Amendement Maatoug c.s. over het afschaffen van de schenkingsvrijstelling eigen woning - Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2022) - Hoofdinhoud
Dit amendement i is onder nr. 40 toegevoegd aan wetsvoorstel 35927 - Belastingplan 2022 i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2022); Amendement; Amendement van het lid Maatoug c.s. over het afschaffen van de schenkingsvrijstelling eigen woning |
---|---|
Documentdatum | 09-11-2021 |
Publicatiedatum | 10-11-2021 |
Nummer | KST3592740 |
Kenmerk | 35927, nr. 40 |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2021
2022
Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2022)
AMENDEMENT VAN HET LID MAATOUG C.S.
Ontvangen 9 november 2021
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor: I
Na artikel IX worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
De Successiewet 1956 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 12, derde lid, onderdeel 1°, vervalt «en 7°».
B
Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:
-
1.In onderdeel 5° vervalt subonderdeel c, onder vervanging van «, of;» aan het slot van subonderdeel b door een puntkomma en onder vervanging van de puntkomma aan het slot van subonderdeel a door «; of».
-
2.In onderdeel 7° vervalt «, met dien verstande dat dit bedrag voor iemand tussen 18 en 40 jaar voor één kalenderjaar, onder bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden, wordt verhoogd tot een bedrag van € 105.302 indien het een schenking ten behoeve van een eigen woning betreft en mits op deze vrijstelling in de aangifte een beroep wordt gedaan».
C
Artikel 33a vervalt.
kst-35927-40 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2021
Artikel 82a vervalt.
Het in artikel IXA, onderdeel B, onder 2, vermelde bedrag wordt vervangen door het op 31 december 2023 in artikel 33, onderdeel 7°, van de Successiewet 1956 als tweede vermelde bedrag.
Artikel 33a, derde lid, van de Successiewet 1956 zoals dat luidde op 31 december 2023 blijft van toepassing op een schenking als bedoeld in artikel 33a, eerste en tweede lid, van de Successiewet 1956 zoals dat luidde op 31 december 2023.
II
Artikel XXVI wordt als volgt gewijzigd:
-
1.Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
-
2.Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
2.In afwijking van het eerste lid treden de artikelen IXA, IXB en IXC in werking met ingang van 1 januari 2024, met dien verstande dat artikel IXA eerst toepassing vindt nadat artikel IXB is toegepast.
Uit de evaluatie van de schenkingsvrijstelling eigen woning blijkt dat deze belastingvrijstelling vooral neerkomt op hulp voor huiseigenaren met vermogende ouders. Indieners zijn van mening dat er geen enkele reden is om de rijkste families van Nederland te ondersteunen met belastinggeld waardoor het voor de rest van Nederland nog duurder wordt om een huis te vinden.
De opbrengst van dit amendement, structureel € 160 miljoen per jaar, kan worden ingezet om de samenwoonboete (kostendelersnorm) voor mensen tot 27 jaar af te schaffen.
Het afschaffen van de schenkingsvrijstelling eigen woning leidt tot een belastingopbrengst uit toekomstige nalatenschappen en schenkingen van structureel € 160 miljoen per jaar, waarbij wordt verondersteld dat het structurele niveau van de opbrengsten na 20 jaar wordt bereikt. Bij afschaffing met ingang van 2024 leidt dit tot onderstaande budgettaire reeks per jaar.
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
struc |
jaar struc |
|
Schenkingsvrijstelling eigen woning afschaffen |
8 |
16 |
24 |
32 |
160 |
2043 |
Onderdeel I
Artikel IXA, onderdeel A (artikel 12 van de Successiewet 1956)
Artikel 12 van de Successiewet 1956 (SW 1956) bevat de regel dat schenkingen die binnen 180 dagen voor het overlijden zijn gedaan door een erflater die ten tijde van dat overlijden binnen Nederland woonde, tevens worden belast alsof ze zijn verkregen als gevolg van dat overlijden. Het derde lid van genoemd artikel bevat een aantal uitzonderingen op deze regel, waaronder de verhoogde vrijstelling voor een schenking ten behoeve van een eigen woning, die met de voorgestelde wijziging van de artikelen 33 en 33a SW 1956 komt te vervallen. Genoemd artikel 12, derde lid, wordt overeenkomstig deze wijziging aangepast.
Artikel IXA, onderdelen B en C (artikelen 33 en 33a van de Successiewet 1956)
De voorgestelde wijziging van de artikelen 33 en 33a SW 1956 strekt ertoe de verhoogde vrijstelling in de schenkbelasting voor schenkingen aan personen tussen 18 en 40 jaar voor schenkingen ten behoeve van een eigen woning af te schaffen per 1 januari 2024. Deze eenmalige verhoogde vrijstelling op basis van artikel 33, aanhef en onderdeel 5°, onder c, en onderdeel 7°, SW 1956 geldt op grond van de in artikel 33a, eerste lid, SW 1956 opgenomen definitie voor alle schenkingen die worden gedaan aan iemand tussen 18 en 40 jaar met het oog op de verwerving van een eigen woning of voor verbetering of onderhoud van die eigen woning, de afkoop van rechten van erfpacht, opstal of beklemming met betrekking tot de eigen woning of voor de aflossing van een eigenwoningschuld of van een restschuld van een vervreemde eigen woning waarvan de rente en kosten van geldlening aftrekbaar zijn voor de inkomstenbelasting. Opgemerkt wordt dat het vervallen van artikel 33a, tweede lid, SW 1956, inhoudt dat een verkrijger die in 2022 of 2023 een beroep doet op de verhoogde vrijstelling voor de eigen woning en deze vóór 1 januari 2024 slechts gedeeltelijk heeft benut, niet alsnog het onbenutte gedeelte in latere kalenderjaren ten laste van de verhoogde vrijstelling kan brengen.
Artikel IXA, onderdeel D (artikel 82a van de Successiewet 1956)
Artikel 82a SW 1956 regelt de samenloop van de met ingang van 1 januari 2017 in artikel 33, onderdelen 5° en 7°, SW 1956 opgenomen verhoogde vrijstellingen met de vóór 1 januari 2017 bestaande verhoogde vrijstellingen van artikel 33 SW 1956 voor wat betreft verkrijgingen afkomstig van ouders en met de tijdelijke verhoogde vrijstelling, zoals die heeft bestaan van 1 oktober 2013 tot en met 31 december 2014, voor verkrijgingen afkomstig van ouders en van derden. In lijn met de voorgestelde afschaffing van de verhoogde schenkingsvrijstelling voor de eigen woning op basis van artikel 33, aanhef en onderdelen 5° en 7°, SW 1956 heeft artikel 82a SW 1956 zijn betekenis verloren en kan die tekst vervallen.
Artikel IXB (artikel IXA, onderdeel B, onder 2)
Ingevolge het voorgestelde artikel IXA, onderdeel B, onder 2, komt een gedeelte van de tekst van artikel 33, onderdeel 7°, SW 1956 te vervallen. Omdat die wijziging pas per 1 januari 2024 plaatsvindt (zie onderdeel II) zal het in dat tekstgedeelte vermelde bedrag ingevolge artikel 35a SW 1956 voor die datum in ieder geval nog wijzigen door de overeenkomstige toepassing van de artikelen 10.1 en 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001. Om te bewerkstelligen dat de in artikel IXA, onderdeel B, onder 2, opgenomen wijzigingsopdracht ook na die wijziging kan worden toegepast, wordt in het voorgestelde artikel IXB geregeld dat het in artikel IXA, onderdeel B, onder 2, vermelde bedrag wordt vervangen door het op 31 december 2023 in artikel 33, onderdeel 7°, SW 1956 als tweede vermelde bedrag. Ingevolge de voorgestelde wijziging van artikel XXVI vindt die wijziging plaats voordat artikel IXA, onderdeel B, onder 2, wordt toegepast.
Artikel IXC (overgangsrecht)
Dit artikel voorziet in overgangsrecht voor de verlengde aanslagtermijn, opgenomen in artikel 33a, derde lid, SW 1956, voor gevallen waarin een beroep is gedaan op de verhoogde schenkingsvrijstelling voor de eigen woning. In deze gevallen wordt op basis van artikel 33a, derde lid, SW 1956, de termijn voor het opleggen van de aanslag met twee jaar verlengd. Dit houdt verband met de bestedingseis, op grond waarvan de geschonken bedragen uiterlijk in het tweede kalenderjaar na het kalenderjaar waarin de eerste schenking is gedaan moeten worden aangewend ten behoeve van de eigen woning. Bij het vervallen van de verhoogde schenkingsvrijstelling voor de eigen woning is het wenselijk dat de verlengde aanslagtermijn van toepassing blijft op schenkingen die zijn gedaan voor het vervallen van die vrijstelling.
Onderdeel II
Artikel XXVI (inwerkingtreding)
Aan artikel XXVI wordt een lid toegevoegd dat bewerkstelligt dat de artikelen IXA, IXB en IXC in werking treden met ingang van 1 januari 2024 en dat artikel IXB wordt toegepast voordat artikel IXA toepassing vindt (zie de toelichting op artikel IXB).
Maatoug
Nijboer
Gündogan
Azarkan
Tweede Kamer, vergaderjaar 2021-2022, 35 927, nr. 40 4