Verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over de voortgang van de implementatie van de Wet open overheid - Voorstel van wet van de leden Snels en Sneller houdende regels over de toegankelijkheid van informatie van publiek belang (Wet open overheid) - Hoofdinhoud
Dit verslag van een schriftelijk overleg is onder nr. AF toegevoegd aan wetsvoorstel 33328 - Initiatiefvoorstel Wet open overheid i en wetsvoorstel 35112 - Novelle initiatiefvoorstel Wet open overheid i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Voorstel van wet van de leden Snels en Sneller houdende regels over de toegankelijkheid van informatie van publiek belang (Wet open overheid); Verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over de voortgang van de implementatie van de Wet open overheid |
---|---|
Documentdatum | 02-12-2022 |
Publicatiedatum | 02-12-2022 |
Nummer | KST1062890 |
Kenmerk | 33328; 35112, nr. AF |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Eerste Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2022 - 2023
Voorstel van wet van de leden Snels en Sneller houdende regels over de toegankelijkheid van informatie van publiek belang (Wet open overheid)
Voorstel van wet van de leden Snels en Sneller tot wijziging van het voorstel van wet van de leden Snels en Sneller houdende regels over de toegankelijkheid van informatie van publiek belang (Wet open overheid) (Wijzigingswet Woo)
AF1
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 1 december 2022
De leden van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning2 hebben kennisgenomen van de brief van 8 juli 2022 over de voortgang van de implementatie van de Wet open overheid.3 De leden van de fractie van GroenLinks hebben naar aanleiding daarvan enkele vragen. De leden van de Fractie-Nanninga sluiten zich aan bij de gestelde vragen.
Naar aanleiding hiervan is op 4 oktober 2022 een brief gestuurd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
De minister heeft op 8 november 2022 aangegeven dat het beantwoorden van de vragen niet binnen de gebruikelijke termijn mogelijk was.
De minister heeft op 28 november 2022 inhoudelijk gereageerd.
De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.
De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning,
Bergman
1 De letters AF hebben alleen betrekking op 33 328.
2 Samenstelling:
Kox (SP), Ganzevoort (GL), De Boer (GL), Van Hattem (PVV), Pijlman (D66), Rombouts (CDA), Schalk (SGP), Koole (PvdA), Klip-Martin (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), Bezaan (VVD), Van den Berg (VVD), Crone (PvdA), Dittrich (D66) (voorzitter), Doornhof (CDA), Frentrop (Fractie-Frentrop), Meijer (VVD), Nicolaï (PvdD) (ondervoorzitter), Rietkerk (CDA), Rosenmöller (GL), De Vries (Fractie-Otten), Keunen (VVD), Van der Linden (Fractie-Nanninga), Van Pareren (Fractie-Nanninga), Raven (OSF), Talsma (CU) en Dessing (FVD).
3 Kamerstukken I 2021/22, 33328, AD.
Aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Den Haag, 4 oktober 2022
De leden van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning hebben kennisgenomen van uw brief van 8 juli 2022 over de voortgang van de implementatie van de Wet open overheid.1 De leden van de fractie van GroenLinks hebben naar aanleiding daarvan enkele vragen. De leden van de Fractie-Nanninga sluiten zich aan bij de gestelde vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van uw brief over de voortgang van de implementatie van de Wet open overheid. Naar aanleiding daarvan hebben zij nog enkele vragen.
De leden lezen dat om de informatiehuishouding van het Rijk op orde te krijgen, het Rijk substantieel investeert met het generiek actieplan Open op Orde. Inmiddels is anderhalf jaar verstreken sinds dit actieplan naar de Tweede Kamer gestuurd is. Welke concrete stappen zijn al gezet in het realiseren van dit actieplan? Loopt de uitvoering ervan op schema conform de zogenoemde 'roadmap' in bijlage 2 van het actieplan? Zo nee, waarom niet?
Op welke wijze zal het Nationaal Archief rijksorganisaties ondersteunen bij het op orde krijgen en houden van de informatiehuishouding bij het Rijk? Ook denkbaar is dat het Nationaal Archief deze ondersteunende rol ook kan vervullen voor andere overheden. Hoe zou u daar naar kijken?
Daarnaast stemt het de leden positief om te lezen dat er gewerkt wordt aan 'een algemene set met concrete modeleisen aan informatiesystemen' om zo informatie duurzaam toegankelijk te houden. Wel vragen zij zich af hoe ervoor gezorgd wordt dat deze modeleisen daadwerkelijk gehanteerd worden in toekomstige ICT-projecten? Ook is een samenwerking met het Adviescollege ICT-toetsing denkbaar, hoe kijkt de u daar naar? En worden deze modeleisen ook gedeeld met andere overheden, opdat zij hier verder op kunnen bouwen? Zo ja, is er dan al gewerkt aan een werkwijze om ervaringen van overheden terug te koppelen naar elkaar?
Bij diverse departementen wordt ingezet op uitbreiding van de capaciteit om Woo-verzoeken af te handelen. Wordt er hierbij ingezet op een permanente uitbreiding van de capaciteit, of slechts tijdelijke? Waarop is deze keuze gebaseerd? Als het gaat om tijdelijke uitbreidingen, over welke periode gaat dat dan? En worden er dan maatregelen genomen om te zorgen dat deze departementen na het einde van deze tijdelijke uitbreiding Woo-verzoeken nog steeds voldoende snel af kunnen handelen? Zo ja, welke? En zo nee, waarom wordt dit niet wenselijk of opportuun geacht?
In uw brief gaf u aan dat na consultatie in de stuurgroep besloten is om vier van de zeventien informatiecategorieën voor actieve openbaarmaking als eerste ter hand te nemen. Op basis van welke afwegingen is er tot deze specifieke vier informatiecategorieën gekomen? Is er al zicht op wanneer de rest van de informatiecategorieën 'op de planning' gezet worden?
De leden bedanken voor de uiteenzetting van belemmeringen voor het Verdrag van Tromso als reactie inzake toezegging T03361, maar zijn teleurgesteld dat het er geen urgentie achter lijkt te zitten. Waarom heeft deze inventarisatie zo lang op zich laten wachten? Bent u het met de leden eens dat de belemmeringen zoals geïnventariseerd overkomelijk zijn? Waarom moet het kabinetsstandpunt zo lang op zich laten wachten? En komt het standpunt zeker nog voor het einde van dit jaar?
De commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning ziet met belangstelling uit naar uw reactie en ontvangt deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.
mr. B.O. Dittrich
Voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis der Koning
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 8 november 2022
Hierbij deel ik u mede dat de vragen van de leden van de fractie van GroenLinks in de commissiebrief over de voortgang van de implementatie van de Wet open overheid (33328) (ingezonden op 4 oktober 2022, met kenmerk 156195.67U), niet binnen de verzochte termijn van vier weken beantwoord kunnen worden.
De reden van het uitstel is dat de afstemming van de beantwoording helaas meer tijd vergt. Ik verwacht uw Kamer in de week van 14 november de beantwoording te kunnen sturen.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Hanke Bruins Slot
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 28 november 2022
Hiermee bied ik u, mede namens de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen die op 4 oktober 2022 zijn gesteld in een commissiebrief inzake de Voortgang van de implementatie van de Wet open overheid (156195.67U).
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Hanke Bruins Slot
De leden lezen dat om de informatiehuishouding van het Rijk op orde te krijgen, het Rijk substantieel investeert met het generiek actieplan Open op Orde. Inmiddels is anderhalf jaar verstreken sinds dit actieplan naar de Tweede Kamer gestuurd is. Welke concrete stappen zijn al gezet in het realiseren van dit actieplan? Loopt de uitvoering ervan op schema conform de zogenoemde 'roadmap' in bijlage 2 van het actieplan? Zo nee, waarom niet?
Rijksoverheidsorganisaties hebben hun ambities voor de verbetering van de informatiehuishouding en de invoering van de Wet open overheid via departementale actieplannen ingediend. De financieringsbehoefte van alle plannen gezamenlijk was opgeteld meer dan 1,4 miljard euro. De beschikbare financiering bedraagt 787 miljoen euro. Dit betekent dat de rijksoverheidsorganisaties niet al hun ambities kunnen realiseren. Als gevolg hiervan is er stevig geprioriteerd en zijn er binnen Open op Orde negen rijksbrede prioriteiten2 vastgesteld die rijksoverheidsorganisaties in ieder geval moeten gaan realiseren. Elke rijksoverheidsorganisatie heeft vervolgens begin 2022 haar actieplan geactualiseerd. De geactualiseerde actieplannen van de ministeries zijn met bijbehorende nulmetingen op 20 juli 2022 verstuurd naar de Tweede Kamer.3
De ministeries hebben per 1 september 2022 de stand van zaken over de uitvoering van hun actieplannen, over de periode tot 1 juli 2022, gerapporteerd aan het programma Open op Orde. De Regeringscommissaris Informatiehuishouding zal op basis van deze voortgangsrapportages ministeries stimuleren in hun aanpak en aanspreken op de voortgang. De Tweede Kamer wordt over de stand van zaken over de uitvoering van de actieplannen geïnformeerd via de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk, die jaarlijks voor Verantwoordingsdag aangeboden wordt.
Naast de departementale actieplannen wordt er ook gewerkt aan de uitvoering van de verschillende Rijksbrede initiatieven uit het generieke actieplan. De uitvoering van deze Rijksbrede initiatieven loopt grotendeels op schema conform de zogenoemde 'roadmap':
-
•Er is geïnvesteerd in een rijksbrede arbeidsmarktcampagne.
-
•Vanuit de shared service organisaties is extra capaciteit beschikbaar gesteld.
-
•Begin 2022 is het Leerhuis Informatiehuishouding gestart met ongeveer 15 verschillende opleidingen/workshops voor de informatieprofessional.
-
•Om op het gebied van informatiehuishouding een duurzame en intensieve samenwerking tussen rijksoverheid en hoger onderwijs te realiseren, is het I-partnerschap programma verbreed met het onderwerp informatiehuishouding. Daarnaast is in 2021 ook de verkenning met het MBO gestart.
-
•Vanaf 20 september 2022 krijgt het parlement bij alle soorten Kamerstukken de onderliggende departementale nota's (beslisnota's) meegestuurd. Inmiddels zijn ruim 1500 beslisnota's openbaar gemaakt.
-
•Om websites van ministeries duurzaam te bewaren, is een centrale voorziening ingericht waarop alle ministeries worden aangesloten. Alle departementen werken eraan om e-mails ook te archiveren conform de handreiking emailarchivering. Rond het archiveren van berichtenapps (Sms, WhatsApp, Signal) worden momenteel verschillende acties uitgevoerd.
-
•Om in de toenemende digitale stroom van informatie te kunnen zoeken en vinden zijn in 2022 rijksbreed geavanceerde voorzieningen aanbesteed die door alle rijksonderdelen kunnen worden gebruikt, inclusief het geautomatiseerd lakken.
-
•Er is een Rijksbrede taskforce aan de slag naar het toekomstbeeld van de informatiehuishouding. Onderdeel daarbij is of het mogelijk is om rijksbreed tot uniform gebruik te komen van Document Management- en Record Management Systemen met als doel toekomstgerichtheid, meer standaardisatie en interoperabiliteit.
Andere acties waaraan nog gewerkt wordt zijn onder andere het Besluit Informatiehuishouding Rijksoverheid en het Rijksbrede Dashboard.
Op welke wijze zal het Nationaal Archief rijksorganisaties ondersteunen bij het op orde krijgen en houden van de informatiehuishouding bij het Rijk? Ook denkbaar is dat het Nationaal Archief deze ondersteunende rol ook kan vervullen voor andere overheden. Hoe zou u daar naar kijken?
Het Nationaal Archief richt zich als expertisecentrum informatiehuishouding voor de Rijksoverheid op de ondersteuning van overheidsorganisaties bij het inrichten van hun informatieprocessen en -systemen. De ondersteuning bestaat onder meer uit voorlichting, opleiding en kennisdeling, kaders, modeleisen en handreikingen en implementatie-adviezen. De ondersteuning is erop gericht dat vooraf (by design) is geregeld dat overheidsinformatie goed wordt beheerd, conform de eisen van de Archiefwet. Deze rol wordt door het Nationaal Archief verder uitgebreid in het kader van het rijksbrede programma Open op Orde, waarin het Nationaal Archief een van de stelselpartijen is.
Het Nationaal Archief ontwikkelt als landelijk expertisecentrum reeds normen en handreikingen die bruikbaar zijn voor alle overheden. Hierbij wordt nauw samengewerkt met vertegenwoordigers van centrale en decentrale archiefvormers en archiefinstellingen op directie- en/of CIO-niveau.
Ook de normen en handreikingen die het Nationaal Archief binnen Open op Orde ontwikkelt, zijn bij voorkeur bruikbaar voor alle overheden. Dit bevordert de samenwerking tussen verschillende overheidslagen en de uitwisseling van kennis en instrumenten m.b.t. informatiebeheer tussen overheden. Het verbetert bovendien hun kwaliteit omdat een beroep wordt gedaan op de expertise en ervaringen uit de hele overheid.
Daarnaast stemt het de leden positief om te lezen dat er gewerkt wordt aan 'een algemene set met concrete modeleisen aan informatiesystemen' om zo informatie duurzaam toegankelijk te houden. Wel vragen zij zich af hoe ervoor gezorgd wordt dat deze modeleisen daadwerkelijk gehanteerd worden in toekomstige ICT-projecten?
Het Nationaal Archief ontwikkelt 'een algemene set met concrete modeleisen aan informatiesystemen'.
Door de algemene set met concrete modeleisen aan informatiesystemen op te nemen in het Handboek portfoliomanagement Rijk wordt ook vanaf de startfase van een project voor nieuwe of te vernieuwen ICT-voorzieningen de juiste i-professionals betrokken en de juiste i-afwegingen in het project uitgevoerd. Door deze algemene set met concrete modeleisen aan informatiesystemen daarnaast ook in het kwaliteitskader voor CIO-oordelen op te nemen wordt in de ontwikkelfase van een project een controle gedaan over de betrokkenheid van de juiste i-professionals en gecontroleerd of de juiste i-afwegingen in het project zijn uitgevoerd. Op deze wijze kan een organisatie binnen de reguliere ontwikkel- en beheerprocessen van de informatiesystemen aan de voorkant van een project kwaliteitseisen stellen en gedurende de uitvoering van het project een controle uitvoeren op de inrichting van de informatiehuishouding binnen de scope van het project. Dit gebeurt op dit moment ook voor de vastgestelde producten van het Nationaal archief op het gebied van duurzame toegankelijkheid en architectuur by design.
Ook is een samenwerking met het Adviescollege ICT-toetsing denkbaar, hoe kijkt de u daar naar?
De directie CIO Rijk en het Adviescollege ICT-toetsing stemmen kwaliteitseisen zo veel als mogelijk met elkaar af. Dit zorgt voor eenduidigheid in de eisen richting de ministeries.
Het kwaliteitskader CIO-oordelen is parallel aan het nieuwe toetskader van het Adviescollege ICT-toetsing (AcICT) ontworpen en bouwt voort op de richtinggevende principes die het AcICT toetst. Daarnaast heeft het kwaliteitskader CIO-oordelen extra aandachtsgebieden die het AcICT niet toetst, zoals informatiebeveiliging en duurzame toegankelijkheid. Er vindt dus samenwerking plaats waar dit meerwaarde heeft en er wordt afgeweken waar nodig.
Van zowel de BIT-toetsen als de CIO-oordelen worden jaarlijkse rode draden analyses gemaakt, die worden gebruikt voor het opbouwen van het lerend vermogen binnen het CIO-stelsel. Hierin werken het CIO-stelsel en het AcICT ook samen.
En worden deze modeleisen ook gedeeld met andere overheden, opdat zij hier verder op kunnen bouwen? Zo ja, is er dan al gewerkt aan een werkwijze om ervaringen van overheden terug te koppelen naar elkaar?
Ja. Alle normen en handreikingen die het Nationaal Archief ontwikkelt, worden op de website van het Nationaal Archief gepubliceerd. Dat geldt dus ook voor de beoogde modeleisen voor duurzame toegankelijkheid.
Zowel bij als na de ontwikkeling van normen en handreikingen wordt aandacht besteed aan het delen van ervaringen. In normen en handreikingen worden praktijkvoorbeelden opgenomen, zoals de handreiking archivering by design, die aanvullend is op de modeleisen voor duurzame toegankelijkheid. Ook biedt het Nationaal Archief ondersteuning bij implementatie van bijvoorbeeld de norm voor Metagegevens voor Duurzaam Toegankelijke Overheidsinformatie (MDTO), een norm voor het vastleggen en uitwisselen van eenduidige metagegevens om de duurzame toegankelijkheid van overheidsinformatie mogelijk te maken. Voorts organiseert het Nationaal Archief regelmatig online spreekuren die open zijn voor iedereen, en waarin vragen over de toepassing van MDTO gesteld kunnen worden.
Bij diverse departementen wordt ingezet op uitbreiding van de capaciteit om Woo-verzoeken af te handelen. Wordt er hierbij ingezet op een permanente uitbreiding van de capaciteit, of slechts tijdelijke? Waarop is deze keuze gebaseerd? Als het gaat om tijdelijke uitbreidingen, over welke periode gaat dat dan? En worden er dan maatregelen genomen om te zorgen dat deze departementen na het einde van deze tijdelijke uitbreiding Woo-verzoeken nog steeds voldoende snel af kunnen handelen? Zo ja, welke? En zo nee, waarom wordt dit niet wenselijk of opportuun geacht?
Uit navraag bij de verschillende departementen blijkt dat het bij het overgrote deel van de departementen gaat om permanente of meerjarige (5 jaar) uitbreiding van de capaciteit. De keuze om de capaciteit voornamelijk permanent uit te breiden is gebaseerd op het feit dat de hoeveelheid werk de laatste jaren is toegenomen (meer en veelal complexere en uitgebreidere Woo-verzoeken) en de verwachting is dat dit de komende jaren niet zal afnemen.
Naast de uitbreiding van de personele capaciteit die zich specifiek bezighoudt met de afhandeling van de Woo-verzoeken, worden ook andere (duurzamere) maatregelen genomen. Zo wordt er bijvoorbeeld ingezet op de verbetering van de informatiehuishouding en het inzetten van nieuwe software. Al deze maatregelen moeten ervoor zorgen dat de hoeveelheid werk die de afhandeling van een Woo-verzoek vergt afneemt en het verzoek daardoor sneller afgehandeld kan worden.
Tot slot vind ik het van belang op te merken dat er bij veel departementen momenteel wordt ingezet op uitbreiding van de capaciteit, maar dat departementen hierbij ook uitdagingen ondervinden. De krapte op de huidige arbeidsmarkt zorgt er bijvoorbeeld voor dat het lastig is om (gekwalificeerd) personeel te vinden én te behouden. Uitbreiding van de capaciteit zal daarom niet altijd (direct) effect hebben op de afhandeling(stermijnen) van Woo-verzoeken.
In uw brief gaf u aan dat na consultatie in de stuurgroep besloten is om vier van de zeventien informatiecategorieën voor actieve openbaarmaking als eerste ter hand te nemen. Op basis van welke afwegingen is er tot deze specifieke vier informatiecategorieën gekomen? Is er al zicht op wanneer de rest van de informatiecategorieën 'op de planning' gezet worden?
In overleg met een vertegenwoordiging van bestuursorganen is gekozen om met deze informatiecategorieën te starten. Daarbij hebben met name twee aspecten een belangrijke rol gespeeld in de afweging. Allereerst is gekeken naar de impact van het actief openbaar maken van de verschillende informatiecategorieën, zowel op de bestuursorganen als op de te realiseren infrastructuur. Door te starten met de naar verwachting minder complexe informatiecategorieën kunnen zowel KOOP als de bestuursorganen en leveranciers ervaring opdoen met het aansluiten op de infrastructuur en het aanleverproces. Tegelijkertijd is het wenselijk om vanaf het begin een of meer categorieën ter hand te nemen die op dit moment veelal nog niet openbaar worden gemaakt of waarvan de vindbaarheid verbeterd kan worden. Op basis van deze twee aspecten is gekozen voor deze vier informatiecategorieën.
Ik heb nog geen zicht op wanneer de rest van de informatiecategorieën 'op de planning' worden gezet. De actieve openbaarmaking van de informatiecategorieën door middel van een voor alle bestuursorganen verplicht gestelde infrastructuur is een complex traject. Het Adviescollege ICT-toetsing zal dit jaar nog een advies uitbrengen op het programma PLOOI dat naar alle waarschijnlijkheid ook impact zal hebben op de verdere ontwikkeling van het platform en daarmee de actieve openbaarmaking van de verschillende informatiecategorieën. Ik acht een stapsgewijze en lerende aanpak daarom van belang. De ervaringen die worden opgedaan bij de eerste categorieën zullen dan ook worden meegenomen bij het actief openbaar maken van de overige informatiecategorieën en de verdere planning mede bepalen.
De leden bedanken voor de uiteenzetting van belemmeringen voor het Verdrag van Tromso als reactie inzake toezegging T03361, maar zijn teleurgesteld dat het er geen urgentie achter lijkt te zitten. Waarom heeft deze inventarisatie zo lang op zich laten wachten? Bent u het met de leden eens dat de belemmeringen zoals geïnventariseerd overkomelijk zijn? Waarom moet het kabinetsstandpunt zo lang op zich laten wachten? En komt het standpunt zeker nog voor het einde van dit jaar?
Mijn ambtsvoorganger heeft deze toezegging gedaan tijdens de behandeling van de Wet open overheid (Woo) in uw Kamer. Vervolgens heeft uw Kamer de Woo aangenomen en zijn alle bestuursorganen, waaronder mijn eigen ministerie, volop aan de slag gegaan met de implementatie van deze nieuwe wet. Het verdrag van Tromso en de uiteenzetting van de belemmeringen is een van de vele zaken die aandacht vragen binnen het thema open overheid. Daarnaast eist het partij worden bij een dergelijk verdrag een zorgvuldige afweging. De combinatie van deze twee factoren heeft ervoor gezorgd dat deze inventarisatie niet eerder kon worden afgerond.
Het wel of niet partij worden bij een dergelijk verdrag is een grote stap en heeft consequenties. De uitkomsten van de inventarisatie impliceren dat de Wet open overheid gewijzigd dient te worden indien Nederland partij wil worden bij het verdrag. De vraag of de belemmeringen dus overkomelijk zijn vraagt daarom om een (belangen)afweging, zowel binnen het kabinet als door het parlement.
Ik heb in mijn periode als minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties helaas moeten constateren dat er problemen zijn bij de uitvoering van het huidige wettelijke kader. Informatieverzoeken worden door ministeries in veel gevallen niet tijdig afgehandeld. Dit is een onwenselijke situatie. Het verbeteren van de uitvoering van het huidige wettelijke kader is op dit moment dan ook mijn belangrijkste prioriteit. Door de uitvoering van het huidige wettelijke kader te verbeteren worden de toegang en openbaarmaking van overheidsinformatie namelijk daadwerkelijk voor eenieder vergroot en verbeterd.
De werkzaamheden die verricht worden om de huidige uitvoeringsproblematiek op te lossen vragen momenteel veel van zowel mijn eigen ministerie als de andere ministeries. In het licht hiervan constateer ik dat het niet mogelijk is om nog dit jaar tot een goed afgewogen kabinetsstandpunt te komen over het wel of niet partij worden bij het verdrag van Tromso. Een zorgvuldige standpuntbepaling vergt dat alle relevante aspecten betrokken worden en dat kost tijd.
Tegelijkertijd is het ook van belang dat er volop ingezet kan worden op het verbeteren van de uitvoering van het huidige wettelijke kader.
In de kabinetsreactie op het rapport 'Ongekend onrecht' van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag is aangekondigd dat nieuwe wet- en regelgeving voortaan een jaar na start van de uitvoering getoetst zal gaan worden (de zogeheten "invoeringstoets").4 De hoofdvragen van de invoeringstoets worden: werkt dit inderdaad zoals we bedoeld hadden? Kloppen de aannames uit de uitvoeringstoets nog steeds? Wat is de kwaliteit van de uitvoering? En zijn er misschien knelpunten of nieuwe inzichten waar we aan de voorkant niet aan gedacht hadden? Hoe pakt het uit voor de mensen waarvoor de wet bedoeld is?
Een dergelijke invoeringstoets is ten aanzien van de Woo voorzien voor volgend jaar. De uitkomsten van deze invoeringstoets, de standpuntbepaling inzake het wel of niet partij worden bij het verdrag van Tromso en andere acties die momenteel lopen op het gebied van open overheid wil ik graag in samenhang bezien, zodat we ervoor zorgen dat op alle gebieden de juiste stappen worden gezet.
Ik heb daarom besloten om de standpuntbepaling inzake het wel of niet partij worden bij het verdrag te betrekken bij de volgende beleidsbrief open overheid. Deze beleidsbrief is voorzien in 2024. Op die manier kunnen alle relevante aspecten betrokken worden bij de standpuntbepaling. Zodra de vergelijking tussen de specifieke sectorale wetten en het verdrag is afgerond, zal ik uw Kamer over de uitkomsten van deze vergelijking tussentijds informeren.
10
Kamerstukken I 2021/22, 33328, AD.
1. Opzetten governance en programmateam, 2. uitvoeren nulmeting, 3. uitvoeren haalbaarheidstoets op het actieplan, 4. implementatie Kwaliteitsraamwerk IV-functies, 5. implementatie nieuwe werkwijze beslisnota's Kamerstukken, 6. aansluiting op PLOOI, 7. implementatie handreiking e-mailarchivering Rijksoverheid, 8. implementatie beleidslijn berichtenapps en 9. implementatie web archivering conform raamovereenkomst
Kamerstukken II 2021/22, 29362, nr. 310
Kamerstukken II 2020/21, 35510, nr. 4