Brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de uitvoeringstoetsen bij de Wet verdringingstoets en over de appreciatie van de toetsen - Voorstel van wet van het lid Van Kent tot wijziging van de Participatiewet en enkele andere wetten in verband met de invoering van een verdringingstoets (Wet verdringingstoets)

Deze brief is onder nr. M toegevoegd aan wetsvoorstel 34325 - Initiatiefvoorstel Wet verdringingstoets i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Voorstel van wet van het lid Van Kent tot wijziging van de Participatiewet en enkele andere wetten in verband met de invoering van een verdringingstoets (Wet verdringingstoets); Brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de uitvoeringstoetsen bij de Wet verdringingstoets en over de appreciatie van de toetsen
Document­datum 06-07-2021
Publicatie­datum 06-07-2021
Nummer KST34325M
Kenmerk 34325, nr. M
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Eerste Kamer der Staten-Generaal

2021

Vergaderjaar 2020-

34 325

Voorstel van wet van het lid Van Kent tot wijziging van de Participatiewet en enkele andere wetten in verband met de invoering van een verdringingstoets (Wet verdringingstoets)

BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan De voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 5 juli 2021

Op 9 maart 2021 heeft in uw Kamer de voortgezette behandeling plaatsgevonden van het initiatiefwetsvoorstel Verdringingstoets. Tijdens deze behandeling heeft uw Kamer toenmalig initiatiefneemster van het voorstel mw. Karabulut en mij verzocht om uitvoeringstoetsen te laten uitvoeren.

Ik heb van de VNG, UWV, de Landelijke Cliëntenraad (LCR), het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) en de Inspectie SZW uitvoeringstoetsen ontvangen. Met deze brief ontvangt u de uitvoeringstoetsen en mijn appreciatie van de toetsen.

Appreciatie uitvoeringstoetsen

Uit de uitvoeringstoetsen blijkt dat er bedenkingen en bezwaren zijn ten aanzien van de voorgestelde Verdringingstoets. De LCR verwacht in dat verband meer van een regionale klachtencommissie. Ook ik heb zorgen over de gevolgen van het voorstel voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Dit voorstel maakt de inzet van een aantal re-integratie instrumenten, zoals de proefplaatsing onmogelijk. Het belemmert daarmee in ernstige mate de uitvoering van de banenafspraak waardoor het moeilijker wordt deze groep mensen te begeleiden naar de arbeidsmarkt. Het ATR vraagt daarbij terecht aandacht voor de regeldruk voor organisaties en burgers en de VNG voorziet een onevenredige toename van uitvoeringslasten, regeldruk en (bezwaar-)procedures.

Net als de initiatiefneemster vind ik het belangrijk dat verdringing wordt tegengaan. Het inzetten van re-integratie instrumenten mag er niet toe leiden dat iemand zijn baan verliest ten gunste van de ander.

Ik ben echter van mening dat dit wetsvoorstel zijn doel daarin voorbij schiet. Net als het ATR in mijn ogen terecht stelt, is nut en noodzaak van kst-34325-M ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2021

dit wetsvoorstel niet duidelijk geworden. Zoals eerder geconstateerd, is er weinig bekend over de omvang van het probleem van verdringing en de door initiatiefneemster bij de behandeling in uw Kamer op 9 maart jl. overgelegde stukken hebben daar geen kwantitatief inzicht in gegeven.

Daarnaast is het de vraag of in dit geval het middel niet erger is dan de kwaal. In de Participatiewet is geregeld dat verdringing moet worden voorkomen. De Participatiewet kent een algemene verplichting voor colleges om bij de arbeidsinschakeling en het aanbieden van re-integratievoorzieningen de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord te beïnvloeden. Bij de tegenprestatie en de participatieplaatsen is additionaliteit en tegengaan van verdringing zelfs wettelijk voorgeschreven. Om gemeenten daarbij te ondersteunen is in 2018 door Divosa de «Handreiking Verdringing voorkomen bij het bevorderen van arbeidsparticipatie» opgesteld. Ik ondersteun dan ook het standpunt van de VNG dat, met de controlerende taak die gemeenteraden hierin hebben, het voorkomen van verdringing voldoende is geborgd. Desgewenst kunnen gemeenten voorzien in een aanvullende klachtenregeling.

In de uitvoeringstoetsen worden ernstige zorgen geuit over het in het initiatiefwetsvoorstel opgenomen artikel 8g. Deze zorgen deel ik. UWV constateert dat werken op een werkplek met behoud van uitkering (Proefplaatsing WW) door het initiatiefwetsvoorstel niet meer mogelijk is. Dit komt omdat de initiatiefwet in artikel 8g bepaalt dat voorzieningen, trajecten of werkzaamheden geen activiteiten mogen bevatten die eerder in de drie voorafgaande jaren werden verricht tegen het minimumloon. UWV constateert ook dat de Verdringingstoets contraproductief werkt ten aanzien van de inzet van het instrument social return en voorziet aanbestedingsrechtelijke risico's ten aanzien van de beoogde overgangsbepalingen inzake lopende contractrelaties.

Ik constateer dat de inzet van loonkostensubsidie en de werking van de banenafspraak hierdoor fors worden belemmerd, ondanks de bedoeling van de initiatiefneemster om dit recht te zetten. Ik volg het ATR in zijn stelling dat het op een onjuiste veronderstelling berust dat de Tweede nota van wijziging (het uitzonderen van de doelgroep banenafspraak van de verdringingstoets) dit negatieve effect wegneemt. Dat heeft te maken met de inzet van de proefplaatsing die noodzakelijk is voor de vaststelling van de loonwaarde en die op grond van het wetsvoorstel getoetst moet worden aan de hand van de verdringingstoets. De mensen die tot de doelgroep van de banenafspraak behoren, hebben in de regel recht op een bijstandsuitkering en blijven daardoor, ook na de Tweede nota van wijziging, onder de verplichte verdringingstoets vallen. Ook hier is het verbod in artikel 8g doorslaggevend en blokkeert het de proefplaatsing en belemmert daarmee de inzet van loonkostensubsidie (ook in beschut werk) en de banenafspraak (en andere re-integratie instrumenten).

Ik wil graag nogmaals benadrukken dat ook ik vind dat verdringing moet worden voorkomen. De huidige wetgeving bevat daartoe een toereikend juridisch kader, inclusief de controlerende taak van gemeenten. Daarbij stel ik vast dat de uitvoeringstoetsen mij sterken in mijn standpunt dat dit wetsvoorstel niet het juiste middel is om verdringing tegen te gaan en daarom geen kracht van wet zou moeten krijgen. De voorgestelde verdringingstoets maakt meerdere re-integratie instrumenten praktisch onmogelijk en verkleint daarmee de kansen op werk voor mensen met een afstand tot arbeidsmarkt die extra hulp nodig hebben.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

  • W. 
    Koolmees

Eerste Kamer, vergaderjaar 2020-2021, 34 325, M 2


3.

Bijlagen

 
 
 

4.

Meer informatie

 

5.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.