Brief van de minister voor APP over de ontwikkeling pensioenpremies in de periode van 2018 tot en met 2022 - Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet op de loonbelasting 1964, de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet in verband met de aanpassing van het fiscale kader voor oudedagsvoorzieningen (Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen) - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. T toegevoegd aan wetsvoorstel 33610 - Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen i en wetsvoorstel 33847 - Wijziging van de Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen en het Belastingplan 2014 i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet op de loonbelasting 1964, de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet in verband met de aanpassing van het fiscale kader voor oudedagsvoorzieningen (Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen); Brief van de minister voor APP over de ontwikkeling pensioenpremies in de periode van 2018 tot en met 2022 |
---|---|
Documentdatum | 02-06-2022 |
Publicatiedatum | 02-06-2022 |
Nummer | KST1032549 |
Kenmerk | 33610; 33847, nr. T |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Eerste Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2021 - 2022
33 610 Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet op de loonbelasting
1964, de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet in verband met de aanpassing van het fiscale kader voor oudedagsvoorzieningen (Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen)
33 847 Wijziging van de Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen en het Belastingplan 2014
T1 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ARMOEDEBELEID, PARTICIPATIE EN
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 24 mei 2022
Bij de behandeling van het wetsvoorstel tot Wijziging van de Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen en het Belastingplan 2014 (novelle Witteveen, 33 847) is toegezegd uw Kamer jaarlijks te informeren over de ontwikkeling van de pensioenpremies op basis van de jaarlijkse rapportage van De Nederlandsche Bank (DNB).
Medio juli 2021 bent u geïnformeerd over de ontwikkeling van de pensioenpremies in de periode van 2017 tot en met 2021. In deze brief informeer ik u over de premieontwikkeling in de periode van 2018 tot en met 2022.
Ontwikkeling pensioenpremies in de periode van 2018 tot en met 2022
DNB heeft de in het onderzoek betrokken pensioenfondsen2 gevraagd naar de hoogte van zowel de (gedempte) kostendekkende premie als de feitelijke premie3. Hieronder licht ik deze twee premiebegrippen kort toe, alvorens ik u een overzicht geef van de ontwikkeling van de pensioenpremies en de elementen benoem die mogelijk van invloed kunnen zijn geweest op de mutatie van de pensioenpremies.
De (gedempte) kostendekkende premie
De (gedempte) kostendekkende premie is de premie die door fondsen minimaal in rekening gebracht dient te worden op grond van artikel 128 van de Pensioenwet. De kostendekkende premie geeft de kostprijs van de pensioenopbouw weer. Wijzigingen in de pensioenregeling en in het deelnemersbestand hebben een directe invloed op de hoogte van kostendekkende premie. De Pensioenwet bepaalt dat het pensioenfonds de kostendekkende premie kan vaststellen aan de hand van de actuele rentetermijnstructuur. Pensioenfondsen kunnen de kostendekkende premie ook dempen, waarmee zij jaarlijkse premieschokken verminderen. Demping kan plaatsvinden op basis van een voortschrijdend gemiddelde van de rente dan wel op basis van een vastgestelde verwachte waarde van het toekomstig rendement. De verschillende methoden van vaststellen van de gedempte kostendekkende premie kan, bij gelijke omstandigheden, leiden tot verschillende hoogten van deze premie.
Feitelijke premie
De feitelijke premie is de premie die een pensioenfonds werkelijk in rekening brengt en ligt in de praktijk vaak hoger dan de (gedempte) kostendekkende premie. De (gedempte) kostendekkende premie is een wettelijke ondergrens, maar pensioenfondsen kunnen in hun beleid, bijvoorbeeld vanuit prudentiële overwegingen of omdat een vaste premieafspraak voor meerdere jaren van toepassing is, een feitelijke premie nastreven die hoger ligt.
Overzicht van ontwikkeling pensioenpremies4
Onderstaande grafieken laten een stijging zien van zowel de feitelijke als de (gedempte) kostendekkende premie in de periode 2018 tot en met 20225. Verder blijkt dat in 2022 zowel het deel van de premie dat de werkgever betaalt als het deel van de premie dat de werknemer betaalt, is toegenomen, maar minder sterk dan in de jaren daarvoor. Ook geldt dat werkgevers het grootste deel van de premiesom blijven opbrengen. De verdeling van de premie tussen werkgevers en werknemers berust op arbeidsvoorwaardelijke afspraken.
¦ Werkgeverspremie ¦ Werknemerspremie
Figuur 1 De ontwikkeling van de pensioenpremies in de periode tussen 2018 en 2022. Een lichte kleur betekent dat de cijfers zijn ontleend aan geprognotiseerde data van DNB.
Elementen die invloed hebben op het vaststellen en de mogelijke mutatie van pensioenpremies Uit het jaarlijkse onderzoek van het Financieele Dagblad (FD) en Pensioen Pro6 naar de premieontwikkeling bij bedrijfstakpensioenfondsen blijkt ook de stijging van de pensioenpremies. Ook dit onderzoek laat zien dat de stijging van de premie in 2022 beperkter is ten opzichte van de stijging van een jaar eerder, onder meer vanwege de gestegen rente. Tevens wordt het Pensioenakkoord genoemd als mogelijke verklaring voor de geringe stijging van de pensioenpremie in 2022. Vanwege de overstap naar het nieuwe pensioenstelsel, waarin de premie naar verwachting langer stabiel blijft en de premie het uitgangspunt van de nieuwe pensioencontracten vormt, zouden bedrijfstakpensioenfondsen mogelijk af hebben gezien van (forse) premieverhogingen.
Daarnaast zijn er nog andere elementen die van invloed kunnen zijn geweest op de mutatie van de pensioenpremies in de periode van 2018 tot en met 2022, zoals bijvoorbeeld de gestegen pensioenleeftijd en mutaties in het deelnemersbestand.
De minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen,
C.J. Schouten
3
De letter T heeft alleen betrekking op 33 610.
Een vaste groep van pensioenfondsen vult jaarlijks de Enquête Premie & Indexatie (EPI) in. Deze zogenaamde EPI Populatie bestaat thans uit 26 pensioenfondsen.
Exclusief VPL-premie.
De cijfers over 2018 en 2019 wijken iets af ten opzichte van de informatie die als ex post is weergegeven in de brief van medio juli 2021. Oorzaak is een herziening van de cijfers door DNB, wat in kleine verschillen heeft geresulteerd.
De premiegegevens tot en met 2020 zijn ontleend aan daadwerkelijk gerealiseerde data (ex post). De premiegegevens over 2021 en 2022 zijn ontleend aan geprognotiseerde data en daarmee ex ante. Het betreft gegevens van de EPI Populatie.
Pensioen voor werknemers en werkgevers nog duurder in 2022 (fd.nl)