Brief regering; Transitie Koninklijke Marine - Defensienota 2022 - Sterker Nederland, Veiliger Europa - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. 31 toegevoegd aan dossier 36124 - Defensienota 2022 - Sterker Nederland, Veiliger Europa.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Defensienota 2022 - Sterker Nederland, Veiliger Europa; Brief regering; Transitie Koninklijke Marine |
---|---|
Documentdatum | 17-05-2023 |
Publicatiedatum | 17-05-2023 |
Nummer | KST3612431 |
Kenmerk | 36124, nr. 31 |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2022-
2023
Defensienota 2022 - sterker Nederland, veiliger Europa
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 17 mei 2023
De dreiging in de wereld is onverminderd hoog en dichtbij. De Russische agressie in Oekraïne houdt aan. De Defensienota 2022 «Sterker Nederland, veiliger Europa» is het antwoord van Defensie daarop en bevat maatregelen voor de transitie naar een moderne krijgsmacht.1 De transitie heeft tot doel de gereedheid en de inzetbaarheid van de krijgsmacht te verhogen, de gevechtskracht te verbeteren en de wendbaarheid te vergroten. Met de motie van het lid Valstar c.s. heeft de Kamer het kabinet verzocht de transitie van de Koninklijke Marine in de komende jaren inzichtelijk te maken.2 Met deze brief geef ik invulling aan dit verzoek.
De Koninklijke Marine heeft de transitie naar de toekomst uitgewerkt in een Sail Plan dat regelmatig wordt geactualiseerd. In deze brief licht ik dat plan toe. Het volledige huidige Sail Plan is als openbare bijlage gevoegd bij deze brief.
Een vertrouwelijke bijlage bevat, zoals de motie ook verzoekt, het overzicht van marineschepen die in de komende vijftien jaar inzetbaar zijn en in onderhoud liggen3. Dit overzicht benoemt aantallen schepen en is vanwege het operationele belang vertrouwelijk. In deze brief maak ik, zonder concrete aantallen te noemen, de transitie inzichtelijk.
1 Kamerstuk 36 124, nr. 1.
2 Kamerstuk 36 124, nr. 14.
3 Ter vertrouwelijke inzage gelegd, alleen voor de leden, bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.
kst-36124-31 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2023
De Koninklijke Marine zet zich wereldwijd in voor de veiligheid van Nederland op en vanuit zee. Om actuele en toekomstige dreigingen tegen te gaan, krijgen de schepen van de marine betere sensoren en bewapening om een vijand op grotere afstand te kunnen aangrijpen, gaan ze opereren met onbemande vaartuigen en drones en dit alles in genetwerkt verband. Het Korps Mariniers gaat meer verspreid optreden met zelfstandige, kleine, lichte en genetwerkte eenheden om heimelijk optreden mogelijk te maken en effectiever te zijn tegen moderne dreigingen. De mariniers krijgen hiervoor de beschikking over langeaf-standsvuursteun, tactische luchtverdedigingscapaciteit, onbemande systemen en nieuwe lichte vaar- en voertuigen.1
Deze ontwikkelingen sluiten aan op bestaande en in ontwikkeling zijnde NAVO-plannen. Nieuwe operationele concepten test de marine met simulaties, experimenten en oefeningen zodat de transitie de komende jaren snel kan plaatsvinden.
Maritiem optreden kan niet zonder samenwerking met partnerlanden. Die samenwerking is voornamelijk met België, Duitsland, Frankrijk, Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. De unieke en vergaande integratie met de Belgische marine wordt zo mogelijk nog verder uitgebouwd. Dit geldt eveneens voor de al vijftig jaar bestaande integratie van de operationele marinierseenheden van het Verenigd Koninkrijk en Nederland in UK/NL Amphibious Force. De afspraken hierover worden binnenkort opnieuw vastgelegd. Ook blijven eenheden van het Duitse Seebataillon deel uitmaken van de Amfibische Taak Groep. Nationaal op de Noordzee en in het Caribisch deel van het Koninkrijk werkt de marine nauw samen met andere defensieonderdelen, de Kustwacht, overheidsorganisaties en het bedrijfsleven.
De aansturing en ondersteuning van alle vloot- en marinierseenheden gebeurt vanuit het te vernieuwen Maritime Operations Center in Den Helder.2
Het personeel van de marine is de belangrijkste factor in het mogelijk maken van de transitie. Het personeel moet immers de nieuwe schepen in gebruik nemen en bemannen waarmee de slagkracht van de mariniers en huidige vloot op peil wordt gehouden. Gelet op het aantal onvervulde vacatures op het moment is het op de korte termijn dan ook de eerste prioriteit om personeel te behouden en nieuw personeel aan ons te binden. Over de Defensiebrede maatregelen die in dit kader worden genomen heb ik u geïnformeerd in de Contourenbrief Behouden, binden en inspireren.3 Die maatregelen zijn onverminderd noodzakelijk, zoals de cijfers in de «Stand van Defensie» laten zien.
Concrete voorbeelden daaruit die van toepassing zijn bij het behouden en binden van nieuw personeel bij de marine zijn:
-
-meer mogelijkheden voor alternatieve aanstellingsvormen zoals nu al gebruikt bij het bemannen van het nieuwe bevoorradingsschip (Combat Support Ship), de toekomstige Zr.Ms. Den Helder,
-
-het vergroten van het aantal reservisten4,
-
-het Dienjaar,
-
-het uitbreiden van het Defensity College, en
-
-het aanbieden van studiedeals waarbij Defensie opleidingen betaalt.
Aanvullende maatregelen die de marine neemt in het kader van behouden en binden, zijn:
-
-het versneld omscholen van personeel voor functies waarvoor onvoldoende personeel is,
-
-een eigen technische opleiding samen met zeevaartscholen en het intensiveren van de samenwerking met civiel-maritieme opleidingsinstellingen.
Bij specialistische en functieopleidingen verschuift de focus van opleiden op scholen naar opleiden aan boord van schepen en bij de marinierseen-heden. Dat draagt bij aan het vergroten van de inzetbaarheid.
Ook zijn er maatregelen om de behoefte aan menskracht te verminderen. Gelet op de structurele personele krapte gaan de ontwerpen van nieuwe schepen uit van kleinere bemanningsgroottes. De bemanning op het nieuwe Anti Submarine Warfare (ASW-)fregat bestaat bijvoorbeeld uit 117 personen tegen 153 op het bestaande M-fregat.5 Dit vergt tegelijkertijd meer van het te vernieuwen Maritime Operations Center.
Om het resultaat van al deze maatregelen te maximaliseren werkt de marine aan de professionalisering van het Human Resources (HR) personeel en betere ondersteuning met data-analyses.
De transitie van de Koninklijke Marine op materieelgebied is ingrijpend.
De komende vijftien jaar vervangt de marine de onderzeeboten, de operationele vaar- en voertuigen van het Korps Mariniers en alle grote bovenwaterschepen met uitzondering van het Joint Support Ship Zr.Ms. Karel Doorman. De slagkracht van de marine neemt fors toe met nieuwe bewapening, zoals met nieuwe verdediging tegen luchtdreigingen en bepaalde ballistische raketten, langeafstandsbewapening en meer capaciteiten voor amfibisch optreden.
De NH90 maritieme gevechtshelikopters ondergaan een ingrijpende Midlife Update (MLU) om ze inzetbaar en operationeel relevant te houden.6 Dit verbetert het geïntegreerd optreden met vloot, mariniers en andere partners. Dit jaar volgt nog de D-brief over deze MLU.
Inzetbaarheid en onderhoud marineschepen
De gefaseerde introductie van nieuwe scheepsklassen betekent meer maritieme gevechtskracht, maar zorgt in de begintijd ook voor uitdagingen. Deze uitdagingen zijn het behoud van kennis en ervaring van de nog in gebruik zijnde oude schepen en systemen, het gelijktijdig opbouwen van kennis en ervaring van de nieuwe en het omgaan met onvermijdelijke kinderziekten. In de praktijk leidt dit tijdelijk tot een lagere gereedheid. De uitdagingen gelden in het bijzonder voor scheepsklassen met relatief kleine aantallen beschikbare schepen zoals de onderzeeboten en de fregatten voor onderzeebootbestrijding. Bij deze scheepsklassen moet er op elk moment minstens één beschikbaar zijn voor inzet.
Onderhoud en logistieke ondersteuning
Meer standaardisatie en familievorming, minder complexe en makkelijker te vervangen systemen gaan bij het onderhoud helpen. Tussentijds onderhoud als een schip zich buiten Den Helder bevindt, wordt makkelijker door ondersteuning op afstand vanuit het Maritime Operations Center en door virtual en augmented reality. Bij de logistieke ondersteuning en bevoorrading verschuift de nadruk van efficiënt naar effectief. Uitgangspunt is het op tijd en op locatie beschikbaar hebben van voldoende reservedelen. De marine moet vanuit strategisch oogpunt waar ook ter wereld in staat zijn voorzien en onvoorzien onderhoud uit te voeren en schepen in de vaart te houden en moet daarvoor blijven beschikken over eigen onderhoudscapaciteit.
De introductie van nieuwe schepen vergroot niet alleen de gevechtskracht van de marine maar ook de inzetbaarheid. Zij leidt tot een beter planbare onderhoudslast omdat nieuwe schepen minder vaak onderhoud nodig hebben. De huidige schepen gaan eens per vijf tot zes jaar langere tijd uit de vaart voor groot onderhoud. Indien opportuun gebruikt de marine deze onderhoudsperiode zoveel mogelijk ook voor structurele aanpassingen en de inbouw van nieuwe capaciteiten. Verder is het tot nu toe gebruikelijk dat marineschepen halverwege de levensduur een MLU ondergaan om ze niet alleen technisch aan te passen maar ook te moderniseren, voor bijvoorbeeld tegen actuele dreigingen. Door de snelheid van de technologische ontwikkelingen gaat dit concept steeds minder voldoen. In plaats daarvan gaat de marine het materieel meer doorlopend onderhouden en aanpassen met kortcyclische verbeteringen. Daarmee zijn de schepen over de hele levensduur meer technologisch bij de tijd en minder uit de vaart.
Samenwerking met de industrie
De marine blijft bij het voorziene onderhoud intensief samenwerken met de industrie die momenteel al ongeveer de helft van het onderhoud aan marineschepen uitvoert. Dat gebeurt in Den Helder maar ook in de rest van Nederland. Een voorbeeld hiervan is dat onderhoud van de LPD's (Landing Platform Dock), het Combat Support Ship en het Joint Support Ship plaatsvindt in civiele droogdokken.
Defensie kijkt binnen de aanbestedingsregels naar een grotere rol van de industrie om de inzetbaarheid te vergroten. Uitgangspunt daarbij is wel dat de marine waar dan ook, dichtbij of ver weg, de vloot varend en operationeel kan houden.
De marine streeft verder samen met de industrie in Nederland naar synergie en een Maritime Maintenance Valley in Den Helder die onderlinge capaciteits- en kennisuitwisseling en concentratie van onderhoud mogelijk maakt.
Samen met de industrie en de ministeries van Economische Zaken en Klimaat en Infrastructuur en Waterstaat stelt Defensie dit jaar een actieplan («sectoragenda») op voor de maritieme maakindustrie inclusief die van marineschepen. Speciaal daarvoor is een bestuurlijke gezant aangesteld.7
Beschikbaarheid
Hieronder ga ik in op de beschikbaarheid van enkele afzonderlijke scheepsklassen. De vertrouwelijke bijlage bevat hierover meer gegevens.
Onderzeeboten - Van de vier huidige Walrusklasse onderzeeboten is inmiddels een boot buiten dienst gesteld. Een tweede boot volgt in de tweede helft van dit decennium, waarna nog twee onderzeeboten beschikbaar zijn voor inzet tot halverwege de jaren dertig. Maatregelen zijn genomen zodat de inzet operationeel relevant en altijd veilig blijft. In de periode 2034-2037 komen naar verwachting de eerste twee nieuwe onderzeeboten fully operational capable beschikbaar. Het uitgangspunt is steeds een operationele beschikbaarheid van tenminste twee onderzeeboten. De nieuwe derde en vierde onderzeeboot dienen daarna snel te volgen om de inzetbaarheid van de onderzeebootcapaciteit op langere termijn te waarborgen. In alle onderzochte planningsscenario's is het risico op een capability gap reëel.8 Om dit risico te beperken is in de offerteaanvraag voor de nieuwe onderzeeboten expliciet opgenomen dat de varende beproevingen (sea acceptance trials) van de nieuwe tweede boot uiterlijk tien jaar na contractondertekening moeten zijn voltooid. De kandidaat-werven zullen bij hun bieding een concreet leverschema moeten indienen dat hieraan voldoet.9
Fregatten voor onderzeebootbestrijding - De twee huidige M-fregatten worden in samenwerking met België vervangen door twee ASW-fregatten. Het eerste M-fregat gaat in 2026 uit dienst. Daaraan voorafgaand ondergaat het tweede M-fregat groot onderhoud om de beschikbaarheid daarvan tot 2030 zeker te stellen. Het eerste ASW-fregat wordt in 2029 in gebruik genomen en het tweede in 2031. Structureel is tot 2031 steeds ten minste één fregat voor onderzeebootbestrijding beschikbaar, hetzij een M-fregat dan wel een ASW-fregat.
Fregatten voor luchtverdediging - De vier huidige Luchtverdedigings- en Commando-fregatten ondergaan in de periode 2024-2029 groot onderhoud. Deze onderhoudsperiode duurt mogelijk anderhalf jaar per schip, maar de marine probeert dit zoveel mogelijk te verkorten. Tijdens deze periode ondergaan de LC-fregatten behalve groot onderhoud nog ingrijpende extra aanpassingen om ze operationeel relevant te houden.
De Kamer ontvangt daarover dit jaar nog verschillende DMP-brieven.
Alle vier fregatten krijgen een nieuw 127mm kanon10, nieuwe antischipra-ketten11, Tomahawk-langeafstandsbewapening12 en waarnemingsappa-ratuur voor elektronische signalen13. De eerste twee fregatten gaan begin jaren dertig uit dienst. De andere twee fregatten, die tot midden jaren dertig in dienst blijven, worden voorzien van nieuwe ESSM Block 2 luchtdoelraketten voor de middellange afstand, RAM-luchtdoelraketten voor de korte afstand en storingsapparatuur voor elektronische oorlogvoering.
Vanaf nu tot uitdienststelling van het eerste LC-fregat zijn op elk moment minstens twee en regelmatig drie LC-fregatten beschikbaar voor inzet. Volgens de huidige planning ontvangt de marine in 2032 het eerste van de nieuwe luchtverdedigingsfregatten die de LC-fregatten gaan vervangen. Over deze vervanging ontvangt de Kamer dit jaar de A-brief.
Mijnenbestrijdingsvaartuigen - De huidige vaartuigen van de Alkmaar-klasse worden vanaf 2025 vervangen door de nieuwe vaartuigen die in samenwerking met België zijn aangeschaft. De nieuwe vaartuigen stromen tot 2030 geleidelijk in terwijl de bestaande uitstromen. Een jaar voordat een nieuw schip instroomt, wordt de bemanning van het uitstromende schip ingezet voor de indienststelling van het nieuwe schip. Dit heeft een verminderde beschikbaarheid van de huidige schepen tot gevolg. In de overgangsperiode zijn op ieder moment ten minste drie mijnenbestrijdingsvaartuigen beschikbaar voor inzet.
Bevoorradingsschepen - Na de indienststelling in 2025 van het Combat Support Ship beschikt de marine, samen met het Joint Support Ship, over twee bevoorradingsschepen. Meestal zijn beide schepen beschikbaar voor inzet. Als een van de twee schepen in onderhoud ligt, is het andere schip beschikbaar.
Amfibische transportschepen en patrouilleschepen - De huidige twee amfibische transportschepen (Landing Platform Dock, LPD) blijven in de vaart tot begin jaren dertig. Bij de vier patrouilleschepen (Oceangoing Patrol Vessels, OPV's) is dat volgens de huidige planning tot in de tweede helft van de jaren dertig. In de Defensienota 2022 is aangekondigd dat deze twee scheepsklassen worden vervangen door een nieuwe scheeps-klasse van amfibische schepen die ook patrouilletaken kunnen uitvoeren. Deze plannen zijn nog in ontwikkeling en de A-brief is voorzien voor 2024.
Voor een perspectief op de inzetbaarheid in de afgelopen periode verwijs ik naar de integrale rapportage «Stand van Defensie».
De transitie van de Koninklijke Marine omvat meer aspecten dan de eerder genoemde op personeel- en materieelgebied. Het Korps Mariniers krijgt nieuwe huisvesting op Kamp Nieuw Milligen. De komende jaren komt er een revitalisatie van de marinehaven in Den Helder. Zo wordt de haven geschikt gemaakt voor de verwachte zeespiegelstijging en komt er ruimte voor het huisvesten van de marine van de toekomst.14 Dit betreft zowel fysieke ruimte voor bijvoorbeeld het afmeren van de grotere schepen als vergunningsruimte voor bijvoorbeeld zoneringen rond munitie-opslag.
Voor een toekomstbestendige ontwikkeling van het bredere havengebied van Den Helder werken Defensie en de marine nauw samen met de provincie Noord-Holland en de gemeente Den Helder. Naast het verbeteren van de werk- en woonomstandigheden, de verduurzaming van het vastgoed en het verhogen van de operationele gereedheid, is het doel van de samenwerking om de economische en sociaal-maatschappelijke structuur van het gebied te versterken.
De intentie is om in juni te komen tot een gezamenlijke bestuurlijke overeenkomst over de eerste stappen in deze opgave, waaronder het vernieuwen van de legering in combinatie met de verbetering van de leefbaarheid van Den Helder. Uw Kamer wordt hier te zijner tijd over geïnformeerd.
Met de hier geschetste transitie die de volledige Koninklijke Marine raakt, wordt gewaarborgd dat Defensie blijft beschikken over zeestrijdkrachten die een onmisbare bijdrage leveren aan de veiligheid van Nederland op en vanuit zee.
De Staatssecretaris van Defensie,
C.A. van der Maat
Tweede Kamer, vergaderjaar 2022-2023, 36 124, nr. 31 7
Zie A-brief project «Vervanging middelzwaar landingsvaartuig LCVP», Kamerstuk 27 830, nr. 390.
A-brief project «Realisatie Maritime Operations Centre Admiral BENELUX», Kamerstuk 33 763, nr. 154.
Kamerbrief «Contourenbrief behouden, binden en inspireren», Kamerstuk 36 200 X, nr. 8.
Kamerbrief «Vrijwillig maar niet vrijblijvend», een visie op reservisten, Kamerstuk 36 200 X, nr. 72.
D-brief project «Vervanging M-fregatten (ASWF), Kamerstuk 27 830, nr. 393.
A-brief project «Midlife Update NH90 helikopter», Kamerstuk 25 928, nr. 76.
Brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, Kamerstuk 31 409, nr. 397.
Voortgangsrapportage programma vervanging onderzeebootcapaciteit, Kamerstuk 34 225, nr. 35.
Tweede voortgangsrapportage programma vervanging onderzeebootcapaciteit, Kamerstuk 34 225, nr. 43.
A-brief project «Vervanging 127mm kanon LC-fregatten», Kamerstuk 27 830, nr. 218 van 3 mei 2018.
A-brief project «Vervanging maritiem Surface-to-surface missile», Kamerstuk 27 830, nr. 216 van 3 mei 2018.
A-brief project «Verwerving Maritime Strike», Kamerstuk 27 830, nr. 391.
A-brief project «Langer doorvaren LCF: Elektronische oorlogvoering», Kamerstuk 27 830, nr. 380 van 31 oktober 2022.
A-brief project «Uitbreiding afmeercapaciteit» van de marinehaven in Den Helder, Kamerstuk 27 830, nr. 394 van 11 april 2023.