Opnemen van een algemene bepaling

1.

Kerngegevens

Officiële titel Opnemen van een algemene bepaling
Document­datum 30-03-2022
Publicatie­datum 30-03-2022
Nummer HTK20212022-66-2
Kenmerk 35786; 35786;7
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Sprekers

Mevrouw Leijten (SP)
De heer Sneller (D66)
Mevrouw Inge van Dijk (CDA)
De heer Strolenberg (VVD)
Mevrouw Maatoug (GroenLinks)
Mevrouw Van der Plas (BBB)
De heer Martin Bosma (PVV)
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie)
De heer Van Meijeren (FVD)
Mevrouw Arib (PvdA)
Minister Bruins Slot
De heer Sneller (D66)
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie)
Minister Bruins Slot

Aan de orde is de behandeling van:

  • het wetsvoorstel Verandering van de Grondwet, strekkende tot het opnemen van een algemene bepaling ( 35786 ).

De voorzitter:

Vandaag worden maar liefst vijf grondwetsvoorstellen behandeld. Deze wetsvoorstellen zijn allemaal al eerder door de Tweede en Eerste Kamer aangenomen, maar worden nu in een zogenaamde tweede lezing behandeld. Daarbij kunnen beide Kamers deze wetten alleen aannemen met een tweederdemeerderheid. Ik heet de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van harte welkom. We zullen deze grondwetsvoorstellen afzonderlijk behandelen, ook met het oog op een ordentelijke wetsgeschiedenis. In principe is er tot 15.30 uur gereserveerd voor de behandeling van deze wetten. We zullen deze vergadering op een logisch moment schorsen voor de lunchpauze.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

We starten nu met het wetsvoorstel tot Verandering van de Grondwet, strekkende tot het opnemen van een algemene bepaling (35786). Ik geef graag het woord aan mevrouw Leijten van de SP-fractie.

©

foto R.M. (Renske)  Leijten
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter. We gaan vandaag veel grondwetswijzigingen bespreken. Het AD kopte al dat het "de grote verbouwing van de Grondwet" was, maar dit is natuurlijk al heel lang gaande. Want het wetsvoorstel dat we nu bespreken, is al op 9 maart 2018 gepubliceerd. Dat wil zeggen dat het in die twee è drie jaar daarvoor in deze Kamer is besproken en ook in de Eerste Kamer. Vaak zijn er in de Eerste of Tweede Kamer moties aangenomen die hebben opgeroepen tot die grondwetswijzigingen. Dat geldt hier ook. In dit geval ging het om een oproep uit de Eerste Kamer, die vroeg om een nieuwe algemene bepaling op te nemen in de Grondwet. In de eerste lezing was mijn voorganger, de heer Van Raak, daar ambivalent over. Want eigenlijk heeft de Grondwet al de hoofdstukken die dan in de soort van preambule komen. Was het dan nodig? Er waren ook heel veel ideeën over hoe die preambule er dan uit zou moeten zien, die algemene bepaling.

Uiteindelijk is er één verwoording gekomen en daar heeft de SP-fractie toen van gezegd: daar stemmen we dan maar voor. Dat was symbolisch, maar inmiddels zijn we natuurlijk wel verder. We zijn vier jaar verder, en er is wat gebeurd in die afgelopen vier jaar. We hebben de commissie-Van Dam gezien, die zei dat de rechtsstaat ernstig geschaad was. We hebben een zelfevaluatie van rechters gezien, die hebben gekeken naar de vraag of zij wel onbevooroordeeld naar mensen keken. We weten dat er binnen de overheid risicoprofielen zijn die mensen stigmatiseren en discrimineren. Gisteren zei de staatssecretaris nog dat het moreel verwerpelijk is wat er is gebeurd. Wij zijn op dit moment in deze tweede lezing dus op het punt dat wij dit wel een toegevoegde waarde vinden en minder symbolisch. We moeten onszelf namelijk allemaal blijven herinneren aan het feit dat discriminatie niet mag en dat we uit moeten gaan van de mensenrechten. Eigenlijk moeten we dat voorin die algemene bepaling zetten. Wij zijn in tweede lezing enthousiaster over dit wetsvoorstel dan in eerste lezing. In eerste lezing waren we ervoor en dat zijn we nu ook nog. We wensen de minister veel succes bij het handhaven. We hebben straks nog een andere grondwetswijziging. Dan zal ik hier zeker ook op terugkomen, maar wat we vandaag doen, mag vooral niet hol zijn. Het moet materieel effect gaan hebben voor alle inwoners in ons land.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Sneller van D66.

©

foto J.C. (Joost)  Sneller
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
De heer Sneller (D66):

Dank, voorzitter. Het is een mooie dag en ik voel me bevoorrecht. Het is niet zomaar woensdag wettendag; het is een echte, heuse grondwetsdag. Maar liefst vijf tweede lezingen van grondwetsherzieningen staan op de agenda. Sinds 1995 zijn er niet zo veel grondwetswijzigingen op één dag behandeld. Collega Leijten zei het al: sinds 1983 stond er niet zo'n grote wijziging op de rol. De Grondwet is de belangrijkste wet van ons land, het juridisch fundament onder onze democratische rechtsstaat, het basisdocument dat de spelregels van onze democratische samenleving bepaalt. Om die rol te kunnen vervullen, moet de Grondwet wel bij de tijd gebracht worden en moet die worden toegerust voor de uitdagingen van deze tijd, want onze Grondwet is verouderd. De sfeer die eruit ademt, is nog erg die van Nederland uit de negentiende eeuw, de tijd van Thorbecke, met grondrechten die niet zijn toegesneden op de digitale ontwikkelingen en een Koning die nog een hele grote rol lijkt te hebben, met een apart hoofdstuk meteen achter het hoofdstuk over de grondrechten. Bovendien zitten er allerlei technische, tamelijk onbegrijpelijke termen bij die je alleen snapt als je er een juridische studie op hebt zitten. De samenleving is dus sterk veranderd en dat willen we — nee, dat moeten we — terugzien in de Grondwet.

Kortom, er is onderhoud nodig. Gelukkig zitten we op de goede weg. In januari spraken we al over de kiescolleges voor Nederlanders in het buitenland en een aantal weken geleden stemde de Kamer in met de uitbreiding van artikel 1 van de Grondwet. Natuurlijk heeft mijn fractie vandaag ook nog enkele vragen over de verschillende voorstellen, maar in de kern zijn wij over alle vijf de wijzigingen enthousiast.

Voorzitter. Ik ga in op de eerste concrete wijziging: de toevoeging van een algemene bepaling. Inderdaad, tien jaar geleden werd de motie van D66-senator Hans Engels aangenomen die het kabinet verzocht om een algemene bepaling in de Grondwet op te nemen die zou uitdrukken dat Nederland een democratische rechtsstaat is. Want de Grondwet moet, zoals het zo mooi heet, de essentialia van ons staatsstelsel bevatten: de belangrijkste dingen, de wezenlijke punten. Daar hoort deze expliciete vermelding wat mij betreft zeker bij. Het is geen geheim dat mijn fractie in eerste lezing voorstander was van een net wat andere formulering, namelijk eentje die dichter zou blijven bij de formulering die de staatscommissie Grondwet had gesuggereerd en beter uitlegde wat we dan precies bedoelen met die democratische rechtsstaat. Maar we weten allemaal dat dit in deze lezing een gepasseerd station is. Het recht van amendement geldt hier niet.

Wel heb ik nog enkele vragen naar aanleiding van dit voorstel. Als het versterken van het waarborgkarakter van de Grondwet het doel is, zijn dan niet ook, of zelfs nog meer, andere wijzigingen geboden? Ik denk dan bijvoorbeeld aan het afschaffen van het toetsingsverbod, oftewel ervoor zorgen dat rechters daadwerkelijk kunnen toetsen aan de Grondwet, of in ieder geval aan onderdelen daarvan. Dat levert extra rechtsbescherming, extra machtenspreiding op en kan er ook voor zorgen dat de Grondwet meer tot leven komt. De Kamer heeft hier inmiddels meermaals toe opgeroepen. Het wachten is op voorstellen van het kabinet. Mijn vraag aan de minister is wat haar concrete planning hiervoor is. En welke plannen heeft de minister verder nog om ervoor te zorgen dat de Grondwet en de waarden die deze symboliseert en waarborgt, steviger verankerd worden in het maatschappelijk debat en in het bewustzijn van mensen?

Maar ik denk ook aan de grondrechten. Met de wijzigingen die we vandaag, later vanochtend, bespreken — de toevoeging over het recht op een eerlijk proces en de modernisering van het communicatiegeheim — maken we een begin, maar dan zijn we er nog niet. Want bijvoorbeeld ook het artikel over de vrijheid van meningsuiting verdient modernisering. De Grondwet spreekt over de vrijheid van drukpers, die "behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet" kan worden beperkt. Wie snapt dat nog? En is dat nog van deze tijd? Is die beperkingssystematiek nog wel adequaat? Dezelfde staatscommissies die de inspiratie zijn voor een aantal van de andere voorstellen, hebben ook gezegd: kijk hiernaar, ga hiermee aan de slag. De vraag aan de minister is of zij daartoe bereid is. Met de toeslagenaffaire in het achterhoofd valt misschien ook te overwegen om toch ook het recht op behoorlijk bestuur in de Grondwet te zetten.

Voorzitter. Als laatste het legaliteitsvereiste, onderdeel van het amendement dat wij in eerste lezing hebben ingediend: de overheid heeft geen bevoegdheden zonder dat de wet die aan haar heeft gegeven. We zagen de afgelopen tijd toch dat het regelmatig mis kan gaan: de aanwijzing van de vorige staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan gemeenten om vluchtelingen op te vangen, een onlinege-biedsverbod door de burgemeester in Utrecht, procesafspraken tussen OM en verdachte zonder een duidelijke wettelijke bevoegdheid. Oftewel, het respect voor het legaliteitsvereiste kan nog aan kracht winnen. Ik hoor graag hoe de minister naar deze voorstellen kijkt. In andere landen zien we hoe kwetsbaar de democratie kan zijn. Volgens mij moet het antwoord van een liberale democratie als Nederland op die internationale trend van democratisch verval dan ook zijn dat we onze eigen democratie vernieuwen en verdiepen.

Voorzitter. Ik sluit af. In de aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen van 2021 ging de Nederlandse orde van advocaten, of een commissie op hun verzoek, door alle verkiezingsprogramma's heen en toetste die op rechtsstatelijkheid. Die commissie constateerde een trend van staatsrechtelijk denken. Dat is positief bedoeld, zeg ik erbij. Het geeft aan dat de tijd rijp is voor herzieningen, niet alleen die waarover we vandaag spreken, maar ook andere. In dat kader kijk ik ook uit naar de behandeling in de senaat van de voorstellen die daar nu al een tijd liggen, zoals het voorstel om de tweede lezing van grondwetswijzigingen in een verenigde vergadering te behandelen, om nog meer recht te doen aan het toch bijzondere karakter van wat we hier vandaag doen, en het voorstel om de zittingsduur van de Eerste Kamer en de verkiezingswijze te wijzigen. Aan deze minister vraag ik: hoe staat het met het terugzendrecht van de Eerste Kamer? Ook dat moet in de Grondwet worden opgenomen. Daar hebben wij als Kamer voor gestemd naar aanleiding van de staatscommissie-Remkes en de kabinetsreactie. Wanneer kunnen wij dat verwachten?

De voorzitter:

Er is een interruptie van mevrouw Maatoug.

Mevrouw Maatoug (GroenLinks):

Omdat de collega zo'n fijne beschouwing had, ook over de bredere aanpassingen en de verantwoordelijkheid die we hebben om de Grondwet naar deze tijd te brengen, was ik heel benieuwd of de collega iets kan zeggen over nieuwe initiatieven die we gaan ontplooien. Ik denk specifiek aan het aanpassen van de stemgerechtigde leeftijd naar 16 jaar. Ik ben benieuwd hoe D66 dat ziet.

De heer Sneller (D66):

Nou, dit lid van de D66-fractie kan ook tellen, en heeft bij de debatten die we ook onlangs weer hadden — collega's Strolenberg en Leijten waren daarbij — de 76 nog niet gezien, laat staan de 100. Ik heb toen aan de minister gevraagd om in ieder geval te kijken of er mogelijkheden zijn bij de enige verkiezing die niet grondwettelijk is geregeld, namelijk die voor het Europees Parlement. Dan hebben we namelijk maar 76 zetels nodig. Laten we daar dan beginnen, en dan hoop ik dat het ooit de constitutionele rijpheid, zoals dat zo mooi heet, krijgt om het ook in de Grondwet te kunnen verankeren. Maar daarvoor moeten we eerst nog wel wat meer medestanders vinden.

De voorzitter:

Dan nog een interruptie van mevrouw Van der Plas. Mevrouw Van der Plas (BBB):

Het is heel mooi om te horen dat de heer Sneller zo op de Grondwet en de grondrechten zit, maar we hebben in de afgelopen twee jaar wel gezien dat grondrechten vanuit dit huis wel heel erg makkelijk werden ingeperkt. Denk alleen al aan oude mensen in een verpleeghuis die hun kinderen en kleinkinderen niet meer mochten zien. Mensen moesten vanuit een hoogwerkersbakje zwaaien naar hun demente moeder omdat ze niet naar binnen mochten. Mensen die geen groen vinkje hadden, mochten niet naar het theater of naar het café. Dat zijn echt grondrechten die ertoe doen. Ik vraag me eigenlijk af hoe de heer Sneller daar nu op terugkijkt.

De heer Sneller (D66):

Ik denk dat daar nooit lichtzinnig over besloten is. Tegelijkertijd heb ik ook gevraagd of de beperkingssystematiek zoals we die nu hebben voor onze grondrechten eigenlijk nog wel adequaat is, zeker ook in vergelijking met die in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Die vraag heb ik niet voor niks gesteld. Ik denk namelijk dat je dat nog wat nadrukkelijker in onze Grondwet zou kunnen zetten. Daarnaast heb ik natuurlijk ook gepleit voor de constitutionele toetsing, zodat niet alleen wij in de Tweede Kamer en in de Eerste Kamer besluiten of een wet wel of niet in strijd is met de Grondwet, maar daar ook door een rechter naar kan worden gekeken, zodat er nog extra rechtsbescherming komt.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Is de heer Sneller het wel met mij eens over het volgende? In de Grondwet staan clausules waarop je uitzonderingen mag maken, maar je hoeft niet alles wat mag, ook te doen. Bent u het ermee eens dat we daar misschien in de toekomst toch nog weer extra goed naar moeten kijken? Wat is een situatie waarin de heer Sneller zegt: dan zou het wel moeten mogen? En wanneer niet?

De heer Sneller (D66):

Ik haalde al het voorbeeld aan van de vrijheid van meningsuiting. Daarover staat er: behoudens ieders verantwoordelijkheid voor de wet. En er zijn natuurlijk wel degelijk beperkingen aan de vrijheid van meningsuiting, zoals bij smaad of oproepen tot geweld, waarvan je kan zeggen: dat is wel een terechte beperking. Verder is het heel moeilijk om dat in algemene zin te zeggen. Ik denk dat de debatten hier steeds zijn gevoerd als er een wet werd aangenomen waarbij er grondrechten in het geding waren. Het is belangrijk dat het ook hoort bij de toetsing door de minister en door de Raad van State. Dat betreft een van de andere wijzigingen die we behandelen vandaag. Het is goed dat dat nog wat nadrukkelijker gebeurt.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan ga ik het woord geven aan mevrouw Inge van Dijk van het CDA.

©

foto I. (Inge) van Dijk
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Het voorstel om de Grondwet in te leiden met een algemene bepaling plaatst de CDA-fractie voor een dilemma. Dat dilemma zit 'm niet in de inhoud van die algemene bepaling — de Grondwet waarborgt de grondrechten en de democratische rechtsstaat — want wie kan het daarmee oneens zijn? Het dilemma zit hierin: wat voegt een algemene bepaling toe? Ik heb een stevig lesje gehad van een beleidsmedewerker. De grondrechten zijn vastgelegd in tal van grondwetsartikelen. Gelijke behandeling en het discriminatieverbod staan in artikel 1. Vrijheid van godsdienst en levensovertuiging staat in artikel 6. Vrijheid van drukpers staat in artikel 7 Vrijheid van vereniging staat in artikel 8. Vrijheid van vergadering en betoging staat in artikel 9. Eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer staat in artikel 10. De Grondwet waarborgt de grondrechten door die grondrechten onder woorden te brengen. De Grondwet waarborgt ook de democratische rechtsstaat. Het algemeen kiesrecht is vastgelegd in artikel 4 en het recht op een eerlijk proces in artikel 17 We komen daar vandaag op een later moment over te spreken.

De Grondwet waarborgt de democratische rechtsstaat door de verschillende aspecten van de democratie en de rechtsstaat onder woorden te brengen. De CDA-fractie heeft al eerder, in de eerste lezing, betoogd te hechten aan een sobere grondwet waarin alleen concreet bindende rechtsregels zijn opgenomen. Dat was ook de reden voor de CDA-fractie in de Tweede Kamer en de Eerste Kamer om in de eerste lezing tegen het opnemen van een algemene bepaling in de Grondwet te stemmen. Wat voegt een algemene bepaling toe, was de vraag.

In de rechtsstaat is de overheid de dienaar van het algemeen belang. We hebben de afgelopen jaren helaas voorbeelden gezien waarbij de overheid ernstig tekortschoot. Bij de toeslagenaffaire van de Belastingdienst en rond de afhandeling van de aardbevingsschade in Groningen liet de overheid flinke steken vallen in de betrouwbare en dienstbare rol die zij hoort te vervullen. Dat heeft het vertrouwen van burgers geschokt en geschaad. In de samenleving die wij voor ogen hebben, herstellen we de balans. Niet de overheid of de markt staat voorop, maar de samenleving. Overheid en markt zijn dienstbaar aan de burger, in plaats van andersom. Dat vraagt om een slagvaardige en rechtvaardige overheid met een menselijk gezicht. Dat vraagt om een lerende overheid die open en eerlijk is als het misgaat.

Nieuwe maatregelen zijn nodig om het geschade vertrouwen te herstellen. Daarom is in ons verkiezingsprogramma opgenomen: wij leggen in de Grondwet vast dat Nederland een democratische rechtsstaat is. De CDA-fractie ziet de voorgestelde algemene bepaling niet als een koerswijziging van de Grondwet. De Grondwet is geschreven om de grondrechten en de democratische rechtsstaat te waarborgen. De CDA-fractie ziet de algemene bepaling wel als een opdracht aan de overheid om de grondrechten voortdurend in het oog te houden en de weerbaarheid van de democratische rechtsstaat te versterken.

Samengevat ziet de CDA-fractie, alles afwegende, het toevoegen van deze bepaling als een zinvolle toevoeging aan de Grondwet en als een kleine, maar waardevolle stap. De algemene bepaling brengt onder woorden op welke waarden de Grondwet berust. De algemene bepaling stelt daarmee een kader voor de overheid en voor ons werk.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Strolenberg van de VVD.

©

foto M.F. (Mark)  Strolenberg
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
De heer Strolenberg (VVD):

Dank u wel. Het is fijn dat we vandaag een soort marathon hebben van grondwetswijzigingen. Gisteren, 29 maart, was de Grondwet ook nog jarig. Ik doel daarmee op het ontwerp van de Grondwet van 1814, opgesteld onder leiding van Gijsbert Karel van Hogendorp. Dat werd op die dag goedgekeurd. Het is toch een memorabel moment om dan ook te spreken.

Vandaag is de tweede lezing van de grondwetswijzigingen aan de orde. Het gaat om de verandering van de Grondwet met betrekking tot het opnemen van de algemene bepaling. Dat is ook een moment om te markeren, omdat onze Grondwet tot op heden nog nooit zo'n algemene bepaling heeft gekend. De bepaling luidt door het aannemen van het amendement-Koopmans als volgt: De Grondwet waarborgt de grondrechten en de democratische rechtsstaat. Deze tweede lezing wil ik dan ook gebruiken om in de eerste termijn nog een paar vragen te stellen aan de minister. Hoe ziet de minister deze algemene bepaling in het licht van het debat over rechterlijke toetsing? Wat is de verhouding tussen deze toetsing en de bepaling die nu voorligt? Wat is het karakter van deze bepaling? Daarop zou ik graag een reactie willen van de minister.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Maatoug van GroenLinks.

©

foto S. (Senna)  Maatoug
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
Mevrouw Maatoug (GroenLinks):

Voorzitter. Wij werden vanochtend wakker in een democratische rechtsstaat. Die democratische rechtsstaat is er omdat wij dat in het verleden met elkaar hebben afgesproken. Het staat in onze Grondwet, maar daarmee is het niet af. Ik sluit me daarom ook heel erg aan bij de woorden van de heer Sneller. Het vereist werk van ons allemaal om dat, in niet goed Nederlands, up-to-date te houden. Maar het is ook heel hard werken om de rechten die we met elkaar hebben afgesproken en die bijzonder zijn in de loop van de hele menselijke geschiedenis, iets te laten betekenen en blijvend iets te laten betekenen. Ik denk dat we de afgelopen jaren en vandaag buiten onze grenzen en in Nederland met onze neus op de feiten gedrukt worden: het is heel hard werken om de democratische rechtsstaat elke dag iets te laten betekenen.

Voorzitter. Dit is mijn eerste debat met deze minister van Binnenlandse Zaken. Ik vervang mijn collega vandaag. Toen ik de eerste lezing van de behandeling van deze wijziging las, viel mij op dat deze minister destijds als Kamerlid namens haar fractie het woord voerde. Het viel mij ook op dat ze toen best kritisch was. Ik ben dus heel erg benieuwd naar de beoordeling van de minister vandaag.

Iets meer dan tien jaar geleden werd in de Eerste Kamer de motie aangenomen van D66-senator Engels, mede-ingediend door GroenLinks-senator Margreet de Boer, die ertoe strekt de Grondwet aan te vullen met een algemene bepaling waarin wordt uitgedrukt dat Nederland een democratische rechtsstaat is. Destijds was dit mede het gevolg van het advies van de Staatscommissie Grondwet. De regering heeft daartoe een grondwetswijziging ingediend. Nadat beide Kamers met de eerste lezing akkoord zijn gegaan, vindt de tweede lezing plaats, en vandaag behandelen we die, zoals door collega's gememoreerd. Die tweede lezing is er niet voor niets. Bij een wijziging van de Grondwet is het van belang dat we als Staten-Generaal met elkaar goed wegen of we een eerder aangenomen wijziging daadwerkelijk een verstandig idee vinden. In deze tweede lezing doen we dat. Waarschijnlijk is het niet heel verrassend, maar de fractie van GroenLinks vindt het nog steeds verstandig om onze Grondwet, het staatkundige basisdocument van Nederland, aan te vullen met een bepaling over het fundament waar ons bestel op rust, namelijk de democratische rechtsstaat.

Voorzitter, tot slot. Ik heb nog een specifieke vraag aan de regering, in het bijzonder aan deze nieuwe minister van

Binnenlandse Zaken. De Grondwet is het basisdocument voor het land Nederland. We kennen evenwel ook nog een basisdocument voor het gehele Koninkrijk, namelijk het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden. Daarin zijn de constitutionele beginselen van ons Koninkrijk vastgelegd en de onderlinge verhoudingen tussen de vier landen die samen het Koninkrijk vormen, gecodificeerd. Hoe zou de minister ertegen aankijken als we in het Statuut een soortgelijke algemene bepaling opnemen, waarin we vastleggen dat ook het Koninkrijk als geheel een democratische rechtsstaat is? Ik ben benieuwd naar de reflectie van de minister op deze gedachte.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Van der Plas van BBB.

©

foto C.A.M. (Caroline) van der Plas
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel, voorzitter.

Voorzitter, inwoners van Nederland. De mensen op de tribune heet ik ook welkom. Dit voelt voor mij nog steeds een beetje surreëel, want een jaar nadat wij in de Tweede Kamer zijn aangetreden, mogen wij meepraten over fundamentele aanpassingen in onze Grondwet. De Grondwet is het belangrijkste document en het fundament van onze natie. We gaan de wijze woorden van onze grondleggers herschrijven en treden daarmee in de schaduw van Thorbecke. Het is dan ook van groot belang dat we dit zorgvuldig doen.

Ik geef graag wat context voor de mensen die dit debat proberen te volgen. Volgens onze procedure gaat een grondwetswijziging door twee rondes. In de eerste lezing gaat een voorstel door de beide Kamers van het parlement. Na de verkiezingen vindt de zogenaamde tweede lezing plaats, waarin een voorstel definitief wordt goedgekeurd of afgewezen. De tweede lezing vindt nu plaats. Ik ben er trots op dat ik daar onderdeel van mag zijn.

Voorzitter. De Grondwet waarborgt de grondrechten en de democratische rechtsstaat. Dat is de algemene bepaling die we willen toevoegen aan de Grondwet. Sinds 1581 functioneert ons kleine landje aan de Noordzee als bolwerk van vrijheid. Soms flikkert die vlam, maar over het algemeen groeit hij groter en groter. Het lijkt de fractie van BBB dan ook een goed moment om in ons nationaal document op te nemen dat onze Grondwet in dienst staat van democratie en rechtsstaat. Echter, belofte maakt schuld. Als wij deze bepaling opnemen in de Grondwet, kunnen zaken als de toeslagenaffaire nimmer meer voorkomen, kan de onteigening van boeren niet meer op basis van een zwakke onderbouwing plaatsvinden en moet het uithollen van de controlerende taak van de Kamer in een crisis zoals die in de afgelopen twee jaar in de toekomst voorkomen worden.

Martin Luther King sprak de tijdloze woorden: ik heb een droom dat op een dag dit volk zal opstaan en recht zal doen aan de ware betekenis van zijn credo. Als wij dit credo toevoegen aan onze Grondwet, zullen we het ook moeten naleven. We moeten de vlam der vrijheid doorgeven aan onze kinderen. Dat kan alleen als wij de moed hebben om ons elke dag te herinneren aan de beloftes die Thorbecke — en nu wij — dit land gaf.

Veel bepalingen in de Grondwet hebben een uitzonderings-clausule, die zegt dat een grondrecht bij wet ingeperkt mag worden. Maar dat je een recht mag beperken, betekent niet dat je het moet beperken. Niet alles wat mag, hoef je te doen. Die uitzonderingen staan in de Grondwet voor de meest buitengewone gevallen, maar het streven moet zijn om altijd de vrijheden die zijn neergelegd in de Grondwet maximaal te handhaven. Als we ons dat niet realiseren, is de toevoeging van de democratische rechtsstaat aan de Grondwet een losse flodder. Dan is het eerder een potgrond-wet. Helaas hebben we in de coronatijd gezien dat grondrechten heel makkelijk werden aangetast.

Ook spreekt momenteel de inhoud van de Grondwet deze toegevoegde algemene bepaling tegen. De Grondwet kan niet dienstig zijn aan de democratische rechtsstaat als dezelfde Grondwet in artikel 120 het toetsen van de bepalingen van die Grondwet door de rechter verbiedt. Laat de burger ten volste profiteren van de democratische rechtsstaat die wij in de Grondwet gaan verankeren en maak toetsing door een constitutioneel hof mogelijk. Door deze toetsing herleeft de Grondwet in onze samenleving. Burgers van Delfzijl tot Cadzand kunnen zich ineens beroepen op hun fundamentele rechten. Rechters gaven zelfs aan dat het toetsingsverbod het corrigeren van onrechtvaardige wetten tijdens de toeslagenaffaire bemoeilijkte. Kan de minister aangeven hoever de plannen van het kabinet om een constitutionele toetsing mogelijk te maken zijn gevorderd? Wanneer kunnen wij daar specifieke voorstellen over verwachten?

Voorzitter. Vandaag verankeren wij de waardes van de democratische rechtsstaat in onze Grondwet. Aan de overkant van het Malieveld staat een prachtig gebouw, De Rode Olifant. Het zijn nu kantoren, maar wat ons betreft heeft het al de uitstraling van een constitutioneel hof. Laten wij in deze Kamer samenwerken om het voor onze burgers mogelijk te maken om hun fundamentele grondrechten daar beschermd te zien. Alleen dan leven wij ons credo na. Laat het constitutioneel hof van De Rode Olifant waken over onze vrijheid.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan de heer Bosma van de PVV.

©

foto M. (Martin)  Bosma
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
De heer Martin Bosma (PVV):

Voorzitter, dank u wel. De Sovjet-Unie had ook een prachtige grondwet. Die bestond uit twintig ingebonden delen. Er was geen Sovjetburger die hem niet thuis had. Het was een parel in elke bibliotheek en op elke boekenplank. In die geweldige grondwet werd werkelijk waar elke vrijheid gegarandeerd. Elk volk had recht op zelfbeschikking. Elke burger genoot maximale vrijheid. Als je de grondwet van de Sovjet-Unie terugleest — ik doe dat niet elke dag — zou je bijna heimwee krijgen naar dat land en je afvragen waarom het in hemelsnaam is opgeheven. De realiteit — dat hoef ik u niet te vertellen, meneer de voorzitter — was natuurlijk een geheel andere.

We praten vandaag, althans in dit debat, in dit onderdeel, over die algemene bepaling waarmee wij heel parmantig gaan uitroepen dat wij een democratische rechtsstaat zijn.

Ik vind het een stukje zelffelicitatie. Ik ben er dan ook niet enthousiast over.

De Grondwet is ongelofelijk belangrijk. Het is het basisdocument van de Nederlandse rechtsstaat. Het is niet een blauwdruk voor een betere samenleving. Die gedachte bestaat. Mensen zien het als een soort verlanglijstje met leuke dingen die gerealiseerd moeten worden. We hebben al iets heel raars in onze Grondwet staan, namelijk dat de overheid ook voor zinvolle vrijetijdsbesteding moet zorgen. Het is natuurlijk niet de taak van de Grondwet om dat soort dingen te vermelden. De Grondwet moet burgers beschermen tegen de overheid. Dat is eigenlijk het allerbelangrijkste. Mevrouw Van der Plas dateerde Nederland net in 1581. Onze eerste Grondwet dateert natuurlijk uit 1579, de Unie van Utrecht. Dat is onze echte eerste Grondwet. Ik zou sowieso Nederland dateren in 1548, toen wij ons in de transactie van Augsburg onafhankelijk wisten te maken binnen het Habsburgse Rijk. Dat is het geboortemoment van Nederland, volgens mij.

Het is allemaal wel leuk dat we nu gaan opschrijven dat we een democratische rechtsstaat zijn. Dan kijken we in de spiegel en zijn we heel tevreden. Dan schijnt er iets opgelost te zijn, maar ik zou niet weten wat. Maar de realiteit is natuurlijk heel anders. De voorganger van deze minister, mevrouw Ollongren, zei gewoon openlijk toen ze binnen de grachtengordel praatte voor allerlei partijen en vriendjes in Amsterdam, allemaal D66'ers: als de PVV de verkiezingen wint, moet de verkiezingsuitslag niet erkend worden en moet er overgegaan worden tot een Republiek Amsterdam. Dan is het leuk dat we van alles in een algemene bepaling zetten, maar de realiteit is anders. Daarom begon ik met de Sovjet-Unie. Ik zal Nederland niet vergelijken met de SovjetUnie, want dat is niet het punt, maar het punt is wel dat er een verschil bestaat tussen theorie en praktijk. Als dezelfde mevrouw Ollongren in een Wob-procedure van een ambtenaar te horen krijgt "ik zal een paar regels maken over het inperken van de grondrechten", dan worden gewoon onze grondrechten ingeperkt. Dat is gewoon het verkeer met ambtenaren. Wat zijn die grondrechten dan waard? Wat moeten we dan met zo'n algemene bepaling? We zien een inperking, een afsterving van onze democratie voor onze ogen gebeuren. We zien de afkeer van democratie binnen de instituties van Nederland, wat op heel veel manieren naar voren komt. Ik noem bijvoorbeeld de haat tegen het referendum, überhaupt de haat tegen het klootjesvolk, tegen afgehaakt Nederland. Het blijkt overal uit. We zien het aan het beroepsverbod voor PVV'ers. Mensen zijn altijd heel erg geschokt van "o, discriminatie, discriminatie", maar er is maar een groep in Nederland die je naar hartenlust mag discrimineren en dat zijn PVV'ers. We mogen wel belasting betalen maar we mogen geen invloed hebben op de democratie. We zien het aan de processen-Wilders waar de scheiding der machten met voeten is getreden, waarbij gewoon ministers van Justitie overleg hadden met het Openbaar Ministerie over hoe de leider van de grootste oppositiepartij in Nederland moest worden getroffen. We zien het aan de enorme rol van subsidie binnen de rechtsstaat. De Nationale Postcode Loterij, om er maar eentje te noemen, financiert Milieudefensie en Natuur en Milieu. Dat vertaalt zich in de Klimaatwet, acties tegen Shell, en Urgenda. Het staat haaks op onze democratie. Onze democratie werkt niet omdat alle instituties in Nederland in handen zijn van links. Daar bedoel ik mee de media, de universiteiten, de hoge ambtenarij, het Openbaar Ministerie, maar ook de kunstsector, de museumsector en de vakbonden. Dat is allemaal in de handen van links en daarom werkt onze democratie niet. Dan kunnen we wel hard schreeuwen en trots in de spiegel kijken van "goh, we gaan een algemene bepaling aan de Grondwet toevoegen en moet je ons eens als democratische rechtsstaat zien", maar helaas is de realiteit anders.

De voorzitter:

Er is nog een interruptie van de heer Sneller.

De heer Sneller (D66):

Ik vond dat mevrouw Van der Plas het wel mooie verwoordde. Ze zei niet "moet je ons eens een democratische rechtsstaat zien zijn" maar "moet je ons eens een democratische rechtsstaat willen zien zijn". Wij willen dat worden en ik hoor uit de woorden van de heer Bosma dat hij wel vindt dat de Grondwet de grondrechten moet beschermen en waarborgen en dat de Grondwet ook de democratische rechtsstaat moet waarborgen. Als hij deze algemene bepaling, waarbij de PVV overigens wel voor de motie-Engels stemde om het kabinet te vragen om met zo'n voorstel te komen, op deze manier ziet, kan hij er dan niet de waarde van inzien?

De heer Martin Bosma (PVV):

Nee, kijk, een grondwet moet burgers beschermen tegen de overheid. Kijk naar de Amerikaanse grondwet die de heer Sneller hier vaker heeft geciteerd, de Jeffersonian democracy die de scheiding der machten garandeert. De Grondwet is de blauwdruk van de democratische rechtsstaat. Als je gaat zeggen "willen zijn" dan gaat de Grondwet iets heel anders worden; dan gaat het een soort verlanglijstje worden. Dan gaat het zoiets worden als: ik wil met sinterklaas een nieuwe fiets hebben. Dat is niet wat een grondwet moet zijn. Een grondwet is: dit zijn de feiten.

De heer Sneller (D66):

Dit zijn de feiten of dit zijn de rechten waarvoor we willen zorgen, want anders zeggen we eigenlijk over alle subjectieve rechten die iets vragen aan het kabinet om te doen, de sociale grondrechten: gooi dat er allemaal maar uit. Is dat het standpunt van de PVV?

De heer Martin Bosma (PVV):

Dat is niet het standpunt van mijn partij. De heer Sneller gebruikt de term "willen zijn", maar die term is veel te slap. Je moet iets zijn en je moet dat in de praktijk zijn. Dan moet je dat in de praktijk bewijzen en dan moet je niet met zo'n kreet komen die zo haaks staat op de praktijk. Ik zou D66 graag willen uitnodigen om het verlangen naar de democratische rechtstaat dat wij delen, veel meer in de praktijk te brengen en nu eens afstand te nemen van die rare woorden van mevrouw Ollongren, een partijgenoot van de heer Sneller, die gewoon openlijk zegt: als de PVV aan de macht komt, dan erkennen we de verkiezingsuitslag niet. De heer Sneller zal het toch met mij eens zijn dat dit haaks staat op de democratische rechtsstaat?

De heer Sneller (D66):

Wat betreft die sociale grondrechten gaat het er toch steeds om dat we de realiteit toetsen aan het ideaal van dat het er is en dat we dan kijken of nog meer moet gebeuren? Dat is wat deze algemene bepaling ook kan betekenen, los van dat het de Grondwet en de hoofdstukken over de grondrechten in een bepaalde context plaatst, wat ook gewoon van waarde is.

De heer Martin Bosma (PVV):

Maar wat is de waarde van zo'n vage kreet? Wat is de waarde van zo'n algemene bepaling? Wat wordt de wereld daar nou beter van? Wat schieten we daar nou concreet mee op? Hoezo wordt Nederland democratischer door zo'n algemene bepaling toe te voegen? Wat krijgen we dan, wat we nog niet hadden? Gaan de verkiezingen beter verlopen? Krijgen mensen meer invloed op wat wij hier met z'n allen doen? Gaat het beleid transparanter worden? Dat is toch helemaal niet het gevolg? Er is toch geen concreet gevolg?

De heer Sneller (D66):

Ik geloof niet dat de heer Bosma en ik elkaar vandaag gaan treffen, maar het komt in ieder geval niet dichterbij door deze algemene bepaling af te wijzen. Mijn vaste overtuiging is dat door het aannemen van deze algemene bepaling de idealen die de heer Bosma en ik delen — het zijn er niet veel, maar we delen er wel een paar — dichterbij komen.

De heer Martin Bosma (PVV): Het zij zo.

Mevrouw Leijten (SP):

Zoals ik al zei, hadden wij ook een beetje het gevoel van: is het niet te veel een symbool? Uiteindelijk hebben wij ervoor gekozen dat ook symbolen iets kunnen toevoegen. Maar in het kader van gelijke behandeling hebben we bij het toeslagenschandaal, het drama, de discriminatie via de zwarte lijst gezien. Wat valt op, als het gaat over die grondrechten en over het beschermen van de Grondwet? Dat de PVV tegenstemt als wij zeggen dat etnische profilering niet kan, terwijl de Autoriteit Persoonsgegevens en de staatssecretaris zelf nu ook zeggen dat het moreel verwerpelijk is. De Belastingdienst heeft er zelfs een boete voor gekregen. Aan alle kanten worden grondrechten geschonden, maar als we het daar dan over hebben, zegt de PVV: nee hoor, blijf maar etnisch profileren. Dat vind ik nou een beetje meten met twee maten.

De heer Martin Bosma (PVV):

Nee. Ik weet niet zo goed op welke motie of welk voorstel mevrouw Leijten doelt, maar mevrouw Helder, mijn gewaardeerde collega en de politiewoordvoerder van de PVV, heeft altijd betoogd dat er helemaal geen sprake is van etnisch profileren bij politieoptredens. We zien natuurlijk wel etnisch profileren, bijvoorbeeld in de gemeente Amsterdam, waar de SP regeert. Daar wordt een beleid gevoerd dat discriminerend is voor blanken. De SP discrimineert mensen. De SP zorgt ervoor dat 30% van de hogere functies bij de gemeente Amsterdam niet meer toegankelijk is voor blanken. Dus de SP discrimineert blanken. Mijn partij is daar altijd tegen. De SP werkt in Amsterdam ook mee aan het beleid van de Amsterdamse Kunstraad, waar Felix Rottenberg voorzitter van was, dat kunstinstellingen een nulmeting moeten maken om het aantal blanken in kaart te brengen en moeten werken aan het afstoten van blanken. Dat is allemaal SP-beleid. Dat is etnisch profileren. Daar is mijn partij honderd procent tegen, maar de SP-mensen maken dit discriminerende beleid tot beleid.

Mevrouw Leijten (SP):

Los van het feit dat dat niet waar is omdat wij daarbij in de gemeenteraad een andere positie hebben ingenomen dan het stadsbestuur, vind ik het meten met twee maten zo pijnlijk. Aan de ene kant zegt de heer Bosma: je kan alles opschrijven in de Grondwet, maar het gaat erom hoe we het toepassen. Nou, er is nu vast komen te staan dat de Belastingdienst heeft gediscrimineerd. Dat is een overtreding van grondwetsartikel nummer 1. Uit een zelfevaluatie van rechters van de Raad van State komt naar voren dat de grondrechten van mensen geschonden zijn, bijvoorbeeld in het toeslagenschandaal. Daar zijn moties over ingediend, en dan stemt de PVV tegen. "Wij zijn niet tegen discriminatie", zeggen ze dan. Dus met het verwijt dat de heer Bosma hier neerlegt, slaat hij zichzelf in het gezicht. De PVV is namelijk geen hoeder van de grondrechten en al helemaal niet van de gelijke waarde van mensen. Zij maken permanent onderscheid. Dat mogen ze doen, want je mag in deze zaal alles zeggen. Maar anderen verwijten dat ze een symbool maken van de Grondwet terwijl we hier de afgelopen jaren juist het aantasten van grondrechten hebben blootgelegd, vind ik echt meten met twee maten.

De heer Martin Bosma (PVV):

Nee, het klopt niet wat mevrouw Leijten zegt. De SP regeert gewoon in Amsterdam. De SP voert gewoon discriminerend beleid in Amsterdam. Het was wethouder Ivens die daar gewoon voor heeft getekend. Als je blank bent in Amsterdam en je wilt zo'n hogere functie, dan kun je die niet krijgen, want de SP voert discriminerend en racistisch beleid uit. De SP is daar trots op. De SP verdedigt dat ook altijd. De gemeenteraadsfractie van de SP steunt dat. Het is gewoon SP-beleid om mensen te discrimineren. En als er gevochten moet worden tegen discriminatie, dan staat mijn partij vooraan. Mijn partij is namelijk bij uitstek de meest antiracistische partij van Nederland. Wij vechten tegen het racisme van de gemeente Amsterdam en de Amsterdamse Kunstraad. In de gemeente Utrecht worden ook allerlei racistische maatregelen ingevoerd door GroenLinks, de ChristenUnie en D66. Daar vechten wij tegen. Net werd Martin Luther King geciteerd. Ik ben naar hem vernoemd. Ik vecht tegen het racisme dat de SP overal maar lijkt te willen invoeren.

Mevrouw Leijten (SP):

Het is zo jammer dat de heer Bosma nooit in debat gaat en nooit reageert. Hij kan alleen maar uitdelen, terwijl de partij van de heer Bosma in het discriminatieschandaal dat het toeslagenschandaal is, echt geen vinger heeft uitgestoken en zelfs zegt: etnisch profileren mag je blijven doen, ook al is het discriminatie. Het spijt me, hoor. Bij de maatregelen die het Amsterdamse stadsbestuur heeft genomen, hebben wij als volksvertegenwoordigers in de raad een andere positie ingenomen. Dat verschil wil de heer Bosma niet zien. Hij wil al helemaal niet horen dat alles wat hij iedereen hier verwijt, de kern is van de politiek van de PVV

De heer Martin Bosma (PVV):

En de kern van de politiek van de SP is discriminatie. Het is het gemeentebestuur van Amsterdam, waarvoor de SP wethouders heeft geleverd — dat zal niet lang meer duren, want er zijn verkiezingen geweest — dat gewoon discriminerend, racistisch beleid uitvoert. Bij 30% van de hogere functies van de gemeente Amsterdam mogen blanken niet meer solliciteren. Je zult maar geld hebben gegeven aan de SP of op de SP hebben gestemd en je krijgt er gewoon racistisch, discriminerend beleid voor terug. Dat is gewoon de realiteit. Laten we vechten tegen dat racisme. Laten we vechten tegen die discriminatie. Daarbij staat de PVV altijd vooraan.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Van der Graaf van de ChristenUnie.

©

foto S.J.F. (Stieneke) van der Graaf
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Dank u wel, meneer de voorzitter, voor het woord. Wie je ook bent, waar je ook vandaan komt en wat je ook gelooft, wij vragen iedereen om zich vanuit eigen geloof en vertui-ging te verbinden aan de kern van ons gezamenlijke leven in Nederland, de basiswaarden van de democratische rechtsstaat en de instituties die de rechtsstaat bewaken en beschermen. De ChristenUnie wil dat onze Grondwet daarvan een belangrijk symbool wordt. Dat is hij al, maar dat mag hij nog levendiger worden, wat ons betreft. Wij zien de Grondwet als meer dan een verzameling grondwetsartikelen. Hij staat voor mijn fractie, voor de ChristenUnie, voor iets groters. Hij weerspiegelt namelijk de waarden waarop onze samenleving en de democratische rechtsstaat zijn gebouwd. Dat zijn waarden als menselijke waardigheid, gelijkwaardigheid, vrijheid, verantwoordelijkheid, naastenliefde en ruimte voor verschil.

Bij de behandeling van deze tweede lezing ging ik terug naar de eerste lezing van deze wet. Ook daar kwam ik de huidige minister tegen, toen als woordvoerder. Dit wetsvoorstel vindt zijn oorsprong in de aanbeveling van de Staatscommissie Grondwet uit 2010. Daar werd aanvankelijk niets of weinig mee gedaan, maar op aandringen van de Eerste Kamer heeft het toch geleid tot een wetsvoorstel en de toevoeging van een algemene bepaling. Daarmee kunnen we het normatieve en het declaratoire karakter van onze Grondwet versterken. Mijn fractie had al langer de wens om dat te doen, want wij zien dat onze Nederlandse Grondwet in internationaal perspectief heel sober is. De Grondwet heeft een juridische en een symbolische functie. Die laatste kan beter tot uitdrukking worden gebracht. Met een algemene bepaling maak je daarmee een begin.

Iets van die waarden waarover ik net sprak, van dat robuuste fundament, komt nu terug in de algemene bepaling die in dit wetsvoorstel staat. Daar zijn we als fractie blij mee. Had het steviger gemogen? Ja, het had wat ons betreft wel steviger gemogen. De tekst luidt nu: "De Grondwet waarborgt de democratie, de rechtsstaat en de grondrechten". Maar de staatscommissie adviseerde destijds de algemene bepaling veel breder te formuleren: "Nederland is een democratische rechtsstaat. De overheid eerbiedigt en waarborgt de menselijke waardigheid, de grondrechten en de fundamentele rechtsbeginselen. Openbaar gezag wordt alleen uitgeoefend krachtens de Grondwet of de wet." Ik ben benieuwd naar de visie van de minister hierop. Hoe kijkt zij daarnaar, in deze tijd en in dit tijdsgewricht? Juist de menselijke waardigheid noemde de Staatscommissie Grondwet de grondslag van alle mensenrechten. Daar zijn al die klassieke en sociale grondrechten, die in de Grondwet zijn opgenomen, vervolgens weer een uitvloeisel van. Ik ben ook benieuwd hoe de minister daarnaar kijkt. Zouden we het toch niet breder moeten opzetten? Zou dat de algemene bepaling niet veel rijker maken en meer in lijn met het advies dat de staatscommissie destijds had gegeven? Graag een reactie daarop van de minister.

Voorzitter. Een tweede advies van de Staatscommissie Grondwet dat ik naar voren zou willen brengen, juist op deze dag waarop we heel veel grondwetswijzigingen met elkaar bespreken, ziet erop om enkele fundamentele internationale grondrechten een herkenbaar onderdeel te laten zijn van onze eigen Grondwet en die daarin tot uitdrukking te brengen. Dat doen we vandaag bijvoorbeeld wel met het recht op een eerlijk proces, maar er zijn meer grondrechten die de commissie benoemt, zoals het recht op eerbiediging van familiair gezinsleven, het verbod op foltering en onmenselijke behandeling en het recht op leven. Het opnemen van deze fundamentele rechten in de Grondwet kan het belang daarvan juist benadrukken. Ik vraag de minister of zij ervoor openstaat om daar werk van te maken.

Voorzitter. In het begin zei ik dat we onze Grondwet levendiger zouden kunnen maken. Tijdens een bezoek dat ik ooit bracht aan de Bundestag in Berlijn, kreeg ik als bezoeker een heel klein pocketboekje in handen met daarin de tekst van het Grundgesetz in Duitsland. We weten hoe de grondwet daar in de harten van de mensen leeft en hoe belangrijk die wordt gevonden. Het is goed dat je zo'n klein boekje hebt, dat je dat in je bezit hebt, dat dat wordt uitgedeeld aan kinderen en andere mensen die de Bundestag bezoeken. Je neemt het mee naar huis en je kunt het er nog eens bij pakken. Ik vind dat een mooi voorbeeld, dat we in Nederland zouden kunnen volgen: op het moment dat je ons parlement bezoekt, krijg je dan een exemplaar van de Grondwet uitgedeeld, in een handzaam boekje. Ik zie de minister ineens een boekje naar voren schuiven. Er bestaat dus zo'n boekje. Dan vraag ik de minister of dat boekje kan worden uitgedeeld, heel proactief, zodat mensen dat kunnen meenemen als zij een bezoek aan ons parlement brengen. Ik vind het een mooi voorbeeld van hoe we de Grondwet in de harten en huizen van mensen kunnen brengen. Op het moment dat zij zich aangetast voelen in hun grondrechten, kunnen zij dan ook daar het boekje openslaan en zien waar zij voor mogen opkomen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan de heer Van Meijeren van Forum voor Democratie.

©

foto G.F.C. (Gideon) van Meijeren
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
De heer Van Meijeren (FVD):

Dank u wel, meneer de voorzitter. Nog niet vaak heb ik een voorstel gezien voor een grondwetswijziging dat zo misleidend is als het voorstel dat we hier nu bespreken, namelijk het voorstel om een nieuwe bepaling aan de Grondwet toe te voegen, nog vóór artikel 1. Een zogenaamde algemene bepaling, die luidt: De Grondwet waarborgt de grondrechten en de democratische rechtsstaat.

Dit roept tal van vragen op, bijvoorbeeld: welke grondrechten en welke democratische rechtsstaat? Bedoelt de regering dezelfde grondrechten en democratische rechtsstaat die de afgelopen jaren juist door de regering met voeten zijn getreden? Waarom is het volgens de regering ineens nodig om een algemene bepaling in de Grondwet op te nemen waarin staat dat de Grondwet de grondrechten en de democratische rechtsstaat zou waarborgen? Is daar dan twijfel over bij de regering?

Uit de toelichting bij het wetsvoorstel blijkt dat de regering weliswaar alle vertrouwen lijkt te hebben in onze Grondwet, in de grondrechten en in de democratische rechtsstaat, maar dat het geen kwaad zou kunnen om deze kernbegin-selen van ons constitutionele stelsel nog eens expliciet te benoemen. Het lijkt dus op een sterk staaltje symboolwetgeving, duidelijk bedoeld om uit te stralen dat de regering de grootst mogelijke waarde hecht aan grondrechten en de democratische rechtsstaat. Maar inhoudelijk is de betekenis totaal verwaarloosbaar, want als puntje bij paaltje komt en als de nood aan de man is, waarborgt onze Grondwet helemaal niets. Al helemaal geen grondrechten en zeker ook niet de democratische rechtsstaat.

Het is bovendien ook niet aan de Grondwet om die kernbe-ginselen te waarborgen. De Grondwet is een stuk papier. Het waarborgen van grondrechten en de democratische rechtsstaat is in de eerste plaats aan de regering en aan het parlement. Wanneer de regering besluit om onrechtmatig grondrechten te beperken of om antidemocratische of antirechtsstatelijke maatregelen te treffen en het parlement zich hiertegen niet verzet, is er geen Grondwet die hier iets aan kan doen. Letters op papier zijn betekenisloos zolang er niet ook naar wordt gehandeld.

Dat blijkt uit tal van voorbeelden. Op papier is Noord-Korea een democratische volksrepubliek. Iedere vijf jaar gaan Noord-Koreanen naar de stembus om de 687 leden van het Noord-Koreaanse parlement te kiezen. Volgens de Noord-Koreaanse grondwet is het parlement de hoogste machts-instantie van het land. Volgens de artikelen 67 en verder van de Noord-Koreaanse grondwet, hebben alle burgers vrijheid van meningsuiting, is er demonstratierecht, persvrijheid, godsdienstvrijheid, verenigingsvrijheid, en is de staat verplicht om die grondrechten te garanderen. Maar de dagelijkse realiteit is in Noord-Korea heel anders. Noord-Korea is niet democratisch. Het is geen republiek. De inwoners van Noord-Korea hebben niets te zeggen en het parlement evenmin, ondanks dat het allemaal zo mooi staat opgeschreven.

Hetzelfde geldt voor China. Volgens de Chinese grondwet, artikel 33 en verder, hebben alle Chinezen kiesrecht, vrijheid van meningsuiting, vrijheid van vereniging, godsdienstvrijheid, noem het allemaal maar op. De staat is verplicht om dat te garanderen. Maar ook in China is de realiteit heel anders. En zo zijn er tal van voorbeelden van onvrije landen die op papier weliswaar veel vrijheden kennen, maar waar in de praktijk niets van terechtkomt. In juridische zin is er sprake van een discrepantie tussen de situatie de jure en de facto, een kloof tussen wat er in de Grondwet staat en de dagelijkse realiteit.

Inmiddels kan ook Nederland aan dit lijstje worden toegevoegd. Wie alleen onze Grondwet leest, krijgt de indruk dat Nederland een democratie is met een gekozen parlement dat het hele Nederlandse volk vertegenwoordigt en de wetten maakt die hier in Nederland gelden. Maar in werkelijkheid worden de hoogste wetten die hier in Nederland gelden helemaal niet hier in het parlement gemaakt, maar door ongekozen EU-commissarissen uit landen als Bulgarije en Roemenië. Daar wordt in de Grondwet met geen woord over gerept. Sterker nog, dat de macht over Nederland is overgedragen aan de Europese Unie tegen de uitdrukkelijke wil van de Nederlandse bevolking en in strijd met de Grondwet, is alleen al volstrekt antidemocratisch.

Grondrechten worden in Nederland schaamteloos terzijde geschoven wanneer de regering dit nodig acht. Oppositie-demonstraties die verboden worden wanneer het onderwerp van de demonstratie niet in het straatje past van de zittende macht. Vreedzame demonstranten die als zeehondjes werden neergeknuppeld omdat zij geen anderhalve meter afstand van elkaar zouden bewaren. De vrijheid van meningsuiting geldt in ons land alleen nog voor degenen die een mening uiten die wordt geaccepteerd door de zittende macht. Andere meningen worden bestempeld als desinformatie en met het grootste gemak bestreden. Media die bepaalde nieuwsfeiten vanuit een andere invalshoek belichten, worden met het grootste gemak verboden; denk aan het verbod op een aantal Russische media door de Europese Commissie. Politieke tegenstanders en klokkenluiders die misstanden aan het licht brengen en de aandacht vragen voor onrechtmatig handelen door de overheid worden geïntimideerd, gestigmatiseerd of zelfs met groot machtsvertoon opgepakt en opgesloten. Journalisten die de politie aan de deur krijgen omdat ze complotdenkers zouden hebben geïnterviewd. Andere journalisten die door de NCTV als bedreiging worden gekwalificeerd omdat ze antioverheidspropaganda zouden verspreiden, oftewel niet de overheidspropaganda klakkeloos overnemen; dezelfde NCTV die online met nepaccounts onrechtmatig burgers bespiedt. Corrupte ministers die zich bemoeien met schimmige deals om partijgenoten hun zakken te kunnen laten vullen met miljoenen aan belastinggeld. Uitslagen van referenda die met het grootste gemak en schaamteloos worden genegeerd.

En tot overmaat van ramp kunnen burgers die onrechtmatig van hun grondrechten worden beroofd niet terecht bij een onafhankelijke rechter. Ze kunnen alleen terecht bij rechters die zijn benoemd door de regering en afkomstig zijn uit hetzelfde ideologische bolwerk, en rechters die zich herhaaldelijk in de meest onmogelijke bochten wringen om onrechtmatig overheidsoptreden maar recht te kunnen praten. U hebt dat gezien in de toeslagenaffaire, maar ook in de afgelopen twee jaar bij veel onrechtmatige grondrechtenbeperkingen.

Voorzitter. Ik kan zo nog wel even doorgaan, maar het punt is duidelijk: we kunnen nog zo vaak en op zo veel verschillende manieren in onze Grondwet vastleggen hoe democratisch Nederland wel niet is, hoe belangrijk onze grondrechten wel niet zijn en hoeveel waarde we wel niet hechten aan de rechtsstaat, maar zolang er in de praktijk niet naar wordt gehandeld, zijn het allemaal loze woorden. Terwijl wij hier aan het debatteren zijn over inhoudsloze symboolwetgeving, hadden we veel beter kunnen werken aan plannen om van Nederland weer echt een democratische rechtsstaat te maken. Niet op papier maar in werkelijkheid, door uit de Europese Unie te stappen, zodat de Nederlandse bevolking weer het hoogste gezag krijgt over ons land. Dat kunnen we doen door de vrijheid van meningsuiting weer te respecteren, ook als het gaat om onwelgevallige meningen. Dat kunnen we doen door te stoppen met het verbieden van vreedzame demonstraties, te stoppen met het bespieden van burgers, en met name door de wens van de Nederlandse kiezers weer serieus te nemen. Kortom, geen woorden op papier, maar daden waar mensen echt iets aan hebben.

Dank u wel.

De heer Sneller (D66):

Als de heer Van Meijeren minder functies zou stapelen, zou hij ook meer tijd hebben om dat soort voorstellen te ontwikkelen zodat we eindelijk een keer een concreet voorstel zouden kunnen bespreken. Ik heb een vraag die ik eigenlijk ook voor de heer Bosma had: wordt het nou beter of slechter als we een algemene bepaling opnemen?

De heer Van Meijeren (FVD):

Dit is pure symboolwetgeving. Wij hebben in eerste lezing tegengestemd. Op dit moment wordt de Grondwet slechter door deze algemene bepaling. Ten eerste wekt het de onjuiste suggestie dat Nederland op dit moment een democratische rechtsstaat is. Ten tweede is het een beetje makkelijk om te zeggen dat de Grondwet het allemaal wel waarborgt. Zoals ik heb aangegeven, is het in de eerste plaats aan de regering en aan het parlement om de Grondwet in acht te nemen. Zolang er niet naar wordt gehandeld, zijn het allemaal loze woorden. Daarom stemmen wij tegen dit voorstel.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Ik wil ook iets zeggen over de vrijheid van meningsuiting. Ik constateer dat de heer Van Meijeren hier in alle vrijheid het woord kan voeren en vanavond ook in alle vrijheid beëdigd zal worden als gemeenteraadslid in Den Haag. Mijn vraag gaat daar niet over. Ik hoor de heer Van Meijeren verwijzen naar landen als Noord-Korea en China. In China vinden hele grove mensenrechtenschendingen plaats tegen een specifieke bevolkingsgroep, de Oeigoeren. Vorige week zagen we nog de berichten dat er in Noord-Korea tientallen christenen zijn gedood. Vindt hij dat wij hier in Nederland zo te vergelijken zijn met wat er in deze landen gebeurt?

De heer Van Meijeren (FVD):

Absoluut niet. Gelukkig niet. Laten we blij zijn dat wij nog niet een land als Noord-Korea of China zijn. Dat zijn volstrekte dictaturen waar mensenrechten aan de lopende band in de meest walgelijke vormen worden geschonden. Dit zijn de meest aansprekende voorbeelden om aan te tonen dat wat in een grondwet staat nog helemaal niets zegt over de dagelijkse realiteit. Ik zeg niet dat Nederland er op dit moment voorstaat zoals China of Noord-Korea, gelukkig niet, maar ik wil ons ervoor behoeden dat wij langzaam sluipenderwijs die kant opgaan. Het is niet zo dat een democratische rechtsstaat van de ene op de andere dag een dictatuur is. We zien wel dat in Nederland grondrechten steeds makkelijker worden beperkt. Ik heb een aantal hele zorgwekkende ontwikkelingen genoemd. Misschien is Nederland op dit moment nog niet een dictatuur, maar in ieder geval is het ook geen functionerende democratie. Laten we dan zeggen dat we in een post-democra-tisch tijdperk leven en dat het de vraag is welke kant het opgaat. Wij kiezen daarbij voor de grondrechten en vrijheden en willen die weer in het leven roepen.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Het mag duidelijk zijn dat ik hier afstand van neem. Nederland fs een functionerende democratie en ik vind het aanmatigend dat een gekozen parlementariër, die hier in vrijheid het woord kan voeren, onze democratie op die manier ter discussie stelt. Ik vind dat gevaarlijk. Ik vind dat de heer Van Meijeren daar heel voorzichtig in moet zijn. Als meneer Van Meijeren het met mij eens is dat wij op geen enkele manier te vergelijken zijn met China en hoe daar mensenrechten worden geschonden, en met Noord-Korea waar mensen om hun geloof vervolgd en gedood worden, vraag ik de heer Van Meijeren die vergelijkingen hier niet te trekken om ook niet de indruk te wekken dat wij in Nederland die kant opgaan. Dat is niet zo.

De heer Van Meijeren (FVD):

Nou, ik heb juist heel veel zorgwekkende ontwikkelingen genoemd. Ik kan ze wel herhalen, maar dat voegt weinig toe. Maar laat ik er één ding uitlichten. Heel vaak wordt gezegd: u staat hier toch als gekozen parlementariër; u mag alles zeggen wat u wilt. Dat is feitelijk onjuist. Er zijn standpunten die ik hier niet mag uitdragen, omdat mij het woord dan wordt ontnomen. Dat is niet omdat ze beledigend of kwetsend zijn, maar omdat die door de voorzitter als ongepast worden aangemerkt.

Daarnaast is dit ook in heel veel opzichten een schijnparle-ment, omdat wij helemaal niet de hoogste wetten maken die in dit land gelden. Het zijn EU-commissarissen die besluiten welke kranten Nederlanders mogen lezen. Het zijn EU-commissarissen die besluiten welke informatie wel of niet juist is; overige informatie wordt als desinformatie bestempeld. Wij kunnen hoog en laag springen met elkaar. Een aantal jaren geleden is dat heel mooi duidelijk geworden. Het Nederlandse parlement zei toen heel duidelijk dat het geen behoefte had aan een Europese instantie die desinformatie zou bestrijden. Een motie daarover werd aangenomen. Maar uiteindelijk kunnen we er niets tegen doen, zelfs niet als gekozen volksvertegenwoordigers in meerderheid. Zelfs als we er met 150 man unaniem voor pleiten dat bepaalde EU-regelgeving hier niet zou moeten gelden, dan zouden we er niets tegen kunnen doen. Alles wat in Brussel besloten wordt, staat direct boven onze Grondwet. De Nederlandse bevolking heeft daar heel duidelijk over gezegd: nee, dit willen wij niet. Het is toch gebeurd. Het is gebeurd in strijd met de Grondwet, artikel 91, derde lid. Het had nooit mogen gebeuren. Het is een machtsoverdracht aan de EU geweest die onrechtmatig is en die de Nederlandse democratie definitief heeft opgeheven.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef het woord aan mevrouw Arib van de Partij van de Arbeid.

©

foto K. (Khadija)  Arib
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
Mevrouw Arib (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Ik wil vooraf melden dat de PvdA alleen bij deze ene wetswijziging het woord zal voeren. Over de andere wetsvoorstellen hebben wij bij de eerste lezing uitgebreid en inhoudelijk gesproken. We waren het er ook allemaal mee eens en nu ook weer. We hebben voor gestemd en dat zullen wij weer doen. Ik beperk me dus tot dit voorstel.

Dit voorstel tot wijziging van de Grondwet heeft als doel om aan het begin van de Grondwet een algemene bepaling toe te voegen, waarin staat dat de Grondwet de grondrechten en de democratische rechtsstaat waarborgt. Men zou kunnen zeggen: dat wisten we toch al langer? De Grondwet dient immers deze kernwaarde. Dat kan zo zijn, maar het stond er eerder nooit zo duidelijk en expliciet. Het kon wel uit de inhoud van de Grondwet worden opgemaakt. De volgende vraag is dan, zoals de heer Van Meijeren ook stelde, of het dan een soort symboolwetgeving is. Ik zeg u: ook symbolen kunnen een belangrijke functie hebben. Dat is ook heel erg belangrijk. Symbolen hebben een functie, maar de toevoeging moet wat de PvdA betreft meer gaan inhouden. Van het opnemen van de waarborging van de grondrechten en de democratische rechtsstaat aan een wet, zeker aan de Grondwet, gaat wat mij betreft een opdracht aan de wetgever uit. Aan de regering en het parlement dus, en aan de hele overheid. Die opdracht is hard nodig. Een aantal collega's voor mij hebben al benadrukt dat de democratische rechtsstaat onder enorme druk staat. Hij staat onder druk van de overheid, van organisaties en partijen die het er niet zo nauw mee nemen. Ook het vertrouwen in de democratische rechtsstaat is onder druk komen te staan.

De toeslagenaffaire is ook door collega's genoemd, met name door college Leijten. Daarbij zijn door de overheid de individuele rechten van burgers met voeten getreden. Het is een overheid die burgers discrimineert en mensen niet beschermt. De rechtsstaat heeft het wat dit betreft gewoon laten afweten. Dat gaat beter worden, zegt het kabinet. Dat is de belofte. Deze algemene bepaling in de Grondwet moet ons aan die belofte gaan herinneren. Mijn vraag aan de minister heb ik ooit ook aan de vorige minister gesteld. De grondrechten van de ouders die bij de toeslagenaffaire zo zijn aangepakt, moeten worden beschermd. Natuurlijk worden daarover debatten gehouden met verschillende bewindspersonen, maar ik mis de minister van Binnenlandse Zaken, die over de grondrechten gaat. Mijn vraag is dus: wat gaat ze, vanuit haar rol als minister van Binnenlandse Zaken doen, aan die verschrikkelijke toeslagenaffaire?

In het antwoord van de minister op onze vraag in de schriftelijke ronde staat namelijk dat de regering de algemene bepaling ook gaat gebruiken om maatschappelijke aandacht voor de grondrechten en de democratische rechtsstaat te vragen, bijvoorbeeld in het onderwijs. In de wet die het burgerschapsonderwijs regelt, is hier al naar verwezen. Ook in de wet die het beter mogelijk moet maken om radicale organisaties die tot doel hebben om de democratische rechtsstaat omver te werpen, wordt teruggevallen op het begrip "democratische rechtsstaat" zoals dat in deze algemene bepaling wordt bedoeld. Waarom zou dit dus niet bij de toeslagenaffaire kunnen? Op zich is het prima dat dit kabinet daar werk van wil maken en meer aandacht wil besteden aan grondrechten, maar is het genoeg? Wat ons betreft niet helemaal.

De regering geeft aan dat een verwijzing naar de algemene bepaling in de Grondwet ook — dan citeer ik — "in toekomstige wetsvoorstellen, beleidsdocumenten, debatten of bijvoorbeeld speeches terug zou komen". We hebben het nu over de tweede lezing van dit grondwetsvoorstel. Dat kan alleen nadat er verkiezingen zijn geweest en er eindelijk een nieuwe regering is. Die heeft in het coalitieakkoord veel plannen staan. Hoe concreet is daarbij rekening gehouden met de opdracht die de algemene bepaling mee moet gaan geven? Dat is mijn vraag.

Dan de constitutionele toetsing. Het is bekend dat rechters tot nu toe geen wetten aan de Grondwet mogen toetsen. Dat is aan de wetgever voorbehouden. In de praktijk waarin de wetten worden uitgevoerd, kan een rechter dus niet op basis van de Grondwet een wettelijke bepaling ter discussie stellen en beoordelen of die verenigbaar is met de Grondwet. Wel kan de rechter toetsen of die verenigbaar is met internationale verdragen. Dat blijft vreemd. Nu wij bezig zijn met het verstevigen van het belang van onze Grondwet, zou het goed zijn als die toetsing van wetten aan de Grondwet wel mogelijk wordt gemaakt. In het coalitieakkoord staat dat — ook dan citeer ik — "de uitwerking van constitutionele toetsing ter hand wordt genomen". Dat is een goed begin, maar het onderwerp is bepaald niet nieuw. Er ligt een advies uit 2018 van de staatscommissie parlementair stelsel onder leiding van Remkes. Op de valreep van het vorige kabinet hebben de toen demissionaire ministers Ollongren en Dekker een overzicht gepubliceerd van de belangrijke aspecten bij de invoering van constitutionele toetsing. Wat mij betreft kunnen de knopen worden doorgehakt. De vraag is: hoever is de minister hier inmiddels mee? Ik hoor graag een antwoord.

Tot slot. Deze minister was vorige keer woordvoerder opdit wetsvoorstel. Nu verdedigt zij het wetsvoorstel als minister. Ik snap dat dat een andere rol is. Ik ga ook niet alles citeren wat deze minister toen als woordvoerder heeft gezegd, maar toch ben ik benieuwd waarom zij dit wetsvoorstel nu omarmt. Welke inhoudelijke redenen hebben haar daartoe doen bewegen?

Ik had ook een vraag voor het CDA, maar die hoef ik niet meer te stellen. Mevrouw Inge van Dijk heeft die vraag namelijk al beantwoord. Het CDA heeft bij de eerste lezing tegen dit wetsvoorstel gestemd, maar ik hoor van mevrouw Inge van Dijk dat ze toch meebewegen — zo hoort het ook in de politiek — en het belangrijk vinden om deze keer voor te stemmen.

Voorzitter. Ten aanzien van deze toevoeging aan de waar-borgfunctie van de Grondwet zou het natuurlijk geweldig zijn als alle partijen in deze tijd, waarin grondrechten en de democratische rechtsstaat ter discussie staan, voor deze wet zouden stemmen, ook als signaal naar diegenen die de grondrechten en de democratische rechtsstaat onderuit willen halen.

Dank u wel, meneer de voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee is er een einde gekomen aan de eerste termijn van de kant van de Kamer. De minister heeft aangegeven de beantwoording te gaan voorbereiden.

De vergadering wordt van 12.28 uur tot 12.48 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de minister voor de beantwoording in eerste termijn.

©

foto H.G.J. (Hanke)  Bruins Slot
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
Minister Bruins Slot:

Voorzitter. Meerdere leden hebben heel mooi geduid dat we vandaag voor het eerst sinds 1983 zo ontzettend veel grondwetsvoorstellen met elkaar behandelen. In die zin is de Grondwet dan ook een levend document. We dienen dat te beschermen, maar ook te onderhouden en te vernieuwen. Vandaag spreken we dan ook over een voorstel tot opneming van een algemene bepaling in de Grondwet. Een aantal weken geleden mocht ik al met deze Kamer in gesprek gaan over een wijziging van de Grondwet. Dat is iets wat altijd bijzonder is. Maar dat we er vandaag vijf op een rij hebben, had ik van tevoren ook niet gedacht.

Meerdere leden hebben ook aangedragen dat de Grondwet ons constitutioneel basisdocument is. Dat onderstreep ik ook helemaal. Daarin ligt de grondslag van al ons overheidsoptreden. Ze roept organen in het leven, geeft overheidsambtenaren bevoegdheden, geeft aan wat de overheid wel of niet mag, waar de grenzen precies liggen. De heer Sneller had het al over de begrenzing van de klassieke vrijheidsrechten. Dat is een heel belangrijk element. Die Grondwet verdient dus onderhoud, vernieuwing, maar ook bescherming. We moeten zorgvuldig zijn in de omgang met de waarden in de Grondwet en ze respecteren en koesteren.

Voorzitter. De tekst van de algemene bepaling luidt: "De Grondwet waarborgt de grondrechten en de democratische rechtsstaat." Over het karakter van deze bepaling en ook het belang daarvan heb ik meerdere Kamerleden ook horen aangeven dat het aan de ene kant een algemene bepaling is. Dan kan je zeggen dat het ook een symboolwerking heeft. Maar aan de andere kant is dat aspect in de afgelopen jaren verdiept. Want in vervolg op de kinderopvangtoeslagaffaire heeft uw Kamer de regering onder andere verzocht om bijvoorbeeld ook een staatscommissie in bredere zin in te stellen die het functioneren van de rechtsstaat analyseert en met voorstellen komt om die te versterken. Deze voorbereidingen zijn gaande. Dat laat ook zien hoe belangrijk die democratische rechtsstaat is, waar die algemene bepaling onderdeel van uitmaakt. Als grondrechten geschonden zijn, moet dat ook een belangrijk uitgangspunt zijn van het handelen van de overheid. Die urgentie is dus eigenlijk wel sterker geworden sinds de eerste lezing van dit voorstel.

Mevrouw Arib zei ook zo mooi dat ik hier nu als bewindspersoon sta. Ik heb dus echt een andere rol dan de vorige keer. Mevrouw Van Dijk vervult nu natuurlijk de rol als vertegenwoordiger van een politieke partij en als Kamerlid. Mevrouw Arib vraagt mij, net als anderen, waar ik verandering zie ten opzichte van de behandeling in de eerste lezing. Dat is in de bewustwording van het feit dat we ons in de kinderopvangtoeslagaffaire niet gehouden hebben aan de waarborgen van een democratische rechtsstaat. Daarmee krijgt de zwaarte van deze algemene bepaling wel een andere inkleuring, zoals mevrouw Van Dijk ook aangaf en zoals ook mevrouw Leijten zei. Ook omdat het vooraan staat, is de algemene bepaling nu een continue herinnering aan het feit dat we dit als grondwetgever voorop moeten stellen bij het maken van nieuwe wetgeving en dergelijke. Er zit dus wel echt een verdieping aan vast ten opzichte van de eerste lezing. De urgentie is dus ook anders geworden. Ik vind het van belang om net als de leden te vermelden dat hiermee ook uitvoering wordt gegeven aan de motie die door de heer Engels en ook door anderen in de Eerste Kamer is ingediend.

Voorzitter. Wat doet deze algemene bepaling dan? Zij benadrukt de normativiteit van de grondrechten en de democratische rechtsstaat, geeft een betere invulling aan het uitgangspunt van de Grondwet als echt het basisdocument van ons staatsbestel en de kernbeginselen daarvan en verduidelijkt de waarborgfunctie van de Grondwet.

Mevrouw Van der Graaf vraagt mij waarom het kabinet niet heeft gekozen voor het noemen van meer elementen in de algemene bepaling. Zoals mevrouw Van der Graaf ook aangaf, kunnen we dit voorstel op dit moment niet meer veranderen, want dit is de tweede lezing. Maar dit voorstel realiseert in zijn soberheid wel een optimale balans tussen enerzijds het verstevigen van de institutionele en organisatorische functie en de waarborgfunctie van de Grondwet en aan de andere kant ook het sobere karakter van de Grondwet. Het biedt ook de ruimte voor verschillende specifieke invullingen in dat bestel. Daarmee is het dus echt een goede basisbepaling. Als mevrouw Van der Graaf ook vraagt waarom voor precies deze formulering is gekozen, kan ik aangeven dat het natuurlijk de Kamer is die hiervoor gekozen heeft, want het was een amendement van volgens mij de heer Middendorp van de VVD, die uiteindelijk deze formulering aan de Kamer heeft voorgesteld.

Mevrouw Van der Graaf zegt dat bijvoorbeeld ook de menselijke waardigheid had kunnen worden opgenomen. Ik denk dat het nog wel goed is om daar ook even op in te gaan. De menselijk waardigheid is een belangrijke kernwaarde, die mede ten grondslag ligt aan grondrechten. De algemene bepaling beoogt echter niet de aan grondrechten en de democratische rechtsstaat ten grondslag liggende elementen te belichten. Ze beoogt de grondslagen van het staatsbestel toe te lichten. Het is dus niet een duiding van de grondrechten, maar een duiding van de grondslagen, van de basis waarop wij ons staatsbestel hebben gebouwd. Volgens mij waren het de heer Sneller en de heer Strolen-berg die het hadden over het staatsrecht dat terug is van weggeweest. Het gaat om die staatsrechtelijke beginselen die hier geborgd worden. Voor de formuleringen is ook aansluiting gezocht bij internationale formuleringen, zoals bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. We hebben ook gekeken naar andere landen, zoals Noorwegen en Finland, die zelf ook een heel sobere formulering hebben gekozen.

Voorzitter. In dat kader waren er ook een aantal vragen over de begrijpelijkheid van de Grondwet. De heer Sneller en mevrouw Van der Graaf hadden die. En mevrouw Van der Plas bracht heel nadrukkelijk de waarde van de Grondwet naar voren. Hoe kunnen we er nou voor zorgen dat dat beter bekend is en ook jongeren echt de Grondwet in hun hoofd hebben: o, dat is het basisdocument tussen overheid en ons, jongeren, waarmee afspraken zijn gemaakt dat we als jongeren worden beschermd bij wat de overheid doet? Het is ook die onderlinge relatie. Meerderen verwezen er daarbij naar dat in augustus 2021 een wet in werking is getreden met een verduidelijking van de burgerschapsopdracht. Met deze verwijzing is, ook voor het onderwijs, nog een keer duidelijk gemaakt dat de Grondwet echt een belangrijk document en een belangrijk uitgangspunt is.

Daarnaast zal er volgend jaar aandacht zijn voor het 175-jarige bestaan van de Grondwet. Bij de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel een paar weken geleden heb ik de toezegging gedaan dat ik daar bij de Kamer nog op terugkom. En we hebben al een heel mooi boekje. Maar ik realiseer me tegelijkertijd dat een boekje voor de jongeren van tegenwoordig eigenlijk een af en toe een beetje archaïsch document is. We hebben ook een app, waarin alle grondwetsartikelen in één oogopslag te vinden zijn. In die app staat de officiële tekst, maar er is ook een eenvoudige versie, eigenlijk een soort verklaring van wat er in de Grondwet staat. Als het gaat om het jongeren die hier binnenkomen opmerkzaam maken op de Grondwet — "jongens, je kunt de app daarover downloaden" — dan zie ik ook nog wel een opgave voor het Presidium, want ik ben in deze Kamer te gast, om met elkaar te kijken hoe je dat nog kan versterken. Maar los van boekjes zijn er dus ook apps, heel praktische instrumenten, die jongeren die hier binnenkomen kunnen downloaden op hun telefoon, om gelijk bij hun bezoek hier de Grondwet onder de arm mee te nemen en om die altijd bij zich te hebben. Ik ken weinig jongeren die niet dagelijks hun telefoon bij zich hebben.

Voorzitter. Een aantal vragen gingen over de constitutionele toetsing. Daar zijn meerdere vragen over gesteld, door de heer Strolenberg, maar ook door mevrouw Van der Plas en mevrouw Arib. De eerste vraag van de heer Strolenberg was: hoe zou de algemene bepaling zich verhouden tot constitutionele toetsing? In mijn woorden: leent de algemene bepaling zich eigenlijk wel voor rechterlijke toetsing? Laten we eerst uitgaan van de bestaande situatie. De mogelijkheid die we nu hebben, is dat we alleen kunnen toetsen aan de lagere wetgeving, want volgens artikel 120 van de Grondwet mag de rechter wetten niet toetsen aan de Grondwet. Rechtstreekse toetsing door de rechter van lagere regelgeving aan de algemene bepaling is moeilijk voorstelbaar, omdat de algemene bepaling niet direct een heel concrete norm bevat. Die bepaling is echt bedoeld als opdracht aan als eerste de grondwetgever. Dat is deze Kamer ook. Een belangrijk onderdeel van de grondwetgever is de Tweede Kamer, evenals ook de Eerste Kamer. Die bepaling is ook een belangrijk vertrekpunt voor degenen die bij de overheid werken. Uitgangspunten zijn de grondrechten en de democratische rechtsstaat. Maar, zeg ik tegen de heer Strolenberg, vanwege de interpretatieve functie kan de algemene bepaling wel indirect een rol spelen bij de toetsing door de rechter aan andere grondwettelijke bepalingen dan de algemene bepaling.

Voorzitter. We zijn ondertussen inderdaad ook bezig met constitutionele toetsing en de opdracht uit het coalitieakkoord om daar werk van te maken. Samen met mijn collega voor Rechtsbescherming ben ik bezig met een hoofdlijnenbrief aan deze Kamer, die ik voor de zomer aan de Kamer wil versturen. Daarin schetsen we de hoofdlijnen. Als je constitutionele toetsing mogelijk maakt, welke opties zijn er dan precies en welke richtingen wil dit kabinet uitgaan om daar verder invulling aan te geven? Daarmee kan de

Kamer ook in deze beginfase goed meespreken over de zaken die zij van belang vindt. Nadat je artikel 120 van de Grondwet hebt geschrapt, zijn er nog heel veel verschillende soorten wegen om te bewandelen voor de verdere uitwerking. Dat zeg ik ook tegen mevrouw Van der Plas. Daarom vind ik het van belang om het daar eerst met de Kamer over te hebben voordat we hier een grondwetsvoorstel neerleggen.

De voorzitter:

Mevrouw Van der Plas voor een interruptie.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Eind april vorig jaar is er een motie aangenomen waarin de regering werd verzocht om binnen een jaar wetsvoorstellen in te dienen om artikel 120 van de Grondwet te schrappen en een kaderwet toezicht in te dienen die de onafhankelijkheid van de toezichthouders borgt. Er is dus eigenlijk een opdracht vanuit de Kamer om binnen een jaar met wetsvoorstellen te komen. Het kabinet heeft daarvoor nog een maand de tijd, als ik goed kan rekenen. Ik ben dus benieuwd hoe het daarmee staat. Wat is er met die motie gedaan? Wordt die ten uitvoer gebracht?

Minister Bruins Slot:

Er zitten twee aspecten in die motie. Het eerste aspect is nu ook vastgelegd in het coalitieakkoord. Daarin is, naast de motie, ook echt de opdracht vastgelegd om werk te maken van constitutionele toetsing. Tegen mevrouw Van der Plas zeg ik: ik red het niet om binnen een maand een wetsvoorstel bij de Kamer neer te leggen, maar ik vind het wel van belang om juist over de verschillende mogelijkheden van het uitvoeren van constitutionele toetsing met de Kamer van gedachten te wisselen. Ik realiseer me namelijk dat als ik hier een voorstel neerleg tot wijziging van de Grondwet, daar uiteindelijk twee derde van de Kamer achter moet staan. Het andere punt dat mevrouw Van der Plas aangeeft is inderdaad de onafhankelijkheid van de inspecties. Hoe is die beter te borgen? Dat is ook een opdracht die uiteindelijk vervat is in het coalitieakkoord. Daar moet ik ook verdere stappen in zetten en dat heb ik ook deze maand niet in de Kamer.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik snap dat het wat kort dag wordt maar ik wil wel graag weten wat er het afgelopen jaar is gedaan door het kabinet aan het ten uitvoer brengen van deze motie. Welke stappen zijn er ondernomen om met een wetsvoorstel te komen? Is daar überhaupt aan gewerkt?

Minister Bruins Slot:

Als het gaat om constitutionele toetsing heeft mijn voorganger al een aantal opties aan deze Kamer voorgelegd. Volgens mij gaan we daar binnenkort ook met elkaar over in gesprek. Ik zag het in ieder geval op de agenda staan van een commissiedebat van 14 april. Dat vind ik ook een mooi vertrekpunt om weer verder met de Kamer hierover van gedachten te wisselen. Tegelijkertijd zijn we op basis van deze uitgangspunten natuurlijk ook bezig met het instellen van een staatscommissie rechtsstaat, die ook over een aantal zaken moet gaan adviseren. De conceptopdracht daarvoor ligt ook bij deze Kamer om met elkaar over in gesprek te gaan. Volgens mij staat die ook op de agenda van 14 april. Dat betekent niet, zo zeg ik tegen mevrouw Van der Plas, dat we ondertussen stilzitten. Maar ik wil echt eerst die hoofdlijnen van de constitutionele toetsing goed met deze Kamer bespreken, samen met de minister voor Rechtsbescherming. Ik realiseer me namelijk dat als ik hier een voorstel neerleg, er uiteindelijk wel een tweederdemeer-derheid moet ontstaan. Het is dus geen kwestie van: ik stuur iets naar de Kamer en het komt wel goed. Ik wil eerst van de Kamer horen welke richting zij wil volgen.

De voorzitter:

Afrondend, mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dit lijkt mij een beetje op alles naar achteren schuiven. We gaan er nog over praten en debatteren, maar er ligt gewoon heel duidelijk een opdracht van deze Kamer om binnen een jaar met dat wetsvoorstel te komen. Ik constateer dat dat dus nog niet is gebeurd. En als ik het zo beluister, kan het nog weleens heel lang gaan duren voordat dat wetsvoorstel er komt. Mijn vraag blijft dus in die zin staan. Welke concrete, harde stappen worden er nu gezet om dat wetsvoorstel naar de Kamer te krijgen? En hoelang moeten we daar dan op wachten? Kan de minister daar een inschatting van geven? Hoelang moet de Kamer nog wachten op dat wetsvoorstel?

Minister Bruins Slot:

Het klopt inderdaad, zeg ik tegen mevrouw Van der Plas, dat we niet binnen een jaar zo'n wetsvoorstel hebben liggen. Het is juist ook van belang om met de Kamer te spreken over welke opvattingen de Kamer heeft als je constitutionele toetsing invoert, over wat dat betekent en hoe je dat uitvoert. Voor de zomer krijgt de Kamer daarover een hoofdlijnenbrief waarin een verdere verdieping plaatsvindt van welke varianten er zijn. Dan bepalen we in het debat met de Kamer met elkaar de richting. Hopelijk kunnen we dat dan ook snel voeren. Dan moet er een wetsvoorstel komen. Het hangt ervan af hoe ingewikkeld de uitvoering daarvan is. Maar ik herken dat hier urgentie achter zit. Niet alleen mevrouw Van der Plas, maar ook andere collega's van deze Kamer hebben mij al eerder aangespoord om vaart te maken en om ervoor te zorgen dat dit bovenaan de agenda blijft staan.

De voorzitter:

Ik wil de minister eigenlijk vragen om verder te gaan met de beantwoording. In de laatste interruptie zat namelijk al wat herhaling van de vorige twee vragen. Gaat u verder, minister.

Minister Bruins Slot:

Voorzitter. Dan was de vraag van de heer Sneller ook: minister, bent u nog voldoende snel bezig met de verschillende voorstellen? Hoe staat het met het voorstel tot wijziging van de Grondwet in verband met terugzendrecht? Het is door het vorige kabinet inderdaad ter advisering aangeboden aan de Raad van State. We hebben het advies inmiddels ontvangen. Ik bereid de indiening van het voorstel aan de Kamer voor. Ik verwacht dat dat na de zomer is, omdat we het ook via de Rijksministerraad moeten doen. Ik zie wel dat we dat na de zomer op tempo moeten doen.

Mevrouw Maatoug stelde de vraag: komt er ook een algemene bepaling in het Statuut? Het interessante is dat het Statuut en de Grondwet eigenlijk al een andere opbouw kennen. Het Statuut kent namelijk een preambule, dus dat heeft al een soort algemene introductie. Daarin zie je dus verschillen. Tegen mevrouw Maatoug zeg ik: weet wel dat ik natuurlijk niet alleen over het Statuut ga, maar dat ik dat juist gezamenlijk doe met alle vier landen binnen het Koninkrijk, dus ook met Aruba, Curasao en Sint-Maarten. Tot nu toe is vanuit de andere landen niet gebleken dat zij belangstelling hebben voor zo'n algemene bepaling. Maar ik zeg dus tegen mevrouw Maatoug dat het Statuut al een preambule kent. Die heeft een iets ander karakter dan een algemene bepaling, maar in die zin hebben zij dus al zo'n soort introductie.

Voorzitter. Een aantal leden verwezen naar de afgelopen periode en naar de kinderopvangtoeslagaffaire. Ik vind het toch van belang om daar nog op terug te komen. Zij hadden het over het gevoel van vertrouwen en over wat het schaden van het vertrouwen in de democratische rechtsstaat met zich mee heeft gebracht. Ik ben het met deze leden eens. Ik herken dat gevoel. Dat vraagt dat we met elkaar echt al het werk doen om ervoor te zorgen dat we laten zien dat we de democratische rechtsstaat ten volle invoeren en dat mensen niet op zo'n manier geschaad moeten worden. Daarom heeft het kabinet 90 acties ingezet om de problemen aan te pakken en om ervoor te zorgen dat we recht doen waar we niet recht hebben gedaan. Een aantal zaken die daar nu in plaatsvinden, gebeuren met mijn medewerking of onder mijn coördinatie. Ik noem bijvoorbeeld de instelling van de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme en het opstellen van het nationaal programma waar de NCDR nu mee bezig is.

Daarnaast zijn we bezig met een traject in het bestuursrecht. We willen de Algemene wet bestuursrecht meer mensgericht maken. We kijken dus ook echt naar de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en naar de verwerking van het evenredigheidsbeginsel. Ik ga nu niet helemaal in detail in op het evenredigheidsbeginsel, maar daar komen we later over te spreken. Denk ook aan de hardheidsclausules. De motie van mevrouw Ploumen en de heer Jetten ging erover dat wetten soms echt een sluitstuk en een hardheidsclausule moeten kunnen hebben. Op het moment dat een wet rechtvaardig hoort te zijn of wel rechtmatig is, maar niet rechtvaardig uitpakt, kun je dan in uitzonderlijke situaties inderdaad een andere beslissing nemen. Verder komen we nog bij de staatscommissie rechtsstaat. Er zijn dus verschillende acties en verantwoordelijkheden die ik oppak in het kader van de kinderopvangtoeslagaffaire.

Voorzitter. Meer leden hebben aangegeven dat de Grondwet bescherming, onderhoud en vernieuwing verdient. Welke stappen zetten we daar nou de komende periode voor? Allereerst heeft het kabinet in het coalitieakkoord de opdracht gekregen om de verschillende voorstellen van de staatscommissie-Remkes verder te brengen en, uiteindelijk, naar een goede uitvoering te leiden. Dat zijn er een heleboel. Als ik de initiatiefvoorstellen van de Kamer daarbij neem, komen we volgens mij in totaal op twaalf grondwetsvoorstellen. Dat is een aanzienlijke hoeveelheid. Daarbij hebben de verschillende Kamers een behoorlijk lang traject te doorlopen. Daarnaast is er natuurlijk het traject van constitutionele toetsing. Daar wil ik ook echt prioriteit aan geven. Ik wil dat de tijd en de aandacht geven die nodig zijn om ervoor te zorgen dat we daar met elkaar stappen in kunnen zetten. Verder wil ik de komende periode in het kader van de digitale ontwikkelingen onderzoeken of bepaalde grondrechten wellicht wel of niet aanpassing behoeven. Maar dat is ook iets wat ik met de staatssecretaris voor Digitalisering verder wil oppakken. Dat is wat ik in de komende periode van plan ben te doen. Dat is echt op dit moment al een enorme agenda.

De heer Sneller (D66):

Dat snap ik. Toch hoop ik altijd op een extra stapje ambitie. Er zijn natuurlijk al twee staatscommissies die over de digitale grondrechten hebben geadviseerd. Gaat de minister daar nu nog extra onderzoek naar doen of gaat zij een concreet voorstel maken?

Minister Bruins Slot:

Nee, volgens mij was het de staatscommissie van ... het zilveren boekje uit 2010.

De heer Sneller (D66):

Van partijgenoot Franken.

Minister Bruins Slot:

Precies, mijn partijgenoot Franken, in 2000. Dat was een heel interessant en mooi document, maar het was wel een periode waarin we nog geen WhatsApp hadden en waarin we nog geen digitale apparaten in huis hadden. Sinds 2000 is de digitale ontwikkeling natuurlijk wel ontzettend snel gegaan. Ik kan me indenken dat ik op het punt van het onderzoek en de digitalisering van de grondrechten wellicht aan de Kamer kan toezeggen dat ik daar gewoon in een brief nader op terug zal komen, ook omdat ik dit met mijn collega, de staatssecretaris, wil doen. We zijn echt aan het kijken wat we op dat gebied nog precies moeten doen, ook gezien de nieuwe ontwikkelingen.

De heer Sneller (D66):

Ook de Staatscommissie Grondwet heeft daar weer naar gekeken. Eigenlijk zeggen ze allebei: maak het nou tech-niekneutraal, zodat het allemaal — of dat het nou WhatsApp is of dat het weer een nieuwe vorm krijgt — ongeacht de voortschrijdende technologisering door dat grondrecht gewaarborgd wordt. Volgens mij is inderdaad het belangrijkste dat we proberen om het werk niet over te doen en wel toewerken naar daadwerkelijk nieuwe formuleringen, zodat het gewoon in de Grondwet komt.

Minister Bruins Slot:

Zeker, maar voor artikel 13 staat vandaag natuurlijk geagendeerd dat we het techniekneutraal maken. Dat weten we met z'n allen, maar misschien voor de mensen die meeluisteren: we hebben hier het eerste voorstel inzake het briefgeheim. Dat moderniseren we inderdaad, omdat het niet meer aansluit bij de samenleving en de mogelijkheden die er in de samenleving op het gebied van digitalisering zijn.

De heer Strolenberg (VVD):

Allereerst bedankt voor de beantwoording. U noemde Middendorp, maar u bedoelde waarschijnlijk Koopmans, die een amendement op dit voorstel heeft ingediend.

Minister Bruins Slot: Ja.

De heer Strolenberg (VVD):

Ik ben nog wel even benieuwd naar de meer praktische uitvoering. Stel dat er een rechterlijke toetsing komt. Wat maakt deze bepaling dan uit?

Minister Bruins Slot:

Inderdaad, de heer Koopmans. Dank daarvoor. Fijn dat u dat zegt.

Het maakt wel uit. Waarom? Het is ook een oproep aan ons als grondwetgever om daaraan te toetsen. Dat ben ik niet alleen, als lid van het kabinet en als minister; dat is ook deze Kamer. Het benadrukt nog een keer en het herinnert eraan dat de basis van onze Grondwet gaat over de grondrechten en het waarborgen daarvan en over de democratische rechtsstaat. Op het moment dat je daarin iets verandert, moet je extra zorgvuldig zijn dat je dat niet uitholt. Dus het maakt in die zin gewoon uit. Maar het is wel zo dat het meer verdieping krijgt als je de constitutionele toetsing eruit haalt, dus artikel 120 Grondwet, want dan is het ook echt een bepaling die onderdeel is van de Grondwet als geheel. Dan kun je namelijk rechtstreeks toetsen.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik wil een beetje aansluiten bij wat de heer Strolenberg zei, maar eigenlijk ook weer naar die bepaling toegaan. Zij heeft aan waarde gewonnen door wat we hebben gezien aan schandaal, maar wat heeft deze minister te zeggen tegen mensen die naar deze grondwetsbehandeling kijken en die denken: wat gaat dit nou materieel voor mij betekenen?

Minister Bruins Slot:

Breed natuurlijk: er zijn heel veel voorstellen voortgekomen uit de kabinetsreactie op de kinderopvangtoeslagaffaire, met 80 aanbevelingen. Die zetten we nu in gang. Dat moet uiteindelijk ook in de praktijk betekenen dat we de fouten die we met elkaar gemaakt hebben, niet nog een keer gaan maken. Het ziet ernaar uit dat deze Kamer dit voorstel, de algemene bepaling zoals die nu voorligt, aanneemt. Als de Eerste Kamer dat ook doet, is het onze eerste herinnering bij het maken van onze wetgeving dat het uiteindelijk gaat om het borgen van de grondrechten van de inwoners van ons land. Dat schept ook een verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat je het goede doet. Het gaat erom dat je bij de vrijheid van meningsuiting of het belang van privacy, de inwoner, de Nederlander, diegene die samen met de Staat adressaat is in die Grondwet, voor ogen hebt. Het gaat erom dat je die belangen borgt.

Mevrouw Leijten (SP):

Mevrouw Van der Graaf vroeg hoe we ervoor gaan zorgen dat de Grondwet gaat leven in de harten van mensen. Ik vond eigenlijk dat ze dat wel mooi verwoordde. Ik denk dan ook meteen: hoe gaan we ervoor zorgen dat die gaat leven in de harten van de wettenmakers, dus ook van onszelf, maar zeker ook in die van de uitvoering? Want we zien natuurlijk dat het ook daar is misgelopen. In het toeslagenschandaal zijn er dertien wetten, waarbij het juist gaat om de waarborgen: hoe ga je om met mensen die bezwaar maken tegen een beslissing van de overheid? Om nog maar even niet te spreken over die, in de woorden van de staatssecretaris van de belastingen zelf, moreel verwerpelijke zwarte lijst. Dus hoe gaan we ervoor zorgen ... Dit behandelen we. De minister gaat straks naar de Eerste Kamer, maar wat geeft de regering zichzelf nou als opdracht waardoor het ook in die harten gaat leven? Ik zou het heerlijk vinden als dat ook bij jongeren gebeurt. Maar ik zou het ook heel goed vinden dat het ook gaat leven daar waar de wetten worden geschreven, maar zeker daar waar de wetten worden uitgevoerd.

Minister Bruins Slot:

Daar waar de wetten worden geschreven, hebben we de afgelopen periode natuurlijk ook hard gewerkt om een handboek constitutionele toetsing te maken. In de toetsing van de wetgevingsjuristen is dit ook echt vernieuwd en verduidelijkt. Er zijn een aantal voorbeelden gegeven. Dat is de start van degenen die de wetten maken, nadat natuurlijk ook de Kamer haar rol gaat vervullen. Daarin heeft dat ook extra aandacht gekregen en is het verder uitgewerkt. Als het goed is, heeft de Kamer dat document inmiddels ontvangen. De Kamer had in het debat over discriminatie ook gevraagd: hoe maak je het tastbaar? Hoe zorg je ervoor dat het ook bij iemand die dagelijks wetten maakt op zijn bureau ligt? Dat is een van de manieren om dat te doen.

De voorzitter:

Afrondend, mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik denk dan eigenlijk dat best wel wat wetten die nu in behandeling zijn, gewoon moeten worden ingetrokken, omdat die de grondrechtelijke toets helemaal niet doorstaan. Denk aan het vrijelijk delen van allerlei informatie. We gaan het zo meteen nog even — nou, even — over het briefgeheim hebben. We zijn de wetsbehandeling gestart over de pilot landelijke adreskwaliteit, maar wat daar gebeurt, is aan alle kanten ongrondwettelijk. Maar dan wordt er toch aan ons als Tweede Kamer gevraagd: leg dat maar even wettelijk vast, want dat is handig voor de uitvoering. Ik zou ook graag willen dat er met die bril gekeken wordt naar in ieder geval wetten die van het ministerie van deze minister zelf af komen.

Minister Bruins Slot:

Een van de andere belangrijke stappen die we met elkaar zetten, is natuurlijk dat alle ministeries, ook op basis van een motie van deze Kamer, bezig zijn om hardvochtigheden in wetgeving te onderzoeken. Hartvochtigheden zijn dan wetten die onrechtvaardig uitpakken voor bepaalde mensen, wat niet de bedoeling kan zijn als je naar de geest van de wet kijkt. Daar wordt heel veel werk van gemaakt. Tegelijkertijd hebben we een brede consultatie gedaan. Die houdt in dat we ook aan de buitenwereld gevraagd hebben om hardvochtigheden aan te leveren die zij zelf herkennen in de wetgeving. Daar is ook breed een reactie op gekomen. We zijn nu bezig om te kijken wat het beeld is, of we een wet moeten aanpassen of dat we iets anders moeten doen. Daar kom ik samen met mijn collega's mee terug naar de Kamer. Dus dat is een van die concrete acties waarbij ook een stap verder is gezet in het reflecteren op waar we zaken beter kunnen doen.

De voorzitter:

Gaat u verder. Misschien kan de minister aangeven hoe ver zij is met de beantwoording.

Minister Bruins Slot:

Voorzitter. Ik had volgens mij de beantwoording zo ongeveer afgerond.

De voorzitter:

Er is nog een interruptie van mevrouw Maatoug.

Mevrouw Maatoug (GroenLinks):

In het verlengde van het gesprek van zonet, het volgende. Er zijn mensen die weleens zeggen: er zijn tijden geweest waarin de juristen en vooral de constitutionele denkers heel dominant waren in Den Haag, ook ten aanzien van hoe beslissingen genomen werden, en door de tijd heen is die dominantie overgenomen door hen die over de centen gaan. Mijn vraag is hoe je ervoor zorgt dat in nieuwe voorstellen maar ook in de bestaande wet- en regelgeving, dat constitutionele kader heel dominant is en ook een beperkend kader is, in de zin dat je geen voorstellen kunt doen die daar niet aan voldoen. Op dit moment is onze indruk namelijk dat budgettaire kaders wel vaak als een beperking gezien worden, omdat als je het geld niet hebt, je de wet niet kunt indienen, waar je dan vervolgens iets mee moet. Wat gaat deze minister doen om die dominantie van dat denken bij de andere ministers te krijgen? Want volgens mij is daar nog een slag te winnen.

Minister Bruins Slot:

Wellicht kies ik in dezen een wat andere aanvliegroute dan mevrouw Maatoug, maar eigenlijk ook weer niet. Vorige week kon ik niet bij een debat zijn waar ik wel bij had willen zijn, maar wat helaas niet mogelijk was omdat ik thuiszat met corona, hoewel ik het debat natuurlijk wel heb gevolgd. En dat was het debat over Werk aan Uitvoering, waar mevrouw Maatoug en andere leden bij aanwezig waren. De kern van dat debat is de volgende. We hebben problemen in de samenleving, maatschappelijke vraagstukken waar we met elkaar een oplossing voor willen formuleren omdat we dit land met elkaar beter willen maken. Daar heb je instrumenten voor. Je moet ervoor zorgen dat je de wetgeving die je maakt uiteindelijk goed kunt vertalen in beleid en dat het tevens leidt tot een uitvoeringspraktijk die uiteindelijk het juiste doet ten aanzien van wat je voor ogen had. Je moet ervoor zorgen dat bij wat er in de uitvoering gebeurt, je uiteindelijk ook terughoort wat je in de wetgeving hebt gedaan. Als mevrouw Maatoug zegt dat er scholen van mensen zijn die financieel of juridisch ergens tegenaan kijken, dan zou mijn benadering zijn: naast dat we altijd balanceren in wat we juridisch en financieel doen, moeten we er ook voor zorgen dat de wetten en het beleid dat we maken, uiteindelijk ook gaan werken in de praktijk en dat als dit niet het geval is, we met elkaar de signalen terugkrijgen om veranderingen teweeg te brengen. Tegelijkertijd gaan dingen soms ook hartstikke goed, maar we zijn hier ook met elkaar om problemen op te lossen. Dus ik zou niet in scholen willen spreken. Ik zou meer de vertaling van de uitvoering terug willen brengen naar de wetgeving, waarbij we ook van tevoren met een uitvoeringstoets kijken of de desbetreffende wetgeving werkt. Ik vind het van belang om dat echt als leidend te zien.

Mevrouw Maatoug (GroenLinks):

Mijn vervolgvraag is dan meer van praktische aard, namelijk hoe je dit dan doet en goed doet, en dus niet alleen maar achteraf. Het zou zonde zijn als de minister pas in de ministerraad zou zeggen: hé, collega's, hebben jullie wel opgelet? Vandaar ook mijn vergelijking met dat financiële kader. Het hele proces van het maken van een wet of een regeling is daarvan namelijk doordrongen. Op het moment dat het niet voldoet of je het budget niet hebt, heb je een probleem en ben je als degene die het voorstel doet, ook probleemeigenaar, ook hier in de Kamer. Maar wij horen nooit: de motie of het wetsvoorstel of het amendement is niet constitutioneel. Dat geldt ook voor de beleidsvoorbereiding aan de kabinetszijde. Mijn heel concrete vraag aan de minister is dus: wat kan de minister daaraan doen, ook qua beleidsvoorbereiding? Ik maakte een vergelijking, omdat ik dezelfde soort dominantie van dat financiële denken wil hebben bij het constitutionele denken. Ik denk namelijk dat dat essentieel is. Ik denk dat de minister dat ook deelt.

Minister Bruins Slot:

Herkenbaar. Bij heel veel wetgevingstrajecten kijkt natuurlijk in een vroegtijdig stadium Constitutionele Zaken en Wetgeving mee. Dat ligt op mijn departement. Dat weegt inderdaad die constitutionele aspecten van tevoren en geeft advies over hoe je zaken wel of niet moet uitvoeren. Daarnaast hebben we natuurlijk die Handreiking Constitutionele Toetsing. Maar je moet daar eigenlijk in het hele beleids-voorbereidende proces tot aan het eindproduct oog voor hebben. Het is ook heel waardevol als we in de verdere behandeling van wetgeving nadrukkelijk met elkaar die vragen stellen over de grondwettelijkheid en de constitutionele aspecten. De heer Van der Staaij heeft in deze Kamer met andere leden ook weleens adviezen uitgebracht over hoe hij daartegen aankijkt. Volgens mij hebben we dan met elkaar gedurende het hele wetgevingstraject een goed geheel. Maar in die ambtelijke voorportalen en in de ambtelijke voorbereiding hebben de mensen van Constitutionele Zaken en Wetgeving waarover ik mag beschikken, altijd een hele belangrijke rol.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee is er een einde gekomen aan de eerste termijn van de minister. Ik kijk even naar de Kamerleden: is er behoefte aan een tweede termijn? Ik zie dat dat voor enkele leden het geval is.

Allereerst de heer Sneller. Gaat uw gang.

©

foto J.C. (Joost)  Sneller
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
De heer Sneller (D66):

Dank u wel, voorzitter. Dank aan de minister voor de beantwoording.

Eerst over het bekender maken van de Grondwet. De minister heeft toegezegd nog terug te komen op de viering van 175 jaar Grondwet en het idee van collega Van der Graaf om een boekje uit te geven. Eerder is er in de Kamer een motie aangenomen om te zorgen dat de Grondwet in rechtbanken ligt. Misschien is het goed dat als de minister komt met die brief, ze ook een aantal van dit soort ideeën bij elkaar voegt. Laat vooral ook nog een keer die creatieve geest erdoorheen waren. Volgens mij leeft hier namelijk breed de ambitie om daar meer mee te doen.

Ik zou toch ook graag meer ambitie willen zien voor de agenda die er vervolgens komt om het onderhoud aan de Grondwet door te zetten. Ik realiseer me dat er al het nodige op stapel staat, maar het zou goed zijn om daar nog een schepje bovenop te doen.

Over de digitale grondrechten heeft de minister specifiek toegezegd dat ze nog komt met een brief. Ik neem aan dat daarin ook de beperkingssystematiek wordt meegenomen, zoals ook de commissies die we al even memoreerden in het interruptiedebat, hebben geadviseerd. Graag op dat punt nog een toezegging.

Aan het eind moet er dan nog geteld worden en dan moeten we in deze Kamer tot 100 komen. Ik heb de PVV en Forum voor Democratie zo gehoord dat zij bij hun vorige standpunt blijven. De SGP heb ik niet gehoord, maar die ken ik alsof ze altijd bij hun vorige standpunt blijven. Het CDA heeft duidelijk gemaakt dat ze anders zullen stemmen. Ik kon niet helemaal plaatsen wat de heer Strolenberg z'n vraag precies betekende, zeker omdat de VVD in de senaat bij de eerste lezing anders heeft gestemd. Ik kon het ook niet in hun verkiezingsprogramma vinden, terwijl de VVD hier juist zo'n belangrijke rol in heeft gespeeld, met eerste ondertekenaar Rutte, tweede ondertekenaar Blok, derde ondertekenaar Van der Steur en het amendement-Koopmans. Ik ben dus erg benieuwd wat hij in tweede termijn te zeggen heeft.

De voorzitter:

Een aantal leden ziet af van een tweede termijn. Dan ga ik naar mevrouw Van der Graaf.

©

foto S.J.F. (Stieneke) van der Graaf
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Voorzitter, dank u wel. Dank aan de minister voor de heldere uiteenzetting en voor het ingaan op mijn opmerking over de menselijke waardigheid en het belang daarvan. Ook zij heeft gesteld dat dat eigenlijk de onderligger voor onze wetten is. Dat heb ik hier ook betoogd. Het is inderdaad helder. Het wetsvoorstel ligt er zoals het er ligt. Daar kunnen we niks meer aan wijzigen. Ik had ook aangegeven dat ik het belangrijk vind dat we kijken wat er in de internationale verdragen is neergelegd. Ook de staatscommissie heeft daarop gewezen. Vanmiddag is ook nog het recht op een eerlijk proces aan de orde. Maar het verbod op foltering en onmenselijke behandeling, en ook het recht op leven zijn voorbeelden van rechten die niet zijn opgenomen in onze Grondwet, maar waar we al wel aan gehouden zijn. Ik zou de minister willen vragen om daar toch nog eens naar te kijken. Daartoe dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de staatscommissie Grondwet in 2010 constateerde dat verschillende belangrijke mensenrechten niet in onze Grondwet zijn opgenomen;

overwegende dat de symbolische functie van de Grondwet versterkt kan worden door bepaalde fundamentele internationale mensenrechten, waaraan Nederland nu reeds is gebonden, ook in onze eigen nationale Grondwet op te nemen;

verzoekt de regering te bezien of en op welke wijze fundamentele mensenrechten die daar nu niet expliciet in zijn opgenomen, kunnen worden toegevoegd aan de Grondwet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Graaf, Maatoug en Arib.

Zij krijgt nr. 7 (35786).

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Ik sluit mij volledig aan bij de woorden van de heer Sneller over de bekendmaking van de Grondwet en hoe we deze in de harten en de hoofden van kinderen, van jongeren, van de Nederlander kunnen krijgen. Dat ziet dan inderdaad niet alleen op onze inwoners, maar ook op de wettenma-kers. Ik denk dat dat een mooie toevoeging is, die zojuist in de interruptie van mevrouw Leijten ook te duiden was. Ik ben heel erg benieuwd hoe de minister concreet ingaat op de ideeën die de Kamer heeft ingebracht. Volledigheidshalve wil ik graag zeggen dat ik alleen bij deze wetsbehan-deling meedoe, dus niet bij de andere grondwetsbehande-lingen vanmiddag. Maar mijn fractie zal voor al deze grondwetswijzigingen stemmen, net zoals we dat in de eerste lezing hebben gedaan.

De voorzitter:

Dank u wel. Er is een eind gekomen aan de tweede termijn van de kant van de Kamer. Ik schors voor enkele ogenblikken, zodat de minister kan beschikken over de ingediende motie.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de minister.

©

foto H.G.J. (Hanke)  Bruins Slot
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
Minister Bruins Slot:

Voorzitter. Dank voor de verschillende vragen die nog zijn gesteld. En ook dank voor de oproep om ervoor te zorgen dat de Grondwet in het jaar van 175 jaar Grondwet de aandacht krijgt die hij verdient. Ik kom na de zomer met een brief waarin ik een aantal aspecten oppak die door de Kamer zijn aangeven. Ik meen dat er in dat kader nog een toezegging ligt om nader invulling te geven aan een grondwetbank. Ook dat wetsvoorstel moet eerst nog door de Eerste Kamer behandeld worden.

Er is nog een vraag gesteld over de digitalisering en de beperkingssystematiek. We zijn op dit moment aan het bekijken hoe we een onderzoek zodanig kunnen vormgeven dat het ook direct handvatten biedt om ook weer een stap verder te kunnen zetten. Ik denk dat ik dat rond de zomer doe. Ik kom dan ook terug op de vraag over de beperkingssystematiek. Ik zal dan nog een keer ingaan op de diverse aspecten die daarbij aan de orde zijn.

Ik ben het eens met mevrouw Van der Graaf dat menselijke waardigheid in elk grondrecht een onderlegger is, omdat het uiteindelijk ook op de mens en op de waardigheid van de mens ziet. We zetten nu stappen met de verschillende grondwetsherzieningen en zijn daarbij natuurlijk ook heel druk bezig met het uitwerken van de voorstellen van de staatscommissie van Remkes. Zoals ik al aangaf, zijn dat er een groot aantal. Als ik ook de initiatiefvoorstellen van de Kamer daarin meeneem, komen we volgens mij uit op twaalf voorstellen. Daarnaast is er nog het voorstel inzake constitutionele toetsing dat we op dit moment verder uitvoeren. Voorts wordt er ook nog een staatscommissie rechtsstaat ingevoerd. Daar kunnen wellicht ook nog bepaalde adviezen uit voortkomen. Dat wil ik op voorhand in ieder geval niet uitsluiten.

De leden Van der Graaf, Maatoug en Arib vragen of het in dat kader dan ook niet goed is om te bezien of en op welke wijze de fundamentele mensenrechten in de Grondwet kunnen worden opgenomen. Ik wil die motie toch ontraden. Waarom? Allereerst omdat op basis van artikel 93 en 94 van de Grondwet al de fundamentele mensenrechten gelden. Die zijn opgenomen in de internationale verdragen. Dus die grondrechten zijn er en daar kunnen we ook aan toetsen. Daarom zie ik op dit moment niet direct een duidelijke meerwaarde om nieuwe grondrechten op te nemen. Ik wil op dit moment echt ervoor zorgen dat we de opdracht uitvoeren die ik in het coalitieakkoord heb meegekregen, namelijk om de voorstellen van de staatscommissie-Remkes uit te voeren. In het rapport van de commissie-Remkes zaten geen voorstellen om de fundamentele mensenrechten op te nemen in de Grondwet. Mijn leidraad is de staatscom-missie-Remkes.

De voorzitter:

Er is een interruptie van mevrouw Van der Graaf.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Ze zaten niet in het rapport van de staatscommissie-Remkes, maar wel in dat van de Staatscommissie Grondwet die daarvoor is geweest. Ik denk dat de wetsbehandeling wel duidelijk heeft gemaakt dat het goed is om wat verder terug te kijken. Ik zoek ik even naar het bezwaar van de minister.

Zit dat hem in: we doen al zo veel, we doen al heel veel onderzoeken, dit kunnen we er gewoon niet ook nog bij doen? Of is het fundamenteler van aard? Vanmiddag voegen we er natuurlijk nog wel een aan toe: het recht op een eerlijk proces.

Minister Bruins Slot:

Het is tweeledig. Aan de ene kant geldt op basis van artikel 93 en 94 van de Grondwet dat internationale verdragen rechtstreekse werking hebben, dus dat geldt ook voor de fundamentele mensenrechten. Daarmee heeft het niet direct een duidelijke meerwaarde om dit op te nemen.

Het tweede is dat ik in het coalitieakkoord een uitdrukkelijke opdracht heb gekregen om de voorstellen uit de staatscommissie-Remkes verder te brengen. Dat is de grote opgave waar ik nu mee aan de slag mag. Daarin is niets over de fundamentele mensenrechten neergelegd. Daarmee is op dit moment duidelijk waar ik mijn energie in mag steken.

Ik heb vandaag van deze Kamer ook gehoord dat het van belang is dat we de komende periode snel stappen zetten op het gebied van de constitutionele toetsing. Het is echt een hele grote opgave om dat goed te doen.

Dus het is aan de ene kant vanuit de inhoud, aan de andere kant vanuit de opdracht die ik heb gekregen en aan de derde kant heeft het te maken met: waar moet ik mij op dit moment op richten? Er ligt een heleboel, dus de reden waarom ik deze motie ontraad, is drieledig, zeg ik tegen mevrouw Van der Graaf.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Daar ga ik graag op in. De aanleiding hiervoor is niet dat deze fundamentele mensenrechten niet nu al gelden. We kunnen ons daarop beroepen op basis van de internationale verdragen. Maar we hebben hier vandaag juist een debat over de symbolische functie die het opnemen van een algemene bepaling in de Grondwet heeft. Dat is precies de reden om hier toch nog eens naar te kijken. Ik vind het een beetje gek dat de minister heel veel woorden wijdt aan het tot uitdrukking brengen van het belang van een algemene bepaling en het symbolische karakter daarvan, maar dat met dat argument nu deze motie van tafel zou worden geveegd. De opdracht die de minister vanuit het coalitieakkoord heeft meegekregen, is er een op hoofdlijnen. Daar staat meer niet in dan wel, zou je bijna zeggen. Ik zou de minister van Binnenlandse Zaken toch wel willen meegeven dat het goed is om altijd te blijven nadenken over: wat zou nog beter kunnen zijn? Er zit ook een opdracht in over onze Grondwet en wat die beter zou kunnen maken.

De voorzitter:

De minister.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

We vragen de regering op een laagdrempelige manier hier nog eens naar te kijken en toch nog eens te wegen wat de Staatscommissie Grondwet destijds daarover heeft geschreven. Ik zou dat verzoek nog eens bij de minister willen neerleggen: zou zij het niet nog eens willen heroverwegen en er misschien iets minder zwaar aan tillen? We

geven niet direct de opdracht om in deze periode met een wetsvoorstel te komen, maar geef ons toch ten minste een brief met overwegingen waar we het met elkaar in de Kamer nog eens over kunnen hebben.

Minister Bruins Slot:

Voorzitter. Ik heb er veel woorden aan gewijd, omdat ik goed wil uitleggen waarom ik deze keer anders aankijk tegen het verzoek dat mevrouw Van der Graaf doet. Dat heeft er echt mee te maken dat op dit moment al aan deze mensenrechten getoetst kan worden. Die gelden gewoon en die hebben rechtstreekse werking op basis van artikel 93 en 94 van de Grondwet. Er ligt een grote opdracht en ook een afbakening met de staatscommissie-Remkes om daar nu mee aan de slag te gaan, waarbij dit element niet nadrukkelijk door de staatscommissie naar voren is gebracht. Daarnaast heb ik ook een opgave van de Kamer gekregen om voortgang te maken met een aantal voorstellen die hier liggen, en dat wil ik ook echt met voorrang doen om ervoor te zorgen dat wij met elkaar die belangrijke stappen kunnen zetten. In die zin verschillen wij niet van opvatting over het belang van mensenrechten. Ze hebben een doorwerking in het Nederlandse rechtsstelsel, ook op dit moment van de motie. Daarom blijf ik haar ontraden.

De voorzitter:

De motie is ontraden. Ik kijk even naar de minister, maar daarmee is een eind gekomen aan de beantwoording en is er dus een eind gekomen aan dit debat.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemmingen over dit wijzigingsvoorstel en de ingediende motie zullen volgende week dinsdag plaatsvinden.

Ik stel voor dat wij schorsen voor de lunch tot 14.15 uur. Daarna gaan wij verder met het volgende wijzigingsvoorstel, over de onschendbaarheid van het brief-, telefoon- en telegraafgeheim (35790). Ik schors de vergadering tot 14.15 uur.

De vergadering wordt van 13.42 uur tot 14.15 uur geschorst.

30 maart 2022

TK 66

Opnemen van een algemene bepaling Tweede Kamer 66-2-19


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.