Verslag van een schriftelijk overleg over de stand van zaken over de ontwikkeling inzake de tarieven van tolken en vertalers (Kamerstuk 29936-63) - Regels inzake de beëdiging van tolken en vertalers en de kwaliteit en de integriteit van beëdigde tolken en vertalers (Wet beëdigde tolken en vertalers) - Hoofdinhoud
Dit verslag van een schriftelijk overleg is onder nr. 64 toegevoegd aan wetsvoorstel 29936 - Wet beëdigde tolken en vertalers i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Regels inzake de beëdiging van tolken en vertalers en de kwaliteit en de integriteit van beëdigde tolken en vertalers (Wet beëdigde tolken en vertalers); Verslag van een schriftelijk overleg; Verslag van een schriftelijk overleg over de stand van zaken over de ontwikkeling inzake de tarieven van tolken en vertalers (Kamerstuk 29936-63) |
---|---|
Documentdatum | 22-06-2022 |
Publicatiedatum | 22-06-2022 |
Nummer | KST2993664 |
Kenmerk | 29936, nr. 64 |
Commissie(s) | Justitie en Veiligheid (J&V) |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2021
2022
29 936
Regels inzake de beëdiging van tolken en vertalers en de kwaliteit en de integriteit van beëdigde tolken en vertalers (Wet beëdigde tolken en vertalers)
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 24 juni 2022
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de brief van 13 april 2022 over de stand van zaken over de ontwikkeling inzake de tarieven van tolken en vertalers (Kamerstuk 29 936, nr. 63).
De vragen en opmerkingen zijn op 16 mei 2022 aan de Minister van Justitie en Veiligheid voorgelegd. Bij brief van 22 juni 2022 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie,
Van Meenen
Adjunct-griffier van de commissie,
Nouse
kst-29936-64 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2022
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen
I Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling en bezorgdheid kennisgenomen van de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid van 13 april 2022 over de ontwikkeling van de tarieven van tolken en vertalers (Kamerstuk 29 936, nr. 63). Deze leden vragen zich in de eerste plaats af waarom de Minister ervoor heeft gekozen om het tarief uit het Besluit tarieven in strafzaken (hierna: Btis) te verhogen. De tarieven in het Btis gelden immers voor alle tolken, ook tolken die geen gerechtelijke werkzaamheden verrichten. Waarom is niet gekeken naar een oplossing specifiek voor de gerechtelijke tolken?
Ik heb ervoor gekozen het minimumtarief te verhogen op basis van meerdere factoren. Ondanks dat nog niet alle aanbestedingen gegund en geïmplementeerd zijn was voor mij zichtbaar geworden dat er door intermediairs scherp werd ingeschreven op prijs. Daarnaast heb ik de onrust in de markt gezien, waarop ik SEO Economisch Onderzoek heb verzocht aanvullend onderzoek te doen naar scenario's die invloed kunnen hebben op de vergoedingen. Dit heb ik mede gedaan omdat het aanbesteden van tolk- en vertaaldiensten nimmer is bedoeld als bezuinigingsmaatregel, maar juist om de ontwikkeling van de tarieven van zelfstandige tolken tot stand te laten komen binnen een uniform stelsel. Mede naar aanleiding van het rapport van SEO heb ik besloten om het minimumtarief te verhogen, omdat uit de conclusie bleek dat dit de beste optie is om de positie van de tolken te verbeteren. Een betere uitgangspositie in de beloning van de tolk vermindert diens afhankelijkheid van een individuele opdrachtgever. Met een hoger minimumtarief stijgt volgens SEO de vergoeding van alle tolken (door het rimpeleffect) en daarmee stijgt de gemiddelde tolkvergoeding. Door de stijging van de gemiddelde tolkvergoeding heeft de intermediair een sterkere prikkel om tolken in te zetten die een hogere kwaliteit bieden. Onterecht wordt gesteld dat het Btis van toepassing is voor alle tolken. De Wet tarieven in strafzaken en het daarbij horende besluit bepalen namelijk dat dit tarief (alleen) van toepassing is bij strafzaken en in zaken waarin het openbaar ministerie optreedt ter uitvoering van de wet en waarvan de burgerlijke rechter kennis neemt. Bij dat laatste kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de vordering tot ontheffing uit het ouderlijk gezag. Daaruit volgt dus dat het Btis alleen van toepassing is op tolken die ingezet worden in deze specifieke zaken. Het Btis geldt niet voor tolken die door de overheid worden ingezet in het sociaal domein. Wel is één van de vertrekpunten van de stelselherziening geweest dat er een uniform stelsel zou komen voor de gehele rijksoverheid. In het nieuwe stelsel is gekozen voor vrije marktwerking boven een minimumtarief waardoor tarieven afhankelijk van vraag en aanbod kunnen verschillen. Op deze manier worden er tarieven afgestemd op basis van de specifieke dienstverlening en ontstaat er voor de gerechtstolken dus de mogelijkheid om te onderhandelen over betere voorwaarden zoals hogere tarieven.
SEO heeft een differentiatie in de vergoedingen op meerdere punten ontraden. Zo bestaat er een kans dat er (onnodig) door de overheid wordt ingegrepen, is de uitvoering van een dergelijke ingreep lastig en zou differentiatie kunnen leiden tot allerlei (ongewenste) strategische prikkels in gedragingen voor zowel intermediairs als tolken. Een voorbeeld dat SEO noemt is dat intermediairs werkpakketten zo aanbieden, dat de tolk net in een lager (of hoger) minimale vergoedingsregime valt. Dit wil ik voorkomen zodat de markt zijn werk kan doen en alle overheidsdiensten voldoende gebruik kunnen maken van de tolkdienstverlening.
Ook vragen de leden van de VVD-fractie waarom de Minister in de brief enkel ingaat op de ontwikkelingen met betrekking tot de tarieven van tolken. Kan de Minister de laatste stand van zaken schetsen met betrekking tot de vertalers?
Voor vertalers zijn de inschrijfvoorwaarden en de wettelijke competenties niet gewijzigd. De rijksoverheid besteedt, met uitzondering van het OM, al sinds jaar en dag het vertaalwerk via Europese aanbestedingen aan aan de markt. Hierbij is al die tijd een vergoeding op basis van een integraal woordtarief betaald. Dat verloopt al die tijd naar ieders tevredenheid. In lijn met de bestaande praktijk heeft het OM voor het eerst de vertaal-dienstverlening in vier percelen aanbesteed en gegund. De dienstverlening gaat in juli van dit jaar van start. Daarnaast dienen de contracten waarvan de looptijd verstrijkt aanbesteed te gaan worden volgens de stelselherziening.
De aanbestedingsprocedure van het perceel «Openbaar Ministerie», waar de gerechtelijke werkzaamheden onder vallen, loopt nog. De leden van de VVD-fractie vragen, gelet op alle ontwikkelingen en onrust, of het niet verstandiger zou zijn om deze aanbesteding tijdelijk op te schorten.
Er kan voor gekozen worden om de OM-aanbestedingsprocedure voor de tolkdienstverlening op te schorten, maar ik wil dit ontraden. Op dit moment is er veel onrust onder de tolken. Dat komt juist doordat het OM de tolkdienstverlening nog niet heeft aanbesteed en niet werkt met intermediairs, waardoor de onderhandelingen over de tarieven nog niet tot stand kunnen komen. Een gevolg daarvan is namelijk dat het OM op dit moment nog de vaste tarieven die voor de stelselherziening al golden aan tolken betaalt. Hierdoor merken de gerechtstolken nog niets van de stelselherziening en de onderhandelingsruimte. De effecten van de stelselherziening, en dus naar verwachting een hogere beloning voor hun werk, gaan zij pas merken na de aanbestedingsprocedure. Het is daarom belangrijk dat de aanbesteding van het OM goed geformuleerd wordt en dat partijen de onderhandelingen kunnen starten. De vragen uit de Kamer bewijzen dit eens te meer. Het OM is hierover al veelvuldig in gesprek met de medewerkers van zowel inkoop als de categorie tolk- en vertaaldiensten. Rekening houdende met de zorgvuldige procedure en een bijpassende doorlooptijd zal de dienstverlening in Q2 2023 kunnen starten. Het is onwenselijk als dit vertraging oploopt en daarom niet raadzaam om op dit moment het proces van de aanbesteding op te schorten.
De leden van de VVD-fractie merken op dat een van de percelen van de aanbestedingsprocedure «politie» is gewonnen door «thebigword», een onderneming zonder vestiging of bestuurders in Nederland, met niet eens een callcenter in Nederland. Er gaan geluiden dat de rijksoverheid deze partij actief benaderd zou hebben. Kan de Minister hierop reageren?
De rijksoverheid heeft Thebigword niet actief benaderd. Deelnemers aan de verschillende aanbestedingen hebben zich na verschillende vooraankondigingen, die vanaf 2018 gedaan zijn op TenderNed (het platform waarop overheidsopdrachten gepubliceerd dienen te worden), gemeld als geïnteresseerde, zo ook Thebigword.
De leden van de VVD-fractie vragen voorts om toe te lichten waarom het voor een gevoelige opdracht als interceptietolken, juist in een tijd van een geïntensiveerde strijd tegen de georganiseerde criminaliteit, gewenst is dat een onbekende buitenlandse partij als bemiddelaar gaat optreden?
Het is voor de overheid belangrijk om de verschillende overheidsopdrachten te gunnen aan een voldoende aantal geschikte intermediairs zodat de tolken, met inbegrip van interceptietolken, een grotere keuzevrijheid van intermediairs hebben. Hierdoor zijn zij minder afhankelijk van een individuele of een beperkt aantal opdrachtgever(s) en krijgen zij daardoor een betere positie in de interactie met de intermediairs. Daarnaast zorgt een groter aantal intermediairs ervoor dat de overheid minder afhankelijk is van slechts een enkele grote speler. Door minder grote percelen en de nieuwe wijze van aanbesteden is het aantal inschrijvers gestegen. Waar voorheen gewerkt werd met twee dominante spelers zijn er nu vijf tot zes inschrijvers per aanbesteding. Thebigword B.V. is een in Nederland gevestigde onderneming. Net als alle overige deelnemers aan de betreffende aanbesteding voldoet Thebigword B.V. aan alle geschiktheidseisen en heeft het zich gecommitteerd aan alle uitvoeringsvoorwaarden. Ondanks dat de markt zich al heeft verbreed, zal ik de resultaten in de aanbestedingen laten volgen en als daartoe aanleiding is de inkoopstrategie bijstellen zodat een voldoende aantal verschillende opdrachtnemer/intermediairs overheidsopdrachten gegund krijgen.
Ontwikkelingen vanuit monitoring
De leden van de VVD-fractie wijzen erop dat aan de Kamer is toegezegd dat beroepsorganisaties van de tolken en vertalers betrokken worden en blijven bij de stelselherziening en specifiek bij de monitoring van de kwaliteit. Op welke wijze is de Minister voornemens ook de komende periode intensieve contacten te blijven onderhouden met de beroepsorganisaties?
Het gesprek over de monitoring van de stelselherziening is een continu proces, zeker nu nog niet alle aanbestedingen gegund zijn. Daarnaast vind ik het belangrijk om de ervaringen uit de praktijk te horen. Daarom zal het departement voorlopig minimaal 2x per jaar met de vertegenwoordigers van de beroepsorganisaties spreken en de recente gegevens uit de monitoring met hen delen en toelichten. Daarnaast is het departement nog in gesprek met ZZP-Nederland en/of een vertegenwoordiging vanuit de beroepsorganisaties om uitvoering te geven aan de motie Palland c.s. waarin verzocht is de mogelijkheden van (collectief) onderhandelen binnen de kaders van de Mededingingswet en de gedragscode te onderzoeken.
De leden van de VVD-fractie merken op dat de Minister beschrijft dat er een behoefte bestaat aan meer inzicht en transparantie over de tarieven. Hoe wil de Minister dit de komende periode in overleg met de tolken en vertalers vorm gaan geven?
De aanbestedingen worden aangevuld met de voorwaarde dat de intermediair inzicht geeft in de vergoedingen aan de zelfstandig ondernemende tolk/vertaler. Op 30 mei jl. is een overleg met de vertegenwoordigers van de tolken en vertalers geweest waarbij ook de input vanuit de branche is opgehaald. Hieruit is naar voren gekomen dat het belangrijk is om in de tariefsmonitoring op te nemen in hoeverre de vergoeding van de tolk of vertaler zich ontwikkelt ten opzichte van het minimumtarief. Net als met de kwaliteitsmonitoring zal op geaggregeerd niveau inzicht en toelichting hierop worden gegeven aan de vertegenwoordigers van de beroepsgroepen.
Aanvullende acties
De leden van de VVD-fractie lezen dat, ondanks de verhoging van het minimumtarief van € 43,98 naar € 55, met name de gerechtstolken stellen dat zij erop achteruit zullen gaan ten opzichte van de huidige situatie. Dit zou voor een deel zijn gelegen in het feit dat de voorrijkosten sinds 1 juli 2020 in het Btis zijn afgeschaft. Wanneer een zitting minder dan een uur duurt, kan de afschaffing van de voorrijkosten ertoe leiden dat een tolk nu minder krijgt betaald dan voor 1 juli 2020. Hoe kijkt de Minister tegen deze thematiek aan? Deze leden vragen voorts of het klopt dat de voorrijkosten destijds in het Btis zijn opgenomen, omdat er op enig moment geen beschikbare ruimte was voor tariefsverhoging, en zo ja, of de Minister begrijpt dat afschaffing van de voorrijkosten naar het oordeel van de tolken en vertalers niet bijdraagt aan de doelen van de stelselvoorziening.
Op dit moment kan ik nog niets over zeggen of een individuele tolk die nu werkzaamheden voor het OM verricht straks vanuit de aanbesteding minder betaald gaat krijgen. De aanbesteding van het OM is immers nog niet definitief geformuleerd en gepubliceerd. Daardoor is ook nog niet te zeggen welke intermediair welke opdracht gegund krijgt en welke tarieven tolk en intermediairs overeenkomen.
Sinds 2003 ontvangen tolken die werkzaamheden voor het OM verrichten, maximaal tweemaal per dag, voorrijkosten van € 20,23. Destijds was een amendement aangenomen waarmee beoogd werd om een aanvang te maken met een structurele verhoging van de tarieven. In verband met de effecten op lange termijn bleek het amendement op dat moment niet in overeenstemming met de beoogde doelstellingen. Een tariefsverhoging is destijds niet doorgevoerd. Wel was het mogelijk om een maatregel in te stellen door middel van de invoering van de voorrijkosten. De toenmalige Minister heeft hiermee gemeend in de geest van het amendement te handelen.1
De voorrijkosten zijn in het kader van het programma «Tolken in de Toekomst» afgeschaft om juist de marktwerking tot stand te kunnen laten komen. Immers, hoe meer kaders er vanuit de overheid worden meegegeven hoe moeilijker de marktwerking tot stand komt. Het is juist aan de de zelfstandige tolken en de intermediairs om met elkaar in gesprek te treden over tarieven en de overige voorwaarden, waaronder voorrijkosten, bij zowel lange als korte opdrachten. Wel zal er in de aanbesteding van het OM specifieke aandacht besteed worden aan het feit dat tolken die werkzaamheden voor het OM verrichten op dit moment een voorrijtarief ontvangen. Daarbij zal ook aandacht besteed worden aan het feit dat de opdrachten van het OM relatief kort zijn in vergelijking met die van andere opdrachtgevers. Daarnaast moet dit alles bezien worden in het totale werkaanbod dat een intermediair aan een tolk kan aanbieden en niet vanuit het werk dat een specifieke opdrachtgever te bieden zou hebben. Er zijn intermediairs die diensten verlenen aan verschillende afnemers. Een intermediair kan dus ook zorgen voor een goed werkaanbod waarbij bijvoorbeeld zowel voor OM als voor andere partijen gewerkt wordt.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de financiële gevolgen van het verhogen van het minimumtarief lastig te onderscheiden zijn van de financiële gevolgen van de aankomende aanbesteding en dat de verwachte stijging van de kosten binnen de J&V-begroting zal worden opgevangen. Kan de Minister desalniettemin een inschatting geven van de financiële gevolgen van het verhogen van het minimumtarief voor gerechtstolken?
Aangezien het OM op dit moment nog niet werkt via een intermediair en de aanbesteding nog niet is gegund kan de overeengekomen integrale prijs nog niet vastgesteld worden. Voor het OM is gerekend met een stijging van de kosten van circa € 1,5 mln. en voor de Rechtspraak met een stijging van € 0,3 mln.
II Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid over de stand van zaken met betrekking tot de onderhandelingen over de tarieven van tolken en vertalers (Kamerstuk 29 936, nr. 63). De aan het woord zijnde leden zien de tolken en vertalers als een onmisbare schakel in de rechtsstaat en achten een redelijke vergoeding voor de beroepsgroep daarom noodzakelijk. Daarbij achten deze leden het van belang dat de kwaliteit en integriteit van de in te zetten tolken afdoende is, met het oog op de waarborging van het recht op een eerlijk proces. In dat kader hebben deze leden nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie stellen voorop dat het gesprek tussen de beroepsgroep en de regering op basis van wederzijds vertrouwen gevoerd zou moeten worden, ondanks dat dat vanwege de lange historie van het dossier soms lastig is. Derhalve zijn de aan het woord zijnde leden tevreden met de toezegging van de Minister om de cijfers die door de intermediairs worden aangeleverd aan een onafhankelijke audit te laten onderwerpen. Op die manier kan worden gegarandeerd dat alle partijen vertrouwen hebben in de cijfers op basis waarvan de gesprekken worden gevoerd. Kan de Minister toezeggen dat geen onomkeerbare stappen zullen worden genomen tot de cijfers aangeleverd door de intermediairs aan de onafhankelijke audit zijn onderworpen?
Ik onderschrijf het belang dat alle partijen vertrouwen kunnen hebben in de cijfers volledig. Dat is voor mij de aanleiding geweest om een audit te laten uitvoeren. Mochten de uitkomsten van de audit daarvoor aanleiding geven, dan zullen verdere stappen worden genomen voor een betrouwbare monitoring. Er zullen in de tussentijd dan ook geen onomkeerbare stappen gezet worden en wij zullen de maandelijkse input van de monitoring blijven controleren.
De leden van de D66-fractie lezen in de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid (Kamerstuk 29 936, nr. 63) dat uit onderzoek van SEO Economisch Onderzoek is gebleken dat het ophogen van het minimumtarief door de overheid de beste mogelijkheid is om de positie van de tolken te verbeteren en voor hen een betere vergoeding te bewerkstelligen. De aan het woord zijnde leden onderschrijven die conclusie, maar achten het van belang om helderheid te krijgen over de daadwerkelijke effecten van de beoogde ophoging. De Minister is voornemens het minimumtarief voor tolken op te hogen naar € 55 per uur, waar dit op grond van het Btis, zoals gewijzigd in 2020, € 43,89 bedroeg. Omdat het inkomen van tolken voorheen niet alleen bestond uit een uurtarief, maar bijvoorbeeld ook uit voorrijkosten, is niet duidelijk of de tolken er in totaliteit door de ophoging op vooruit gaan. Kan de Minister uiteenzetten vanaf hoeveel gewerkte tijd de tolken er met de verhoging van het tarief op vooruit gaan vergeleken met de situatie voor de stelselwijziging? Kan de Minister het te verwachten effect op het maandinkomen van de tolken schetsen, rekening houdende met het aantal uren dat de tolken per maand kunnen werken? Kan de Minister verklaren vanaf welk maandinkomen zij de vergoeding voor de tolken als redelijk aanmerkt? Kan de Minister in het licht daarvan verklaren of de beoogde ophoging van het minimumtarief afdoende is?
Waar het omslagpunt komt te liggen dat tolken erop vooruitgaan zal afhankelijk zijn van verschillende aspecten voor verschillende soorten tolken, zoals de hoogte van de vergoeding, de duur van de individuele opdracht maar ook aan het totale werkaanbod. Toch wil ik proberen een beeld mee te geven hoe de situatie is voor gerechtstolken. 86% van de tolken die werkzaamheden voor het OM verrichten ontvangt een vergoeding van € 46,29 of minder en ruim 96% ontvangt een vergoeding van € 48,60 of minder. Slechts 3,7% van deze tolken ontvangt reeds een vergoeding van € 54,-. Hierdoor zal het merendeel van de tolken die werkzaamheden voor het OM verrichten er met een minimumtarief van € 55,- per uur in elk geval voor wat betreft de hoogte van de vergoeding er op vooruit gaan. De mate waarin de tolken er op vooruit gaan is een individueel gegeven.
Daarnaast ontvangen tolken die werkzaamheden op locatie voor het OM verrichten, maximaal 2x per dag, op dit moment standaard een voorrijkos-tenvergoeding van € 20,23. Dit wordt straks niet meer standaard vergoed. In de interactie tussen de zelfstandige tolk en de intermediair is het straks de bedoeling dat een prijs met elkaar wordt overeengekomen op basis van kwaliteit en vraag en aanbod. Ik acht het wenselijk dat het korte karakter van vele opdrachten op locatie hier ook een rol in speelt. Het is aan de tolk om in de interactie met de intermediair mee te nemen dat in het verleden een extra compensatie werd ontvangen voor het voorrijden bij korte opdrachten van het OM. In de aanbesteding van het OM zullen de intermediairs hierop gewezen worden. Tegelijkertijd is het de bedoeling dat een intermediair zoveel mogelijk opdrachten kan bundelen, waardoor enerzijds de reisbewegingen teruggebracht kunnen worden, maar anderzijds ook het totale werkaanbod voor een tolk vergroot kan worden. Al deze aspecten dienen meegenomen te kunnen worden in de interactie tussen de intermediair en de tolk.
Het aantal uur dat een tolk kan/wil werken is erg verschillend. Dat is bijvoorbeeld sterk afhankelijk van de taal (betreft het een gangbare taal of een weinig gevraagde taal?), maar ook van de vraag of de tolk alleen maar werkzaamheden voor de rijksoverheid wil en kan verrichten of juist alleen maar voor de commerciële sector, of een combinatie hiervan. Hierdoor is het aantal uur dat een tolk per maand kan werken niet te schetsen en is het ondoenlijk om een bepaald maandinkomen voor zelfstandige ondernemers aan te merken als redelijke vergoeding. Het is aan een zelfstandig ondernemer om te bepalen wat voor hem een redelijke vergoeding is. Wat ik in ieder geval belangrijk vind is dat de tarieven zich gaan ontwikkelen in lijn met de eerdere toezeggingen. Hierbij dient het tarief tot stand te komen op basis van vraag en aanbod en de kwaliteit van de tolk. Ook vind ik het belangrijk dat het vak van tolk aantrekkelijk blijft.
Dit aspect heeft daarom ook meegewogen in mijn overweging om het minimumtarief op te hogen.
Het is niet aan mij om voor een tolk, in diens hoedanigheid als zelfstandig ondernemer, te bepalen of de beoogde ophoging afdoende is. Wel is het belangrijk om meer inzicht te krijgen in de ontwikkeling van het tarief. Daarom is het belangrijk dat alle overheidsdiensten zo snel mogelijk aanbesteed worden, zodat tolken en intermediairs afspraken kunnen over prijs en andere voorwaarden en er een goed beeld gevormd kan worden van de algehele ontwikkeling. Ik heb in ieder geval willen voorkomen dat de scherpe inschrijving op prijs in de aanbestedingen een drukkend effect heeft op de ontwikkeling van de tarieven. Daarom heb ik gekozen voor een solide basis waarboven de prijzen zich verder kunnen ontwikkelen.
De leden van de D66-fractie constateren dat de Minister voornemens is het minimumtarief op te hogen tot € 55 per uur, zonder daarbij een differentiatie te maken voor verschillende talen. De aan het woord zijnde leden concluderen dat de tolkenmarkt gesegmenteerd is en vragen zich af of de Minister zich hier voldoende rekenschap van heeft gegeven? Heeft de Minister rekening gehouden met de verschillen in uitgangspositie van verschillende talen? Heeft de Minister in het bijzonder het belang van het beschikbaar zijn van gerechtstolken voor de Friese taal in ogenschouw genomen?
Acht de Minister een verschil in hoogte van het minimumtarief voor verschillende talen in het licht van het voorgaande passend?
Ik ben mij ervan bewust dat de tolkenmarkt bestaat uit deelmarkten onder andere op basis van taal en/of expertise. Juist daarom is het belangrijk om te zorgen voor een solide basis waarboven de tarieven zich kunnen ontwikkelen. Dat is de reden waarom aan SEO is gevraagd of het wenselijk is om een differentiatie te maken voor bepaalde opdrachtgevers), maar dit werd op meerdere fronten ontraden. Onder meer omdat er geen concurrentiestrijd moet gaan plaatsvinden tussen overheidsdiensten onderling. Het is belangrijk dat voor alle overheidsdiensten tolken beschikbaar zijn. De verschillende uitgangsposities van de verschillende talen die in het verleden zijn ontstaan worden steeds kleiner. Verschillen zouden ingegeven moeten worden door de balans tussen vraag en aanbod. Daarom acht ik het niet verstandig om een differentiatie van het minimumtarief in verschillende talen toe te passen.
Bij het besluit om de minimumtarieven te verhogen is niet specifiek de Friese taal meegenomen, omdat de beschikbaarheid van een tolk in iedere taal van belang is. Ik wil benadrukken dat ik het belangrijk vind dat de Friese taal in de rechtspleging wordt gebruikt en daar wordt ook in voorzien. Bij de rechtbank Noord-Nederland en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden zijn rechters en raadsheren werkzaam die de Friese taal spreken. Bij het arrondissementparket Noord-Nederland en de vestiging van het ressortsparket in Arnhem-Leeuwarden zijn officieren van justitie en advocaten-generaal werkzaam die Fries spreken. Dit maakt het mogelijk dat de persoon, bedoeld in artikel 11 van de Wet gebruik Friese taal, zich ter terechtzitting van de Friese taal kan bedienen. Wanneer dit niet mogelijk is wordt er gebruik gemaakt van een Friese tolk. De inzet van een Friese tolk binnen de rechtspraak is daarmee een uitzonderingssituatie.
De leden van de D66-fractie constateren dat het Btis niet alleen ziet op tolken en vertalers, maar ook op andere beroepsgroepen, zoals geneeskundigen, psychologen of wetenschappers. Voor hun werkzaamheden in het kader van strafzaken krijgen zij een maximumtarief van € 102,88 en € 134,04 per uur uitgekeerd, op grond van artikel 8 Btis. De aan het woord zijnde leden stellen dat er een significant verschil bestaat tussen de minimumuurtarieven voor tolken en de maximumuurtarieven voor de andere beroepsgroepen in de Btis. Deze leden erkennen dat er verschillen bestaan tussen de werkzaamheden van de tolken en de andere beroepsgroepen, maar zij achten die verschillen niet van zodanige aard dat zij een dergelijk groot verschil aan vergoeding kunnen rechtvaardigen. Is de Minister het eens met de stelling dat een dergelijk verschil niet rechtvaardig is? Kan de Minister in het licht daarvan uiteenzetten of beoogde ophoging van het minimumtarief afdoende is?
Thans geldt dat met de aanpassing van het Btis beoogd is een minimumtarief te garanderen voor de tolken waardoor het waarborgen biedt. Bedoeld is een systematiek tot stand te laten komen, waarbij de zelfstandige tolk een tarief tot stand kan laten komen op basis van vraag en aanbod en gevraagde expertise. Daarbij kunnen dus verschillende tarieven tot stand komen, bijvoorbeeld op grond van schaarste van tolken bij bepaalde talen. Daarmee ontstaat ook ruimte om de tarieven te laten bewegen in de richting van de tarieven voor de geneeskundigen (psychiaters), psychologen en wetenschappers. Zoals de leden van de fractie van D66 ook zelf opmerken, zijn de betreffende tarieven voor deze beroepsgroepen aangemerkt als maxima. Het is uiteindelijk aan de tolk als zelfstandige ondernemer om te bepalen wat voor hem een redelijke vergoeding is.
De leden van de D66-fractie lezen in de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid (Kamerstuk 29 963, nr. 63) dat er een misverstand bestaat over het al dan niet betalen van tolken per minuut. De Minister stelt dat dit niet het geval is en dat in alle contracten zou zijn opgenomen dat de in de tolkopdracht overeengekomen tijd voor 100% moet worden vergoed, ook als de opdracht op locatie korter duurt of tot vier uur voor aanvang wordt geannuleerd. De aan het woord zijnde leden hebben signalen uit het werkveld ontvangen waaruit blijkt dat in contracten tussen tolken en intermediairs inderdaad is opgenomen wat de Minister hier stelt, maar dat wanneer een tolkdienst uitloopt de extra tijd in minuten wordt uitbetaald. Op grond van artikel 9 van het Btis blijkt dat de tarieven van bijvoorbeeld geneeskundigen of psychologen in strafzaken worden berekend aan de hand van halve uren. Voor de tolken is op dit artikel een uitzondering gemaakt. Kan de Minister toelichten waarom de wijze van tariefbere-kening voor tolken afwijkt van die voor de andere beroepsgroepen zoals opgenomen in artikel 9? Is de Minister het eens met de stelling dat een dergelijk verschil onwenselijk en onrechtvaardig is?
Ter bevordering van de marktwerking is onder meer artikel 9 niet meer van toepassing op tolken en vertalers. Met het buiten toepassing laten zijn van deze bepaling is geenszins beoogd dat tolken en vertalers in alle gevallen van de bedoelde vergoedingen verstoken blijven. Het is aan de tolken, vertalers en intermediairs om hierover afspraken te maken. Vanwege de gewenste marktwerking acht ik dit verschil wenselijk en te rechtvaardigen.
De leden van de D66-fractie merken op dat in de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid (Kamerstuk 29 963, nr. 63) geen stand van zaken is gegeven over de ontwikkeling inzake de tarieven voor vertalers. De beroepsgroep van de registervertalers geeft aan significant financieel nadeel te ondervinden van het wijzigen van de berekeningsmethodiek naar doeltaaltelling. Liever zouden zij de invoer van een normregelsyste-matiek zien, gedefinieerd als een aantal aanslagen. Kan de Minister toelichten waarom zij heeft gekozen voor doeltaaltelling in plaats van de normregelsystematiek? Kan de Minister uiteenzetten wat de totale kosten voor de overheid zouden zijn bij een overstap naar de normregelsystematiek? Kan de Minister uitleggen of zij de vergoeding voor vertalers zoals die nu wordt berekend redelijk en rechtvaardig acht?
Er is met de stelselherziening gekozen voor een doeltaaltelling omdat dit een reeds beproefde methode bij het aanbesteden van vertaaldiensten betreft die we blijven hanteren en omdat dit aansluit bij wat gebruikelijk is in de markt. Voor de wijzigingen in het Btis werd de doeltaaltelling al met succes in alle aanbestedingen opgenomen. De wereld van vertalers ziet er ook anders uit dan die van de tolken, doordat deze markt en het werk steeds meer digitaliseren. Vertalers werken namelijk veelal op eigen locatie met ondersteunende systemen van gecontracteerde vertaalbureaus, waardoor zij steeds efficiënter zijn gaan werken. De ontwikkeling van de vergoedingen wordt opgenomen in de monitor. Mocht hieruit blijken dat het noodzakelijk is dan kan in de tijd een aanvullend onderzoek op de vertaalmarkt gedaan worden.
III Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
Ter inleiding willen de leden van de SP-fractie informeren naar de stand van zaken met betrekking tot de aanbestedingen. Zijn voor alle overheidsdiensten nu al aanbestedingen uitgeschreven of aanbestedingen gegund? Kan hierbij ook in worden gegaan op de tolk- en vertaaldiensten buiten het domein van justitie en veiligheid?
De meerderheid van de overheidsopdrachten moet nog aanbesteed gaan worden. De aanbestedingen hebben helaas door externe invloeden vertraging opgelopen. Daarin speelt mee dat tijdens de uitwerking van het verhoogde minimumtarief de aanbestedingen zijn stilgelegd in afwachting van de uitkomsten hiervan. Wel wordt geprobeerd de vertraging zo spoedig mogelijk in te lopen. Voor de tolkdienstverlening zijn de volgende contracten gegund en geïmplementeerd: Rechtsbijstand, COA, DTenV en de Politie. De overige aanbestedingen zijn weer opgestart. De verwachting is dat dit jaar alle aanbestedingen voor de tolksdienstverlening op de markt zijn gebracht. Voor de vertaaldienstverlening zijn het OM en Rechtspraak en EZK/LNV afgerond. De overige aanbestedingen worden dit en volgend jaar gegund.
Vanuit het categoriemanagement van Justitie en Veiligheid worden alle overheidsopdrachten op het gebied van tolk- en vertaaldienstverlening Europees aanbesteed. De aanbestedingen van de overheidsdiensten binnen en buiten JenV lopen daardoor door elkaar heen.
Monitoring
In haar brief geeft de Minister aan dat zij aan de hand van monitoring toeziet op de ontwikkelingen op het gebied van kwaliteit. De leden van de SP-fractie vragen of de Minister kan uitleggen wat de stand van zaken van deze monitoring is? In het verleden is namelijk gebleken dat eerdere data om de monitoring van start te laten gaan niet zijn gehaald. Waarom spreekt de Minister alleen van monitoring op de kwaliteit, waarbij er alleen naar de «kwaliteit» van de dienstverlening van de bemiddelaars wordt gekeken? De Kamer had de opdracht gegeven om ook andere aspecten in de gaten te houden, zoals de aanbestedingen en de ontwikkeling van tarieven en de verplichting voor bemiddelaars om C1-tolken en registervertalers in te zetten. Hoe staat het daarmee?
De monitoring is een continu proces met steeds veranderende uitkomsten. Er wordt veel informatie gevraagd aan de intermediairs waarmee de effecten van de stelselherziening zichtbaar worden en waarmee indien nodig bijgestuurd kan worden. Hoe meer informatie er uit meerdere contracten verzameld is hoe beter een beeld gevormd kan worden van de effecten van de stelselherziening. In de brief aan de Tweede Kamer ga ik in op de meest recente resultaten. Daarnaast worden er regelmatig overleggen ingepland met de beroepsvertegenwoordigers. Er wordt gestreefd naar 2 besprekingen op jaarbasis, maar dit jaar zullen het er vermoedelijk 3 zijn. Op 30 mei heeft het departement wederom met de vertegenwoordigers gesproken om de cijfers uit de monitoring te vergelijken met de signalen uit het veld.
De veronderstelling dat bij de kwaliteitsmonitoring alleen naar de kwaliteit van de intermediair gekeken zou worden is onjuist. De inzet van C1-tolken voor afnameplichtige organisaties en de inzet van het gevraagde taalniveau voor overige organisaties vormen primair de basis van de kwaliteitsmonitoring. Onderdelen van de kwaliteitsmonitoring zijn:
-
-Levernauwkeurigheid: wordt er een registertolk geleverd van het gevraagde niveau;
-
-Leverzekerheid: wordt de bestelde tolk- of vertaalopdracht geleverd;
-
-Reiskilometers: worden deze gereduceerd?
Naast bovengenoemde elementen dient de intermediair bij afwijking van de opdracht ook aan te geven waarom er wordt afgeweken. Daarnaast is er aandacht voor het annuleergedrag van de overheidsdienst en worden klachten over tolken en vertalers gemonitord. Alle genoemde onderdelen uit de vraag van de fractie van de SP zijn opgenomen in de monitoring. Daarmee is de monitoring een veelomvattend geheel.
We zien een positieve ontwikkeling in het aantal marktpartijen. Zo waren er voorheen twee dominante marktpartijen en zijn er nu al zes verschillende inschrijvers op de aanbestedingen. Dit is een ontwikkeling die de positie van de zelfstandig ondernemende tolk/ vertaler ten goede komt in de onderhandelingen boven het minimumtarief.
De leden van de SP-fractie vragen of de monitoring met de Kamer kan worden gedeeld. De signalen die de Minister, bemiddelaars, tolken en vertalers en de eindgebruikers ontvangen lijken uiteen te lopen. Kan de Minister toezeggen dat de monitoring bijvoorbeeld halfjaarlijks met de Kamer wordt gedeeld zodat de Kamer ook inzicht krijgt in het aantal keren dat C1-tolken of registervertalers worden ingezet, het aantal keren dat hun B2-collega's worden ingezet of zelfs tolken van de noodlijst of niet-registervertalers, de soorten diensten die worden verleend, het aantal uren, de beschikbaarheid van C1-tolken en registervertalers, de redenen die bemiddelaars aandragen om geen C1-tolken en registervertalers in te zetten en de ontwikkeling van de diverse tarieven die zogenaamd door de markt tot stand zouden moeten komen?
De monitoring is een complex geheel van verschillende parameters. Het delen van deze contractvertrouwelijke informatie zonder toelichting op de parameters is niet aan te raden, omdat de gegevens verkeerd geïnterpreteerd kunnen worden. Wel kan er aan de Tweede Kamer inzicht in de monitoring gegeven worden door middel van een technische briefing. Ik kan toezeggen dat er 2x per jaar op geaggregeerd niveau informatie gedeeld wordt over de levernauwkeurigheid en de inzet van C1-tolken in relatie tot B2-tolken en noodlijsttolken, zoals is toegezegd met de motie van het lid Groothuizen c.s.2 De reden van afwijking van het C1-niveau en hoe vaak dit gebeurt kan hierbij ook gedeeld worden. De ontwikkeling van de tarieven zal eveneens op geaggregeerd niveau gemonitord gaan worden in de nu nog aan te besteden contracten.
Met de beroepsvertegenwoordigers is onlangs besproken dat het belangrijk is om te kunnen zien of en hoe de vergoeding zich ontwikkelt ten opzichte van het minimumtarief. Dit zal in de tariefsmonitoring opgenomen worden. Wanneer hiervan gegevens ontvangen zijn zal dit gedeeld worden samen met de kwaliteitsmonitoring.
De leden van de SP-fractie merken op dat de Minister in haar brief onderschrijft dat de signalen vanuit de bemiddelaars en de beroepsgroep niet met elkaar overeenkomen. Zij schrijft daarom auditmiddelen in te gaan zetten. Kan zij dit toelichten?
Het beeld dat de monitor laat zien over de inzet van tolken, bijvoorbeeld dat er meer C-1 tolken worden ingezet, wordt niet herkend door de beroepsvertegenwoordiging. Het is van belang dat deze cijfers kloppen en dat daar geen discussie over bestaat. Daarom is gezocht naar een manier om dat te adresseren. Een extern bureau zal een onafhankelijke audit uitvoeren op de door de intermediairs verstrekte gegevens voor de monitoring. Daaruit moet blijken of deze cijfers een goed beeld laten zien van de praktijk. Hoewel ik geen reden zie om te twijfelen aan de door de intermediairs verstrekte gegevens, vind ik het wel belangrijk dat het gesprek gevoerd wordt over de feiten. Wanneer er twijfels zijn of de gegevens al dan niet kloppen is het niet mogelijk om het juiste inhoudelijke gesprek met de beroepsvertegenwoordigers te voeren.
De leden van de SP-fractie zijn in het bijzonder benieuwd naar de ontwikkeling van de beschikbare C1-tolken en registervertalers. De belofte van de marktwerking zou zijn dat er meer beschikbare C1-tolken en registervertalers zouden komen. Is er al iets te zeggen over deze ontwikkeling?
Er zijn inmiddels 8.148 verschillende inschrijvingen op verschillende taalcombinaties. Dat is een toename van 1.365 inschrijvingen sinds mei 2020. Hiervan zijn er, waar het de tolken betreft, 2.904 taalcombinaties op C1-niveau en 815 taalcombinaties op B2-niveau. Er zijn nog 8 inschrijvingen op de Uitwijklijst. Daarnaast zijn er bij de vertalers 4.429 taalcombinaties ingeschreven. Deze taalcombinaties worden gerealiseerd door 2.941 personen. Dat is een toename van 315 personen. Dat een tolk of vertaler ingeschreven staat in het register wil nog niet zeggen dat deze ook altijd beschikbaar is voor een specifieke opdracht. Daarom wordt de behoefte naar en het aanbod van de talen gemonitord waarmee er waar nodig gerichte interventies kunnen worden ingezet om het aanbod te vergroten. Een voorbeeld van zo'n interventie is het laten ontwikkelen van toetsen.
De leden van de SP-fractie zijn tevens geïnteresseerd in het onderwijs dat intermediairs aan mogen bieden aan B2-tolken. Via de intermediairs kunnen tolken en vertalers tegenwoordig worden opgeleid. Hoe wordt hier op toegezien? Hoe wordt gewaarborgd dat de toetsen en de Permanente Educatie-cursussen van voldoende kwaliteit zijn, zodat C1 ook echt C1 is en niet alsnog B2?
Een intermediair mag in het kader van bijscholing cursussen en opleidingen aan tolken en vertalers aanbieden. Een tolk of vertaler kan daar PE-punten voor registreren, mits de cursus voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het Beleid permanente educatie Wbtv. Een aanbieder kan om erkenning verzoeken en dient daartoe een verzoek bij Bureau Wbtv in te dienen en een kwaliteitsplan te overleggen waaruit blijkt dat aan de voorwaarden wordt voldaan. Om de kwaliteit te waarborgen van door de erkende aanbieders aangeboden scholingsactiviteiten worden er (periodiek) audits gehouden. Vanuit de beheerder van het Rbtv wordt alleen een aanbieder die in het kader van het Beleid permanente educatie Wbtv door de Minister is erkend onderworpen aan een audit. Daarnaast vindt onderzoek plaats bij erkende aanbieders indien er aanleiding toe bestaat, bijvoorbeeld vanuit meldingen en klachten.
Een door een intermediair aangeboden opleiding of cursus kan niet zonder meer leiden tot inschrijving in het Rbtv. Alleen een opleiding waarvan objectief kan worden vastgesteld dat het om een tolkopleiding op minimaal bachelor niveau gaat waarmee tenminste een bachelorgraad wordt verkregen kan leiden tot inschrijving in het Rbtv op C1-niveau.
Een toets waarmee beoogd wordt een inschrijving of een specialisatie te verkrijgen dient aan de vastgestelde toetskaders te voldoen. De aanbieder van de toets dient een kwaliteitsplan te overleggen bij het verzoek tot erkenning van de toets. Daarin dient de aanbieder een uiteenzetting en onderbouwing te geven van onder meer de normering, het toetsmateriaal en de wijze van kwaliteitsborging van de toets. Het betreffende toetskader is op basis van een advies van het Kwaliteitsinstituut en andere (toets)des-kundigen uit het werkveld tot stand gekomen. Alleen indien voldaan wordt aan het toepasselijk toetskader zal erkenning plaatsvinden. Vervolgens zal na erkenning een audit plaatsvinden om te beoordelen of de kwaliteit van de toets voldoet.
Een aanbieder van bijscholingsactiviteiten kan een erkenning verkrijgen, indien hij met stukken kan onderbouwen dat de activiteiten die hij wil aanbieden relevant zijn en de deskundigheid van de tolken en vertalers bevorderen. Daarnaast moet hij aan andere vastgestelde eisen voldoen.
Datzelfde geldt voor een intermediair die cursussen aanbiedt. Een tolk of vertaler kan daar PE-punten voor registreren, mits de cursus voldoet aan de eisen die de Minister heeft gesteld in het Beleid permanente educatie Wbtv.
Tolken en vertalers zijn vrij om (scholings)activiteiten te volgen bij wie of waar zij dat wensen. Echter om voor deze activiteiten PE-punten te kunnen registreren moeten deze activiteiten aan eisen voldoen. Een van deze eisen is bijvoorbeeld dat de aanbieder van een bijscholingsactiviteit erkend is. Daarmee wordt geborgd dat de activiteiten die worden aangeboden relevant zijn voor de deskundigheid van de tolken en vertalers. Als niet aan de gestelde eisen wordt voldaan, kunnen de geregistreerde PE-punten niet meetellen voor het aantal punten dat verplicht door tolken en vertalers tijdens de periode van inschrijving behaald moet worden om voor een verlenging in aanmerking te komen. In geval van een niet-erkende aanbieder, kunnen de PE-punten toch geregistreerd worden als de activiteit in kwestie aan specifieke eisen voldoet. De tolk of vertaler dient voordat hij een scholingsactiviteit bij een niet erkende aanbieder gaat volgen zich ervan te vergewissen dat hij de vereiste informatie kan verkrijgen van de aanbieder.
Minimumuurtarief
De leden van de SP-fractie vragen hoe de Minister tegemoet meent te komen aan de tarieven van de vertalers en het verzoek vanuit de Orde van Registertolken en -vertalers tot invoering van de normregel en afschaffing van het volgens de Orde oneerlijke systeem van vergoeding van vertalingen op basis van doeltaaltelling? Met het verhogen van het minimumuurtarief van de tolken lijken de vertalers overgeslagen te worden. Kan de Minister deze keuze toelichten? Heeft de Minister toevallig de vertalers per abuis overgeslagen en is de Minister alsnog bereid om hen tegemoet te komen?
Zoals reeds in de beantwoording van de vragen van de D66 fractie is aangegeven, is het invoeren van een normregel in plaats van de doeltaaltelling juist een besluit dat is genomen om tegemoet te komen aan de staande praktijk van het aanbesteden van vertaaldiensten door de rijksoverheid. Ik op dit moment geen noodzaak om af te wijken van deze staande praktijk en tegemoet te komen aan het verzoek van de Orde van registertolken en -vertalers. De wereld van vertalers ziet er anders uit, doordat deze markt steeds meer digitaliseert en daarmee niet te vergelijken is met de tolkmarkt. Vertalers werken veelal met ondersteunende systemen van gecontracteerde vertaalbureaus, waardoor zij steeds efficiënter zijn gaan werken. De ontwikkeling van de vergoedingen wordt opgenomen in de monitoring. Mocht hieruit blijken dat het noodzakelijk is dan kan een aanvullend onderzoek op de vertaalmarkt doorgevoerd worden.
De leden van de SP-fractie zijn daarnaast benieuwd of de Minister de keuze van het minimumuurtarief van € 55 nader kan toelichten. De Minister schrijft in haar brief dat indexatie uit zou komen op € 55,23 per uur en niet € 55. Daarnaast wordt in het meegezonden rapport van SEO uitgegaan van € 55 als rekenvoorbeeld. De keuze voor het bedrag wordt niet verder toegelicht en lijkt uit de lucht gegrepen. Waarom kiest de Minister dan voor € 55? Welke redenen heeft de Minister om de eis van de Orde van Registertolken en -vertalers van een minimumuurtarief è € 85 niet in te willigen?
De hoogte van € 55,- is tot stand gekomen door een combinatie van verschillende factoren. De voornaamste reden is dat dit bedrag aansluit bij de scenario-uitwerking van SEO en het effect dat dit veroorzaakt. Volgens de scenario-uitwerking biedt dit bedrag een goede basis voor een solide positie van de zelfstandig ondernemende tolk. SEO is op dit bedrag gekomen naar aanleiding van de eerste, voorzichtige inzichten, die vanuit de reeds gegunde contracten naar voren zijn gekomen en eerder met uw Kamer zijn gedeeld.3 Hieruit bleek dat in deze contracten gemiddeld tussen de € 50,- en € 54,- betaald werd. SEO is bij de uitwerking van het scenario net boven het gemiddelde gaan zitten, waardoor het bedrag van € 55,- als uitgangspunt is genomen. Daarnaast krijgen verschillende tolken vanuit het verleden verschillende tarieven betaald. Deze bedragen liggen tussen € 43,89 en € 54,-.
Met de verhoging naar minimaal € 55,- gaan in ieder geval alle tolken die volgens het huidige Btis vergoed worden er op vooruit. Het is aan de individuele tolk om vervolgens in de onderhandeling met de intermediair het daadwerkelijke tarief overeen te komen. Ik heb het belangrijk gevonden om het minimumtarief te verhogen om op deze manier in ieder geval een solide basis voor de tolken te faciliteren. Dit wel op een manier waarbij de uitgangspunten van de stelselherziening, waaronder het beter waarborgen van de positie van de zelfstandig ondernemer, tot hun recht kunnen komen. Daarnaast sluit dit bedrag ook aan bij het tarief van € 55,23, wat het tarief zou zijn wanneer het voormalige tarief uit het Btis wel geïndexeerd zou zijn.
Met een verhoging van het tolktarief naar € 85,- en het hanteren van dit bedrag als vast tarief zou de volledige stelselherziening worden onder-mijnd. Met een dergelijke hoog tarief zullen de onderhandeling over tarieven en voorwaarden niet tot stand kunnen komen, omdat een dergelijk tarief daarmee tegelijk een minimum en maximum is. In lijn met de eerdere scenario-uitwerkingen van SEO is niet gekozen voor een dergelijk hoog minimumbedrag, maar juist voor een systematiek waarbij op basis van vraag en aanbod individuele tarieven tot stand kunnen komen boven hert gestelde minimumtarief. Eerdere moties over een vast tolktarief van € 85,- zijn daarom ontraden en niet aangenomen door een meerderheid van de Tweede Kamer.
De leden van de SP-fractie merken op dat in de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid (Kamerstuk 29 936, nr. 63) wordt beweerd dat met het verhogen van het minimumtarief de positie van tolk en intermediair meer in balans zal komen. Kan dit worden toegelicht? De Minister heeft immers toegezegd om in overleg met de intermediairs aanvullende afspraken te maken zodat de intermediairs een hogere kostprijs kunnen vragen om zo hun winstmarge te behouden? De relatie van tolk en intermediair blijft daardoor toch in balans?
In de huidige praktijk met een minimumtarief van € 43,89 is er mogelijk sprake van een afhankelijkheid van tolken richting individuele intermediairs. SEO noemt dit een mogelijke onbalans. In het overzicht heeft SEO de economische effecten uitgewerkt op verschillende onderdelen. Hieruit volgt dat bij het hanteren van een minimumtarief van € 55,- de effecten over het algemeen stijgend/positief of neutraal zijn. Voor de intermediair worden deze effecten als neutraal of negatief bezien. In de aanbestedingen zal daarom ruimte gecreëerd worden zodat intermediairs hogere prijzen kunnen gaan rekenen. Hiermee stijgen de kosten voor de rijksoverheid. In het geheel zal daarmee meer balans komen in de onderlinge posities.
De leden van de SP-fractie willen voorts nog twee zaken aanstippen met betrekking tot de tarieven. De tarieven voor de registertolken en -vertalers volgen uit het Btis. Het Btis ziet toe op de vergoedingen van getuigendeskundigen. Het gaat daarin niet alleen om de tolken en vertalers, maar ook om psychologen. In het verleden is echter besloten om de indexering van de tarieven van psychologen deze los te koppelen van de vergoedingen van tolken en vertalers. Waarom is deze keuze gemaakt? Hoe rechtvaardigt de Minister dit onderscheid? Waarom zijn de tolken en vertalers tot gedegradeerde getuige-deskundigen gemaakt? Hoe rechtvaardigt de Minister een verschil in tarief van € 102,88 tegenover € 43,89? Daarnaast zijn de leden van de SP-fractie benieuwd naar de bevroren vergoeding van de tolken en vertalers. Hoe rechtvaardigt de Minister het bevriezen van die vergoedingen?
Bij gelegenheid van een wijziging van het Besluit tarieven in strafzaken in 2012 is met de Vereniging van Pro Justitia Rapporteurs, die opkomt voor de belangen van de rapporteurs, de afspraak gemaakt dat de uurtarieven voor de geneeskundigen (psychiaters) en de psychologen de loonontwikkeling van de ambtenaren zullen volgen.4
Sinds 2004 is het de doelstelling van de opeenvolgende kabinetten geweest om bij de inzet van tolken en vertalers de markt meer in te schakelen en de totstandkoming van concurrentie te stimuleren. Vaste tarieven vormen vanuit mededingingsoptiek een vorm van concurrentie-beperking en werken daarmee marktverstorend in die sectoren waar via openbare aanbesteding in de tolk- en vertaalbehoefte wordt voorzien. Ook een verhoging van de vaste tarieven verhoudt zich in beginsel niet goed met het streven naar marktwerking. Om onder het nieuwe stelsel een door sommigen gevreesde neerwaartse prijsspiraal te voorkomen is er uiteindelijk toch voor gekozen het voorheen vaste tarief in het Btis om te zetten in een gegarandeerd minimumtarief.
Het Btis bevat tarieven voor verschillende deelnemers aan een strafzaak. Zoals reeds aangegeven bij de beantwoording op de vragen van de fractie van D66 is er vanuit het verleden een verschil in de vergoeding voor geneeskundigen, psychologen, wetenschappers en tolken ontstaan. Met de stelselherziening is niet bedoeld dit verschil aan te pakken. Wel is bedoeld een systematiek te bewerkstelligen waarbij de zelfstandige tolk of vertaler een tarief tot stand kan laten komen op basis van vraag en aanbod en gevraagde expertise.
De leden van de SP-fractie vragen hoe de Minister het kan uitleggen dat er tarieven uit 1981 en 1963 worden betaald? Is het überhaupt wettelijk toegestaan om een beroepsgroep zo lang te onthouden van een reëel inkomen? In navolging op het bovenstaande lijkt ook de uitbetaling per uur of per minuut een onderscheid te zijn dat wordt gemaakt onder de getuige-deskundigen. Psychologen krijgen per half uur betaald, terwijl de tolken en vertalers per minuut worden betaald (met een minimum van een half uur). Waarom gelden al deze uitzonderingen voor tolken en vertalers? Zijn er nog meer terreinen waarin er een onderscheid wordt gemaakt tussen de psychologen aan de ene kant en tolken en vertalers aan de andere kant?
Het is niet juist dat de tarieven voor tolken uit 1981 dateren. Het standaardtarief voor tolken is in 2003 verhoogd en geïndexeerd met de invoering van het Btis.5 Er is geen wettelijke verplichting voor indexatie van een tarief, maar ik deel de opvatting dat er sprake moet zijn van een redelijke vergoeding. Daarom zet ik in op de verhoging van het minimum.
Wel is met de stelselwijziging voorzien in een stelsel waarmee de hoeveelheid werk die iemand kan verrichten, de vergoeding die daar tegenover staat en de overige condities individueel overeengekomen kunnen worden.
Met de situatie van voor de stelselherziening worden de opdrachten van tolken alleen bij het OM/ Rechtspraak afgerond op hele en halve uren. Bij de overige overheidsdiensten is dit niet van toepassing. Om uniformiteit te bewerkstelligen bij de gehele rijksoverheid is ervoor gekozen om de in de opdracht overeengekomen duur te vergoeden. Dit is de tijd waar een tolk rekening mee heeft moeten houden. Een eventuele uitloop daarboven wordt wel per minuut betaald. Daarom is het belangrijk dat opdrachtgevers bij de opdrachtverstrekking een reële inschatting van de duur van de opdracht maken. Daarbij heb ik onlangs wel aangekondigd dat de minimale duur van een opdracht een half uur betreft. Dit om te voorkomen dat tolken vele verschillende opdrachten van korter dan een half uur krijgen vanuit de overheidsdiensten.
Zoals toegelicht in de nota van toelichting bij het Besluit van 24 juni 2020 tot wijzing van het Besluit tarieven in strafzaken 2003, het Besluit beëdigde tolken en vertalers en het Besluit proceskosten bestuursrecht in verband met het instellen van minimumtarieven en het borgen van de kwaliteit en integriteit van beëdigde tolken en vertalers, zijn ter bevordering van de gewenste marktwerking de vergoedingen wegens tijdverzuim (artikel 8 Btis), de verhoogde vergoedingen wegens het verrichten van werkzaamheden in de avond/nacht, in het weekend en op feestdagen (artikel 7 Btis), de afronding op hele en halve uren bij de vaststelling van de uurvergoeding (artikel 9 Btis) en het voorrijtarief (het oude artikel 4, vierde lid, Btis) niet langer van toepassing op de tolken en vertalers. Met het buiten toepassing laten zijn van deze bepalingen is geenszins beoogd dat tolken en vertalers in alle gevallen van dergelijke vergoedingen verstoken blijven. Het is aan de tolken om hierover afspraken te maken met de intermediairs.
Feitelijke achteruitgang tolken
De Minister benadrukt in haar brief dat er geen sprake is van uitbetaling per minuut, waardoor de feitelijke vergoeding van tolken niet verslechtert. De leden van de SP-fractie zijn hier niet van overtuigd. Het verschil zit hem in het overschrijden van de ingeplande opdracht. Tolken krijgen de opdracht volledig uitgekeerd. Ook wanneer de feitelijke opdracht korter duurt dan gepland. Maar zodra een opdracht uitloopt wordt er wel per minuut uitgekeerd. Is de Minister het eens met de stelling dat dit een prikkel is om in te plannen opdrachten zo klein mogelijk te maken? Hierna volgt een rekenvoorbeeld. Wanneer een opdracht naar verwachting drie uur duurt kan de intermediair twee uur of drie uur inplannen. Mocht de opdracht daadwerkelijk drie uur duren krijgt de tolk in beide scenario's hetzelfde bedrag uitgekeerd. De beide scenario's pakken ook hetzelfde uit wanneer de feitelijke opdracht drie uur en vijftien minuten duurt. Maar zodra de opdracht vijftien minuten korter uitvalt ontstaat er een voordeel voor de intermediair wanneer deze twee uur had ingepland. Deze moet dan twee uur en 45 minuten aan de tolk uitkeren. Terwijl een intermediair die drie uur zou hebben ingepland drie uur had moeten uitbetalen. Is de Minister het daarom eens met de stelling dat dit een verkeerde prikkel is voor intermediairs? Waarom kiest de Minister er niet voor, nu de Minister toch opnieuw met de intermediairs om de tafel gaat, om de tolken alsnog per begonnen uur te gaan vergoeden?
Het is aan de opdrachtgevende organisatie, de overheidsdienst, en niet aan de intermediair om een goede opdracht te formuleren en te verstrekken aan de intermediair. De omvang van de opdracht is daar een belangrijk onderdeel van, maar niemand is erbij gebaat om de opdrachten zo klein mogelijk te maken. De stelling dat het betalen per minuut van voorkomende overschrijdingen een prikkel voor intermediairs is om de opdrachten zo klein mogelijk te maken kan ik dan ook niet onderschrijven. Wanneer de feitelijke opdracht korter duurt dan wordt alsnog de overeengekomen tijd vergoed. Loopt de opdracht uit dan wordt de uitgelopen tijd per minuut uitbetaald. In de financiële administratie van de rijksoverheid is bepaald dat de overheid betaalt voor de diensten/ goederen die geleverd worden. Gezien de vele korte opdrachten op locatie van in het bijzonder het OM acht ik het redelijk dat de rijksoverheid voor korte opdrachten die op locatie uitgevoerd worden in ieder geval een half uur vergoedt. De zelfstandige tolk kan vervolgens in de onderhandeling met de intermediair meenemen dat het uurtarief hoger zou moeten zijn vanwege de korte omvang van de opdracht.
De leden van de SP-fractie wensen wijzen erop dat zij al veel signalen van registertolken ontvangen over één van de intermediairs. De tolken verdenken de intermediair ervan alleen korte telefonische diensten in te willen plannen. Wanneer de overheid deze intermediair zou benaderen om lange telefonische diensten zou de intermediair deze verzoeken afwijzen. Het is deze leden zelfs ter ore gekomen dat opdrachtgevers rechtstreeks C1-tolken benaderen voor lange telefonische opdrachten. In één geval is een tolk daartoe bereid gevonden en is door de opdrachtgever aan de intermediair gevraagd om die betreffende tolk via de intermediair in te schakelen. In antwoord kreeg de opdrachtgever van de intermediair te horen dat er geen tolk beschikbaar zou zijn. Herkent de Minister deze signalen? Zo ja, wat gaat de Minister hieraan doen? Zo nee, is de Minister bereid om in gesprekken met de intermediairs hierover te spreken?
Ik herken deze signalen niet, maar ik acht het in ieders belang om hier uitsluitsel te kunnen gaan geven. Daarom zal ik deze signalen laten verifiëren bij de intermediairs.
Daarnaast zijn de leden van de SP-fractie ervan overtuigd dat de Minister in haar brief een belangrijke component vergeet. Namelijk de afschaffing van de voorrijkosten van € 20,23. In het stelsel zoals dat gold vóór de aanbestedingen konden gerechtstolken rekenen op voorrijkosten. Omdat met name gerechtstolken veelal korte tolkdiensten aangeboden krijgen, zorgden de voorrijkosten voor een minimumvergoeding per opdracht van € 42,18. Deze minimumvergoeding zal na invoering van de verhoging van het uurtarief en afschaffing van de voorrijkosten nog maar € 27,50 zijn. Is de Minister het eens met de stelling dat het wegvallen van de voorrijkosten ervoor zorgt dat gerechtstolken in absolute zin langer moeten tolken om eenzelfde bedrag te verdienen en bij opdrachten tot een halfuur minimaal 35% minder gaan verdienen dan voorheen?
Zoals ik reeds in antwoord op de vragen van de VVD-fractie heb aangegeven ben ik van mening dat er op dit moment nog niets gezegd kan worden over de feitelijke vergoeding aan tolken voor werkzaamheden bij het OM.
Aansluitend op de discussie over voorrijkosten informeren de leden van de SP-fractie ook naar de reiskostenvergoeding. Nog altijd reizen tolken naar de andere kant van het land om daar hun diensten te verrichten. Hoe verder zij reizen, hoe aantrekkelijker de reiskostenvergoeding is. Dit zorgt ervoor dat de tolk in de buurt juist thuisblijft, waardoor de kosten voor de overheid juist hoger worden. Deze praktijk is dan ook onwenselijk. Wat gaat de Minister hiertegen doen? Is de Minister het eens met de stelling dat als de tolken fatsoenlijke tarieven krijgen de tolken weer lokale opdrachten aan gaan nemen?
Via de monitoring wordt iedere kilometer die is gereisd en in rekening is gebracht inzichtelijk. Door dit inzicht kan bezien worden hoeveel kilometer gereisd wordt voor diensten op locatie. Het reduceren van het totaalaantal kilometers is in iedere tolkovereenkomst, met diensten op locatie, één van de standaard prestatie indicatoren en is daarmee onderdeel van het gesprek met de intermediairs. Het verband tussen de hoogte van de vergoeding en de afstand waarop deze uitgevoerd wordt kan ik niet delen. Wanneer het betekent dat tolken voor diensten in de buurt meer zouden vragen dan voor diensten op grote afstand, zou dat mogelijk ingegeven zijn om via de reiskosten het inkomen van de tolken te verhogen. Dat lijkt me een onwenselijke situatie. Wanneer tolken de reisafstand gebruiken om een hogere vergoeding te bedingen, is dat het onderhandelingsspel dat tussen beide partijen gevoerd dient te worden.
De leden van de SP-fractie constateren tevens dat er in het oude Btis verschillende uurtarieven waren. Het hoogste uurtarief bedroeg € 54. Tolken die voorheen op basis van de hoogste tariefgroep uitbetaald kregen, gaan er nu dus in het uurtarief € 1 bruto per uur op vooruit. Het laagste uurtarief gold voor Duits, Frans en Engels. De voormalige vier tariefgroepen zijn gereduceerd naar één tariefgroep, namelijk naar het laagste tarief van € 43,89, dat nu voor alle talen zou worden verhoogd naar € 55. Erkent de Minister dat er tot aan de verhoging voor diverse talen wel degelijk sprake was van een feitelijke achteruitgang van de tarieven?
Tolken die op grond van de eerdere tariefsbepalingen uit het Btis een hogere vergoeding ontvingen, krijgen deze hogere vergoeding op dit moment nog steeds uitbetaald van het Openbaar Ministerie. Zoals reeds uiteengezet in de beantwoording van de vragen van D66 ontvangt een klein percentage, namelijk 3,7%, van de tolken die werkzaamheden voor het OM verrichten, de hogere vergoeding van € 54. Daarnaast stelt de SP-fractie dat deze groep er bruto € 1 op vooruit gaat, maar dat is afgezet tegen het minimumtarief van € 55. Er kunnen in de praktijk hogere prijzen overeengekomen worden in de interactie tussen de tolk en de intermediair. Ik meende dat tarieven boven het eerdere minimumtarief zich voldoende zouden kunnen ontwikkelen, ik erken in mijn brief van 13 april dat de ontwikkeling van de tarieven naar mijn mening te weinig voortvarend heeft kunnen verlopen.
De leden van de SP-fractie hebben nog enkele voorbeelden voorgelegd waaruit de feitelijke achteruitgang blijkt. Deze leden vragen om een reactie op de berekeningen uit de tabel waaruit blijkt dat de tolken er pas bij diensten vanaf twee uur niet op achteruit gaan ten opzichte van het oude stelsel.
In de tabel worden situaties van alleen het OM (met vaste vergoedingen en voorrijkosten) vergeleken met de nieuwe rijksbrede situatie met het verhoogde minimumtarief en de vaste tarieven van 85,- euro zoals door de Orde voorgesteld. Daarmee worden verschillende situaties door elkaar gebruikt en kunnen deze situaties niet op deze wijze vergeleken worden. Daarmee is de tabel niet gelijk aan de feitelijke situatie van de overheidsdienstverlening onder de nieuwe systematiek. Daarbij wil ik nogmaals opmerken dat het bedrag in het nieuwe Btis een minimumtarief is en dat daarboven onderhandeld kan worden met de intermediair. Hiermee is het geen vergelijk met de situaties van alle tolken die werkzaamheden verrichten in contracten die reeds zijn aanbesteed. Ook zijn de tarieven volgens het oude Btis afhankelijk van de te tolken taal en de periode dat men tolkt voor de rijksoverheid. Hiermee kan het tarief € 43,89 tot € 54,-per uur excl. voorrijkosten en reiskosten zijn.
Zoals reeds is aangegeven is de aanbesteding van het OM nog niet gepubliceerd, maar is bekend dat het bij het OM veelal om opdrachten voor een korter tijdsbestek gaat en dat er tot op heden voorrijkosten zijn betaald voor deze opdrachten. Partijen die overwegen in te schrijven op de aanbesteding zullen hier op gewezen worden, maar de tolken dienen dit ook zelf mee te nemen in de onderhandeling met de intermediairs(s) die dit perceel gegund krijgen. Wat het daadwerkelijk uit te betalen tarief wordt kan pas na implementatie van dit contract gezegd worden.
De uitbetaling van een zeer hoog tarief zoals gewenst door de Orde van Registertolken en -vertalers is het tegenovergestelde van wat wij voor ogen hebben met de stelselherziening. Daarom zijn eerdere moties hierover ontraden en daarnaast ook niet aangenomen door de Kamer.
Kwaliteitsondermijning
Het waarborgen van de kwaliteit van de tolk- en vertaaldiensten is en blijft de belangrijkste inzet van de leden van de SP-fractie. Toch hebben deze leden hierover ook diverse vragen. Zo lazen deze leden in het SEO-onderzoek dat het gunnen van aanbestedingen aan inschrijvingen geschiedt op basis van de beste prijs-kwaliteitsverhouding. Tegelijk geldt er de eis van minimumkwaliteit die is vastgesteld op de Europese norm van C1. Kan de Minister toelichten hoe de intermediairs moeten concurreren op de kwaliteit, terwijl ze allemaal verplicht zijn om C1-tolken en registervertalers aan te bieden?
Binnen de aanbesteding zijn er verschillende onderdelen. Voor sommige kwaliteitsonderdelen, zoals de inzet van C1-tolken bij afnameplichtige organisaties, stelt de overheid hoge en niet te compenseren voorwaarden. Daarnaast zijn er gunningscriteria opgenomen ten aanzien van kwaliteit en prijs waarmee inschrijvers zich kunnen onderscheiden. Deze kwaliteitscriteria zijn specifiek uitgewerkt voor de overheidsdienst van de betreffende aanbesteding en worden beoordeeld volgens een vaste werkwijze. De gunning van elke aanbesteding is voor minimaal 60% op de kwaliteitsvoorwaarden gebaseerd.
Daarnaast ontvangen de leden van de SP-fractie nog steeds ernstig zorgwekkende signalen over het toepassen van de uitzonderingsclausule. De Minister herhaalt in haar brief dat intermediairs ongekwalificeerd personeel mogen inzetten wanneer er op een gevraagd moment geen C1-tolk of registervertaler beschikbaar is. Kan de Minister toelichten hoe intermediairs moeten vaststellen of er C1-tolken of registervertalers beschikbaar zijn? De genoemde leden krijgen namelijk te horen van tolken dat zij telefoonoproepen ontvangen van intermediairs die na een seconde worden onderbroken. Er heeft dan geen gesprek plaatsgevonden. Tolken vrezen dat intermediairs hiermee aan willen tonen dat zij contact hebben gezocht met C1-tolken, maar dat intermediairs vervolgens alsnog over kunnen gaan op ongekwalificeerde tolken door onbereikbaarheid van C1-tolken te veinzen. Dit zou een immorele praktijk zijn die de tijd van intermediairs en tolken verspilt. Heeft de Minister deze signalen ook ontvangen? Kan de Minister uitleggen hoe ze deze praktijk gaat stoppen dan wel onderzoeken?
Het register en de noodlijst bevatten de basisinformatie waarmee alle intermediairs een juiste tolk moeten zoeken voor een opdracht. Afhankelijk van de opdrachtgever en/of het type opdracht zal een C1- dan wel B2-tolk gevraagd worden. Zo zal er voor opdrachtgevers die conform de Wbtv afnameplichtig zijn uitsluitend een C1-tolk gevraagd worden, maar het is dus niet voor alle organisaties een verplichting om een C1-tolk te vragen.
Er is geen garantie dat tolken op het gevraagde moment ook beschikbaar zijn of dat zij voor bepaalde intermediairs of de betreffende organisatie willen werken. De intermediair zal daarom in contact moeten treden met de tolken. Het is belangrijk dat de intermediair zich houdt aan het gevraagde minimumpercentage van inzet van het gevraagde niveau. Wanneer er voor een afnameplichtige organisatie geen C1-tolk beschikbaar is maar er overeengekomen wordt dat er vanwege de spoed van een opdracht afgeweken mag worden naar een B2-tolk, dan telt dit niet mee als inzet van het gevraagde niveau.
Met iedere intermediair is/wordt een groeipad afgesproken naar het gewenste leveringsniveau van 95%. Doordat het percentage van afwijking daarbij jaarlijks steeds kleiner wordt dient de intermediair lopende het contract steeds meer registertolken in te zetten. Op dit moment laat de monitor zien dat de inzet van registertolken op het gevraagde niveau stijgt en dat het percentage van de inzet van registertolken inmiddels hoger is dan voor de stelselherziening.
De door de SP-fractie beschreven signalen over de uitzonderingsclausule heb ik niet ontvangen. Ik acht de genoemde vrees onterecht, omdat de monitoring gericht is op de daadwerkelijk geleverde prestatie en niet op de inspanning die hiervoor is verricht. De intermediair moet weliswaar onderbouwen waarom er niet is voldaan aan de vraag, maar wordt beoordeeld op het totale percentage van voldoen aan de vraag. Hierom zie ik geen noodzaak om dit nader te onderzoeken.
De leden van de SP-fractie ontvangen tevens signalen van C1-tolken die niet benaderd worden voor opdrachten waarvoor uiteindelijk ongekwalificeerde tolken (B2- of noodlijsttolken) worden ingezet. Dit is makkelijk vast te stellen aangezien er voor sommige talen maar één of een enkele C1-tolk in Nederland is. Wanneer er dan toch ergens een opdracht wordt gegund aan een andere dan de beschikbare C1-tolken zonder dat de C1-tolk is benaderd, is er overduidelijk iets fout gegaan. Herkent de Minister dit signaal en is de Minister bereid om dit te onderzoeken? Hoe zit het bijvoorbeeld als er voor een taal maar één C1-tolk is ingeschreven en deze voor een opdracht € 200 per uur vraagt? Moet deze tolk dan tegen dat tarief worden ingezet of mag dan worden uitgeweken naar B2-tolken? Als er inderdaad uitgeweken mag worden, waar ligt dan de grens qua prijs? Hoe zit het als de C1-tolk een dienst afwijst op basis van andere ongunstige voorwaarde? Herkent de Minister het signaal dat er tolken zijn die bij de intermediairs op een zwarte lijst zijn te komen staan omdat ze te hoge tarieven vragen en dat zij daarom structureel niet meer worden benaderd voor diensten?
Ik herken dit signaal niet, maar om te vast te stellen wat er in de praktijk gebeurt zal ik dit signaal laten verifiëren bij de intermediairs. Overigens wil ik graag het misverstand wegnemen dat de B2-tolken en noodlijsttolken ongekwalificeerd zijn. Ook voor hen gelden er voorwaarden ten aanzien van de vakbekwaamheid en integriteit.
Het is aan de intermediair om in specifieke gevallen te beoordelen of een dergelijk hoog tarief, zoals genoemd door de leden van de SP-fractie, betaald moet gaan worden. Ik wil vooropstellen dat het onwenselijk is wanneer er maar één tolk beschikbaar is vanuit het register, omdat dat de overheid kwetsbaar maakt. Daarom is Bureau Wbtv verzocht om interventies te gaan verrichten op talen waar weinig tolken in geregistreerd zijn en/of talen waarbij de vraag hoger is dan het aanbod. Doordat er steeds meer gegevens uit de monitoring worden ontvangen kan deze informatie ook gedeeld gaan worden met Bureau Wbtv en kunnen er gerichte interventies op verricht gaan worden.
Er is geen harde grens voor het tarief vast te stellen. Er moet in de gegeven situatie, op dat specifieke moment, met de gegeven omstandigheden door de intermediair beoordeeld worden hoe hiermee om te gaan. Van belang is dat de intermediair zich houdt aan het contractueel vastgestelde percentage van inzet van het gevraagde niveau, dat jaarlijks hoger wordt. Daarnaast staat het de zelfstandig ondernemende tolk vrij om te beslissen over het eigen werkaanbod en de daarbij horende voorwaarden. Met de stelselherziening is juist bedoeld om hierover individueel, in de interactie tussen de individuele tolk en de intermediair, afspraken te maken.
Het signaal van de zwarte lijst herken ik niet. Wel is te veronderstellen dat er notities gemaakt worden, indien er geen overeenstemming bereikt wordt tussen de tolk en de intermediair over de voorwaarden waaronder met elkaar gewerkt kan worden. Dit om te voorkomen dat een tolk onbedoeld meermaals benaderd wordt terwijl bekend is dat er geen overeenstemming is of de tolk heeft aangegeven geen werkzaamheden te willen verrichten voor de betreffende intermediair/ opdrachtgever.
Interceptietolken
De leden van de SP-fractie willen stilstaan bij zorgen die zij ontvangen van interceptietolken. Met de aanbestedingen van tolkdiensten door interceptietolken zijn de persoonsgegevens die om veiligheidsredenen juist strikt geheim moeten blijven met private partijen gedeeld. Er zijn signalen dat de private partijen het niet zo nauw nemen met de geheimhouding van de persoonsgegevens van de interceptietolken. Welke afspraken zijn er gemaakt ter geheimhouding van de interceptietolken met de betreffende intermediair(s)? Welke acties onderneemt de Minister om interceptietolken, mede in het kader van de aanpak van georganiseerde misdaad, te beschermen?
Binnen de overeenkomsten zijn maatregelen genomen waardoor de persoonsgegevens en het Rbtv-nummer van een tolk niet naar een tolkopdracht waar de tolk voor is ingezet herleidbaar zijn. Doel van de maatregelen is dat uitsluitend opdrachtnemers die door een overheidsorganisatie zijn gecontracteerd voor de levering van interceptietolken inzicht krijgen in het afgeschermde deel van het Rbtv, waarin zichtbaar is dat tolken voor de specialisatie van Interceptietolk zijn geregistreerd en als zodanig inzetbaar zijn. Voorts is afgesproken dat al het personeel van opdrachtnemers dat zij ten behoeve van de gecontracteerde dienstverlening inzetten een geheimhoudingsverklaring moeten tekenen, die ook na uitdiensttreding en/of na beëindiging van de overeenkomst geldig blijft. Er zijn voorts maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat in bestellingen en facturatie over de geleverde tolkopdrachten geen persoonsgegevens van ingezette tolken voorkomen.
De politie zorgt ervoor dat (interceptie)tolken die worden ingezet in onderzoeken naar de georganiseerde misdaad, net als de politiemedewerkers zelf, onder nummer werken. Het nummer is voor derden niet naar het registernummer of de persoonsgegevens van de tolk herleidbaar en is uitsluitend bij de politie en tolk bekend. Dit nummer wordt in onderzoeksdocumenten ten behoeve van een strafzaak gebruikt. Het nummer is voor elke nieuw politieonderzoek vervangbaar. Daarnaast is er onlangs een verdeling gemaakt van de Prinsjesdaggelden in het kader van ondermijning waarbij ook middelen zijn gereserveerd voor de weerbaarheid van juridische beroepen waartoe ook tolken en vertalers behoren.
IV Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
In de brief valt te lezen dat de Minister het minimumtarief wil verhogen van € 43,98 naar € 55,- waarmee het mogelijk blijft dat aan de hand van vraag en aanbod een hoger tarief tot stand kan komen tussen de individuele tolken en hun bemiddelingsbureaus. Het lid van de BBB-fractie acht het positief dat er een minimale tariefverhoging komt omdat het de financiële positie van tolken en vertalers zal bevorderen, wat hard nodig is. Tegelijkertijd vreest dit lid dat dit niet alle problemen gaat verhelpen. Een van de knelpunten die de tolken en vertalers ten gehore hebben gebracht, is dat ze te veel worden overgelaten aan marktwerking. Dit houdt in dat de bemiddelingsbureaus vooral kijken naar vertalers en tolken die de meeste winst boeken, dan dat er vertalers en tolken worden geselecteerd op de kwaliteit van hun diensten. Kwantiteit van geld, boven kwaliteit van dienst. Dit lid maakt zich hier zorgen om. Vertalers en tolken werken vooral als ZZP'er, zijn dus niet altijd aanbesteed en worden ook niet altijd ingeschreven door de bemiddelingsbureaus als er te veel geld gevraagd wordt. Dit maakt het perspectief voor de tolken en vertalers erg moeilijk. Heeft de Minister inzichtelijk wat de negatieve effecten zijn van marktwerking binnen deze sector? Is de Minister het eens met de stelling dat met een stijging van het minimumtarief nog steeds veel financiële onzekerheid overblijft voor de tolken en vertalers?
De inzet en inkoop van tolk- en vertaaldiensten kent een lange voorgeschiedenis met de nodige (negatieve) ervaringen. Zo speelt de discussie over de vergoeding en het vasthouden aan de hoogte ervan al langere tijd. Dat de dienstverlening uitgevoerd moet worden in vele gevoelige bedrijfsprocessen van de overheid is een gegeven. Met de vernieuwde systematiek, die nog steeds wordt uitgerold, wordt uitvoering gegeven aan de op politiek niveau besloten aanpak om middels marktwerking tolken vertaaldiensten in te kopen. Dat een dergelijke complexe verandering in een heel stelsel vele dimensies kent en daardoor leidt tot verandering in de praktijk is evident. Dat dit leidt tot negatieve beelden is daarmee ook verklaarbaar. Nu nog niet alles is aanbesteed kan men de volledige ervaring niet over het geheel beproeven en duurt de negativiteit voort. Ik ben er van overtuigd dat de negatieve ervaringen van nu op een later tijdstip anders zullen worden ervaren en de positieve ervaringen zichtbaar worden. Met de verhoging van het minimumtarief ontvangen de tolken een meer solide basis en kunnen er altijd hogere prijzen tot stand gebracht worden in de markt.
Het lid van de BBB-fractie mist in de brief van de Minister aandacht voor de situatie in Fryslan. Het Fries is een bij wet beschermde taal in Nederland en iedereen heeft recht op een tolk in zijn eigen taal, dus ook de Friezen. In september vorig jaar kwam het nieuws naar buiten dat de laatste Friese rechtbanktolk was opgestapt vanwege een te lage vergoeding. Dit zorgt ervoor dat de kwaliteit van de Friese rechtspraak achteruit gaat. Kan de Minister inzicht geven in de huidige stand van zaken in Fryslan met betrekking tot vertalers en tolken? Ligt er ook een plan klaar om meer Friese vertalers en tolken aan te trekken? Zo ja, hoe?
Vorig jaar hebben de Friese tolken aangegeven geen opdrachten meer aan te nemen voor de rijksoverheid. Hoewel ik deze acties betreur, zijn deze in lijn met de algemene acties vanuit een van de acht beroepsorganisaties. Om specifiek in te gaan op de Friese situatie is het noodzakelijk om aan te geven dat er in de afgelopen drie jaar minder dan 10 keer op jaarbasis een tolk Fries is ingezet. Dit heeft er mee te maken dat het inzetten van een Friese tolk een uitzondering is voor het geval er door de betrokken partijen zelf geen Fries gesproken kan worden. Een Friese vertaler wordt ongeveer even vaak ingezet binnen de Rechtspraak.
De rechtbank Noord-Nederland en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werken mee aan een onderzoek van de provincie Fryslan om meer inzicht te krijgen in de mate waarin inwoners van Fryslan in de praktijk gebruikmaken van het recht om Fries te spreken in de rechtbank en/of het gerechtshof. Deze nulmeting richt zich ook op de zichtbaarheid en de taalbeheersing Fries bij medewerkers van beide gerechten. Aan de hand van de uitkomsten kan worden bepaald of en welke verdere maatregelen genomen worden om de zichtbaarheid en de passieve beheersing van het Fries onder medewerkers van de rechtbank Noord-Nederland en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden verder te vergroten. De resultaten van de 0-meting worden medio juli verwacht. Er ligt op dit moment geen plan klaar om meer Friese vertalers en tolken aan te trekken. Tegelijkertijd geldt, zoals eerder aangegeven, dat we het inzetten van tolken en vertalers als «next best» beschouwen.
Het lid van de BBB-fractie merkt op dat in het Btis de tarieven, die nu ter discussie staan, zijn vastgesteld, waarbij met uitzondering van de vertalers en tolken alle opgenomen bedragen boven de € 100 per uur komen. Waarom wordt, met het belang van vertalers en tolken bij rechtspraak in het achterhoofd en de hoge kosten die vertalers en tolken hebben aan cursussen om in het register te blijven, het minimumtarief niet gelijker geschaald met de andere opgenomen tarieven in de BTiS?
Zoals reeds is aangeven in de beantwoording van de vragen van de andere fracties is het aan de zelfstandige werkende tolk of vertaler zelf om de voorwaarden te bepalen waarvoor zij bereid zijn een opdracht aan te nemen. De tarifering is daarbij een onderdeel waarbij de zelfstandig ondernemer de kosten van de PE-verplichting moet meenemen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2021-2022, 29 936, nr. 64 23
Kamerstuk 28 600 VI, nr. 125
Kamerstuk 29 936, nr. 57
Kamerstuk 29 936, nr. 61
Nota van toelichting bij het Besluit van 27 november 2017 tot wijziging van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 in verband met de indexering van de vergoedingen
Stb. 2003, nr. 330