Brief van de minister voor APP met de voorhang van het ontwerpbesluit vanwege vaststelling van de parameters vanaf inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen - Wijziging van de Pensioenwet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere wetten in verband met herziening van het pensioenstelsel, standaardisering van het nabestaandenpensioen, aanpassing van de fiscale behandeling van pensioen en enige andere wijzigingen ten aanzien van pensioen (Wet toekomst pensioenen) - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. D toegevoegd aan dossier 32043 - Toekomst pensioenstelsel en wetsvoorstel 36067 - Wet toekomst pensioenen i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Wijziging van de Pensioenwet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere wetten in verband met herziening van het pensioenstelsel, standaardisering van het nabestaandenpensioen, aanpassing van de fiscale behandeling van pensioen en enige andere wijzigingen ten aanzien van pensioen (Wet toekomst pensioenen); Brief van de minister voor APP met de voorhang van het ontwerpbesluit vanwege vaststelling van de parameters vanaf inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen |
---|---|
Documentdatum | 01-03-2023 |
Publicatiedatum | 01-03-2023 |
Nummer | KST1077936 |
Kenmerk | 36067; 32043, nr. D |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Eerste Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2022-2023
36 067 Wijziging van de Pensioenwet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere wetten in verband met herziening van het pensioenstelsel, standaardisering van het nabestaandenpensioen, aanpassing van de fiscale behandeling van pensioen en enige andere wijzigingen ten aanzien van pensioen (Wet toekomst pensioenen)
32 043 Toekomst pensioenstelsel
D1 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ARMOEDEBELEID, PARTICIPATIE EN
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 24 februari 2023
Hierbij bied ik u aan het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen en het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling vanwege vaststelling van de parameters vanaf inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen. Op 30 november 2022 heeft de Commissie Parameters haar advies uitgebracht. In de Kamerbrief over het advies van de commissie heeft het kabinet aangegeven voornemens te zijn het advies van de commissie over te nemen.2 Het bijgevoegde ontwerpbesluit bevat de nieuwe parameters en economische en risico-neutrale scenario's die gelden vanaf 1 juli 2023 voor berekeningen in zowel het huidige als het nieuwe pensioenstelsel, als voor de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel.
De voorlegging geschiedt in het kader van de wettelijk voorgeschreven voorhangprocedure (de artikelen 144, vierde lid, en 150b, derde lid, van de Pensioenwet en 139, vierde lid, en 145a, tweede lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zoals deze artikelen komen te luiden na inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen) en biedt uw Kamer de mogelijkheid zich uit te spreken over dit ontwerpbesluit voordat het aan de Afdeling advisering van de Raad van State zal worden voorgelegd en vervolgens zal worden vastgesteld. Op grond van de aangehaalde bepalingen geschiedt de voordracht aan de Koning ter verkrijging van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State over het ontwerpbesluit niet eerder dan vier weken nadat het ontwerpbesluit aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
In het vervolg van deze brief worden de belangrijkste punten uit het besluit kort toegelicht.
In het besluit zijn de parameters zoals geadviseerd door de Commissie Parameters overgenomen. Daarmee sluiten de parameters aan op de meest actuele wetenschappelijke inzichten en verwachtingen. Zie hiervoor de tabel hieronder. De prijs- en looninflatie zijn met 0,1%-punt gestegen.
Het rendement op beursgenoteerde aandelen is verlaagd met 0,4%-punt ten opzichte van het huidig bruto rendement van 5,8%. Het rendement op overige zakelijke waarden is verlaagd met 0,5%-punt ten opzichte van het huidig bruto rendement van 7,5%. Het rendement op grondstoffen blijft ongewijzigd. Het rendement op niet-beursgenoteerd vastgoed is verlaagd met 0,4%-punt ten opzichte van het huidig bruto rendement van 4,8%. De methodiek voor risicovrije vastrentende waarden en vastrentende waarden met kredietrisico blijven ongewijzigd.
Minimaal te hanteren verwachtingswaarden |
|||
Prijsinflatie |
2,0% |
||
Looninflatie |
2,4% |
||
Maximaal te hanteren verwachtingswaarden |
|||
Meetkundig netto |
Kosten |
Meetkundig bruto |
|
Beursgenoteerde aandelen |
5,2% |
20 bp |
5,4% |
Overige zakelijke waarden |
5,2% |
180 bp |
7,0% |
Grondstoffen |
3,3% |
20 bp |
3,5% |
Niet-beursgenoteerd vastgoed |
3,8% |
60 bp |
4,4% |
Risicovrije vastrentende waarden |
Aftrek 20 bp na toepassing voorgeschreven methodiek |
20 bp |
Rentetermijnstructuur |
Vastrentende waarden met |
Aftrek 20 bp na |
20 bp |
Mapping naar risicovrije |
kredietrisico |
toepassing |
vastrentende waarden en |
|
voorgeschreven methodiek |
beursgenoteerde aandelen |
De Commissie Parameters heeft een nieuw model ontwikkeld voor het genereren van economische en risico-neutrale scenario's voor berekeningen in zowel het huidige als het nieuwe pensioenstelsel, als voor de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel. Het ontwerpbesluit regelt dat voor een wettelijk voorgeschreven scenario-analyse de set met economische scenario's die De Nederlandsche Bank per kwartaal beschikbaar stelt, moet worden gebruikt. In het huidige pensioenstelsel wordt deze set met economische scenario's gebruikt voor de communicatie over toekomstige pensioenuitkeringen en voor de haalbaarheidstoets. In het nieuwe pensioenstelsel is de set met economische scenario's bij meer wettelijke toepassingen noodzakelijk, namelijk voor het bepalen van de fiscale premiegrens, voor het in beeld brengen van de balans tussen de pensioendoelstelling en de premie en voor het toetsen of het beleggingsbeleid en de toedelingsregels aansluiten bij de risicohouding. Voor berekeningen ten aanzien van de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel moet gebruik worden gemaakt van de set met risico-neutrale scenario's, die tevens door De Nederlandsche Bank per kwartaal beschikbaar worden gesteld. Deze set met risico-neutrale scenario's wordt gebruikt bij het bepalen van de startvermogens bij het invaren met de vba-methode en bij het berekenen van de nettoprofijteffecten als onderdeel van het toetsen van de evenwichtigheid van transitiebesluiten.
In beginsel leidt het doorrekenen met meer scenario's tot een grotere mate van nauwkeurigheid, maar deze mate is afhankelijk van diverse factoren. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de fondssamenstelling en de wettelijke toepassing. Deze nauwkeurigheid moet tevens bezien worden in relatie tot de praktische uitvoerbaarheid van de berekening, alsmede welk beslag het legt op de uitvoering en de daarmee gepaard gaande lasten. De commissie heeft geadviseerd om 100.000 scenario's aan pensioenuitvoerders ter beschikking te stellen, zodat vervolgens per berekening kan worden bezien hoeveel scenario's per toepassing moeten worden doorgerekend, afhankelijk van welke mate van nauwkeurigheid gewenst is. Met het oog op de uitvoerbaarheid van de verschillende toepassingen wordt op de volgende manier invulling gegeven aan dit advies.
Bij berekeningen met economische scenario's worden in lijn met de huidige voorschriften 10.000 scenario's voorgeschreven. Deze toepassingen vormen een instrument om te borgen dat beleidsmatige overwegingen op fondsniveau kunnen worden gemaakt. Hierbij geldt een uitzondering voor de uniforme rekenmethodiek (URM), waar minimaal 2.000 scenario's worden voorgeschreven. Dit is in lijn met de staande praktijk, waarbij het doel is om deelnemers via een drietal mogelijke pensioenuitkomsten (optimistisch, verwacht, pessimistisch) inzage te geven in de mogelijke spreiding. Hierbij is een balans gevonden tussen enerzijds de gewenste mate van nauwkeurigheid bij dit communicatiedoel en anderzijds de uitvoerbaarheid van de periodieke berekeningen.
De risico-neutrale scenario's worden gebruikt bij berekeningen ten aanzien van de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel. Bij de collectieve waardeoverdracht met de vba-methode wordt vermogen verdeeld en dit heeft direct impact op de vermogensverdeling. Gezien de grotere mate van nauwkeurigheid die hierbij van belang is, wordt bij de berekening uitgegaan van minimaal 20.000 scenario's. Voor het inzichtelijk maken van de nettoprofijteffecten wordt voorgeschreven om uit te gaan van minimaal 10.000 scenario's.
Impact aanpassingen parameters op premie
De herijking van het rendement op beursgenoteerde aandelen (0,4% daling) en de inflatie (0,1% stijging) heeft impact op de gedempte kostendekkende premie van een pensioenfonds. Er is sprake van een gedempte kostendekkende premie wanneer gerekend wordt met een vastgestelde verwachte waarde van het toekomstig rendement.3 De gedempte kostendekkende premie is de premie die fondsen minimaal in rekening moeten brengen. De werkelijke impact die werkgevers en werknemers gaan merken in de premiehoogte hangt af van de ontwikkeling van de premie die fondsen daadwerkelijk in rekening brengen, de feitelijke premie genoemd. De feitelijke premie moet tenminste gelijk zijn aan de gedempte kostendekkende premie. Een fonds kan een feitelijke premie hanteren die hoger ligt dan de gedempte kostendekkende premie. Dat is en blijft de keuze van het betreffende fonds.
Het Tweede Kamerlid Palland (CDA) heeft in het commissiedebat pensioenonderwerpen van de Tweede Kamer op 19 januari 2023 aandacht gevraagd voor de mogelijke impact van het advies van de commissie op de pensioenpremie. Berekeningen van De Nederlandsche Bank laten zien dat als gevolg van de bijstelling van de parameters de gedempte kostendekkende premie toeneemt met circa 9,6%.
Hierbij geldt dat de impact onder meer afhankelijk is van het beleggingsbeleid van het fonds. Als een fonds een feitelijke premie hanteert die hoger ligt dan de gedempte kostendekkende premie, dan zal de impact van de herijking van de parameters op de feitelijke premie lager uitvallen.
Met het oog op de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel is er behoefte aan stabiele premies gedurende de komende jaren. Daarom is besloten om pensioenfondsen de ruimte te geven om in het geval van een gedempte kostendekkende premie op basis van verwacht rendement bij de premievaststelling voor het jaar 2024 eenmalig het verwachte rendement op vastrentende waarden opnieuw vast te zetten voor een periode van vijf jaar. Op deze manier kan een fonds dat uitgaat van een gedempte kostendekkende premie de herijking van het rendement op beursgenoteerde aandelen en de inflatie in samenhang met het rendement op vastrentende waarden herijken. Zodoende sluiten alle parameters aan op de meest actuele inzichten en verwachtingen. Hierdoor hebben deze fondsen de ruimte om gedurende de transitie naar het nieuwe stelsel de premie stabiel te houden en wordt voorkomen dat fondsen nu worden geconfronteerd met een premiebijstelling als gevolg van de herijking van de parameters en later tijdens de transitie mogelijk opnieuw worden geconfronteerd met een premiebijstelling als gevolg van het aflopen van de vijfjaarsperiode voor vastrentende waarden. De inschatting is dat met deze maatregel de impact van de herijking van de parameters op de gedempte kostendekkende premie beperkt is. Het is aan fondsen om hierin een evenwichtige afweging te maken. De eenmalige ruimte die wordt geboden kan als zodanig niet leiden tot verlaging van de feitelijke premie bij gelijkblijvende opbouw. Indien fondsen van de mogelijkheid gebruik maken om eenmalig het verwachte rendement op vastrentende waarden opnieuw vast te zetten, dienen zij in het premiebesluit zoals gebruikelijk ook de evenwichtigheid van dit besluit te onderbouwen.
Verwachte pensioenuitkering in huidige en nieuwe pensioenstelsel
Op 12 december 2022 zijn berekeningen van De Nederlandsche Bank en enkele pensioenfondsen met de Tweede Kamer gedeeld.4 Deze berekeningen geven een indicatie van de pensioenuitkering in het nieuwe pensioenstelsel ten opzichte van de pensioenverwachtingen in het huidige pensioenstelsel, waarbij rekening is gehouden met het nieuwe advies van de commissie. Uit de berekeningen volgt dat het nieuwe pensioenstelsel grosso modo leidt tot betere pensioenverwachtingen dan het huidige pensioenstelsel. Daarbij dient opgemerkt te worden dat de effecten van de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel afhangen van een groot aantal factoren. Veel van deze factoren zijn fondsspecifiek, omdat ze bijvoorbeeld verband houden met de fondssamenstelling, de financiële uitgangspositie van het pensioenfonds en keuzes die decentrale partijen maken over de vormgeving van het nieuwe pensioencontract, compensatiedepot, solidariteits- of risicodelingsreserve en invaardoelen. Dat laat echter onverlet dat zowel in het huidige als in het nieuwe stelsel de pensioenverwachtingen lager uitvallen als gevolg van de nieuwe economische scenario's, waarin onder andere een lagere risicopremie op aandelen en een hogere inflatie worden gehanteerd.5 De nieuwe scenarioset is - met andere woorden - pessimistischer over de economische toekomst dan de huidige scenarioset.
Hierdoor zijn over de gehele linie de verwachte pensioenuitkeringen onder zowel het huidige pensioenstelsel als het nieuwe pensioenstelsel bij een gelijkblijvende premie lager. Dit was ook reeds zo benoemd in het Rapport berekeningen transitie-effecten van enkele voorbeeldfondsen naar aanleiding van advies Commissie Parameters 2022.6 Wel blijft staan dat deze verwachtingen met de overgang naar het nieuwe stelsel ten opzichte van het huidige stelsel positiever zijn.
Vervolg
De voorhang van het ontwerpbesluit biedt uw Kamer de mogelijkheid zich uit te spreken over het ontwerpbesluit voordat het aan de afdeling advisering van de Raad van State zal worden voorgelegd. De nieuwe parameters en economische en risico-neutrale scenario's treden gelijktijdig met de Wet toekomst pensioenen in werking, beoogd per 1 juli 2023. Het besluit ziet vanaf dat moment op zowel het huidige als het nieuwe pensioenstelsel, als op de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel.
De minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen,
C.J. Schouten
4
De letter D heeft alleen betrekking op 36 067.
Kamerstukken II 2021/22, 32 043, nr. 596.
Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen, artikel 4, tweede lid, onderdeel b.
Kamerstukken II 2022/23, 32 043, nr. 597.
Ortec Finance (2022, 21 december), UPO bedragen lager door advies Commissie Parameters.
Bijlage bij Kamerstukken II 2022/23, 32 043, nr. 597.