Verslag schriftelijk overleg over de bijeenkomst NAVO ministers van Defensie 21 en 22 oktober 2021 - NAVO - Hoofdinhoud
Dit verslag van een schriftelijk overleg is onder nr. 375 toegevoegd aan dossier 28676 - NAVO i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | NAVO; Verslag van een schriftelijk overleg; Verslag schriftelijk overleg over de bijeenkomst NAVO ministers van Defensie 21 en 22 oktober 2021 |
---|---|
Documentdatum | 15-10-2021 |
Publicatiedatum | 15-10-2021 |
Nummer | KST28676375 |
Kenmerk | 28676, nr. 375 |
Commissie(s) | Defensie (DEF) |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2021
2022
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 27 oktober 2021
De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Defensie over de brief van 11 oktober 2021 over de bijeenkomst NAVO ministers van Defensie 21 en 22 oktober 2021 (Kamerstuk 28 676, nr. 374).
De vragen en opmerkingen zijn op 12 oktober 2021 aan de Minister van Defensie voorgelegd. Bij brief van 15 oktober 2021 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie,
Aukje de Vries
De adjunct-griffier van de commissie,
Mittendorg
kst-28676-375 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2021
Algemeen
De leden van de VVD-fractie danken de Minister van Defensie voor de toegezonden geannoteerde agenda van de bijeenkomst van de NAVO-ministers van Defensie op 21 en 22 oktober 2021 (Kamerstuk 28 676, nr. 374). Zij hebben nog een enkele vraag.
Met betrekking tot het lessons learnt proces naar aanleiding van de gebeurtenissen in Afghanistan onderschrijven de leden van de VVD-fractie het belang van het trekken van lessen. Deze leden willen op de hoogte worden gehouden van de precieze invulling en het tijdspad dat hieraan verbonden wordt. Zij vragen de Minister dit toe te zeggen.
Het kabinet zal de Kamer op de hoogte houden van de invulling en het tijdspad van het interne NAVO lessons learnt proces via de geannoteerde agenda's en de verslagen van de bijeenkomsten van NAVO-ministers van Buitenlandse Zaken en ministers van Defensie. De eerste vertrouwelijke bijeenkomsten hebben inmiddels in Brussel plaatsgevonden. Gezien de relevantie van het lessons learnt proces voor bredere NAVO-discussies als het Strategisch Concept en NAVO 2030 is de verwachting dat dit nog dit jaar wordt afgerond.
Algemeen
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de bijeenkomst van de NAVO-ministers van Defensie van 21 en 22 oktober 2021. Deze leden hebben nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie vragen welke wijzigingen er worden voorgesteld in het politiek-militair advies over de voortgang van de implementatie van de deterrence and defence of the Euro-Atlantic area (DDA) en het SACEUR's Area-of-Responsibility-Wide Strategic Plan (SASP) en hoe de Nederlandse positie zich ten opzichte van dit advies verhoudt. Zij vragen welke aanpassing dit advies teweeg zal brengen voor de NATO Force Structure en wat de Nederlandse positie op dit punt is.
Versterking van de afschrikking en verdediging van de NAVO is noodzakelijk om de toegenomen uitdagingen en dreigingen in de verslechterende veiligheidsomgeving effectief te kunnen adresseren. Gezien het niveau van classificatie van de NAVO-documenten kan het kabinet uw Kamer hier niet in detail over informeren in deze beantwoording. De implementatie van het DDA, onder andere via het SASP, vertaalt de politieke besluiten in die context in aansturing van het militair instrument van de NAVO. Met de verwachte goedkeuring van het SASP, beschikt de NAVO weer over een omvattend militair-strategisch plan voor de inzet van het militair instrument tegen de geformuleerde strategische dreigingen, in en om het verdragsgebied ten tijde van crisis en conflict. Het kabinet onderschrijft de noodzaak voor de versterkte afschrikking en verdediging en steunt de beschreven implementatie. Daarbij ziet het kabinet dat bondgenoten in vredesomstandigheden, crisis, en conflict de beoogde effecten het beste kunnen bereiken door een goed afgestemde inzet van alle beschikbare machtsinstrumenten.
De NAVO beschouwt momenteel de bestaande NATO Force Structure (NFS) op geschiktheid voor het uitvoering geven aan het DDA-concept en de daarvan af te leiden militaire plannen. Op de bijeenkomst van ministers van Defensie ligt een initiële appreciatie voor van de huidige Force Structure. In 2022 zal dan het nieuwe model en de eisen die dit stelt worden voorgelegd aan ministers. Naar verwachting zal dit leiden tot de conclusie dat er een behoefte is aan meer nationale eenheden die - ofwel langer, ofwel in hogere aflosfrequentie - op een hogere graad van gereedheid staan. Dit houdt niet zozeer in dat krijgsmachten moeten groeien, maar wel dat de nationale krijgsmachten op een hogere aanhoudende gereedheid zullen moeten zijn, hetgeen harde eisen stelt aan o.a. personele en materiële gereedheid en aan geoefendheid.
Het kabinet onderschrijft de noodzaak van een aanpassing van de NFS aan de hedendaagse eisen, aangezien de NFS een cruciale rol heeft in het verbeteren van de responsiveness - het vermogen om op de juiste plaats en tijd met de juiste capaciteiten de gewenste effecten te kunnen bereiken - van het militaire instrument van de Alliantie. Voor het kabinet blijft het uitgangspunt dat de NAVO, en dus ook het militair instrument, geschikt is en blijft voor het geven van uitvoering aan alle drie de kerntaken van het bondgenootschap (collective defence, crisis management, en cooperative security).
De leden van de D66-fractie lezen dat er wordt gesproken over zowel ruimte, cyber als kunstmatige intelligentie. Zij vragen een uiteenzetting van de Nederlandse positie op deze drie veiligheidsgebieden en waar wat Nederland betreft het zwaartepunt ligt. Hoeveel procent van het NAVO-budget wordt besteed aan respectievelijk deze drie veiligheidsgebieden?
Ruimte, cyber en kunstmatige intelligentie zijn belangrijke thema's binnen de NAVO. Dit blijkt ook uit de tekst van de verklaring van de NAVO Top op 14 juni dit jaar. De drie onderwerpen bevinden zich binnen NAVO ieder in verschillende ontwikkelstadia. Cyber (in 2016) en ruimte (in 2019) zijn beide benoemd tot operationele domeinen. De NAVO AI strategie is onlangs aangenomen als uitwerking van de strategie op Emerging and Disruptive technologies. Daarbij zijn er onder andere door de inzet van Nederland principles of responsible use uitgewerkt. Cyber staat op de politieke agenda van de NAVO sinds 2002 en is dan ook het meest geïntegreerd binnen de NAVO.
Naast investeringen op nationaal niveau, staan voor de verdere ontwikkeling van deze onderwerpen ook gemeenschappelijke middelen van de NAVO ter beschikking. Geput wordt uit het civiel budget, militair budget en het NATO Security Investment Programma (NSIP). Een exacte percentuele verdeling van de NAVO-uitgaven over deze drie onderwerpen is niet te geven. Ruimte, cyber en kunstmatige intelligentie zijn bij uitstek onderwerpen die onderdeel vormen van een geïntegreerde aanpak en zijn onderdeel van verschillende initiatieven. Dat maakt concrete toedeling onmogelijk. Overigens is het zo dat het de bondgenoten zijn die de daadwerkelijk inzetbare capaciteiten (moeten) leveren.
Nederland onderkent ook nationaal het belang van deze nieuwe domeinen, hetgeen wordt onderstreept in onder andere de Defensievisie 2035 en de Strategische Kennis- en Innovatieagenda 2021-2025. Defensie heeft daarom de afgelopen jaren, onder andere in NAVO-verband, al stappen gezet binnen deze domeinen. Maar er is meer nodig om de defensieorganisatie adequaat voor te bereiden op huidige en toekomstige dreigingen. Naast de nieuwe domeinen blijven de meer traditionele domeinen, zoals land, lucht en maritiem, van groot belang en vergen forse investeringen om de nieuwste ontwikkelingen bij te benen. Defensie, en ook de NAVO, zal hierin dus een goede balans moeten vinden.
De leden van de D66-fractie merken op dat de secretaris-generaal op de NAVO parlementaire assemblee tegensprak dat de NAVO heeft gefaald in Afghanistan. Deze leden vragen hoe de Minister hierop reflecteert. Op welke manier wordt het lessons learnt proces ingericht en welke facetten van de missie komen daarbij aan de orde? Welke lessen trekt Nederland nu al met betrekking tot de NAVO inzet in Afghanistan en met name met betrekking tot de eindfase, zo vragen deze leden.
Het interne lessons learnt proces van de NAVO richt zich op de gehele periode van twintig jaar betrokkenheid van het bondgenootschap bij Afghanistan. In een serie vertrouwelijke bijeenkomsten worden zowel de militaire betrokkenheid bij Afghanistan als de belangrijkste bondgenootschappelijke politieke lessen onderzocht. Bij dit proces worden ook externe experts betrokken. De inzet van het kabinet is daarbij eerlijk te kijken naar de inzet van alle betrokkenen.
Ook in Nederland zijn meerdere processen in gang gezet om lessen te trekken uit de inzet in Afghanistan. Zoals aan uw Kamer toegezegd komt er een onafhankelijke eindevaluatie van de Nederlandse bijdrage aan de NAVO missie Resolute Support tussen 2015 en 2021. Tevens wordt een overkoepelend onderzoek ingesteld naar de resultaten van 20 jaar Nederlandse inzet in Afghanistan. Gezien de actuele situatie in Afghanistan is het duidelijk dat een deel van de doelstellingen van de NAVO-inzet niet is behaald. Dat betekent niet dat daarmee ook de gehele inzet gefaald heeft. De evaluaties en onderzoeken zullen uitwijzen welke lessen getrokken moeten worden voor de toekomst.
De Kamer heeft op 16 september jl. een aantal moties aangenomen om te komen tot verbeterpunten voor de crisisrespons. Het gaat om de moties van de leden Kuzu en Simons (Kamerstuk 27 925, nr. 817) en van het lid Van Wijngaarden c.s. (Kamerstukken 27 925, nrs. 818 en 819). Verder zullen op basis van een quick scan eerste lessen worden getrokken voor de planning en uitvoering van eventuele toekomstige Nederlandse evacuatieoperaties en toekomstige opvang van evacués. Daarnaast zal gekeken worden naar de bereikbaarheid en de respons van het Ministerie van Buitenlandse Zaken op hulpverzoeken alsmede de commandostructuur bij non-combattant evacuatieoperaties. Het kabinet streeft ernaar dit verbeterplan zo mogelijk voor het einde van het jaar aan de Kamer aan te bieden. De Kamer is hierover op 11 oktober jl. geïnformeerd (Kamerstuk 2021Z17656).
De leden van de D66-fractie zijn bezorgd over de vrijhaven die Afghanistan weer dreigt te worden voor terrorisme. Zij vragen welke indicaties de Minister op dit moment heeft over de verschillende terroristische groeperingen in Afghanistan en of er signalen zijn dat deze groeperingen (zoals ISIS-K) de ambitie hebben om ook in de westerse wereld toe te slaan. Voorts vragen deze leden wat de Nederlandse inzet is in de NAVO om hier tegenwicht aan te bieden.
Op dit moment beperkt de dreiging uitgaande van Islamic State Khorasan Province (ISKP) zich nog tot het binnenland van Afghanistan. Het is mogelijk dat de Taliban niet in staat zullen zijn om te voorkomen dat ISKP en aan hen gerelateerde netwerken Afghanistan zullen proberen te gebruiken als vrijhaven. Hiermee zouden ISKP en gerelateerde netwerken jihadisten aan kunnen trekken en trainen, met als oogmerk om elders in de regio, maar mogelijk ook in het Westen, aanslagen te plegen. Ten aanzien van Al Qaida is het niet uit te sluiten dat de Taliban dit netwerk plaatselijk de ruimte laat, die door Al Qaida benut zou kunnen worden om jihadisten aan te trekken en te trainen, deels met hetzelfde oogmerk als ISKP
De leden van de D66-fractie zijn positief over het feit dat de NAVO en de EU het Strategisch Concept en het Strategisch Kompas parallel uitwerken. Zij vragen of de Minister in de aankomende bijeenkomst erop kan aandringen dat deze processen daadwerkelijk parallel moeten zijn en hoe dit wordt gegarandeerd en welke waarborgen hiervoor zijn. Voorts vragen deze leden op welke manier er op dit moment wordt gecommuniceerd tussen de functionarissen bij de EU en bij de NAVO.
Het kabinet hecht aan goede afstemming tussen beide strategische documenten, omdat er ook veel overeenkomsten zijn. De EU en de NAVO zien zich geconfronteerd met veel dezelfde dreigingen. Naast afstemming tussen de staven van beide organisaties zijn in totaal 21 landen net als Nederland lid van beide organisaties. Het kabinet zal in beide processen een afgestemde inbreng leveren en zet zich in voor verenigbaarheid en waar mogelijk ook synergie.
Het NAVO Strategisch Concept beschrijft de veiligheidsomgeving en de NAVO-strategie voor het komende decennium. Het EU Strategisch Kompas geeft richting aan het EU Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB), door te bepalen waartoe de EU op het gebied van veiligheid en defensie de komende vijf tot tien jaar in staat moet zijn, en hoe dat gerealiseerd moet worden. Deze twee documenten zijn verschillend in aard en bevinden zich in verschillende fases van ontwikkeling. Ze worden op verschillende momenten gepubliceerd. Dat neemt niet weg dat de beide instrumenten uiteindelijk met elkaar verenigbaar moeten zijn en waar mogelijk elkaar moeten ondersteunen. Functionarissen van de NAVO en de EU spreken regelmatig met elkaar hierover en binnen EDEO wordt een nieuwe eenheid opgericht voor EU-NAVO samenwerking.
Met betrekking tot de stelling in de geannoteerde agenda dat Nederland het belangrijk vindt dat de EU en de NAVO afspraken maken over de samenwerking, vragen deze leden een toelichting op welke afspraken hier worden bedoeld.
Het kabinet hecht groot belang aan een sterkere samenwerking tussen de NAVO en de EU. Beide organisaties staan bloot aan gelijkaardige uitdagingen en NAVO en EU beschikken ieder over een eigen, elkaar versterkend, instrumentarium.
Er zijn frequente contacten op werkniveau tussen de ambtenaren van de NAVO en die van de EU. Daarnaast vinden regelmatige bijeenkomsten van de Noord Atlantische Raad (van de NAVO) en Politiek en Veiligheidscomité (van de EU) plaats en wonen de EU Hoge Vertegenwoordiger van de EU en de Secretaris Generaal van de NAVO op zeer regelmatige basis elkaars Raden bij. Om de samenwerking tussen de NAVO en de EU verder te versterken, heeft Nederland samen met Duitsland een food for thought paper geschreven waarin een aantal suggesties zijn neergelegd om die samenwerking verder te versterken. Dit paper is u vertrouwelijk toegegaan.
De leden van de D66-fractie zijn verbaasd over het feit dat de Nederlandse compagnie op Erbil International Airport op structurele basis in de buitenste ring opereert. In de brief van 20 november 2020 (Kamerstuk 27 925, nr. 755, betreffende aanvullende Artikel 100-inzet in de strijd tegen ISIS) wordt aangegeven dat de Nederlandse compagnie enkel op incidentele basis zal opereren in de buitenste ring. De leden van de D66-fractie vragen of met volledige zekerheid kan worden gegarandeerd dat deze verandering in inzet niet van dusdanige aard is dat de risico's voor de Nederlandse compagnie zijn verhoogd. Indien dat het geval is, vragen deze leden een toelichting. Voorts vragen zij of het klopt dat de Nederlandse compagnie licht kaliber bewapening heeft die is geselecteerd op het beschermen van de binnenste ring. De leden van de D66-fractie vragen of het dan niet frappant is dat Nederland nu structureel in de buitenste ring opereert met deze lichte bewapening, waar in de brief van 2020 (Kamerstuk 27 925, nr. 755) is aangegeven dat er teruggevallen kan worden op Koerdische en Amerikaanse troepen die beschikken over zwaar(der) kaliber wapens. Zij vragen dit te verklaren. Voorst vragen deze leden of er voor de buitenste ring niet zwaardere wapens nodig zijn en, indien dat het geval is, of deze beschikbaar zijn en of het niet goed zou zijn dit materieel naar de Nederlandse compagnie te sturen.
In de genoemde brief van 20 november 2020 heeft het kabinet de Kamer inderdaad geïnformeerd dat de eenheid bij het uitvoeren van haar taak incidenteel ook in het gebied rondom het vliegveld zal opereren. In de Kamerbrief en in het debat dat daaromtrent is gevoerd, werd stilgestaan bij zaken als bewapening en risico-inschatting, óók voor het incidenteel opereren in de buitenste ring. Het kabinet heeft toen aangegeven dat de randvoorwaarden ook voor een dergelijke inzet zijn ingevuld. De compagnie opereerde binnen die randvoorwaarden dan ook reeds incidenteel in de buitenste ring. Door deze inzet heeft Nederland een belangrijke bijdrage geleverd aan het gezamenlijke hoofddoel: het bewaken en beveiligen van de civiele activiteiten en het OIR-personeel en materieel op het vliegveld.
Niet eerder was er sprake van een dermate sterke operationele wens van de commandant dan nu het geval is om de Nederlandse compagnie ook op structurele basis in de buitenste ring in te zetten. Het verzoek dat de commandant daartoe nu heeft gedaan is ingegeven vanuit operationeel oogpunt, omdat het de flexibiliteit vergroot bij de inzet van verschillende Coalitie force protection compagnieën die het vliegveld en de basis beschermen. Het is niet ongebruikelijk dat een dergelijke operationele behoefte kan ontstaan wanneer een force protection taak met eenheden van verschillende coalitielanden wordt ingevuld. Dit heeft te maken met een veelheid aan planningstechnische zaken, zoals de beschikbaarheid van de overige force protection compagnieën.
Dit betekent niet dat de randvoorwaarden die reeds golden voor het opereren in de buitenste ring veranderen. Zoals in november 2020 al is aangegeven kan de Nederlandse compagnie dit uitvoeren met de reeds aanwezige middelen, inclusief bewapening en terugvalopties, conform de bestaande geweldsinstructies en binnen de overige relevante randvoorwaarden zoals verwoord in de Kamerbrief van 20 november 2020. Het kabinet kan nooit volledige garanties geven inzake de veiligheid van ingezette troepen. De onzekerheden die op deze specifieke inzet van toepassing zijn, zijn destijds ook beschreven in de genoemde Kamerbrief en besproken met de Kamer. Dit is inherent aan het uitzenden van militairen in dergelijke gebieden.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2021-2022, 28 676, nr. 375 6