Brief regering; Invulling Economisch Herstelfonds binnen de plattelandsontwikkeling en voortgang GLB-NSP - Herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. 293 toegevoegd aan dossier 28625 - Herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid; Brief regering; Invulling Economisch Herstelfonds binnen de plattelandsontwikkeling en voortgang GLB-NSP |
---|---|
Documentdatum | 07-07-2021 |
Publicatiedatum | 13-07-2021 |
Nummer | KST28625293 |
Kenmerk | 28625, nr. 293 |
Commissie(s) | Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2020-
2021
28 625
Herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 7 juli 2021
Op 5 juli 2021 heb ik tijdens het bestuurlijk overleg GLB-NSP met bestuurders van provincies en waterschappen afspraken gemaakt over de verdere invulling van de middelen van het Economisch Herstelfonds. Dit Europese fonds is vorig jaar na de uitbraak van het COVID-19 fonds ingesteld als tegemoetkoming voor de landbouwsector en het platteland. De middelen zijn bedoeld voor een veerkrachtig, duurzaam en digitaal economisch herstel in overeenstemming met de doelstellingen van de milieu- en klimaatverbintenissen van de Europese Unie en met de nieuwe ambities die zijn vastgelegd in de Europese Green Deal.
Verder informeer ik uw Kamer over mijn besluit om ook in 2022 budget over te hevelen van pijler 1 naar pijler 2 van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en de ontwikkelingen met betrekking tot de financiering van het Aanvalsplan Grutto.
Nederland ontvangt voor de jaren 2021 en 2022 in totaal € 52,4 miljoen uit het Economisch Herstelfonds voor besteding via het plattelandsbeleid. Hierbij gelden wel voorwaarden. Zo moet tenminste 55% van het budget besteed worden aan investeringen, en dient tegelijkertijd tenminste 37% te worden ingezet voor milieu- en klimaatgerelateerde maatregelen. Bovendien moet dit laatste percentage worden verhoogd als er in het huidige plattelandsprogramma al sprake is van een hoger percentage, het zogenaamde «no-backsliding-principe». In Nederland wordt nu reeds 61,12% van het budget voor de tweede pijler besteed aan milieu- en klimaatmaatregelen. Om aan deze regels te voldoen, koppelt Nederland de investeringen (deels) direct aan agromilieu- en klimaatmaatregelen en levert daarbij ook een bijdrage aan economisch herstel.
kst-28625-293 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2021
De middelen zijn toegevoegd aan het budget voor het plattelandsontwik-kelingsprogramma (POP3+) van de tweede pijler van het GLB en passen binnen het POP-maatregelenpakket. Eind januari had ik met provincies en waterschappen al overeenstemming bereikt over de hoofdlijnen van de Nederlandse inzet. In mijn brief van 4 februari 2021 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1274) heb ik uw Kamer daarvan op de hoogte gesteld. In deze brief informeer ik uw Kamer over de verdere invulling.
Een van de besluiten die destijds genomen zijn, was de instelling van een interbestuurlijke regiegroep, bestaande uit vertegenwoordigers van provincies, waterschappen en het Rijk. Afgelopen tijd hebben onder verantwoordelijkheid van de regiegroep twee werkgroepen aan twee afzonderlijke regelingen gewerkt, te weten: een Investeringsregeling groen-economisch herstel en een Samenwerkingsregeling groen-economisch herstel. Met deze regelingen kunnen investeringen en samenwerkingsprojecten worden gesubsidieerd die bijdragen aan economisch herstel, verduurzaming van de sector en aan actuele vraagstukken op het gebied van milieu en klimaat.
Daarnaast is een klankbordgroep ingesteld bestaande uit relevante stakeholders vanuit de sector. Met hen is een aantal malen over de mogelijke inhoud van beide regelingen overleg gepleegd.
Investeringsregeling groen-economisch herstel
De investeringsregeling is bedoeld voor alle landbouwers. Zij kunnen een subsidieaanvraag indienen voor investeringen gericht op a) precisie-landbouw en smart farming, b) digitalisering, c) water, droogte, verzilting, d) duurzame bedrijfsvoering en e) natuurinclusieve landbouw en kringlooplandbouw. Voor elke categorie is een voorlopige lijst met investeringen opgesteld. Bij de keuzes die hierbij zijn gemaakt, is waar mogelijk rekening gehouden met de ambities van de Green Deal en Farm to Fork- strategie.
Het Economisch Herstelfonds maakt het mogelijk om het subsidiepercentage voor investeringen te verhogen naar 75%. Voor een vergelijkbare investeringsregeling onder het POP3+, die door provincies wordt opengesteld, geldt een maximum subsidiepercentage van 40%. Vanwege het bijzondere karakter van het herstelfonds is voor deze investeringsregeling eenmalig gekozen voor een subsidiepercentage van 60%. Dit hogere subsidiepercentage stelt landbouwers in staat om voor een meer omvangrijke investering te kiezen, waarmee een extra impuls gegeven kan worden aan een verdere verduurzaming en versterking van de economische veerkracht van de sector. Voor jonge landbouwers geldt een top up van 15% tot een subsidiepercentage van 75%. Hiermee geef ik invulling aan de gewenste stimulans vanuit het Economisch Herstelfonds om specifieke aandacht aan jonge landbouwers te besteden.
Een aanvrager kan voor maximaal twee investeringen een aanvraag indienen met een minimaal subsidiebedrag van € 25.000,- en een maximaal subsidiebedrag van € 150.000,-. Om de regeling voor de subsidieaanvragers eenvoudig te houden zal worden gewerkt met vereenvoudigde kostenopties zoals eenheidsprijzen en forfaitaire kosten, waardoor de administratieve lasten kunnen worden beperkt.
Samenwerkingsregeling groen-economisch herstel
De samenwerkingsregeling is gericht op een veerkrachtige, toekomstbe-stendige landbouw die bijdraagt aan milieu- en klimaatdoelen. Met de regeling wordt subsidie verstrekt aan projecten van samenwerkingsverbanden die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van nieuwe, duurzame verdienmodellen voor de landbouwsector. De maatregel is bedoeld voor samenwerkingsverbanden bestaande uit verschillende actoren in de landbouwsector zoals landbouwbedrijven, ketenpartners, producentengroeperingen, coöperaties, MKB-bedrijven of brancheorganisaties. Bij deze samenwerkingsverbanden is in ieder geval tenminste één landbouwbedrijf betrokken.
De regeling bestaat uit vijf projectcategorieën:
-
a)het ondersteunen van duurzame waardeketens waarbij een landbouwer samen met een marktpartij een (deel van een) keten (doorontwikkelt, van idee tot marktrijp concept of product;
-
b)het ondersteunen van innovatieve digitalisering gericht op het meten van resultaten in de kringlooplandbouw en de ontwikkeling van nieuwe verdienmodellen voor nieuwe teeltsystemen en natuurinclu-sieve landbouw;
-
c)het ondersteunen van gebiedsgerichte pilots gericht op regionale verdienmodellen en koolstofvastlegging in de bodem als verdienmo-del in de koolstoflandbouw;
-
d)het ondersteunen van sectorale initiatieven binnen de landbouw ter versterking van de regierol van de primaire sector bij het verduurzamen van het voedselsysteem en
-
e)het ondersteunen van samenwerkingsverbanden gericht op manage-mentmaatregelen ter beperking van de ammoniakemissie.
Voor de selectie van de ingediende projecten zal gebruik worden gemaakt van een adviescommissie die de ingediende projecten zal rangschikken. Bij de selectie van de projecten zullen de opschaalbaarheid naar andere gebieden en de integraliteit van de projecten meewegen in de beoordeling en rangschikking. Voor categorieën a, b, d en e geldt per project een minimaal subsidiebedrag van € 100.000,- en een maximaal subsidiebedrag van € 500.000,-. Voor categorie c, gebiedsgerichte pilots worden grotere projecten verwacht en geldt een minimum van € 300.000,- en een maximum van € 2 mln.
Budgetverdeling
Vanuit het Economisch Herstelfonds is in totaal € 52,4 miljoen beschikbaar voor de jaren 2021 en 2022. Op basis van een in Europa afgesproken verdeelsleutel van 30/70% betreft dit respectievelijk € 15,5 miljoen in 2021 en € 36,9 miljoen in 2022. In mijn eerdere brief van 4 februari jl. ben ik er aanvankelijk van uitgegaan dat voor de Investeringsregeling groen-economisch herstel in totaal € 40,4 miljoen beschikbaar zou zijn en voor Samenwerkingsregeling groen-economisch herstel € 12,0 miljoen. Met het oog op de ontwikkeling van het GLB-NSP waarin de gebiedsgerichte aanpak een belangrijke plaats zal innemen, ben ik samen met provincies en waterschappen overeengekomen om het budget voor de samenwerkingsregeling te verhogen naar € 15,0 miljoen. Tevens is besloten om € 2,0 miljoen in te zetten voor technische bijstand om daarmee in een deel van de uitvoeringskosten te voorzien. De tabel hieronder geeft een overzicht van de budgetverdeling weer. Met deze budgetverdeling wordt aangesloten bij de voorwaarde vanuit de Europese Commissie om minimaal 55% van het budget in te zetten voor investeringen in het kader van veerkrachtig, duurzaam en digitaal economisch herstel en 37% voor agromilieu en -klimaatmaatregelen.
Budgetverdeling in mln. euro
Maatregel |
2021 |
2022 |
Totaal |
Investeringsregeling groen-economisch herstel |
10,6 |
24,8 |
35,4 |
Samenwerkingsmaatregel groen-economisch herstel |
4,5 |
10,5 |
15,0 |
Technische bijstand |
1,0 |
1,0 |
2,0 |
Totaal |
15,1 |
35,3 |
52,4 |
Vervolg
Beide maatregelen en bijbehorende budgetverdeling zal ik uiterlijk voor 1 augustus a.s. voor goedkeuring melden bij de Europese Commissie. Daarna zullen de openstellingen van beide regelingen worden voorbereid en verwacht ik beide regelingen tegelijkertijd begin december op te stellen. Voorafgaande aan de openstelling zal ik in overleg met de relevante stakeholders zorgdragen voor de communicatie over de komende regelingen.
Hierbij stel ik uw Kamer op de hoogte van mijn besluit, genomen in samenspraak met provincies en waterschappen, om in 2022 € 107,5 miljoen over te hevelen van de pijler 1 naar pijler 2 van de GLB fondsen. Deze middelen komen dan beschikbaar in 2023, het eerste jaar van het nieuwe GLB-NSP. Het bedrag komt overeen met het maximale percentage van 15% dat in de transitieperiode mag worden overgeheveld. Met deze overheveling zet ik maximaal in op een gebiedsgerichte aanpak van doelen als stikstof, veenweiden, water en biodiversiteit in de tweede pijler van het GLB. Ik ben mij ervan bewust dat deze ambitie uitgaat van een fors absorptievermogen van de sector en veel zal vragen van de uitvoerende diensten, maar acht dit verantwoord en noodzakelijk in het licht van de duurzaamheidsopgaven. Ik zal dit besluit uiterlijk 1 augustus 2021 in Brussel melden. De precieze inzet van de middelen zal uitgewerkt worden in het kader van het Nationaal Strategisch Plan. In het najaar van 2021 zal ik uw Kamer hierover informeren.
Tijdens het tweeminutendebat op 24 juni 2021 (Handelingen II 2020/21, nr. 93, Landbouw- en Visserijraad 28 en 29 juni) heb ik aangegeven in gesprek te zijn met de provincies over een goede start voor het Aanvalsplan Grutto. De provincies hebben hier een belangrijke rol in, onder andere vanwege hun verantwoordelijkheid voor natuurbeleid. Zij kwamen met een gezamenlijk voorbereid voorstel. Het gesprek met de provincies heeft plaats gehad tijdens het bestuurlijk overleg GLB-NSP van 17 juni en 5 juli 2021. Zoals toegezegd tijdens dit tweeminutendebat informeer ik uw Kamer hierbij vóór het zomerreces over de uitkomst van dat gesprek.
Ik heb besloten om voor de overbrugging naar de start van het nieuwe GLB op de begroting van LNV een bedrag van in totaal € 5 miljoen te reserveren (€ 2 miljoen in 2021 en € 3 miljoen in 2022). De provincies hebben toegezegd eenzelfde bedrag beschikbaar te stellen zodat er een voortvarende start kan worden gemaakt met de uitvoering in 2021.
Voor de NSP periode 2023-2027 heb ik samen met de provincies de ambitie uitgesproken om voor de uitvoering van het Aanvalsplan Grutto in totaal € 69,5 miljoen beschikbaar te stellen. Hiervoor voeg ik € 52,5 miljoen uit de overhevelingsmiddelen toe aan het budget voor Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb). Mijn ambitie is om ook voor de overige € 17 miljoen dekking te vinden. Hierover ga ik in overleg met provincies en onderzoek ik de mogelijkheden om verbinding te leggen met lopende programma's. Mocht de aanvullende dekking niet gevonden worden dan zal ik in overleg met provincies onze ambitie bijstellen. Met deze eerste financiële impuls verwacht ik dat provincies 18 tot 26 kansgebieden met een minimale omvang van 1.000 ha. kunnen inrichten en beheren in de periode 2023-2027. De provincies willen zich inspannen voor de éénmalige (her)inrichtingskosten, naar schatting € 1 miljoen per gebied.
In 2025 zal in de voorgenomen mid-term review de voortgang van het aanvalsplan Grutto worden geanalyseerd. Afhankelijk van de bevindingen kan worden besloten om de ambitie te versnellen en te verhogen naar de inrichting en beheer van maximaal 34 kansgebieden. Overeengekomen is om 10% van het beschikbare budget te reserveren voor andere boerenlandvogels zoals patrijs en wulp.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten
Tweede Kamer, vergaderjaar 2020-2021,28 625, nr. 293 5