Evaluatie Wet versterking bestuurskracht

1.

Kerngegevens

Officiële titel Evaluatie Wet versterking bestuurskracht
Document­datum 20-04-2022
Publicatie­datum 20-04-2022
Nummer HTK20212022-75-7
Kenmerk 34251;97; 34251;98; 34251;99
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Sprekers

De heer De Hoop (PvdA)
Mevrouw Westerveld (GroenLinks)
Minister Dijkgraaf

Aan de orde is het tweeminutendebat Evaluatie Wet versterking bestuurskracht (34251, nr. 96).

De voorzitter:

Ik heet van harte welkom de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, en natuurlijk mijn collega's en onze onvolprezen ondersteuning, die ons weer door deze dag helpt, op hun fantastische en onnavolgbare wijze.

Aan de orde is een tweeminutendebat genaamd "Evaluatie Wet versterking bestuurskracht". Ik ga, als ik het goed begrepen heb, als eerste het woord geven aan de heer ... Ik zie hier mevrouw Westerveld, maar ik begreep dat de heer De Hoop de aanvrager was. Daar is even wat verwarring over. Klopt dat? O, u bent beiden aanvrager? Dat is een nieuwe variant. Dat kan alleen bij de commissie OCW, weet ik uit ervaring. Maar goed, ik zie dat het allemaal in pais en vree binnen de fracties van GroenLinks en Partij van de Arbeid is opgelost. Als eerste spreker namens die fractie heet ik van harte welkom de heer De Hoop. En dan zal ik uw microfoon ook nog aanzetten; dat helpt.

©

foto H.E. (Habtamu) de Hoop
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
De heer De Hoop (PvdA):

Dank, voorzitter. U bent alweer een stap verder. Maar wij dienen weleens samen bij de procedurevergadering verzoeken in; vandaar het misverstand. Ik heb één motie, ook samen met collega Westerveld - zo is het dan ook wel weer.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat instellingen de mogelijkheid hebben om studenten die voltijds zitting nemen in de medezeggenschapsraad eenmalig vrijstelling te kunnen bieden voor het betalen van het wettelijke collegegeld;

constaterende dat de keuze om deze vrijstelling wel of niet aan te bieden aan instellingen zelf is en een meerderheid van de instellingen aangeeft deze optie niet te bieden;

van mening dat de participatie van studenten in medezeggenschapsraden van grote waarde is en dit moet worden gestimuleerd;

verzoekt de regering in gesprek te treden met instellingen die momenteel deze optie niet bieden om te onderzoeken welke redenen hieraan ten grondslag liggen en mogelijke obstakels hiertoe weg te halen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Hoop en Westerveld.

Zij krijgt nr. 97 (34251).

Ik dank u zeer. Dit was de heer De Hoop namens de fractie van de Partij van de Arbeid.

En nu is het woord aan mevrouw Westerveld, namens de fractie van GroenLinks. Ga uw gang.

©

foto E.M. (Lisa)  Westerveld
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Voorzitter, ik durf nu bijna niet meer te zeggen wie er onder mijn motie staat.

Medezeggenschap maakt het onderwijs beter; het zorgt voor meer betrokkenheid van studenten en medewerkers. Ik merkte dat zelf toen ik ruim tien jaar — maar het is misschien wel vijftien jaar geleden — voorzitter was van de Landelijke Studentenvakbond. Ik zag daarbij ook dat het op sommige plekken heel erg goed ging, waarbij medezeggenschappers goed werden gefaciliteerd, maar op sommige plekken helemaal niet. Daarom heb ik, samen met de heer De Hoop, een motie hierover.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het per onderwijsinstelling verschilt hoeveel vergoeding medezeggenschappers ontvangen voor hun werk en hoeveel geld instellingen hiervoor stoppen in het studentenondersteuningsfonds;

constaterende dat sommige medezeggenschappers hierdoor lage vergoedingen krijgen voor tijdsintensief werk;

overwegende dat het animo voor de medezeggenschap mede afhankelijk is van de vergoeding en dat een betere waardering kan bijdragen aan de motivatie om actief te worden;

overwegende dat extracurriculaire activiteiten zoals de medezeggenschap goed zijn voor de ontwikkeling van studenten en dat deze toegankelijk moeten zijn voor iedereen;

verzoekt de regering om samen met de studentenorganisaties en de koepels van de instellingen landelijke richtlijnen op te stellen voor de vergoedingen voor de leden van de medezeggenschap uit het studentenondersteuningsfonds,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en De Hoop.

Zij krijgt nr. 98 (34251).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dan heb ik nog een tweede motie, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in 2017 de wet versterking bestuurskracht is ingevoerd met het doel om de bestuurskracht in het onderwijs te versterken;

constaterende dat in de evaluatie van de wet versterking bestuurskracht gekeken is naar het functioneren van de medezeggenschap in het mbo en het hoger onderwijs;

overwegende dat er op dit moment geen goed beeld is van de staat van de medezeggenschap in het funderend onderwijs;

verzoekt de regering om het functioneren van de bestuursstructuur in het primair en voortgezet onderwijs ook te evalueren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en Kwint.

Zij krijgt nr. 99 (34251).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Met "de bestuursstructuur" bedoelen we niet alleen de medezeggenschap maar ook de besturen en de raden van toezicht. Ons verzoek is dus om hen ook te evalueren.

De voorzitter:

Ik dank u zeer. Er zijn verder geen sprekers aangemeld, en de minister heeft aangegeven dat hij direct kan reageren. Ik ga hem dus het woord geven. Het woord is aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

©

foto R.H. (Robbert)  Dijkgraaf
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
Minister Dijkgraaf:

Voorzitter. Fijn dat we hier met elkaar praten over de medezeggenschap. Die is van cruciaal belang voor een goede bestuursstructuur, de governance, binnen de instellingen. Met de wet versterking bestuurskracht zijn de rollen van alle betrokkenen, oftewel de besturen, de raden van toezicht en de medezeggenschap, versterkt. Ik hoop dat ze daarmee ook op een goede wijze worden gefaciliteerd.

Uit de evaluatie van die wet blijkt dat het over het algemeen goed gaat met de medezeggenschap op instellingen. Ik denk trouwens dat dat een groot goed is in de Nederlandse onderwijscultuur. Maar er komen ook een aantal aanbevelingen uit om het verder te versterken. Het is natuurlijk belangrijk dat de medezeggenschap goed toegerust is voor haar taakvervulling. Zo lees ik ook de discussies voor vandaag.

In de wet is opgenomen dat instellingen zorgdragen voor de ondersteuning van de medezeggenschap. Ze moeten dat op meerdere manieren doen: scholing, ambtelijk, juridisch, financieel. Er wordt aan de instellingen en de medezeggenschapsorganen gevraagd om hier in gezamenlijkheid afspraken over te maken.

Om de actuele werking van de medezeggenschap een verdere impuls te geven, investeer ik in de periode van 2022 tot 2025 11,5 miljoen euro extra. Ik heb de instellingen hier via een brief van op de hoogte gesteld. Aan de hand van die vier grote thema's, is er een keuzelijst voor mogelijke bestedingsdoelen opgesteld: scholing, ondersteuning, communicatie en vergoeding. Die lijst is gebaseerd op de uitkomsten van de evaluatie van de wet en is dus ook opgesteld in afstemming met UNL, de universiteiten, en met VH, de hogescholen, en met de studentenorganisaties ISO en LSVb.

Het is de bedoeling dat de bestuurders dit geld in overleg met de medezeggenschap aan de hand van de bestedingsdoelen gaan uitgeven. Er is trouwens wettelijk vastgelegd dat een instellingsbestuur eenmalig vrijstelling kan aanbieden aan studenten voor het betalen van het wettelijk collegegeld als een student een voltijdsbestuursfunctie bekleedt, bijvoorbeeld in de centrale medezeggenschapsraad. Zodra zij eenmalig en voor de periode van één studiejaar zijn vrijgesteld, mogen zij geen onderwijs volgen of tentamens afleggen. Bovendien wordt die financiële ondersteuning voor studenten in het medezeggenschapsorgaan geregeld via het zogeheten Profileringsfonds. Ik vind het ook van groot belang dat studenten gebruik kunnen maken van deze regelingen en dat instellingen daar op een heldere manier over communiceren.

Dan komen we bij de moties. Laat ik beginnen met ...

De voorzitter:

Een ogenblik, minister. Er is een interruptie voor u van de heer De Hoop.

De heer De Hoop (PvdA):

Ik heb een korte opmerking. De minister zei wederom "Profileringsfonds". Ik heb de voorganger van deze minister verzocht om het in de communicatie "studentenondersteuningsfonds" te noemen, omdat studenten moeilijk de weg vinden naar de financiële ondersteuning die ze nodig hebben. Mijn verzoek zou dus zijn om die term te blijven gebruiken, omdat de vorige minister dat heeft toegezegd en omdat het ook helpt voor studenten om de goede weg naar die financiële ondersteuning te vinden. Laten we dat dus zo veel mogelijk vasthouden, zodat die studenten echt de route vinden naar de ondersteuning die ze nodig hebben.

Minister Dijkgraaf:

De heer De Hoop is mij net een paar tellen voor, want ik wilde namelijk vertellen dat de naam "profileringsfonds" binnenkort in de wet, op verzoek van uw Kamer, wordt gewijzigd in "studentenondersteuningsfonds". Ik zal dan ook vanaf nu die term gaan gebruiken. Maar bedankt voor uw interventie.

De voorzitter:

Mooi. Gaat u verder.

Minister Dijkgraaf:

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 97, die is ingediend door de heer De Hoop. Ik ben het volstrekt met hem eens dat het zeer waardevol is dat studenten ervaring op kunnen doen met een bestuursfunctie. Het is interessant dat de wet deze mogelijkheid biedt, maar het is eigenlijk aan de instellingen om te besluiten of ze hier gebruik van maken of niet en dat dan te communiceren aan de studenten. Zo hebben we het met elkaar afgesproken. Maar ik ga ook graag het gesprek aan met de instellingen, in koepelverband of met elkaar, om ze eigenlijk te stimuleren om deze mogelijkheid aan te bieden en daarover helder te communiceren naar studenten en ook naar aankomende studenten. Als er in die gesprekken obstakels blijken waarvan het binnen mijn mogelijkheid ligt om die weg te nemen, dan zal ik dat zeker niet nalaten. Het is de aard van deze constructie, waarin we redelijk veel vrijheid hebben gelaten bij de instellingen, om dat in overleg te doen. Ik kan me eigenlijk geen goede redenen voorstellen waarom instellingen deze optie niet zouden willen aanbieden. Ik geef deze motie dus graag oordeel Kamer.

Voorzitter. Dan kom ik bij de twee moties van mevrouw Westerveld. De eerste motie, die op stuk nr. 98, gaat over de richtlijnen voor vergoeding van de medezeggenschap. Ik ben het wederom eens met de indiener van deze motie dat die extracurriculaire activiteiten, zoals medezeggenschap, goed zijn voor de ontwikkeling van de studenten en dat die ook toegankelijk moeten zijn. We praten natuurlijk over een algemeen probleem, namelijk dat we de instrumenten wel hebben, maar dat de medezeggenschap alleen maar echt goed gaat werken als er ook genoeg animo voor is, als mensen daarin gaan participeren. Daarom is het dus goed, denk ik, dat we dat gesprek vandaag hebben. We zijn het er namelijk allemaal over eens dat zowel de instelling als de studenten erbij winnen, maar we moeten het wel stimuleren. Het is inderdaad waar dat er verschillen bestaan tussen de instellingen, in de vergoeding die aan de leden van de medezeggenschap wordt toegediend. Dat is gewoon het gevolg van de ruimte die de wet aan instellingen biedt om maatwerk te leveren. In mijn ogen moet dat ook mogelijk blijven.

Ik denk dat we meer evenwicht in het systeem moeten krijgen. Het voorstel voor landelijke richtlijnen lijkt me een goed instrument. Ik denk dat je de medezeggenschap ondersteunt in de invulling van het maatwerk voor de afspraken tussen de instellingen, het gesprek tussen de instelling, de studenten en de medezeggenschap en ook het gesprek binnen het instellingsbestuur. Met die opmerking geef ik deze motie oordeel Kamer. Ik denk dat dit een goede toon is.

Dan, ten slotte, de motie van mevrouw Westerveld op stuk nr. 99, over de evaluatie van de bestuursstructuur, zoals door u geschetst, in het funderend onderwijs en het p.o. en het vo. Misschien is het goed om even te noemen dat er door de evaluatie van het mbo en het h.o. — daar spreken we nu eigenlijk over — al een goed beeld is van die bestuursstructuur. We zien trouwens ook — daarover praten we hier — dat er wel een paar verbeterpunten zijn. Ik ben me er natuurlijk ook wel van bewust dat het p.o. en het vo niet in mijn portefeuille zitten, maar ik denk dat het functioneren van de bestuursstructuur, zoals door u geschetst, in het funderend onderwijs op zichzelf een goed idee is. Daarom wil ik ook deze derde motie oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

Ik dank u zeer. Dan kijk ik nog even naar mevrouw Westerveld, die een interruptie voor u heeft.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ja, en een bedankje, want ik vind het fijn dat de minister op deze manier meedenkt. Ik wil nog graag één opmerking maken over zijn inleiding, want de minister zei terecht dat de medezeggenschapsstructuur in het hoger onderwijs in het algemeen naar behoren functioneert. Maar het rapport van Berenschot geeft ook een flink aantal aandachtspunten. Wat mij toch wel teleurstelt — ik ben al heel erg lang actief in de medezeggenschap — is dat dezelfde verbeterpunten jaar op jaar aanwezig blijven. Denk bijvoorbeeld aan de onzichtbaarheid van de opleidingscommissies, het gegeven dat medezeggenschappers te weinig tijd hebben om hun achterban te raadplegen en het gegeven dat kennisuitwisseling onvoldoende plaatsvindt. Ik wil de minister dus vragen om daar de komende jaren oog voor te houden. We praten al heel erg lang over de medezeggenschap en over hoe goed het is dat die er is, maar de knelpunten zijn ook al heel erg lang hetzelfde. Dat is in ieder geval al zo'n twintig jaar het geval en dat vind ik heel erg lang.

De voorzitter:

Dat is het ook.

Minister Dijkgraaf:

Dank aan mevrouw Westerveld voor deze historische schets van de hardnekkigheid van het probleem. Ik ben me er ook erg van bewust dat we via de wet en andere wegen theoretische mogelijkheden schetsen, maar dat de vraag is hoe het in de praktijk gaat. Dit thema spreekt mij erg aan, omdat het volgens mij echt de kwaliteit van de instellingen versterkt. Ik heb hier al bij andere gelegenheden gezegd dat het voor mij heel belangrijk is dat met name studenten, maar ook docenten, een hele belangrijke rol spelen in hoe de instelling vaart en welke richting die opgaat. Bij een andere gelegenheid hebben we gesproken over de plannen die we hebben voor de toekomst. Ik heb toen ook gezegd dat ik het erg belangrijk vind dat die stemmen doorklinken. Ik kan mevrouw Westerveld dus toezeggen dat dit een punt is dat hoog op mijn agenda staat en dat ik echt graag met de instellingen, met studentenorganisaties en met andere organisaties de details in wil duiken, om te kijken wat we precies kunnen doen om ervoor te zorgen dat dit instrument, dat er ligt, dat gefaciliteerd kan worden en dat we ook nog eens extra gaan versterken, gebruikt wordt op een wijze die de kwaliteit van de opleidingen en de instellingen echt versterkt.

De voorzitter:

Nou, ik zie een zeer tevreden mevrouw Westerveld. Daarmee komt een einde aan dit tweeminutendebat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties zal op dinsdag 10 mei gestemd worden.

Rest mij de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van harte te bedanken, evenals mijn collega's, die ik achterlaat in de vertrouwde handen van de heer Van der Lee, die het voorzitterschap van mij gaat overnemen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

75-7-4

20 april 2022

Tweede Kamer    Evaluatie Wet versterking bestuurskracht TK 75


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.