelijke organisatie van de Tweede Kamer is niet betrokken geweest bij de beoordeling van de uitvoerbaarheid in de praktijk van de Wet open overheid (Woo). De Tweede Kamer heeft wel zelf vooraf een onderzoek laten uitvoeren naar de belastbaarheid van de Kamer. Die informatie is ook de basis geweest voor de initiële capaciteitsberekening.
Momenteel wordt een invoeringstoets Woo opgezet door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het doel van de invoeringstoets-Woo is om inzicht te krijgen in de werking van de Woo in de praktijk, met een focus op het blootleggen van knelpunten en (onbedoelde) neveneffecten voor de doelgroep en op de uitvoerbaarheid van de Woo voor de uitvoerende organisaties. De Tweede Kamer heeft aangegeven hierbij te willen aansluiten.
Deze leden vragen het Presidium nader in te gaan op de inleiding van prof. Johan Wolswinkel, «De open Tweede Kamer: tussen openbaarheid en transparantie», op 30 november 2022 in het kader van de Week van de Informatie.
De week van de Informatie vond plaats in november 2022. Deze week is georganiseerd door de programma's Verbetering Informatiehuishouding Tweede Kamer (VITK) en Implementatie Wet open overheid (Woo).
Diverse thema's en onderwerpen uit deze programma's stonden deze week centraal. Er waren verschillende sprekers en workshops, de sessie op 30 november 2022 van professor Wolswinkel was daar een van. Deze week was bedoeld om de Kamerorganisatie te inspireren en de nodige aandacht en zichtbaarheid te creëren rondom de verandering en uitdagingen die de implementatie van de Woo en het op orde brengen van de Kamer informatiehuishouding met zich mee brengt.
«De planning en de samenloop van de parlementaire enquêtes wordt nauwlettend in de gaten gehouden.»
De leden van de CDA-fractie vragen wat daarmee precies wordt bedoeld en wie hierop kan worden aangesproken.
De parlementaire enquête is het zwaarste onderzoeksinstrument dat de Tweede Kamer kent en is vastgelegd in de Grondwet. Het is een intensief traject en de enquêtes leggen een groot beslag op zowel de politieke als de ambtelijke capaciteit. Er bestaat een risico op capaciteitsknelpunten als meerdere enquêtetrajecten geheel of gedeeltelijk overlappen. Het is om die reden dat het Presidium de planning en de samenloop van de enquêtes nauwlettend in de gaten houdt. Het is uiteindelijk de Kamer zelf die over het instellen van een enquête besluit.
De leden van de SP-fractie willen allereerst, gezien de roerige tijden die de Kamerorganisatie kent, hun waardering uitspreken voor het werk van de ondersteunde staf kamermedewerkers. De leden van de SP-fractie vragen in dit kader naar de huidige stand van zaken met betrekking tot de griffie-organisatie.
De leden van de SP-fractie hechten belang aan ervaring binnen de Kamerorganisatie en ervaring met de werkzaamheden van de griffie, en vragen in dat kader of het Presidium het wenselijk acht dat een nieuw aan te stellen griffier beschikt over deze vaardigheden en kennis en niet noodzakelijkerwijs van de Algemene Bestuursdienst hoeft te komen?
Het is inderdaad geen voorwaarde dat de nieuwe Griffier van de Algemene Bestuursdienst komt. Het Presidium hecht aan een Griffier die constitutioneel goed onderlegd is. Het ambt van Griffier is een constitutioneel ambt (art. 67, tweede lid Grondwet), juist met het oog op de ondersteuning van de constitutionele taken van de Tweede Kamer, medewetgeving en controle van de regering. De Griffier moet bestuurlijk ook in staat zijn eindverantwoordelijkheid te dragen over de hele ambtelijke organisatie. Op dit moment wordt door de waarnemend Griffier aan het profiel van de te werven Griffier gewerkt. Dit profiel zal vervolgens door het Presidium vastgesteld worden. In dit profiel wordt aangegeven wat van belang wordt geacht.
Kan de voorzitter aangeven hoe zij samen met de waarnemend griffier zorg voor draagt dat er draagvlak wordt gezocht voor een nieuwe griffier?
De Ondernemingsraad (OR) en de diensthoofden worden om input voor het profiel van de Griffier gevraagd en bij het wervingstraject betrokken. Het profiel van de Griffier wordt door het Presidium vastgesteld. In de selectiecommissie en de draagvlakcommissie zijn het Presidium en de ambtelijke organisatie (diensthoofden en OR) vertegenwoordigd. Het Presidium is zich er zeer van bewust dat draagvlak voor de nieuwe Griffier in de organisatie van groot belang is. De Tweede Kamer benoemt de Griffier op voordracht van het Presidium.
De leden van de SP-fractie vragen naar de taken van de griffier en of het klopt dat de voormalig griffier overleg heeft gepleegd met de secretarisgeneraal van een of meerdere ministeries?
Zo ja, met welk oogpunt hebben deze gesprekken plaatsgevonden?
Kan de voorzitter aangeven hoe vaak die gesprekken hebben plaatsgevonden en met welk mandaat?
De taken van de Griffier zijn vastgelegd in artikel 6.2 van het Reglement van Orde. Het Presidium heeft geen zicht op de vele afspraken die de Griffier dagelijks heeft en op alle details van de wijze waarop de Griffier invulling heeft gegeven aan de uitvoering van haar taken. Het is vanzelfsprekend dat de Griffier ambtelijk overleg voert met bijvoorbeeld secretarissen-generaal van ministeries als dit nodig is voor de werkzaamheden van de Griffier en in het belang is van de organisatie van de Tweede Kamer. Te denken valt aan het sluiten van een dienstverlenings-overeenkomst met het Ministerie van Algemene Zaken rond de kabinetsformatie, het bespreken van de facilitaire ondersteuning vanuit de Tweede Kamer aan ambtenaren van de ministeries tijdens commissie- en plenaire debatten en het bespreken van hoge politieke bezoeken met de secretarisgeneraal van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
De leden van de SP-fractie hechten veel waarde aan transparantie en openbaarheid van bestuur. Zij vragen in dat naar de stand van zaken met betrekking tot het implementeren van de Wet open overheid (Woo).
Kan er een overzicht gegeven worden waarin wordt weergegeven hoeveel Woo-verzoeken er zijn binnen gekomen, hoeveel er afgehandeld zijn en bij hoeveel van de verzoeken de termijn voor afhandeling overschreden is?
In de periode 1 mei 2022 - 15 mei 2023 zijn 49 Woo-verzoeken ontvangen die als volgt kunnen worden uitgesplitst:
Inkomende verzoeken 49, waarvan
Informeel afgedaan Woo-besluiten In behandeling
5
27
10
Woo-verzoeken afgehandeld:
Woo-verzoeken afgehandeld
Binnen wettelijke termijn afgehandeld
Buiten wettelijke termijn afgehandeld
In behandeling
49, waarvan 19
20
10
Daarnaast zijn er bij het Woo-loket van de Tweede Kamer 18 zienswijzever-zoeken binnen gekomen van andere bestuursorganen. Hiervan zijn er 16 zijn behandeld en staan er nog twee open.
Er zijn in totaal vier bezwaarschriften ingediend in de periode 1 mei 2022 -15 mei 2023. Met betrekking tot twee bezwaarschiften zijn er inmiddels hoorzittingen geweest en worden de besluiten binnen ongeveer 4 weken gepubliceerd.
Er zijn in totaal vijf beroepsschriften ingediend. Deze hadden allen betrekking op het niet tijdig beslissen op een Woo-verzoek.
Daarnaast vragen de leden of ambtelijke stukken die ter voorbereiding door Kamerleden kunnen worden gebruikt, zoals bijvoorbeeld stafnotities, onder de Woo vallen? Kan worden toegelicht waarom dit wel of niet het
geval is?
De Wet open overheid bevat een categorie «vergaderstukken en verslagen van de Kamers, de verenigde vergadering der Staten-Generaal en hun commissies» dit betreft onder andere documenten die bij de Tweede Kamer bekend staan onder de noemer stafnotitie. Er bestaan echter verschillende typen stafnotities en andere voorbereidende stukken. Bij passieve openbaarmaking wordt per type bekeken of deze wel of niet onder de Woo vallen, criteria hiervoor zijn omschreven in de wet.
Gelet op onder meer inhoud, oogmerk of gebruik moet nog worden bekeken of en in welke mate een stafnotitie voor actieve openbaarmaking in aanmerking komt. Het project actieve openbaarmaking is op dit moment bezig met in kaart brengen van welke stukken wel en niet onder de Woo vallen. Voor actieve openbaarmaking geldt een gefaseerde inwerking. Dit betekent dat pas eind 2023 of begin 2024 de eerste categorieën wettelijk verplicht openbaar moeten zijn.
Het lid van de BBB-fractie constateert dat in de geleidende brief staat dat de ambtelijke organisatie verder wordt uitgebreid. Hiervoor wil de stafdienst HR van de Tweede Kamer inzetten op een strategische personeelsplanning. Er wordt een grote aanpak uitgerold waar vervolgens een cijfermatige aanpak uitkomt dat het mogelijk maakt om op basis van data, beleid te ontwikkelen.
Waarom moet er op cijfermatige manier inzicht verkregen worden in personeelstekorten?
Wat is precies het nut van een heel cijfermatige aanpak?
Een cijfermatige analyse geeft inzicht en maakt concreet waar de uitdagingen liggen, niet op basis van subjectieve ingevingen of gevoel, maar op basis van cijfers (bijvoorbeeld met betrekking tot leeftijdsopbouw en voorziene uitstroom op basis van AOW-gerechtigde leeftijd). Het gaat daarbij om op de juiste wijze en op tijd te anticiperen op personele ontwikkelingen. Stromen er bijvoorbeeld relatief veel medewerkers uit binnen een bepaalde functiegroep, gelet op de AOW-gerechtigde leeftijd, dan zal op tijd gestart moeten worden met kennisoverdracht, opleiden en aantrekken van nieuwe medewerkers. Daardoor kan beter geanticipeerd worden op toekomstige te verwachte ontwikkelingen. Voor het onderbouwen en verantwoorden van keuzes en budget zal een cijfermatige onderbouwing nodig zijn. Uiteraard zal dit in het kader van een strategische personeelsplanning niet achter de komma precies hoeven te zijn.
Om de dienstverlening ook in de toekomst adequaat te kunnen continueren met de daarbij horende personele bezetting is strategische personeelsplanning nodig. Door te anticiperen op belangrijke ontwikkelingen worden verrassingen voorkomen en op tijd de nodige acties ingezet.
Als er te weinig mensen zijn om alle vacatures op te vullen, dan zijn er toch gewoon te weinig mensen?
Het is belangrijk om de concurrentiepositie van de Tweede Kamer ten opzichte van andere werkgevers te verbeteren door een zichtbaar aantrekkelijke werkgever te zijn, waardoor ondanks een krapte op de arbeidsmarkt toch mensen aangetrokken kunnen worden. Daarnaast is het goed om te bekijken of er andere mogelijkheden zijn om aan het benodigde personeel te komen, zodat de dienstverlening gecontinueerd kan worden, bijvoorbeeld op tijd starten met ontwikkeling en aannemen van medewerkers met misschien een iets ander profiel, maar die met de juiste ontwikkeling wel kunnen voldoen. Ook kan gedacht worden aan een flexibele schil, gerichte arbeidsmarktcommunicatiecampagnes, interne doorstroom stimuleren naar plekken waar dienstverlening in gevaar dreigt te komen. Vanwege dit risico (stagneren van de dienstverlening) zal vooruit gekeken moeten worden.
Over digitaliseren staat ook veel beschreven.
Is hier ook een langetermijnvisie op?
Ja, dit is inderdaad beschreven in de lange termijnvisie van de Tweede Kamer op informatievoorziening en ICT: de I-strategie. Deze beslaat een periode van 3 jaar, de strategie van 2023-2026 wordt in 2023 gepubliceerd. De I-strategie 2020-2023 is te vinden op Tweedekamer.nl onder: https://www.tweedekamer.nl/zo-werkt-de-kamer/organogram/cio-office. Zodra de nieuwe strategie gereed is, wordt deze ook geplaatst via deze link.
In het kader van sociale veiligheid in de Tweede Kamer lopen twee onderzoeken. Het onderzoek naar aanleiding van binnengekomen anonieme brieven wordt gedaan door Bureau Hoffmann, het andere onderzoek naar sociale veiligheid binnen de Kamer wordt uitgevoerd door de Universiteit Utrecht.
De leden van de VVD-fractie vragen het Presidium wanneer de rapporten klaar zijn en naar de Kamer worden gestuurd.
De leden van de CDA-fractie delen het uitgangspunt van het Presidium, dat de Tweede Kamer een plek moet zijn waar medewerkers hun werk op een prettige en veilige manier kunnen uitvoeren en zich durven uitspreken als zij zich zorgen maken.
Wat is de stand van zaken van het onderzoek naar sociale veiligheid binnen de Tweede Kamer, zo vragen deze leden.
Het rapport van het onderzoek van de Universiteit Utrecht is op 17 april 2023 met alle Kamerbewoners gedeeld.
Zoals eerder aan de Kamer is meegedeeld, bij brief van 21 december 2022 (Kamerstuk 36 221, nr. 7) zijn het Presidium en de Griffier de formele opdrachtgevers van het feitenonderzoek naar de anonieme brieven. Het gedelegeerd opdrachtgeverschap is extern belegd. De extern gedelegeerd opdrachtgevers voeren hun rol geheel onafhankelijk en autonoom uit en lopende het feitenonderzoek onderhouden zij alle contacten met onderzoeksbureau Hoffmann. De formele opdrachtgevers zijn op geen enkele wijze betrokken bij de uitvoering van het feitenonderzoek, noch bij het directe inhoudelijke toezicht erop. Hiermee wordt belangenverstrengeling en iedere schijn daarvan bij de uitvoering van het onderzoek vermeden. Het Presidium weet op het moment van schrijven niet wanneer het eindrapport en de samenvatting worden opgeleverd.
Hoe ziet het vervolgtraject eruit?
De Leden van het Presidium vinden het belangrijk dat iedereen in het Kamergebouw veilig zijn of haar werk kan doen. Het raakt hen dat voor een grote minderheid dit niet altijd het geval is. De uitkomsten en aanbevelingen van het onderzoek van de Universiteit Utrecht naar sociale veiligheid in de Tweede Kamer geven handvatten om te werken aan een veiligere werkomgeving. Het is een omvangrijk onderzoek dat zorgvuldig zal worden besproken binnen de Kamerorganisatie. De aanbevelingen komen aan de orde in het Presidium, binnen de ambtelijke diensten en in de overlegvergaderingen van de Griffier met de ondernemingsraad. Het Presidium wijst erop dat sociale veiligheid binnen de fracties een verantwoordelijkheid is die bij de fracties zelf ligt. Desgewenst kan de ambtelijke organisatie zorgen voor ondersteuning en advies. De Voorzitten en wnd. Griffier streven ernaar om zo snel mogelijk met een schriftelijke reactie te komen waarin zij op de aanbevelingen uit het onderzoek ingaan met respect voor de verschillende rollen en verantwoordelijkheden in de Tweede Kamer. Zij willen in samenspraak met de Universiteit Utrecht, die het rapport heeft opgesteld, een werkconferentie voor de Kamerbewoners organiseren.
Wat betreft het onderzoek van Hoffmann wacht het Presidium de uitkomsten af alvorens zij kan besluiten over een vervolgtraject.
Hoe staat het overigens met de invulling van de in het najaar van 2022 ontstane vacatures in het managementteam van de Kamer? Graag krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van het Presidium.
De functies van Griffier en directeur Bedrijfsvoering/Huisvesting zijn op dit moment tijdelijk ingevuld. Het Presidium is verheugd dat zowel de wnd. Griffier als de tijdelijk directeur voortvarend aan de slag zijn gegaan. Op basis van een voorstel van de wnd. Griffier over de topstructuur van de ambtelijke organisatie inclusief bijbehorende profielen, hoopt het Presidium op korte termijn hierover een besluit te kunnen nemen, waarna de werving voor de vaste invulling van deze functies van start zal gaan. Een nieuw hoofd stafdienst FEZ is op 1 april in dienst getreden. Een nieuw hoofd stafdienst HR is 15 mei 2023 in dienst getreden. De werving voor een nieuw hoofd stafdienst Communicatie loopt op dit moment.
De afgelopen periode waren er klachten over de parkeergarage onder het gebouw (B67) van de Kamer. Soms is de toegang tot de parkeergarage geblokkeerd door bestelwagens en vrachtauto's. Kamerleden kunnen dan de parkeergarage niet inrijden. Gelet op de veiligheid van de Leden is dat een onwenselijke situatie. Ook de indeling van de parkeergarage was een punt van aandacht.
De leden van de VVD-fractie vragen of beide problemen zijn opgelost.
Wat wordt er gedaan om de problemen te verhelpen? Graag krijgen deze leden een reactie van het Presidium.
In mei 2023 worden de slagbomen bij het inrijden van de Prinses Irenestraat in werking gesteld. Buiten een verhoging van de veiligheid draagt dit ook bij aan een regulering van het verkeer achter deze slagbomen. Een sluis voor toegang tot de parkeergarage wordt gerealiseerd door het Rijksvastgoedbedrijf (RVB). Hiermee wordt komend zomerreces gestart. Wat betreft de herindeling van de parkeergarage (signing/ uitstraling/ verf/ verlichting/ laadplekken), geldt dat dit, net als de herindeling van de fietsenstalling en de beveiligingsloge bij de expeditie, als klantvraag is ingediend bij het RVB. Het RVB heeft nog geen tijdsindi-catie afgegeven wanneer hiermee wordt aangevangen.
De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze het beveiligings- en veiligheidsbewustzijn van de Kamerbewoners is vergroot.
Er zijn binnen de Tweede Kamer diverse activiteiten en middelen ingezet ten behoeve van het vergroten van het beveiligings- en veiligheidsbewustzijn van de Kamerbewoners. Dit betreft bijvoorbeeld awareness campagnes vanuit de Veiligheidsdriehoek van de Kamer (Bureau BVA, Beveiligingsdienst en bureau CISO), afwisselend over cybersecurity en fysieke veiligheid. Bureau CISO heeft het afgelopen jaar een langdurige campagne gevoerd over informatieveiligheid, die zich onder andere richtte op sterke en slimme wachtwoorden en phishing. Ook de Beveiligingsdienst heeft naar aanleiding van de awareness campagne verbeteringen doorgevoerd in het begeleiden van bezoekers door Kamerbewoners. De campagnes maken gebruik van een herkenbare huisstijl en een mix van middelen, om alle doelgroepen binnen de organisatie aan te spreken. Hierbij kan gedacht worden aan een phishing-wedstrijd, verspreiding van informatiepakketten, posters, achtergrondartikelen in de Kamerbode, banners in het pand en korte video's en lunchlezingen over het onderwerp.
Naast de awareness campagnes was er in 2022 ook op andere manieren aandacht voor veiligheid. Zo gaven bureau CISO en de Beveiligingsdienst bij indiensttreding een presentatie aan nieuwe medewerkers, en deden zij dit ook op aanvraag aan belangstellenden, waaronder fracties en commissies. Er zijn verbeteringen aangebracht in de informatievoorziening over veiligheid (onder andere op Plein2 waar een aparte pagina is opgenomen), en er is geoefend met onderwerpen als Bedrijfshulpverlening, noodprocedures en vluchtvoorzieningen.
In maart 2022 deed bureau CISO, anderhalf jaar na de eerste meting, opnieuw een meting naar het gedrag van Kamerbewoners in relatie tot informatieveiligheid. Op alle gemeten onderdelen is vooruitgang geboekt, waarbij vooral de attitude van medewerkers ten opzichte van informatieveiligheid is gestegen.
Vanuit het oogpunt van Integrale Veiligheid wordt communicatie over veiligheid gerelateerde onderwerpen sinds september 2022, vanaf de start van Bureau Beveiligingsautoriteit (BVA), vanuit de Veiligheidsdriehoek verder geprofessionaliseerd. Los van de coördinerende taak van bureau BVA op deze integrale awareness aanpak, vinden Kamerleden en fractiemedewerkers bureau BVA steeds beter voor advies en vragen over veiligheid.
De leden van de CDA-fractie zijn blij dat de Tweede Kamer verbeteringen blijft doorvoeren op het gebied van de toegankelijkheid van het gebouw. Deze leden vragen of er bij ontruiming(soefeningen) voldoende kennis is om mensen met een beperking op een snelle en veilige manier uit het gebouw te loodsen.
Wanneer bekend is gemaakt door betrokkene, dienstleiding of fractie bij het Hoofd Bedrijfshulpverlening dat een medewerker met een beperking in dienst komt, vindt een gesprek plaats met het Hoofd Bedrijfshulpverlening en de betrokken medewerker, vaak in het bijzijn van de leidinggevende van de betrokkene. Op deze manier wordt gekeken op welke manier specifiek voor deze betrokkene het best kan worden gehandeld bij een ontruiming. Aangezien de Tweede Kamer altijd situationeel ontruimt, betekent dit dat vrijwel altijd in het gebouw zelf wordt ontruimd. Indien de afgesproken procedure om welke reden ook niet kan worden gevolgd, zal betrokken persoon worden geholpen door de op de afdeling aanwezige ontruimers, de Bedrijfshulpverlening en/of Beveiligingsdienst. Op iedere etage is een evacuatiestoel en een evacua-tiematras aanwezig om personen die niet meer zelfstandig kunnen lopen, te kunnen verplaatsen; ook via de trap naar beneden.
De leden van de CDA-fractie missen in de paragraaf over duurzaamheid het aspect «groen in de stad». Deze leden herinneren aan de Initiatiefnota van de leden Bromet en Boswijk over groen in de stad (Kamerstuk 35 742, nr. 2). Deze leden zijn van mening dat de overheid zelf het goede voorbeeld moet geven door de mogelijkheden te verkennen welke daken van de gebouwen die onder het Rijksvastgoedbedrijf vallen op korte termijn vergroend kunnen worden en dit dan ook daadwerkelijk te realiseren. In het notaoverleg heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties laten weten, dat het Rijksvastgoedbedrijf onderzoekt onder welke voorwaarden groene daken voor rijksgebouwen mogelijk zijn.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de tijdelijke huisvesting van de Tweede Kamer?
Op dit moment is er geen specifiek programma binnen het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) dat zich bezighoudt met groene daken. Er is in het verleden wel aan een beslisboom voor groen-op-dak gewerkt en er is een programma groene innovaties waarbinnen onderzoek wordt gedaan naar vernieuwingen op het gebied van energietransitie, biodiversiteit, klimaatadaptatie, circulair bouwen en digitalisering. Dit neemt niet weg dat er op dit moment geen formeel beleid is voor het realiseren van groene daken en er is daarom dan ook bij het RVB geen initiatief om dat op de tijdelijke Tweede Kamer te realiseren.
De leden van de CDA-fractie constateren dat er in 2022 veel meer commissievergaderingen hebben plaatsgevonden dan in voorgaande jaren (blz. 6).
Deze leden vragen of de Kamer in de tijdelijke huisvesting over voldoende zaalruimte beschikt.
De cijfers van 2022 zijn in principe niet te vergelijken met 2020 en 2021 i.v.m. de COVID-pandemie. In 2020 en 2021 hebben de commissievergaderingen deels digitaal plaatsgevonden. In 2019 hebben een gelijkwaardig aantal commissievergadering plaatsgevonden in vergelijking met 2022. Vanuit de commissies zijn signalen ontvangen over een tekort aan vergaderzalen. Op dit moment wordt bekeken hoe nijpend deze problemen zijn en wat eraan gedaan kan worden.
In het Binnenhof en ook in B67 beschikt de Tweede Kamer over drie grote en vier kleine commissievergaderzalen. Eventueel kan voor besloten commissievergaderingen gebruik gemaakt worden van het vergadercentrum op de derde etage.
Wordt bij de plannen voor de renovatie van het Binnenhof rekening gehouden met een toenemend aantal commissievergaderingen?
In het op 6 juli 2022 door het Presidium vastgestelde Definitief Ontwerp wordt de vergadercapaciteit van de Tweede Kamer uitgebreid met zes zalen die gebruikt kunnen worden als commissiezaal, waardoor de capaciteit meer toekomstvast is. Er is één grote commissiezaal extra opgenomen in gebouwdeel Hotel. Daarnaast wordt de Oude Zaal als multifunctionele zaal bestemd, waaronder voor het gebruik van een grote commissievergadering met alle voorzieningen van een reguliere commissiezaal. De twee extra zalen zijn conform de wensen van de Tweede Kamer opgenomen in het functioneel Programma van Eisen. Op de plek van het Statenlokaal in het Binnenhof worden twee ruimten teruggebracht die er voorheen ook zaten. Deze ruimten kunnen flexibel ingezet worden: o.a. als commissiezaal, als extra meeluisterzalen of evenementenzalen en worden voorzien van de benodigde Audio Visuele-voorzieningen. Op de tweede verdieping van gebouwdeel N aan de zijde van het Plein komt in het voormalige restaurantgedeelte een multifunctionele zaal die voor besloten commissievergaderingen kan worden gebruikt. Dat geldt ook voor de grote vergaderruimte op de zolder van Koloniën die tijdens de coronaperiode ook daarvoor is gebruikt.
Deze leden vragen, of het aantal procedurebesluiten via e-mail in 2019 correct is weergegeven in het staafdiagram.
Klopt het aantal niet of klopt de weergave in het diagram niet?
Het betreft inderdaad een onvolkomenheid in de weergave van het diagram. Het aantal van 375 in 2019 klopt, maar de kolom in het staafdiagram zou dan hoger moeten zijn. Dit zal in de eerstvolgende Staat van de Kamer gecorrigeerd worden.
De leden van de CDA-fractie constateren dat er van de 185 verzoekschriften die de Kamer in 2022 heeft ontvangen, slechts 2 behandeld zijn. Kan het Presidium die score toelichten?
Deze cijfers zijn toegelicht in het laatste jaarverslag van de commissie Verzoekschriften en Burgerinitiatieven over het vergaderjaar 2021-2022 (Kamerstuk 36 253, nr. 4). Het grootste deel van de ontvangen verzoekschriften wordt niet in behandeling genomen vanwege de ontvankelijk-heidseisen (als neergelegd in de Regeling voor de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven).
Daarnaast kan een deel van de verzoekschriften om diverse andere redenen niet in behandeling worden genomen. Dit zijn bijvoorbeeld volstrekt ongemotiveerde verzoekschriften (ook na een verzoek om nadere motivering) of klachten met betrekking tot personen naar wier functioneren reglementair door de commissies geen onderzoek mag worden ingesteld. Dit betreft leden van de rechterlijke macht; de Nationale ombudsman, decentrale overheden of de Immigratie en Naturalisatiedienst (de IND).
De commissie heeft de tekst op de website van de Tweede Kamer gemoderniseerd en verduidelijkt. Op de website wordt een webformulier geplaatst waarin burgers hun verzoekschrift kunnen uploaden. Het wordt op deze wijze voor burgers sneller duidelijk of hun klacht of verzoek, al dan niet als verzoekschrift, in behandeling kan worden genomen. De duidelijkheid en snelheid zal bijdragen aan een betere communicatie over de taken en reikwijdte van de commissie aan de burger.
De leden van de CDA-fractie zeggen het Presidium dank voor het overzicht van wetenschappelijke publicaties per commissie (blz. 13-14), waarbij aan elke publicatie een korte duiding is toegevoegd.
De leden van de CDA-fractie zeggen het Presidium dank voor het overzicht van moties gericht aan het Presidium en de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering daarvan. Deze leden constateren dat bij uiteenlopende debatten moties worden ingediend, die zijn geadresseerd aan het Presidium.
Daarom vragen deze leden de tekst van een motie aan te vullen met informatie over het debat waarin deze motie is ingediend en de datum. Met die informatie wordt het overzicht beter bruikbaar.
Het Presidium heeft op verzoek van de CDA-fractie het overzicht van moties die gericht zijn aan het Presidium standaard bijgevoegd bij de ramingsstukken. Op het overzicht zijn de volgnummers van de aangenomen moties terug te vinden. Via deze nummers kan in Parlis meer informatie worden teruggevonden over de betreffende moties. Niet enkel de datum van indiening (deze staat op het document vermeld) maar ook de datum van het in stemming brengen, de stemverhoudingen en de handelingen van het debat zijn hier terug te vinden.
De leden van de SP-fractie vragen voorts naar de kosten die gemaakt worden voor de beveiliging en verbouwing.
Kunt u aangeven in hoeverre vallen hier ook kosten onder de gemaakt worden voor en/of door Nieuwspoort?
In tegenstelling tot aan het Binnenhof het geval was, moet in B67 door Nieuwspoort en haar gasten gebruik gemaakt worden van dezelfde ingangen tot het gebouw, wat maakt dat ze onder dezelfde beveiligingsmaatregelen vallen. De kosten voor beveiligingsmaatregelen worden als gevolg van een Presidium besluit ten laste gebracht van de begroting van de Tweede Kamer. Het betreft een ingeschat bedrag van € 0,9 mln. per jaar.
De kosten van de verbouwing worden door het Rijksvastgoedbedrijf en Nieuwspoort afgestemd. Hier is de Tweede Kamer niet bij betrokken en geen partij in.
In tegenstelling tot in het Binnenhof is de technische infrastructuur niet gescheiden in B67. Hiervoor worden kosten gemaakt voor o.a. alarmopvolging van het gebouwbeheersysteem door de technische dienst van de Facilitaire Dienst van de Tweede Kamer (FD). Deze worden aan Nieuwspoort doorbelast.
Zijn er andere gedeelde kosten met Nieuwspoort die op de begroting van de Tweede Kamer staan en zo ja, welke zijn dit en om wat voor bedragen gaat dit?
De kosten met betrekking tot de nutsvoorzieningen worden doorbelast door middel van een opgestelde dienstverleningsovereenkomst.
De kosten voor de opvolging van de meldingen uit het Gebouwbeheersysteem door de technische dienst van de FD worden doorbelast aan Nieuwspoort. Hiervoor wordt binnenkort een dienstverleningsovereen-komst opgesteld.
De door te belasten bedragen zijn afhankelijk van het daadwerkelijke verbruik en de in die periode geldende tarieven.
De leden van de SP-fractie vragen waarom er in 2025 een verlaging van de apparaatsuitgaven in de raming staat.
De apparaatsuitgaven zijn in 2023 hoger ten opzichte van de latere jaren vanwege incidentele uitgaven. Het gaat hierbij om de inrichting van de 8e etage van het gebouw (€ 0,8 mln.), de aanpassing van de meldkamer (€ 0,8 mln.) en de pilot bij de DAO in 2023 (€ 1,2 mln.).
Daarnaast zijn ook de uitgaven voor het programma versterking informatiehuishouding Tweede Kamer begroot op € 5,0 mln. Vanaf 2024 daalt dit bedrag naar jaarlijks € 2,5 mln.
De Raming 2023 is verder incidenteel opgehoogd voor onder andere de uitvoering van moties (€ 1,4 mln.), de aanpassingen van lopende contracten en dan specifiek de stijgende energielasten (€ 2,0 mln.) en het IV-jaarplan (€ 1,3 mln.).
In 2024 stijgt de Raming met € 4,8 mln. met name door uitgaven voor de vervanging van het Rijksdatacenter waarvoor € 4,5 mln. is geraamd.
Deze uitgaven worden niet meer verwacht vanaf 2025 waardoor de apparaatsuitgaven lager zijn.
Ook willen zij weten waarom de «diverse ontvangsten» lager geraamd zijn.
Voor 2023 zijn de ontvangsten opgehoogd met € 4,7 mln. door hogere ontvangsten vanuit de fractiekostenregeling en een hogere doorbelasting aan derden.
De ontvangsten van fracties in 2023 zijn geraamd op € 5,0 mln. De Tweede Kamer begroot de ontvangsten vanuit de fracties jaarlijks op gemiddeld € 1,5 mln. Per saldo wordt naar verwachting € 3,5 mln. extra ontvangen in 2023.
Verder wordt in 2023 gerekend met € 1,2 mln. extra ontvangsten voor de doorbelastingen aan de andere Hoge Colleges van Staat.
Gezien het onzekere karakter van deze ontvangsten voor latere jaren zijn deze niet in de jaren na 2023 opgenomen.
De leden van de GroenLinks- fractie lezen in de meerjarenramingen dat voor de jaren 2027 en 2028 hetzelfde bedrag staat voor fractiekosten als voor het jaar 2024. Deze leden vragen wat de reden is dat voor deze jaren hetzelfde bedrag wordt geraamd, terwijl de kans groot is dat door indexering deze bedragen hoger zullen zijn?
De Raming wordt opgesteld zonder rekening te houden met mogelijke loon- en prijscorrecties gezien het onzekere karakter hiervan in de toekomst. Jaarlijks wordt door het Ministerie van Financiën de bijstelling voor loon- en prijsontwikkelingen (LPO) vastgesteld per artikelonderdeel. De Raming wordt vervolgens structureel verhoogd om aan deze ontwikkelingen te voldoen.
In de toelichting op de raming staat dat de regering de Raming opneemt in de begrotingsstaten voor de Staten-Generaal, tenzij de regering evident zwaarwegende redenen ziet om dit niet te doen. Voor zover de leden van de GroenLinks-fractie zich kunnen herinneren is dit recentelijk niet voorgekomen.
Is dit in het verdere verleden weleens voorgekomen, zo vragen deze leden.
Voor zover dit kan worden nagegaan is het niet opnemen van de Raming in de begrotingsstaten van de Staten-Generaal ook in het verdere verleden niet.
Wel is een voorbeeld uit 1980 gevonden waarbij de Raming weliswaar is opgenomen in de begrotingsstaten van de Staten-Generaal, maar met een afwijking (korting) van 1 miljoen gulden. Na protest vanuit de Tweede Kamer is deze korting destijds teruggebracht tot 500.000 gulden.
De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat in het tijdelijke Kamergebouw regelmatig alle vergaderzalen gereserveerd zijn en het voor fracties lastig is om een vergaderzaal te reserveren. Tegelijkertijd zijn gereserveerde zalen ook met enige regelmaat leeg.
Kan het Presidium aangeven of het huidige aantal vergaderzalen toereikend is en of het reserveringsbeleid duidelijk genoeg is om te voorkomen dat zalen wel gereserveerd zijn, maar niet gebruikt worden?
Er is momenteel een druk op onze vergadercapaciteit. Dit heeft te maken met verschillende factoren. Zo zijn bijvoorbeeld een aantal zalen uit het vergadersysteem gehaald ten gevolge van de werkzaamheden van de diverse enquêtecommissies. Deze zalen zullen vrijkomen als de achtste etage in B67 wordt opgeleverd, omdat de enquêtecommissies, zoals het er nu naar uit ziet, op deze achtste etage een aparte ruimte zullen krijgen. Ook worden zalen gebruikt door de ambtelijke ondersteuning vanuit de ministeries en komt het voor dat zalen wel gereserveerd worden maar vervolgens niet gebruikt.
Wat het «leeg» staan van de zalen betreft, is in het vergaderreserverings-systeem een aanpassing gemaakt. De persoon die de reservering heeft gemaakt, krijgt twee dagen voor de vergadering plaatsvindt een reminder met de vraag of de reservering nog van toepassing is of kan vervallen. De gebruiker kan dan de reservering verwijderen als de vergadering niet door zou gaan. Op dit moment is de Tweede Kamer organisatie bezig om verdere verfijning aan te brengen in dit systeem.
Verder wordt ook door de bodedienst regelmatig gecontroleerd op het gebruik van de zalen. Kamerbewoners kunnen ook, indien zij een zaal leeg aantreffen, altijd contact leggen met bureau kamerreservering. Zij kunnen dan de zaal eventueel vrijgeven.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Raming der voor de Tweede Kamer in 2024 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten willen nog enkele vragen voorleggen.
De leden van de D66-fractie vragen zich af hoe het staat met de evaluatie van het College van onderzoek integriteit en de Regeling Toezicht en handhaving Gedragscode Leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
Kan de voorzitter een gedetailleerd tijdpad geven van de ontwikkelingen daaromtrent en toezeggen dat deze op zijn laatst voor de behandeling van de Raming op 19 juni aan de Kamer is toegekomen?
Artikel 17 van de Regeling toezicht en handhaving Gedragscode Leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (hierna: de Regeling) geeft aan dat de Tweede Kamer twee jaar na de inwerkingtreding van deze Regeling een verslag opstelt over de doeltreffendheid en de effecten van de regeling in de praktijk. De Regeling en de Gedragscode zijn op 1 april 2021 in werking getreden. De Tweede Kamer heeft ook het College van onderzoek integriteit ingesteld dat op basis van deze Regeling klachten over zittende Kamerleden in behandeling kan nemen. Het College concludeert in zijn jaarverslag over 2022 dat het in zijn bijna tweejarig functioneren heeft geconstateerd dat de Gedragscode en de Regeling, op onderdelen, aanpassing behoeven. Het Presidium gaat hierover graag het gesprek aan met het College om te bezien welke voorstellen ter verbetering gedaan kunnen worden. Zodra het Presidium hierover een besluit genomen heeft wordt de Kamer hierover geïnformeerd.
De leden van de CDA-fractie constateren dat de Kamer het tweede jaarverslag van het College van onderzoek integriteit nog niet heeft ontvangen.
Deze leden vragen het Presidium naar de stand van zaken, mede gelet op de aanloopproblemen waarmee het college te kampen heeft gehad.
Het College heeft in maart 2023 het jaarverslag over het voorgaande jaar aan het Presidium doen toekomen. Daarin geeft het College aan dat de Gedragscode en de Regeling op onderdelen aanpassing behoeven. Na de bespreking in het Presidium, zoals hierboven beschreven, wordt het jaarverslag aan de Kamer gestuurd en zal het Presidium u informeren over de wijze waarop de evaluatie en herziening van de Regeling toezicht en handhaving van de Gedragscode vorm krijgt.
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
Vera Bergkamp
Tweede Kamer, vergaderjaar 2022-2023, 36 328, nr. 6 28