Voorlopig verslag - Het niet-indexeren van het basiskinderbijslagbedrag in de Algemene Kinderbijslagwet over de jaren 2022, 2023 en deels over 2024 of totdat de beoogde dekking is gerealiseerd

Dit voorlopig verslag is onder nr. B toegevoegd aan wetsvoorstel 35845 - Niet-indexeren van het basiskinderbijslagbedrag en het extra bedrag van de kinderbijslag over de jaren 2022, 2023 en deels over 2024 i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Het niet-indexeren van het basiskinderbijslagbedrag in de Algemene Kinderbijslagwet over de jaren 2022, 2023 en deels over 2024 of totdat de beoogde dekking is gerealiseerd; Voorlopig verslag
Document­datum 30-11-2021
Publicatie­datum 30-11-2021
Nummer KST35845B
Kenmerk 35845, nr. B
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Eerste Kamer der Staten-Generaal

2022

Vergaderjaar 2021

35 845

Het niet-indexeren van het basiskinderbijslagbedrag in de Algemene Kinderbijslagwet over de jaren 2022, 2023 en deels over 2024 of totdat de beoogde dekking is gerealiseerd

VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID1

Vastgesteld: 30 november 2021

Inleiding:

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel Niet-indexeren basiskinderbijslagbedrag over de jaren 2022, 2023 en deels 2024 waarmee een deel van de dekking wordt gerealiseerd als onderdeel van een breed pakket aan maatregelen om middelen vrij te maken voor betaald ouderschapsverlof en de uitvoeringsorganisaties. De leden hebben nog enkele vragen naar aanleiding van het voorstel.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende voorstel van wet. Zij hebben hieronder enkele vragen aan de regering.

De leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA hebben kennisgenomen van dit wetsvoorstel. Zij hebben hierover gezamenlijk enkele vragen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het gewijzigd voorstel van wet over het niet-indexeren van het basiskinderbijslag-bedrag. Deze leden hebben hierover een aantal vragen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel van wet en willen de regering hierover graag een aantal vragen stellen.

1 Samenstelling:

Kox (SP), Essers (CDA), Ester (CU), Vos (PvdA) (voorzitter), Van Strien (PVV), Oomen-Ruijten (CDA), Schalk (SGP), Stienen (D66), De Bruijn-Wezeman (VVD) (ondervoorzitter), A.J.M. van Kesteren (PVV), Van Rooijen (50PLUS), Van Ballekom (VVD), Crone (PvdA), Frentrop (FVD), Geerdink (VVD), Van Gurp (GL), Moonen (D66), Rosenmöller (GL), Vendrik (GL), De Vries (Fractie-Otten), Van der Burg (VVD), Van Pareren (Fractie-Nanninga), Berkhout (Fractie-Nanninga), Raven (OSF), Prast (PvdD) en Soeharno (CDA).

kst-35845-B ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2021

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van dit wetsvoorstel maar hebben daar wel de nodige vragen en zorgen over.

De leden van de 50PLUS-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel en wensen de regering hierover enkele vragen te stellen.

De leden van de fractie van de SGP hebben met bezorgdheid kennis genomen van het wetsvoorstel omtrent het niet-indexeren van de basiskinderbijslag. Deze leden hebben de volgende vragen aan de regering. De leden van de FVD-fractie sluiten zich graag bij deze vragen aan.

Het lid van de OSF heeft kennisgenomen van het voorliggende voorstel van wet en heeft hierover enkele vragen.

Vragen van de leden van de VVD-fractie:

Er is zoals gebruikelijk dekking gezocht binnen de eigen begroting van het ministerie. Welke alternatieven voor de bekostiging van de maatregelen zijn nog meer afgewogen, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

Waar en wanneer zijn bij de behandeling van de genoemde maatregelen in de Tweede en Eerste Kamer de beoogde dekkingsvoorstellen aan de orde gesteld? Hoe hebben de politieke fracties hierop gereageerd?

Kunnen de leden ter beantwoording van deze vragen transscripties ontvangen van de betreffende fragmenten uit de beraadslaging?

Vragen van de leden van de CDA-fractie:

De leden van de CDA-fractie vragen of het niet beter zou zijn geweest wanneer dit wetsvoorstel, dat de financiering van de kosten van de uitbreiding van het ouderschapsverlof tot doel heeft, gelijktijdig zou zijn gepresenteerd met het recent door de Eerste Kamer aanvaarde voorstel Wet betaald ouderschapsverlof. Nu, zo herinneren zich deze leden, is in het debat over die Wet betaald ouderschapsverlof de financiering wel aan de orde geweest - deze was bekend - maar dit maakte geen onderdeel uit van de besluiten die werden genomen. Waarom is gekozen voor deze toch geïsoleerde behandeling?

In dit verband vragen de leden van de CDA-fractie aandacht voor de aangenomen Eerste Kamermotie-Van Gurp c.s.1 waarin de wens vervat is om het ouderschapsverlof meer uit te breiden dan voorzien in de aangenomen Wet betaald ouderschapsverlof. Wat zou deze uitbreiding van het verlof financieel betekenen? Is er al iets te zeggen over een voorgenomen uitvoering van deze motie.

Begrijpen de leden van de CDA-fractie het goed dan is naast de in dit wetsvoorstel opgenomen financiering van het ouderschapsverlof, ook € 100 miljoen structureel bestemd (SVB 27 miljoen; UWV 71 miljoen en SZW 1,5 miljoen). Deze € 100 miljoen zijn bedoeld voor noodzakelijke investeringen in de IT-administratie en onderdeel van een naar verwachting groter pakket. Kan de regering nog eens uitleggen waarom nu bij dit wetsvoorstel al gekozen is bepalingen op te nemen ter uitvoering van een toch al bestaand voornemen om de uitvoeringsorgani-saties van meer c.q. betere middelen te voorzien. Welk deel wordt met deze € 100 miljoen afgedekt van de latere grotere uitgave, zo vragen deze leden.

De leden van de CDA-fractie zouden tot slot willen vernemen waarom voor de financiering van het ouderschapsverlof niet gekozen is voor financiering uit de algemene middelen.

Vragen van de leden van de fracties van GroenLinks en PvdA gezamenlijk:

Is de regering het met de leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA    at het een vreemde figuur is om een noodzakelijk geachte verbetering in de dienstverlening (dus in de bedrijfsvoering) van de uitvoeringsinstanties te dekken door te korten op de uitkering die de ouders van kinderen ontvangen? Zo ja, waarom vindt de regering deze vorm van dekking te rechtvaardigen? Zo nee, kan de regering een uitputtend overzicht geven van alle andere dekkingsmogelijkheden die zijn overwogen om de noodzakelijk geachte verbetering van de dienstverlening te financieren? Wat zijn de overwegingen van regering geweest om uit al deze mogelijkheden juist die variant te kiezen die rechtstreeks ten nadele gaat van de ontvangers van kinderbijslag?

Deze leden steunen van harte het verbeteren van de dienstverlening van de betreffende uitvoeringsorganisaties. Het is genoegzaam bekend dat eenvoudige regelingen als de kinderbijslag en de AOW weinig uitvoeringsproblemen opleveren. Is een onderdeel van de verbeteringsoperatie het zoeken naar eenvoudiger uitvoerbare verzorgingsstaatarrange-menten?

We leven in een periode van veel onzekerheid en inflatie. In die context kan het niet-indexeren van de kinderbijslag een gevoelig verlies betekenen voor gezinnen met kinderen. Kan de regering ons een overzicht geven van de inkomenseffecten van de door haar voorgestelde niet-indexering in 2022 en 2023 en maar gedeeltelijke indexering in 2024, gedifferentieerd naar verschillende gezinssamenstellingen en huishoudin-komens van gezinnen?

De regering heeft geen brief aan de Eerste Kamer gezonden met een verzoek om spoedige behandeling. Mogen de aan het woord zijnde leden hieruit afleiden dat de regering er geen bijzonder belang aan hecht dat het niet-indexeren van de kinderbijslag in 2022 van kracht wordt? Wat betekent dit voor het voorliggende wetsvoorstel? Overweegt de regering, al dan niet in afwachting van de onderhandelingen over een nieuw kabinet, alsnog met een alternatieve dekking te komen voor de beoogde verbetering van de dienstverlening? Hoe kijkt u aan tegen onze suggestie om de behandeling van het nu voorliggende wetsvoorstel te schorsen en zodoende ruimte te maken voor een meer fundamentele heroverweging van de zijde van de regering?

Vragen van de leden van de D66-fractie:

Kan de regering aangeven waarom er geen onderzoek is gedaan naar alternatieve financiering ter dekking, zoals aanbevolen door het Adviescollege Toetsing Regeldruk, zo vragen de leden van de D66-fractie.

Daarnaast vragen deze leden wat maakt dat de regering niet heeft overwogen om alleenstaande of alleenverdienende ouders met een thuiswonend kind dat intensieve zorg nodig heeft uit te sluiten van de niet-indexatie?

Kan de regering aangeven welk deel van de opbrengsten van het niet-indexeren van het kinderbijslagbedrag wordt besteed aan de dekking van het betaald ouderschapsverlof en welk deel aan de uitvoeringsorganisaties?

Kan de regering ten slotte toelichten op welke manier het niet-indexeren van het kinderbijslagbedrag bijdraagt aan de dekking van het betaald ouderschapsverlof, terwijl deze dekking eerder werd gevonden in de verhoging van de Aof-premie en een taakstellende ombuiging op de IACK, en de beoogde opbrengsten eerder volledig voor de uitvoeringsorganisaties waren begroot?

Vragen van de leden van de SP-fractie:

De leden van de SP-fractie hebben over het voorliggende wetsvoorstel de volgende vragen aan de regering:

  • De regering erkent dat er geen directe inhoudelijke relatie is tussen de hoogte van de kinderbijslag en de dekking van de kosten van WV, SVB en Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen. Welke rechtvaardiging ziet de regering desondanks voor het maken van deze koppeling?
  • Tot wanneer zou het niet-indexeren kunnen duren?
  • Heeft de regering andere dekkingsmogelijkheden overwogen, zo ja, welke en zo ja, waarom is dan toch gekozen voor dekking van kosten van uitvoeringsorganisaties via het beperken van een uitkering die bedoeld is om ouders bij te staan in het onderhouden van hun kind(eren)?
  • Heeft de regering onderzocht welke negatieve gevolgen de voorgestelde maatregel kan hebben voor met name kinderen die nu al opgroeien in huishoudens met lage inkomens?
  • In hoeverre botst de voorgestelde maatregel op het staande beleid inzake het bestrijden van armoede onder kinderen?
  • Heeft de regering onderzocht welke mogelijkheden er zijn om de kinderbijslagindexering slechts te beperken voor ouders met hogere inkomens? Zo ja, kan de regering de Kamer daarover dan informeren?

Vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie:

De kinderbijslag is in ons land een groot goed, is voor veel gezinnen onontbeerlijk en het (tijdelijk) niet-indexeren van de basiskinderbijslag past daar volgens de leden van de ChristenUnie-fractie slecht bij. Daarnaast wordt het extra bedrag aan kinderbijslag waarvoor alleenstaande of alleenverdienende ouders met een thuiswonend kind dat intensieve zorg nodig heeft in aanmerking komen, niet geïndexeerd. Ook dit verhoudt zich slechts tot het algemeen belang dat aan ons stelsel van kinderbijslag ten grondslag ligt. Het niet-indexeren in 2022 en 2023 en het minder indexeren met 0,1% in 2024 oogt niet revolutionair maar kan gecumuleerd voor financieel kwetsbare groepen behoorlijke gevolgen hebben. Dat geldt zeker voor eenoudergezinnen en eenverdienende ouders met een zorgbehoeftig inwonend kind. Het negatieve signaal dat hiervan uitgaat is problematisch en getuigt van weinig empathie. Dat geldt in verhevigde mate voor het coronatijdperk waarin veel ouders en hun kinderen het zwaar hebben. Hoe beoordeelt de regering het effect van dit wetsvoorstel op het toch al geschonden vertrouwen in de samenleving in de overheid?

De niet-indexering van de kinderbijslag moet middelen opleveren voor de dekking van extra investeringen in de dienstverlening door UWV, SVB en BKWI. De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de beoogde opbrengst van € 100 miljoen door bevriezing van de kinderbijslag meer in het bijzonder wordt ingezet «voor het onderhoud en modernisering van

ICT, het verbeteren en maatwerk bieden in de dienstverlening en voor artsen- en handhavingscapaciteit». De leden zien het nut van deze investeringen, maar zijn niet overtuigd om dekking te zoeken bij het niet-indexeren van de kinderbijslag. Sterker: het is de leden niet duidelijk wat beide maatregelen überhaupt met elkaar verbindt. Er is geen inhoudelijke samenhang. Beter ware het de dekking te zoeken in de algemene middelen (bijv. de SZW-begroting) juist omdat kinderbijslag een algemeen doel dient en een algemene voorziening is. Waarom heeft de regering hier uiteindelijk niet voor gekozen?

De leden beseffen dat dit wetsvoorstel deel uitmaakt van het regeerakkoord. In de onlangs door de Eerste Kamer aangenomen Wet betaald ouderschapsverlof was sprake van drie dekkingsmaatregelen: verhoging van de Aof-premie, ombuiging van de IACK en het niet-indexeren van de kinderbijslag.2 Het voorliggende wetsvoorstel rept nauwelijks over de eerste twee dekkingsmaatregelen. Betekent dit, zo vragen de leden, dat de verbetering van de dienstverlening door de bovengenoemde uitvoeringsinstanties geheel wordt gefinancierd uit het niet-indexeren van de kinderbijslagbedragen?

Hoe beoordeelt de regering het feit dat de Raad van State geen enkele opmerking had bij dit toch gevoelige wetsontwerp en de pijnlijke keuzes die hieraan ten grondslag liggen?

De leden vrezen voor negatieve inkomenseffecten van het wetsvoorstel op met name lagere inkomensgroepen. Meer in het bijzonder maken zij zich zorgen om kinderen uit gezinnen die in armoede leven. Het gaat hier om 1 op de 13 kinderen, zo blijkt uit CBS-cijfers.3 Kan de regering nader inzicht geven wat het effect is van niet-indexatie van de kinderbijslag op deze kwetsbare groep?

In 2019 is doelbewust door het kabinet afgezien van het niet-indexeren van het kindgebonden budget. Bevriezing van de kinderbijslag leidde tot een negatiever inkomenseffect. Waarom zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie is de situatie thans dusdanig veranderd dat deze bevriezing nu wel gerechtvaardigd is? De leden verwijzen naar een vraag hierover van de SGP-fractie in de Tweede Kamer.4 Het antwoord van de regering op deze terechte vraag wordt door de leden als ontoereikend ervaren.

Er is eerder in het afgelopen decennium meermaals gebruik gemaakt van niet-indexatie van de kinderbijslagbedragen. Dat geldt bijvoorbeeld voor 2009, 2010 en 2011, 2013, 2014, 2015 en 2020. De niet-indexatie in de jaren 2013-2015 was vastgelegd in het regeerakkoord van PvdA en VVD. De leden van de ChristenUnie-fractie horen graag hoe deze ingreep toen heeft uitgepakt, met name waar het kwetsbare groepen betreft die op een sociaal minimumniveau leven.

De leden ontvangen graag een overzicht van de extra investeringen in kindregelingen die het kabinet op basis van het regeerakkoord heeft vrijgespeeld in deze regeringsperiode. Klopt het dat dit structureel om zo'n € 900 miljoen gaat? Zij zijn daarbij benieuwd hoe deze extra investeringen gefinancierd zijn. Kwam dat uit de algemene middelen of is er beslag gelegd op specifieke voorzieningen?

Daarnaast vragen de leden de regering hoe de aangenomen motie-Palland c.s.5 gaat uitvoeren, waarin is verzocht tot het herinvoeren van indexatie indien sprake blijkt van overdekking in 2022 en verder. Wat zijn de laatste ramingen van de inflatie dit jaar en voor de komende drie jaar? Bij welke mate van overdekking door gestegen inflatie gaat de regering de kinderbijslag weer indexeren? Tot slot verzoeken de leden hoe de regering uitvoering gaat geven aan het aangenomen gewijzigde amendement-Van Baarle c.s.6 dat voorstelt om het extra bedrag in de kinderbijslag, dat uitgekeerd wordt aan ouders van inwonende kinderen met een intensieve zorgbehoefte, wél te indexeren. Dit amendement ontziet de groep ouders met kwetsbare kinderen.

Vragen van de leden van de 50PLUS-fractie:

Is de regering bereid het voorstel van wet in te trekken of aan te houden, gelet op het feit dat pas na aanvaarding van de Wet betaald ouderschapsverlof deze gedeeltelijke dekking voor de budgettaire gevolgen van die wet is voorgesteld en dat de dekking tevens bedoeld is om IT-uitvoeringskosten te dekken en nagenoeg los staan van de uitvoering van de kinderbijslag, zo vragen de leden van de 50PLUS-fractie.

Erkent de regering dat de gevolgde wetgevingsprocedure betekent dat er geen sprake kan zijn dat dit voorstel een logisch gevolg is van de aanvaarding van de Wet betaald ouderschapsverlof? Immers er lag destijds niet een pakket voor waarvan dit voorstel deel uitmaakte.

Kan de voorgestelde dekking van € 100 miljoen alsnog worden opgenomen in het pakket van € 1,8 miljard als uitvloeisel van de Tweede Kamermotie-Hermans?7

Hoe verhoudt dit voorstel tot bevriezing van de kinderbijslag zich tot het besluit in 1999 waarbij de kinderbijslag extra werd verhoogd ter verbetering van de koopkracht van gezinnen met kinderen?8

Kan een overzicht worden gegeven van de indexatie van de kinderbijslag sinds 1973?

Is de indexatie van de kinderbijslag wel eens eerder beperkt of bevroren?

Hoe past dit voorstel in het wettelijk vastgelegde vaste beleid de kinderbijslag automatisch te indexeren?

Erkent de regering dat dit een afschuwelijk precedent schept voor verder bevriezing van kinderbijslag in de jaren na 2023? Zo nee, waarom niet?

Wat zijn de koopkrachteffecten voor een gezin met respectievelijk, 1, 2, 3,

4 of 5 kinderen bij een totale inflatie in 2022 en 2023 van respectievelijk 4, 6, 8 en 10%?

Vragen van de leden van de SGP-fractie:

De leden van de SGP-fractie hebben de volgende vragen over dit wetsvoorstel:

  • 1. 
    Hoe rechtvaardig en proportioneel is het om de lasten van het verbeteren van diverse uitvoeringsinstanties deels te verhalen op gezinnen met kinderen, terwijl het hier gaat om probleem waar zij part noch deel aan hebben?
  • 2. 
    Is de regering het eens met de stelling dat het relatieve effect juist voor gezinnen met lage inkomens het grootst zal zijn? Hoever lopen de verschillen op per inkomen van minimum tot 2x modaal?
  • 3. 
    Is de regering het met de leden van de SGP-fractie eens dat juist in tijden van oplopende inflatie en stijgende energieprijzen - waardoor het voor gezinnen met lage inkomens al moeilijk genoeg is - het geen goed signaal is om ook nog eens deze maatregelen te nemen?
  • 4. 
    Is de regering bereid naar alternatieve dekkingsmogelijkheden te zoeken?

De SVB moet uiterlijk in de 2e helft van oktober 2021 zekerheid hebben over het al dan niet indexeren van de kinderbijslagbedragen, zo lezen de aan het woord zijnde leden. Inmiddels is het eind november en het onderhavige wetsvoorstel is nog niet in stemming gebracht bij de Eerste Kamer. Dit betekent dat eventuele wijzingen in de indexering van de kinderbijslagbedragen voor 2022 al niet meer mogelijk zijn.

  • 5. 
    Welke concrete gevolgen heeft dit voor de termijnen van de in dit wetsvoorstel beoogde maatregelen?

Vragen van het lid van de OSF:

Het lid van de OSF wenst de volgende twee vragen aan de regering voor te leggen:

  • 1. 
    Wat vindt de regering - met recente door o.a. belastingbureaucratie veroorzaakte schandalen als het toeslagenschandaal in het achterhoofd - van de optie om nu, in plaats van niet te indexeren, een voorschot te nemen op de aangekondigde grootschalige belastinghervormingen ter vereenvoudiging van het belastingstelsel en daartoe nu te kiezen voor een generieke maatregel tot verruiming -bijvoorbeeld een verdrievoudiging - van het basiskinderbijslagbe-drag?
  • 2. 
    Ervan uitgaande dat «niet-indexeren» de facto betekent dat Nederlandse huishoudens er in koopkracht op achteruitgaan voor wat betreft de basiskinderbijslag, waarom heeft de regering gekozen voor een niet-indexering van het basiskinderbijslagbedrag en niet voor een verlaging van het basiskinderbijslagbedrag met eenzelfde effect op de koopkracht? Is de regering het met het lid van de OSF eens dat een verlaging van de basiskinderbijslag - met de facto hetzelfde effect - een transparantere werkwijze is?

De leden van de commissie zien de antwoorden van de regering met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag binnen vier weken.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Vos

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Van der Bijl

Eerste Kamer, vergaderjaar 2021-2022, 35 845, B 7

1

Kamerstukken I 2021/2022, 35 613, G.

2

   Kamerstukken II 2020/2021,35 613, nr.3, p.1.

3

   Kamerstukken I 2020/2021,35 570 XV / 35 570 IV, I, p.1.

4

   Kamerstukken II, 2020/2021,35 845, nr. 6, p. 8.

5

   Kamerstukken II 2021/2022, 35 845, nr. 16.

6

   Kamerstukken II 2021/2022, 35 845, nr. 21.

7

   Kamerstukken II 2021/2022, 35 925, nr.13.

8

   Stb. 1999, 601.


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.