Verslag van een schriftelijk overleg over de gevolgen PFAS voor ontpoldering Hedwigepolder (Kamerstuk 30862-114) - Goedkeuring van het op 21 december 2005 te Middelburg tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Vlaams Gewest betreffende de uitvoering van de ontwikkelingsschets 2010 Schelde-estuarium (Trb. 2005, 310) - Hoofdinhoud
Dit verslag van een schriftelijk overleg is onder nr. 115 toegevoegd aan wetsvoorstel 30862 - Goedkeuring van het Verdrag met Vlaanderen betreffende de uitvoering van de ontwikkelingsschets 2010 Schelde-estuarium.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Goedkeuring van het op 21 december 2005 te Middelburg tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Vlaams Gewest betreffende de uitvoering van de ontwikkelingsschets 2010 Schelde-estuarium (Trb. 2005, 310); Verslag van een schriftelijk overleg; Verslag van een schriftelijk overleg over de gevolgen PFAS voor ontpoldering Hedwigepolder (Kamerstuk 30862-114) |
---|---|
Documentdatum | 16-11-2021 |
Publicatiedatum | 16-11-2021 |
Nummer | KST30862115 |
Kenmerk | 30862, nr. 115 |
Commissie(s) | Infrastructuur en Waterstaat (I&W) |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2021-2022
30 862 |
Goedkeuring van het op 21 december 2005 te Middelburg tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Vlaams Gewest betreffende de uitvoering van de ontwikkelingsschets 2010 Schelde-estuarium (Trb. 2005, 310) |
Nr. 115 |
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 24 november 2021 De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat En de staatsecretarissen van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Infrastructuur en Waterstaat over de brief van 5 oktober 2021 over de gevolgen PFAS voor ontpoldering Hedwigepolder (Kamerstuk 30 862, nr. 114). De vragen en opmerkingen zijn op 7 oktober 2021 aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat en de staatsecretarissen Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Infrastructuur en Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 16 november 2021 zijn de vragen beantwoord. De fungerend voorzitter van de commissie, Agnes Mulder Adjunct-griffier van de commissie, Schuurkamp |
kst-30862-115 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2021 |
Tweede Kamer, vergaderjaar 2021-2022, 30 862, nr. 115 1 |
Inleiding
Uw Kamer is 5 oktober jl. geïnformeerd over de gevolgen van de gemeten PFAS-concentraties in de Westerschelde voor de ontpoldering van de Hedwigepolder (Kamerstuk 30 862, nr. 114). Dit is aanleiding geweest voor de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat om op 7 oktober jl. via een schriftelijk overleg diverse vragen aan het kabinet over te brengen. Hierbij bieden wij de antwoorden aan.
Voordat wij ingaan op de beantwoording van de individuele vragen is het belangrijk om een onderscheid te maken tussen de gevolgen van de gevonden hoge PFAS-concentraties voor de ontpoldering van de Hedwigepolder en de gevolgen voor voedselkwaliteit en volksgezondheid. Hoewel de vragen zijn gesteld naar aanleiding van de bovengenoemde brief over de Hedwigepolder, gaan de vragen ook specifiek in op voedselkwaliteit en volksgezondheid. In de beantwoording is daar een onderscheid in gemaakt.
Zoals in bovengenoemde brief toegelicht, geven de resultaten van de metingen in zwevend stof de beste indicatie wat op termijn de kwaliteit van de waterbodem wordt. Deze zwevend stofdeeltjes zullen immers bezinken. Die metingen worden dan ook gehanteerd bij het bepalen wat de verwachte kwaliteit van de waterbodem wordt. De PFAS-concentraties in zwevend stof zijn hoger dan de concentraties die op dit moment op de bodem van de Hedwigepolder bevinden, maar zijn niet dusdanig hoog dat deze in strijd zijn met de zorgplichtbepaling uit de Waterwet. De metingen zijn u toegestuurd als bijlage bij bovengenoemde brief.
Voor het bepalen van de effecten op voedselkwaliteit en volksgezondheid worden de resultaten van andere metingen gehanteerd. Zo dienen de metingen van PFAS in biota (vis, zeegroenten) als uitgangpunt om te bepalen wat de effecten zijn voor voedselkwaliteit en voedselconsumptie. Voor de kwaliteit van het zwemwater moet naar metingen van PFAS in water worden gekeken. Op deze metingen in biota en water, die hogere PFAS-concentraties dan in zwevend stof laten zien, gaat het rapport van Rijkswaterstaat in.1 Er zijn zorgen over de kwaliteit van het water in de Westerschelde. Om te bepalen in welke mate veilig vis, schaaldieren en zeegroenten kunnen worden gegeten, heeft de provincie Zeeland het RIVM, Wageningen Marine Research (WMR) en Wageningen Food Safety Research (WFSR) gevraagd onderzoek te doen en hier op korte termijn advies over uit te brengen. Ook zal volgend jaar op een aantal zwemwater-locaties in aanvulling op de gebruikelijke monitoring PFAS worden geanalyseerd.
Evident is dat de belangrijkste maatregel om de concentraties omlaag te krijgen in zowel water, biota als zwevend stof, het aanpakken van PFAS-emissies bij de bron is. De PFAS-waarden in de Westerschelde laten een dalende trend zien. De verwachting is dat wanneer de emissies in Vlaanderen beperkt worden deze waarden verder zullen afnemen.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen
Vraag 1.
De leden van de VVD-fractie vragen de Minister of zij kan garanderen dat de conclusies die in de brief worden getrokken over het gehalte aan PFAS in de Hedwigepolder, ook gelden voor andere PFAS en niet alleen PFOS.
Antwoord 1.
Die conclusie kan inderdaad worden getrokken voor de gemeten PFAS. De PFAS, die het meest in het milieu kunnen voorkomen, worden gemeten.
De in de bijlage bij de Kamerbrief2 gerapporteerde drie PFAS (PFOS, EtFOSAA en MeFOSAA) zijn de enige boven 1,0 gg/kg (in zwevend stof). Alle andere gemeten PFAS-waarden zijn lager. EtFOSAA en MeFOSAA liggen onder de waarden van PFOS. Er is daarmee geen sprake van uitschieters (waar naar analogie van het Handelingskader PFAS op gemeten zou moeten worden).
Vraag 2.
De leden van de D66-fractie constateren dat de bovenmatig hoge aanwezigheid van PFAS, specifieker PFOS (perfluoroctaansulfonaten), in de Westerschelde tot grote zorgen leidt onder de bewoners van de provincie Zeeland. Deze leden begrijpen de zorgen en vragen de Minister daarom om de concrete stappen te beschrijven die genomen zijn en worden om de veiligheid en gezondheid van omwonenden te garanderen. De verhoogde PFAS-waarden in de Westerschelde zijn een direct gevolg van gebrekkige controle door de Vlaamse milieu-inspectie. Het Vlaamse tv-programma Pano beschrijft in de uitzending van 22 september jl. zelfs dat inspecteurs naar eigen zeggen bedrijven niet objectief konden controleren en dat «een harde aanpak» werd afgeraden. Daarnaast was ook de vergunningverlening niet in orde. Het bedrijf 3M kreeg vergunningen verleend zonder dat voldoende onderzocht was wat de gevolgen hiervan op het milieu en de gezondheid zouden zijn. Deze leden vinden het schokkend om te vernemen dat het niet optreden van de Vlaamse overheid tot gezondheidsrisico's in Nederland leidt en vragen daarom of de Minister op de hoogte was van de gebrekkige controles en vergunningverlening in Vlaanderen. Zo ja, wanneer en hoe werd dit duidelijk voor de Minister? Welke acties zijn daarna ondernomen? Welke stappen onderneemt de Minister om in de toekomst eerder en beter op de hoogte te zijn van eventuele gebreken bij de milieu-inspectie en vergunningverlening in buurlanden?
Antwoord 2.
Vanwege de genoemde zorgen heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat op 7 oktober jl. gesproken met Minister Zuhal Demir van Vlaanderen. In dat gesprek zijn afspraken gemaakt over de aanpak van PFAS-emissies in Vlaanderen. Minister Demir heeft aangegeven er alles aan te doen om de emissies zo snel als mogelijk terug te dringen. De Nederlandse overheid en betrokken bedrijven gaan daarbij helpen door kennis en expertise in te zetten. Aanvullend hierop is aan Rijkswaterstaat Zee en Delta gevraagd de bilaterale betrekkingen vanuit de Internationale Scheldecommissie (ISC) aan te halen om de lokale samenwerking te ondersteunen en informatie uit te wisselen.
Als benedenstrooms land is Nederland gebaat bij een bovenstroomse aanpak van microverontreinigingen. Voor de Rijnlanden is een reductiepercentage van 30% voor microverontreinigingen vastgelegd in het Programma Rijn 2040 (Kamerstuk 27 625, nr. 493).
Met Minister Demir is afgesproken dat beide landen zich gaan inzetten om voor het Scheldegebied ook een reductiedoelstelling voor microverontreinigingen vast te stellen.
In de bijeenkomst van het ISC in december staat het onderwerp op de agenda met het doel om daar afspraken te maken over de reductiedoelstelling en op welke termijn die behaald moeten worden. Nederland zet in op het zo snel mogelijk bepalen van de reductiedoelstelling en treedt in overleg met de delegaties van Frankrijk en België (Federaal België, Vlaams Gewest, Wallonië, Brussels Hoofdstedelijk Gewest). Wat Nederland betreft moet de reductiedoelstelling binnen twee jaar zijn afgesproken zijn.
De frequentie van het bilaterale overleg tussen Rijkswaterstaat en de Vlaamse Milieumaatschappij is verhoogd. Er wordt actief samengewerkt aan diverse onderzoeken om monitoring, toestand en bronnen van PFAS af te stemmen. De problemen die Nederland als gevolg van Vlaamse emissiebeleid ondervindt, worden in dit overleg onder de aandacht gebracht.
Vraag 3.
De leden van de D66-fractie lezen in de brief «Gevolgen PFAS voor ontpoldering Hedwigepolder» dat er voor het einde van 2022 geen water uit de Westerschelde de Hedwigepolder instroomt. Ziet de Minister nog risico's voor de volksgezondheid rondom PFAS wanneer de ontpoldering van de Hedwigepolder wordt doorgezet? Zo ja, op welke manier worden de risico's ingedamd en is het dan mogelijk om zonder gezondheidsrisico's verder te gaan?
Antwoord 3.
Zoals in de inleiding uitgelegd, moet een onderscheid worden gemaakt tussen de metingen in zwevend stof die voor de ontpoldering van belang zijn en de metingen in water en biota voor voedselkwaliteit en volksgezondheid. De ontpoldering van de Hedwigepolder wordt uitgevoerd om te voldoen aan de EU-Habitatrichtlijn. De ondergelopen polder krijgt derhalve een ecologische functie. Naar de eventuele risico's voor het eten van vis, schaaldieren en zeegroenten uit de Westerschelde doen het RIVM, WMR en WFSR onderzoek. Dit staat echter los van de ontpoldering.
Vraag 4.
De leden van de D66-fractie vragen of de Minister van mening is dat aanvullend een milieueffectrapportage (m.e.r.) opgesteld moet worden naar de ontpoldering? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4.
Het Rijksinpassingsplan voor de Hertogin Hedwigepolder is in 2014 genomen door de toenmalige Staatssecretaris van Economische Zaken (nu Minister van LNV) en de toenmalige Minister van Infrastructuur en Milieu (nu IenW). Ten behoeve van dat plan (en de bijbehorende vergunningen) is in 2013 een MER opgesteld. Op basis van de nu gemeten concentraties PFAS in zwevend stof is er geen reden op dat besluit terug te komen en is er daarmee ook geen reden om een aanvullend MER op te stellen.
Vraag 5.
De leden van de D66-fractie lezen dat de Minister stelt dat het aandeel PFAS over de jaren geleidelijk zal dalen. Wat is de reden dat aangenomen wordt dat het zwevend stof door de jaren heen geleidelijk zal neerdalen en dat hierdoor de concentraties die uiteindelijk bezinken naar verwachting lager zijn dan de huidige gehaltes? Waar zijn deze aannames op gebaseerd? Op welke manier is bij deze redenatie rekening gehouden met het feit dat PFAS verschillend van aard zijn en dat sommige PFAS beter hechten aan zwevend stof en sediment en ophopen in vis, waar andere PFAS beter oplossen in water? Op welke manier worden de gehaltes aan PFAS in bodem en water de aankomende jaren getraceerd? Welke zaken zijn tot op heden geconcludeerd in de Internationale Scheldecommissie omtrent de illegale lozingen aan Belgische zijde? Welke stappen worden daar nu ondernomen? Vindt de Minister dat de instroom van water eind 2022 kan doorgaan wanneer tegen die tijd nog niet alle gevolgen daarvan duidelijk zijn?
Antwoord 5.
De verschillende metingen en waarvoor deze worden gebruikt, zijn in de inleiding uitgelegd. Van de beschikbare metingen geven de metingen in zwevend stof de beste indicatie wat op termijn de kwaliteit van de waterbodem wordt. Het achterblijven van slib na een overstroming of als gevolg van hoog water is een gevolg van de natuurlijke dynamiek in een rivierenlandschap. Het zwevend stof in het oppervlaktewater zal deels achterblijven. Zodoende zijn de te verwachten concentraties PFAS in het zwevend stof een indicator voor de te verwachten concentraties in het achterblijvende slib. De verwachting is dat wanneer de emissies in Vlaanderen beperkt worden, de gehalten van de verschillende PFAS-verbindingen in de Westerschelde, zowel in het water als in het zwevend stof, zullen afnemen. Rijkswaterstaat meet sinds 2008 31 PFAS-verbindingen in het water, het zwevend stof en in biota (met name vis). Uiteraard worden al deze metingen voortgezet op basis van de reguliere monitoringsprogramma's die in de context van de KRW zijn ingericht.
In de Internationale Schelde Commissie (ISC) vindt op verzoek van Nederland sinds het najaar van 2019 kennisuitwisseling plaats op expertniveau over de monitoring en analyse van PFAS in het stroomgebied van de Schelde. Op basis van de verkregen resultaten heeft Nederland de bovenstroomse delegaties dringend verzocht om hun monitoringsfrequenties te verhogen en meer soorten PFAS te monitoren. In de zomer van 2021 heeft de Vlaamse delegatie een mededeling gedaan over de situatie rondom 3M. Er wordt in de ISC niet afgestemd op het niveau van individuele lozingen. Dat gebeurt in de bilaterale contacten. Rijkswaterstaat en de Vlaamse Milieumaatschappij hebben hun contacten geïntensiveerd en bespreken grensoverschrijdende effecten van vergunningen, zie hiervoor ook het antwoord op vraag 2.
Op basis van de gemeten PFAS-concentraties in zwevend stof en de dalende trend, is er geen reden om van de planning van de ontpoldering af te wijken.
Vraag 6.
De leden van de D66-fractie hebben tevens vernomen dat het RIVM adviseert om geen zelf gevangen vis uit de Schelde te eten. Is dat correct? Zijn er ook andere rivieren waarvoor dit advies geldt?
Antwoord 6.
Het RIVM heeft geen specifiek advies gegeven over de consumptie van zelfgevangen vis uit de Westerschelde. Het RIVM en het Voedingscentrum adviseren om niet vaak zelfgevangen zoetwatervis uit Nederlandse wateren te eten3. Dat geldt voor alle rivieren in Nederland. De Provincie Zeeland geeft echter aan dat in de Westerschelde voornamelijk zeevis gevangen wordt. Voor zelfgevangen zeevis hebben het RIVM en het Voedingscentrum momenteel geen specifiek advies opgesteld. Op dit moment onderzoekt het RIVM in welke mate veilig vis, schaaldieren en zeegroenten uit de Westerschelde kunnen worden gegeten.
Vraag 7.
De leden van de CDA-fractie wijzen erop dat uit een onderzoek van de Universiteit Utrecht, in opdracht van Rijkswaterstaat, bleek dat in sommige delen van de Westerschelde de waarden aan PFAS 25 keer hoger zijn dan in de rest van de Nederlandse wateren. Deze leden vragen de Minister hoe hoog de waarden aan PFAS in de Westerschelde exact zijn en hoe dit aantal zich verhoudt tot de maximaal toegestane waarden. Kan de Minister beschrijven hoe de waarden aan PFAS gemonitord blijven?
Antwoord 7.
In de recente rapportage van Rijkswaterstaat zijn voor dertien van de meest voorkomende van de gemeten 31 PFAS de jaargemiddelde concentraties voor locaties in de verschillende stroomgebieden opgenomen. Inderdaad zijn over het algemeen de waarden voor de meeste gemeten PFAS in de Westerschelde hoger dan in andere Nederlandse wateren. In het rapport wordt voor het jaar 2020 een vergelijking gemaakt.
Alleen voor PFOS is een maximaal toegestane waarde voor oppervlaktewater vastgesteld (0,65 ng/l voor landoppervlaktewateren en 0,13 ng/l voor andere oppervlaktewateren). Dit betreft een waterkwaliteitsnorm die in 2027 dient te worden gehaald. Voor overige PFAS kan er dus geen vergelijking met maximale waarden gemaakt worden.
Voor PFOS varieert de jaargemiddelde concentratie in de Westerschelde voor alle locaties tussen de 0,86 en 18 ng/l. Voor twee locaties in de Schelde variëren deze van 11 en 18 ng/l4. Zoals in het antwoord op vraag 5 al aangeven worden sinds 2008 verschillende PFAS-verbindingen gemeten in de waterfase, het zwevend stof en in biota en worden deze metingen ook voortgezet.
Vraag 8.
De leden van de CDA-fractie constateren dat hoge concentraties aan PFAS, in grootte en hoeveelheid, schadelijk kunnen zijn voor de volksgezondheid. Deze leden vragen de Minister of en in welke mate de hoge concentraties aan PFAS in het Westerscheldegebied van invloed zijn op de volksgezondheid van de Zeeuwen. En wat betekent de ernstige vervuiling met PFAS voor de voedselveiligheid in het Westerscheldegebied? Kan men nog veilig vis eten en zeegroenten snijden uit de Westerschelde? De leden van de CDA-fractie vragen de Minister hoe het komt dat het RIVM geen waarschuwing afgeeft voor het eten van vis of zeegroenten uit de Westerschelde, terwijl de Belgische autoriteiten wel een waarschuwing hebben afgegeven.
Antwoord 8.
Op dit moment heeft Nederland geen specifiek advies voor het eten van vis of zeegroenten uit de Westerschelde. Overigens hebben de Belgische autoriteiten ten aanzien van zelfgevangen vis een soortgelijk advies afgegeven als het RIVM in Nederland5. Het RIVM is op dit moment bezig met onderzoek en kan pas na afronding daarover eventueel adviseren. De huidige blootstelling van mensen aan PFAS in Nederland wordt hoger ingeschat dan de door Europese voedselveiligheidsautoriteit (EFSA) opgestelde gezondheidskundige grenswaarde. Deze Europese waarde is gebaseerd op levenslange blootstelling. Bij een tijdelijke overschrijding van deze waarde is er geen sprake van een acuut gezondheidsrisico. In de brief aan uw Kamer van 4 juni jl. over de vermindering van de blootstelling aan PFAS naar aanleiding van de EFSA-opinie (Kamerstukken 28 089 en 26 991, nr. 190) wordt de aanpak van de blootstelling aan PFAS via voedingsmiddelen, voedselcontactmaterialen en vermindering van
PFAS in het milieu geschetst. Kennis over de gehalten aan PFAS in voedingsmiddelen is hierbij noodzakelijk. Daarom wordt nu ingezet op onderzoek hiernaar, omdat er op dit moment een gebrek is aan actuele gegevens hieromtrent. Dit geldt ook voor vis, schelpdieren en zeegroenten uit onder andere de Westerschelde. Naar dat laatste doen het RIVM, WMR en WFSR op dit moment onderzoek, zoals ook in de inleiding aangegeven.
Vraag 9.
Tevens vragen de leden van de CDA-fractie of men nog veilig kan zwemmen in de Westerschelde.
Antwoord 9.
De Europese Zwemwaterrichtlijn verplicht landen om de kwaliteit van zwemwater te monitoren op basis van een vast aantal biologische parameters. Hier valt PFAS niet onder. Er zijn daarom geen gegevens beschikbaar over de aanwezigheid van PFAS op zwemwaterlocaties in de Westerschelde. De GGD Zeeland heeft het RIVM gevraagd om te onderzoeken welke conclusies zij kan trekken op basis van de monito-ringsgegevens op de locatie Terneuzen Goese Kade. Dit betreft overigens geen zwemwaterlocatie. Het RIVM concludeert dat er geen gezond-heidsnadelige effecten van PFAS te zijn verwachten, indien op deze locatie gezwommen zou worden. Dat is mede gebaseerd op RIVM-onderzoek naar de mate waarin zwemmers worden blootgesteld aan PFAS in de regio Helmond. Daar is geconcludeerd dat met de huidige concentraties aan PFAS in het oppervlaktewater de relatieve bijdrage van zwemwater zeer gering is. Op basis hiervan is er geen reden om acuut maatregelen te nemen of zwemmen op plaatsen die wel gelden als officiële zwemwaterlo-catie af te raden. In 2022 zal Rijkswaterstaat op een aantal zwemwaterlocaties in aanvulling op de gebruikelijke monitoring PFAS analyseren zodat met nog meer zekerheid een uitspraak kan worden gedaan.
Vraag 10.
De leden van de CDA-fractie vragen wat de langetermijngevolgen zijn van de vervuiling met PFAS en wat deze vervuiling voor invloed heeft op de kwaliteit van de baggerspecie in de Westerschelde.
Antwoord 10.
Metingen van concentraties PFAS in oppervlaktewater, zwevend stof en biota worden voortgezet in de context van de reguliere monitoringspro-gramma's.
In de eerder genoemde rapportage is geconcludeerd dat vanwege het Europese verbod op de toepassing van PFOS en PFOA de concentraties in de grote rivieren zijn afgenomen en gestabiliseerd. Het verder reduceren van lozingen en op langere termijn mogelijk een totaalverbod betekent dat er geen toename van de waargenomen concentraties zal plaatsvinden. Of dit dan ook daadwerkelijk zo is, kan op basis van de metingen die blijven plaatsvinden beoordeeld worden.
Vraag 11.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of en hoe vaak zij inmiddels contact heeft gehad met de Vlaamse Minister Demir over deze kwestie en wat dit contact concreet heeft opgeleverd. Welke stappen worden er door de Vlaamse overheid gezet om exact in kaart te brengen wat er is gebeurd en hoe de vervuiling met PFAS in de toekomst wordt voorkomen. De Vlaamse Milieumaatschappij heeft een inventarisatie gemaakt van alle vergunde PFAS-emissies. Daar is geconcludeerd dat gedurende langere periode perfluorobutaansulfonamide (FBSA) en PFOS is geloosd door één bedrijf zonder dat daarvoor een vergunning is afgegeven. Heeft de Vlaamse Minister Demir de Minister gegarandeerd dat er niet meer bedrijven zijn die op grote schaal PFAS in de Wester-schelde lozen? Heeft de Minister haar collega gevraagd de Belgische normen voor PFAS-emissies te verhogen en het toezicht en de handhaving op deze normen te intensiveren?
Antwoord 11.
Zie hiervoor het antwoord op vraag 2.
Vraag 12.
De leden van de CDA-fractie vragen tevens welke rol de Minister ziet weggelegd voor de Vlaams-Nederlandse Scheldecommissie in dit vraagstuk. Deelt de Minister de mening dat dit gremium de vervuiling met PFAS hoog op de agenda moet zetten en actief moet gaan communiceren over de stand van zaken betreffende deze zaak.
Antwoord 12.
De grensoverschrijdende samenwerking aan de verbetering van de waterkwaliteit in het stroomgebied van de Schelde is belegd in de Internationale Scheldecommissie (ISC) en niet in de Vlaams-Nederlandse Scheldecommissie. De PFAS-vervuiling staat inmiddels hoog op de agenda van de ISC. De reguliere afstemming tussen Rijkswaterstaat en de Vlaamse Milieumaatschappij is geïntensiveerd. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 5.
Vraag 13.
De leden van de CDA-fractie vragen tot slot welke gevolgen deze ernstige vervuiling heeft voor het op diepte houden van de vaargeul ten behoeve van de haven van Antwerpen en of de vervuiling met PFAS gevolgen heeft voor het inlaten van water in de Hedwigepolder en in Waterdunen. Zijn er plannen om het slib vanuit de hierboven genoemde vaargeul te hergebruiken op Nederlands grondgebied?
Antwoord 13.
Het op diepte houden van de vaargeulen zal zonder meer blijven plaatsvinden. De baggerspecie die vrijkomt bij het op diepte houden van de vaargeulen, de zogenaamde vaargeulonderhoudsbagger, wordt niet gebruikt op land. Deze vaargeulonderhoudsbagger is afkomstig van drempels in de vaargeul en is zandig materiaal (geen slib) waarin PFAS-concentraties onder de detectielimiet liggen. Dit materiaal wordt verspreid in nabijgelegen verspreidingsvakken. Zoals in de brief van 5 oktober (Kamerstuk 30 862, nr. 114) aangegeven, is er op basis van de gemeten PFAS-concentraties in zwevend stof en de dalende trend geen reden om van de planning van de ontpoldering van de Hedwigepolder af te wijken. Bij het natuurontwikkelingsproject Waterdunen is inmiddels al zout water binnengelaten.
Vraag 14.
De leden van de SP-fractie merken op dat omwonenden zich grote zorgen maken over vervuiling met PFAS in het Westerscheldegebied en de Hedwigepolder. Waar kunnen deze mensen terecht met hun zorgen en vragen? Wat betekent volgens de Minister de recent ontstane situatie tussen de provincie Zeeland en Vlaanderen over de grote lozingen van PFAS door het bedrijf 3M voor de ontpoldering van de Hedwigepolder?
Antwoord 14.
De provincie Zeeland heeft een website geopend waarop informatie over PFAS is te vinden, specifiek de lokale onderzoeken en conclusies6. Het
RIVM7 en de rijksoverheid8 hebben landelijke informatiepagina's over gezondheids- en milieurisico's. Alle drie de websites geven aan dat mensen voor vragen zich tot de lokale GGD kunnen wenden. Ook Rijkswaterstaat heeft een algemene informatielijn waar mensen met vragen terecht kunnen9. De gevolgen voor de ontpoldering van de Hedwigepolder zijn op 5 oktober per brief aan uw Kamer toegelicht.
Vraag 15.
De leden van de SP-fractie vragen of de Minister al een aantal scenario's kan bedenken wanneer uit het onderzoek naar de gezondheid van 800 buurtbewoners rondom 3M blijkt dat de gevolgen van de lozingen met PFAS groot zijn voor mens en dier? Zo ja, welke?
Antwoord 15.
De Ministeries van IenW en VWS hebben het voornemen om rond het eind van het jaar een meerjarig onderzoekstraject te presenteren als opvolging van de EFSA-opinie over PFAS. Onderdeel hiervan is de uitwerking van het advies van het RIVM om met een scenariostudie inzicht te geven in handelingsperspectieven om de blootstelling aan PFAS verder te verminderen. In de betreffende scenario's worden zowel landelijke als regionale handelingsperspectieven meegenomen.
Vraag 16.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen hoe het kan dat de lozingen van grote concentraties PFAS in de Westerschelde niet eerder zijn ontdekt, aangezien er veel wordt gebaggerd in de Westerschelde en er veel PFAS zit in (het slib van) de Westerschelde, onder andere vanwege de PFAS-lozingen door 3M. Waar is het slib gebleven dat al die tijd uit de Westerschelde is verwijderd?
Antwoord 16.
Er wordt ten behoeve van het op diepte houden van de vaargeul in Westerschelde door het Vlaams gewest gebaggerd. De vrijgekomen vaargeulonderhoudsbagger is afkomstig van drempels in de vaargeul en is zandig materiaal (geen slib) waarin PFAS-concentraties onder de detectielimiet liggen, en wordt verspreid in nabijgelegen verspreidings-zones. Op basis van de onderhoudsbagger uit de vaargeul zijn er dan ook geen eerdere aanwijzingen voor hoge PFAS-concentraties. Alle gebaggerde specie blijft in de Westerschelde.
Vraag 17.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vernamen dat de Minister op 7 oktober 2021 een gesprek heeft (gehad) met de Vlaamse Minister van Omgeving over de vervuiling met PFAS in de Westerschelde. Wat kan de Minister zeggen over de uitkomsten van dit gesprek? Is het gelukt om de Vlaamse Minister te overtuigen van het belang om te stoppen met PFAS-lozingen in de Schelde door het bedrijf 3M? Hoelang wist de Vlaamse overheid al van deze verontreiniging? Wanneer en hoe is deze informatie met Nederland gedeeld? Zijn er concrete afspraken gemaakt over hoe dergelijke situaties in de toekomst worden voorkomen? En zijn er afspraken gemaakt over welke maatregelen er moeten worden genomen tegen de vervuiling met PFAS in de Schelde en Westerschelde? Welke lessen heeft de Minister getrokken uit dit PFAS-schandaal en welke gevolgen heeft dit gehad voor het Nederlandse beleid?
Antwoord 17.
Minister Demir heeft Nederland verzekerd dat de aanpak van PFAS-emissies een hoge prioriteit heeft. Eind oktober heeft de Vlaamse overheid dat ook getoond door het productieproces van 3M waarbij PFAS bij geëmitteerd kunnen worden stil te leggen. De Vlaamse overheid heeft inmiddels een onderzoekscommissie PFAS-PFOS ingesteld waarin onder andere gekeken wordt naar het handelen van zowel 3M als de Vlaamse overheid10. Voor het Nederlandse beleid hebben de emissies in Vlaanderen geen gevolgen. Wel worden PFAS-concentraties in de Wester-schelde gemonitord en zijn met de Vlaamse overheid afspraken gemaakt, zie hiervoor het antwoord op vraag 2.
Vraag 18.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen in de stukken dat de beste indicatie voor de op termijn te verwachten PFAS-waarden op de waterbodem van de voormalige Hedwigepolder het zwevend stof is dat hier uiteindelijk zal bezinken en dat uit metingen blijkt dat de concentraties PFOS in het zwevend stof aanzienlijk lager zijn dan de concentraties in het water, waaruit blijkt dat PFOS zich minder hecht aan de zwevende stofdeeltjes. Deze leden lezen dat er metingen worden gedaan en dat de ontwikkelingen van de concentraties aan PFAS nauwlettend in de gaten worden gehouden. Maar tegelijkertijd willen deze leden erop wijzen dat hoewel de metingen in het zwevend stof lager liggen dan het herveront-reinigingsniveau, er alsnog gestreefd moet worden naar helemaal geen vervuiling met PFAS, gezien de schadelijkheid van PFAS voor mens en milieu.
Antwoord 18.
Dit is correct. Daarom heeft de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat in Europees verband met vier andere lidstaten het initiatief genomen om te komen tot een algeheel verbod van PFAS. Tot die tijd wordt ernaar gestreefd om zoveel mogelijk te voorkomen dat PFAS in het milieu en de voedselketen terecht komen, onder andere door verbod op PFAS in voedselcontactmaterialen begin 2022.
Vraag 19.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat de overheid nu aan burgers adviseert om niet te vaak zelf gevangen zoetwatervis, zoals baars, paling en forel, uit Nederlandse wateren te eten. Kan de Minister aangeven wat het verschil is tussen zelf gevangen vis en vis gevangen door vissers uit dezelfde gebieden? Vindt de Minister het verantwoordelijk om vis, schelpdieren en zeegroenten uit de Wester-schelde te eten? Zo ja, waarom wel en geldt dit voor iedereen? Indien de Minister het consumeren nog wel verantwoordelijk vindt, in welk jaar kan er naar verwachting geen vis, schelpdieren of zeegroenten meer gegeten worden uit de Westerschelde wanneer de vervuiling met PFAS niet wordt gestopt, aangezien PFAS zich ophoopt in het milieu? Deze leden vragen de Minister om het antwoord op deze vraag uit te splitsen naar vis, schelpdieren en zeegroenten.
Antwoord 19.
Zelf gevangen vis is niet commercieel vermarkte vis, terwijl vis gevangen door vissers dat wel is. Daardoor is de tweede groep verplicht te voldoen aan (nationale en internationale) regelgeving, zoals op het gebied van etikettering (Verordening (EU) nr.1169/2011 i) en contaminanten (Verordening (EU) nr.1881/2006 i). PFAS zijn contaminanten, waarvoor Maximum Limieten worden vastgesteld. Wat betreft het eten uit de Westerschelde, hiervoor doen het RIVM, WMR en WFSR op dit moment onderzoek, zie het antwoord op vraag 8. Momenteel vindt er onderzoek plaats om meer inzicht te krijgen in PFAS in de Westerschelde. Totdat dit onderzoek is afgerond kan hier nog niets over worden gezegd.
Vraag 20.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of naast PFOS ook de concentraties van andere PFAS die zich in het Westerscheldewater bevinden in kaart zijn gebracht en nauwlettend in de gaten worden gehouden. Heeft de Minister daarnaast een volledig beeld van alle andere vervuilende stoffen die zich in het water bevinden? Zo ja, kan de Minister aangeven welke andere vervuilende stoffen die schadelijk zijn voor mensen en dieren er momenteel aanwezig zijn en in welke concentraties? Is het consumeren van vis, schelpdieren en zeegroenten uit de Westerschelde dan nog wel verantwoord? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 20.
Rijkswaterstaat verricht de verplichte KRW-monitoring. Nederland is verplicht om de stoffen die zijn opgenomen in de KRW-Prioritaire stoffenlijst te monitoren en te rapporteren. Van de PFAS-stoffengroep staat hier PFOS op. Daarbovenop doet Rijkswaterstaat projectmatig metingen als er aanwijzingen zijn van stoffen (zoals ZZS/PFAS). Zo worden allerlei (persistente) stoffen als PFAS al sinds 2008 gemonitord. Als daartoe aanleiding bestaat, wordt het onderzoek geïntensiveerd, zoals ook het geval was met PFAS. In de context van de KRW is een protocol opgesteld over de wijze waarop in oppervlaktewater gemonsterd en gemeten wordt. Het gaat daarbij om reguliere monitoring en metingen van in oppervlaktewater en biota. De wijze waarop in Nederland invulling wordt gegeven aan de monitoring, het bepalen welke stoffen er gemeten worden en de wijze waarop (o.a. frequentie, locaties) is terug te vinden op de website van Rijkswaterstaat11. Alle meetresultaten zijn terug te vinden op de website van Rijkswaterstaat12. Een vergelijking met doelstellingen wordt vervolgens opgenomen in de stroomgebiedbeheerplannen die worden opgesteld om te rapporten aan de Europese Commissie. Momenteel zijn er ontwerpstroomgebiedbeheerplannen beschikbaar13. Wat betreft het eten uit de Westerschelde, zie het antwoord op vraag 8.
Vraag 21.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn voorstander van de ontpoldering van de Hedwigepolder, omdat hiermee land wordt teruggegeven aan de natuur ter compensatie van het verdiepen van de Westerschelde. Deze leden zijn echter bezorgd dat er bij de ontpoldering van de Hedwigepolder water of zwevend stof vervuild met PFAS de polder instroomt, waardoor de situatie ontstaat dat een schoon gebied willens en wetens wordt vervuild. Deelt de Minister de analyse dat het beter is om te voorkomen dat er PFAS in de Hedwigepolder terechtkomt, hoe weinig ook? Welke mogelijkheden ziet de Minister om ervoor te zorgen dat er enkel schoon water de polder instroomt?
Antwoord 21.
Het water dat de Hedwigepolder zal instromen, heeft dezelfde kwaliteit als het water van de Westerschelde. Het is daarom van belang te voorkomen dat het water met PFAS verder verontreinigd raakt en inspanningen te leveren om de huidige verontreinigingsgraad verder te verlagen. Voor de ontpoldering moet worden gekeken naar de PFAS-concentraties in zwevend stof, zoals ook in de inleiding toegelicht. Deze concentratie is lager dan de metingen in het water en valt binnen de invulling van de zorgplicht van de Waterwet. Op het moment van ontpolderen moet de Hedwigepolder als waterbodem worden gezien en niet als landbouwgrond. Voor zowel de kwaliteit van het water als het zwevend stof is het goed dat de Vlaamse overheid heeft aangekondigd emissies strenger te vergunnen en te handhaven. Voor de langere termijn heeft de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat in Europees verband met vier andere lidstaten het initiatief genomen om te komen tot een algeheel verbod van PFAS.
Vraag 22.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn een voorstander van een nationaal totaalverbod op PFAS. In de stukken lezen deze leden dat de metingen in water en zwevend stof een dalende trend laten zien, doordat het gebruik van PFOS sinds 2011 geheel is verboden en het gebruik van perfluoroctaanzuur (PFOA) sinds 2020. Deze leden vragen of ook de concentraties GenX een dalende trend vertonen, aangezien GenX sinds juni 2019 als zeer zorgwekkende stof wordt aangemerkt, waardoor bedrijven de uitstoot van deze stoffen moeten voorkomen. Kan de Minister aangeven hoelang het duurt voor PFAS in het milieu worden afgebroken? Hoeveel generaties zal het duren voordat PFAS uit het milieu zijn verdwenen vanaf het moment dat er een totaalverbod op PFAS wordt ingesteld?
Antwoord 22.
In de eerdergenoemde rapportage van Rijkswaterstaat is geconcludeerd dat ook voor GenX geldt dat de concentraties gedaald zijn. De terugdringing van de emissies van GenX door Chemours rond 2018 heeft zich vertaald in een verlaging van de gemeten concentraties nabij dit bedrijf. PFAS-verbindingen zijn zeer persistent; ze breken niet of nauwelijks af in het milieu. Daarom is het belangrijk om te voorkomen dat deze stoffen in het milieu terecht komen.
Vraag 23.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of de Minister in het licht van de dalende trend in de metingen vanwege de verboden op PFOS en PFOA nog eens kan reflecteren op de mogelijkheid een nationaal totaalverbod op PFAS in te stellen. De restricties die volgen uit het Europees verbod op niet-essentiële toepassingen van PFAS worden namelijk pas van toepassing in 2025, waardoor de noodzaak van een nationaal verbod blijft staan.
Antwoord 23.
Het op de markt brengen van stoffen is via een Europese verordening (REACH) geregeld. Op 15 juli van dit jaar is het restrictieproces formeel van start gegaan. Naar verwachting kan de restrictie in 2025 in werking treden. Een Europese aanpak is veel doeltreffender, omdat verboden onder deze verordening gelijktijdig in alle lidstaten van toepassing worden. Dit is niet alleen effectiever, maar ook beter handhaafbaar.
Daarbij zou een nationaal verbod geen invloed hebben op de PFAS die via lucht en water ons land binnenkomt, zoals bij de emissies van 3M. Daarnaast moet ook een nationaal verbod goed worden onderbouwd en moet ook een nationaal verbod een redelijke overgangstermijn kennen.
De tijdwinst zou daarmee beperkt zijn, terwijl de inzet die voor zo'n een nationaal verbod nodig zou zijn, ten koste zou gaan van de inzet op een Europese restrictie. Werken aan een nationaal verbod is daarmee geen effectieve manier om van PFAS af te komen. Wel is het zo dat bedrijven niet hoeven te wachten tot een verbod in werking treedt, maar ook nu al op zoek kunnen gaan naar alternatieven voor hun toepassingen van PFAS.
Vraag 24.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben daarnaast vernomen dat de provincie Zeeland bij tien bedrijven het afvalwater laat controleren op illegale lozingen van PFAS. Wat was hiervan de uitkomst en gaat de Minister ervoor zorgen dat alle Nederlandse lozingsvergunningen waar PFAS aan de orde is tegen het licht worden gehouden?
Antwoord 24.
Bij tien Zeeuwse instellingen (zes bedrijven en vier stortplaatsen) heeft de Provincie een indicatief onderzoek laten uitvoeren naar het voorkomen van PFAS in het afvalwater. Uit deze resultaten is bij de onderzochte stortplaatsen en enkele bedrijven PFAS aangetoond in het afvalwater. De gevonden concentraties lijken relatief laag en zeker niet in gehalten als bij de bedrijven, zoals 3M die PFAS produceren. Of een lozing illegaal is, hangt af van de betreffende vergunning en is niet in generieke zin te zeggen.
Op 12 oktober (Handelingen II 2021/22, nr. 10, item 14) heeft uw Kamer een motie14 van het lid Bouchallikh (GroenLinks) aangenomen die oproept om zo snel mogelijk alle directe én indirecte lozingen van PFAS op oppervlaktewater te identificeren en te minimaliseren via vergunningverlening en verplichte toepassing van best beschikbare technieken. De Minister van Infrastructuur en Waterstaat zal in samenwerking met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat deze motie uitvoeren.
Vraag 25.
De leden van de ChristenUnie-fractie zien dat metingen naar de concentraties met PFAS tot het eerste Westerscheldewater in de Hedwigepolder regulier worden uitgevoerd. Deze leden vragen de Minister nadrukkelijk de vinger aan de pols te houden ten aanzien van concentraties met PFAS in de Westerschelde. Daarnaast vragen deze leden zich af wat «reguliere» metingen inhouden. Met andere woorden: hoe vaak vinden de metingen in zwevend stof en in water plaats?
Antwoord 25.
Zie hiervoor het antwoord op vraag 20.
Vraag 26.
De leden van de SGP-fractie constateren op basis van de verschillende rapporten en meetgegevens dat voor enkele PFAS, onder andere PFOS, de daling van de concentratie is gestabiliseerd. Deelt de Minister deze constatering? Hoe kan worden gegarandeerd dat de aanwezigheid van onder meer PFOS verder afneemt?
Antwoord 26.
Deze constatering is correct. Deze conclusie is ook opgenomen in het eerdergenoemde rapport. De meest effectieve manier om de aanwezigheid van PFAS in de leefomgeving te beperken, is het gebruik ervan op Europees niveau te verbieden. De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat heeft daarom in Europees verband met vier andere lidstaten het initiatief genomen om te komen tot een algeheel verbod van PFAS met uitzondering van essentiële toepassingen. Vlaanderen steunt dit initiatief. Hiernaast is het belangrijk om in de tussenliggende periode emissies middels bronaanpak zoveel mogelijk te beperken door strikt te reguleren en streng te handhaven.
Vraag 27.
De leden van de SGP-fractie vragen of het mogelijk is meer inzicht te geven dan wel te krijgen in de aanwezigheid van PFAS in baggerslib en sediment in de Westerschelde. In hoeverre is en wordt hier onderzoek naar gedaan,zo vragen deze leden.
Antwoord 27.
Deltares heeft onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van PFAS in baggerspecie uit havens, onder meer naar havens in het Westerschelde-gebied. Dit rapport zal bij de publicatie van het handelingskader PFAS, naar verwachting in december, openbaar worden.
Vraag 28.
De leden van de SGP-fractie constateren dat er verschillende datasets en rapporten beschikbaar zijn over de aanwezigheid van PFAS in het Westerscheldegebied (sediment, zwevende stof, water, biota). Wordt werk gemaakt van een integrale analyse van deze data, zodat meer inzicht verkregen kan worden in de wijze waarop PFAS zich verspreidt in het Westerscheldegebied, zo vragen deze leden.
Antwoord 28.
Het meest recente rapport over de ontwikkeling van PFAS-gehalten in oppervlaktewater is een compilatie van metingen, waaronder in Westerschelde, van de laatste jaren. Daarnaast zijn er ontwerp-stroomgebiedsbeheerplannen beschikbaar waarin gemeten concentraties met kwaliteitsdoelstellingen voor PFOS zijn vergeleken. In beide plannen staat aangegeven dat de Westerschelde in vergelijking met de KRW-kwaliteitsnorm hoge PFOS-concentraties laat zien.
Vraag 29.
De leden van de SGP-fractie worden graag geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot het bestuurlijk overleg met Vlaanderen over de PFAS-kwestie. In het verlengde hiervan: is de veronderstelling juist dat 3M tot 1 juli 2022 per dag net zoveel PFAS in de Schelde mag lozen als Chemours bij Dordrecht in twee jaar in de Merwede? Gaat dit vergaand teruggeschroefd worden?
Antwoord 29.
Het antwoord op vraag 2 gaat in op de uitkomsten van het gesprek tussen de Minister van Infrastructuur en Waterstaat en Minister Demir van Vlaanderen. Minister Demir heeft tijdens dat gesprek verzekerd dat de vergunning van 3M sneller zal worden aangescherpt dan 1 juli 2022. Dat heeft de Vlaamse overheid inderdaad eind oktober gedaan door het productieproces waarbij PFAS geëmitteerd kunnen worden stil te leggen. 3M heeft hiertegen beroep aangetekend. Dit beroep is door de Belgische Raad van State verworpen. Voor de langere termijn is de verwachting dat de emissie net als bij Chemours is Dordrecht fors naar beneden kan door het toepassen van extra zuiveringstechnieken.
Vraag 30.
De leden van de SGP-fractie horen graag of de Minister in beeld heeft welke bedrijven in Nederland en Vlaanderen naast 3M ook een significante bijdrage leveren aan de hoge concentraties aan PFAS in de Westerschelde respectievelijk het kanaal van Gent naar Terneuzen. Welke stappen worden ondernomen om dit zo compleet mogelijk in beeld te krijgen?
Antwoord 30.
Er zijn in Nederland geen bedrijven die een significante bijdrage leveren aan de concentraties PFAS in de Westerschelde. Voor het inventariseren van emissies naar het kanaal van Gent naar Terneuzen wordt een bronnenonderzoek uitgevoerd door Rijkswaterstaat in samenwerking met de Vlaamse Milieumaatschappij. Eventuele PFAS-emissies zijn onderdeel van dit onderzoek. De verwachting is dat het onderzoek in de eerste helft van 2022 zal worden afgerond.
Vraag 31.
De leden van de SGP-fractie constateren dat in 2014 naar aanleiding van het onderzoek «Perfluoralkylzuren in Nederlands oppervlaktewater 2008-2012» al door Rijkswaterstaat is aangegeven dat in de Wester-schelde bij Schaar van Ouden Doel de hoogste concentraties aan PFAS in het Nederlandse oppervlaktewater werden aangetroffen en dat aannemelijk was dat de bron hoogstwaarschijnlijk in België lag, dat gezond-heidsnormen werden overschreden en dat de hoge concentraties aan PFAS een probleem vormden voor het halen van de doelen van de Kaderrichtlijn Water. Deze leden horen graag welke acties hierop zijn ondernomen.
Antwoord 31.
Rijkswaterstaat verricht de verplichte KRW-monitoring en doet daar bovenop projectmatig metingen als er aanwijzingen zijn van stoffen (zoals ZZS/PFAS). Het betreffende rapport is in 2014, zoals alle rapporten van Rijkswaterstaat, openbaar beschikbaar gekomen via de Rapportendatabank.15 Dit was het eerste moment dat de data, die vanaf 2008 zijn verzameld, zijn geanalyseerd en gepubliceerd. Daarvoor werden de onbewerkte gegevens niet actief ontsloten, maar bestond wel de mogelijkheid deze op te vragen. Dit is voor zover na te gaan niet gebeurd. Daarnaast is ook het inzicht in de schadelijkheid van PFAS in de afgelopen jaren toegenomen. Als gevolg van de analyses, de gebleken hoge PFAS-waarden en het inzicht in schadelijkheid is het onderzoek geïntensiveerd: er is gestart met het meten van meer PFAS-verbindingen op meer locaties. Het meest recente en actuele rapport geeft het vervolg van de metingen tot en met 2020 weer.
Vraag 32.
De leden van de SGP-fractie vragen of in het verband van de Internationale Scheldecommissie is gesproken over de vergunning voor 3M om PFAS te lozen en, zo ja, welke actie hierop vanuit Nederland is ondernomen. Sinds wanneer is het Ministerie van IenW/Rijkswaterstaat op de hoogte van de lozingsvergunning van 3M?
Antwoord 32.
Er is in de Internationale Scheldecommissie niet gesproken over de vergunning van 3M, wel is juni 2021 tijdens het delegatieleidersoverleg gesproken over de rondom 3M ontstane situatie. Nederland heeft haar hulp aangeboden in de vorm van kennis en ervaring zoals opgedaan in de uitgevoerde onderzoeken en aanpak bij Chemours. Sinds 2019 vraagt Nederland in dit verband om meer informatie over monitoring, analyse en vergunningverlening in algemene zin. Doel hiervan is om meer inzicht te krijgen in de situatie van het gehele stroomgebied en om te leren van elkaars methoden. Nederland heeft naar aanleiding van de aangetroffen hoge PFAS-concentratie deze zomer de bovenstroomse delegaties dringend verzocht om meer te gaan monitoren. Dit verzoek wordt tijdens het delegatieleidersoverleg in december nogmaals formeel gedaan. Vergunningen worden tijdens de behandeling ervan enkel gedeeld tussen de betreffende bevoegd gezagen - in geval van 3M zijn dit de provincie Antwerpen en de provincie Zeeland/RUD. Na de ontwikkelingen rondom 3M is er de afgelopen maanden meer informatie gedeeld over de uitgegeven vergunning vanuit Vlaanderen naar het Ministerie van lenW/Rijkswaterstaat. Daarmee is Nederland nu op de hoogte van de lozingssituatie en wordt begin volgend jaar een gezamenlijk bronnenonderzoek uitgevoerd, in eerste instantie van het kanaal van Gent naar Terneuzen. Ook is de informatie-uitwisseling rond vergunningen en het inzicht in activiteiten aan weerszijden van de grens verbeterd.
Vraag 33.
De leden van de SGP-fractie horen graag op welke wijze Rijkswaterstaat in het licht van de natuurwetgeving, de Waterwet en de Kaderrichtlijn Water betrokken is bij het beoordelen en monitoren van Vlaamse lozingsvergunningen die invloed hebben op de water(bodem)kwaliteit in het Wester-scheldegebied en het kanaal van Gent naar Terneuzen.
Antwoord 33.
Rijkswaterstaat is voor wat de natuurwetgeving betreft voortouwnemer op gebied van N2000-beheerplannen, maar geen bevoegd gezag. De afvalwaterlozing is in Vlaanderen onderdeel van de omgevingsvergunning die door (in geval van 3M) de provincie Antwerpen werd afgegeven. Rijkswaterstaat is niet betrokken geweest bij het beoordelen van Vlaamse lozingsvergunningen die invloed kunnen hebben op de water(bodem)kwa-liteit.
Vraag 34.
De leden van de SGP-fractie hebben begrepen dat in het havengebied van Antwerpen in de buurt van 3M baggerwerkzaamheden worden uitgevoerd. Klopt het dat dit slib (ook) in de Westerschelde, de Schelde-monding en de Voordelta gestort wordt? Hoe verhoudt dit zich tot de regel in het handelingskader PFAS dat grond of bagger met hoge concentraties aan PFAS niet geplaatst mag worden op bodems met lage concentraties aan PFAS-, zo vragen deze leden.
Antwoord 34.
Het is bij Rijkswaterstaat niet bekend welke baggerwerkzaamheden in het havengebied van Antwerpen worden uitgevoerd. Voor het grensoverschrijdend toepassen is een vergunning nodig. Tot nu toe is er sprake geweest van het verlenen van één vergunning voor grensoverschrijdend toepassen. Het ging daarbij om zandig materiaal. Betreffende activiteiten dienen in Nederland altijd te voldoen aan geldende wet- en regelgeving. Hierbij is ook het handelingskader PFAS relevant als invulling van de zorgplicht uit wet- en regelgeving. In het handelingskader geldt voor de toepassingscategorie «baggerspecie toepassen in hetzelfde oppervlakte-waterlichaam» dat de baggerspecie toepasbaar is, maar dat wel gemeten en getoetst moet worden op uitschieters om de verplaatsing van puntbronverontreinigingen te voorkomen. Het gaat hier overigens niet om storten, maar om toepassen als bedoeld in het Besluit bodemkwaliteit.
Vraag 35.
De leden van de SGP-fractie constateren dat de PFAS-problematiek niet is meegenomen in de passende beoordeling voor het Ontwerpbesluit vergunning vaargeulonderhoud Westerschelde. Deze leden horen graag waarom, ondanks de aanwezigheid van PFAS in het baggerslib, uitgesloten kon worden dat het baggeren en storten negatieve gevolgen heeft voor de natuurwaarden in het Westerscheldegebied. Of is herziening van de passende beoordeling nodig, zo vragen deze leden.
Antwoord 35.
Het Departement van Mobiliteit & Openbare Werken (MOW) van het Vlaams Gewest heeft een vergunning aangevraagd voor onderhoud van de hoofdvaargeul van de Westerschelde. De vergunning is aangevraagd volgens de Wet natuurbescherming. Daarvoor wordt een passende beoordeling opgesteld. In deze passende beoordeling wordt integraal bezien of er significante effecten op een beschermd N2000 gebied kunnen zijn bij een plan of project. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) heeft hierover op 21 september 2021 een ontwerpbesluit bekendgemaakt. Het gebaggerde materiaal wordt verspreid in de Westerschelde en het materiaal wordt beoordeeld in de context van het Besluit Bodemkwaliteit. Het gebaggerde materiaal is zandig, waarvan de PFAS-concentratie voldoet aan het Tijdelijk handelingskader PFAS. De in het handelingskader opgenomen waarden zijn mede gebaseerd op effecten op ecosystemen. De Minister van LNV geeft aan dat een herziening van de Passende beoordeling daarom dan ook niet nodig is.
Het gaat hier overigens niet om storten, maar om toepassen als bedoeld in het Besluit bodemkwaliteit.
Vraag 36.
De leden van de SGP-fractie horen graag in hoeverre bij het afgeven van baggervergunningen getoetst wordt of gaat worden op de aanwezigheid van PFAS en de mogelijke consequenties daarvan in verband met de Wet bodembescherming, de Kaderrichtlijn Water en de Wet natuurbescherming. Daarnaast vragen deze leden of lopende baggervergunningen tegen het licht gehouden worden.
Antwoord 36.
Voor het opbaggeren van baggerspecie geldt geen vergunningplicht op grond van de Waterwet. Wanneer opgebaggerde specie verspreid wordt, verleent Rijkswaterstaat vergunningen voor het gebruik maken van de verspreidingsvakken in het oppervlaktewaterlichaam. Die vakken liggen in diepe delen en altijd zo dicht mogelijk bij de baggerlocatie. De vergunningverlening en de beoordeling voor toepassen valt onder het regime van het Besluit bodemkwaliteit. Hierbij wordt het handelingskader PFAS betrokken. Deze toetsing in de context van het Besluit Bodemkwaliteit is uitgevoerd en wordt jaarlijks herhaald. Deze beoordeling heeft ook plaatsgevonden op de lopende baggerwerkzaamheden. De PFAS-problematiek is niet meegenomen in de Passende beoordeling in de context van de Wet Natuurbescherming.
Vraag 37.
De leden van de SGP-fractie constateren dat de Minister schrijft dat de bodemvorming in de ontpolderde Hedwigepolder vele tientallen jaren zal duren. Deelt de Minister de analyse dat modelberekeningen leren dat vorming van schorren in de Hedwigepolder relatief snel zal verlopen? De milieueffectrapportage voor de ontpoldering meldt dat «de Hedwigepolder reeds na een tiental jaren zo goed als volledig uit pioniersschor zal bestaan». Deelt de Minister de mening dat ook de kortetermijneffecten van belang zijn?
Antwoord 37.
Er is een model opgesteld door NIOZ / Universiteit Antwerpen waarmee de ontwikkeling van het gebied beter voorspeld kan worden dan ten tijde van de MER mogelijk was. Het nieuwe model neemt ook de ontwikkeling van vegetatie mee in de verwachte natuurontwikkeling. Dit model laat zien dat het gebied in het eerste decennium na opening zeer waarschijnlijk een zeer open karakter houdt met geulen en onbegroeide slikken. Een langzame ontwikkeling van vegetatie zal plaatsvinden vanaf de westelijke en zuidelijke randen van het gebied en vanaf de aangelegde vogeleilanden in het Vlaamse deel, terwijl het grootste centrale en oostelijke deel van het gebied onbegroeid blijft. In de Hedwigepolder zal naar schatting na 20 jaar een vegetatiebedekking van 10% bereikt worden. Voor de Prosperpolder gaat de vegetatieontwikkeling sneller en wordt 10% vegetatiebedekking verwacht na de eerste 12 jaar. Daarna zal de vegetatie-bedekking zich sneller ontwikkelen. Een vegetatiebedekking van 50% wordt in de Prosperpolder na ongeveer 30 jaar en in Hedwigepolder na ongeveer 40 jaar bereikt.
Vraag 38.
De leden van de SGP-fractie horen graag waarom in de milieueffectrap-portage voor de ontpoldering van de Hedwigepolder geen enkel woord is gewijd aan de in 2014 bekende hoge concentraties aan PFAS in het Westerscheldewater nabij de Hedwigepolder.
Antwoord 38.
In het verleden is begonnen met een grensoverschrijdend MER vanuit het idee dat het grensoverschrijdende natuurgebied in één keer aangelegd zou worden. Vanwege de vertragingen aan Nederlandse kant, is uiteindelijk eerst het Vlaamse deel aangelegd en wordt nu gewerkt aan het Nederlandse deel. Voor het Nederlandse deel heeft een actualisatie van de MER plaatsgevonden die is afgerond in 2013, dus voor de publicatie van het genoemde rapport in 2014. In paragraaf 6.2.4.4.3 wordt de waterkwaliteit van het Schelde estuarium en de Schelde ter hoogte van het projectgebied beschreven. Voor de publicatie van het rapport in 2014 waren de PFAS-data niet meerjarig geanalyseerd en gepubliceerd, zie daarvoor ook het antwoord op vraag 31. Dat neemt niet weg dat in het MER geperfluoreerde verbindingen (PFAS) wel degelijk zijn betrokken. Het MER baseert zich hiervoor op in 2006 gepubliceerd dioxineonderzoek, waarin ook is gekeken naar PFOS- en PFOA-concentraties in sediment16. Dit betreft in het kader van het MER uitgevoerd onderzoek. Van de gemeten verbindingen zijn alleen voor PFOS concentraties gemeten boven de bepalingsgrens, maar deze waren vergelijkbaar met andere plekken aan de Noordzeekust. Zie hiervoor paragraaf 6.2.4.4.4 van het MER17. Overigens laat het opvolgende rapport over metingen in de jaren tot 2020 in de latere jaren een dalende trend in PFAS-concentraties zien.
Vraag 39.
De leden van de SGP-fractie achten het van groot belang dat mogelijke vervuiling met PFAS bij de huidige ontpolderingsprojecten ten minste goed gemonitord wordt, ook wat betreft het optreden van extra kwelwa-terstromen als gevolg van het afgraven van geulen. Deelt de Minister deze mening? Hoe gaat zij zorgen voor adequate monitoring bij de projecten Hedwigepolder, Sieperdaschor en Perkpolder?
Antwoord 39.
Goede monitoring is van groot belang. Rijkswaterstaat meet sinds 2008 31 PFAS-verbindingen in de waterfase, het zwevend stof en in biota. De gemeten data zijn terug te vinden op de website van RWS18, zie ook het antwoord op vraag 20. Het Sieperdaschor ligt al buitendijks. Voor het project Hedwigepolder is toegezegd dat PFAS-metingen worden verricht naar water, zoals grondwater en regenwater, dat nu al in het gebied aanwezig is. Voor het project Perkpolder voert Rijkswaterstaat specifiek metingen op PFAS uit.
Vraag 40.
De leden van de SGP-fractie lezen in het tijdelijk handelingskader PFAS dat de zorgplicht op basis van de Wet bodembescherming en de Waterwet inhoudt dat de bestaande milieukwaliteit niet verder achteruit mag gaan en dat voorkomen moet worden dat de schadelijke stof zich verder in het milieu verspreidt. Deelt de Minister de mening dat het onder water zetten van een relatief schone polder met oppervlaktewater met relatief veel PFAS en afzetting van verontreinigd slib ten minste strijdig is met de genoemde zorgplicht en de geest van het tijdelijk handelingskader,
Antwoord 40.
Op grond van de wettelijke zorgplichten moeten nadelige gevolgen voor de bodem en het water waar redelijkerwijs mogelijk worden voorkomen. Vanwege de specifieke eigenschappen van PFAS vergt deze zorgplicht in bepaalde gevallen dat er voor deze stof geen verdere verslechtering van de bodemkwaliteit optreedt. Dit heeft zijn beslag gekregen in het handelingskader PFAS. Bij het aanhouden van de toepassingswaarden van dit handelingskader, treedt in de regel geen verslechtering van de bodemkwaliteit op. In het geval van de Hedwigepolder wordt de huidige landbodem waterbodem. De Hedwigepolder heeft daarmee niet langer de functie landbodem. Er zal met de ontpoldering water met PFAS de polder instromen en bij het aanhouden van de toepassingswaarden uit het handelingskader krijgt die waterbodem hetzelfde beschermingsniveau als de rest van de Westerschelde. Er is daarmee geen sprake van nadelige gevolgen die redelijkerwijs voorkomen zouden moeten worden
Tweede Kamer, vergaderjaar 2021-2022, 30 862, nr. 115 19
Jonker, M.T.O. Poly- en perfluoralkylstoffen (PFAS) in de Rijkswateren: concentraties in water en biota tussen 2008 en 2020. https://puc.overheid.nl/doc/PUC_643202_31/1
Kamerstuk 30 862, nr. 114
De exact gemeten waarden zijn terug te vinden op de website van RWS: https:// waterinfo.rws.nl/
https://www.vlaanderen.be/pfas-vervuiling/pfas-in-voeding
https://www.zeeland.nl/milieu/pfas
https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/pfas
https://www.rijkswaterstaat.nl/over-ons/contact
https://www.vlaamsparlement.be/nl/parlementair-werk/plenaire-vergadering-en-commissies/ commissies/onderzoekscommissie-pfas-pfos
https://waterinfo-extra.rws.nl/monitoring/chemie/oppervlakte-water/meetstrategie/
Kamerstuk 28 089, nr. 200
https://puc.overheid.nl/rijkswaterstaat/doc/PUC_144976_31/
https://puc.overheid.nl/rijkswaterstaat/doc/PUC_ 126242_31