Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het ontwerpbesluit wijziging Aanbestedingsbesluit in verband met wijziging Gids proportionaliteit (rechtsverwerkingsclausules) - aanvulling (Kamerstuk 32400-116) - Nieuwe regels omtrent aanbestedingen (Aanbestedingswet 20..) - Hoofdinhoud
Deze inbreng voor een schriftelijk overleg is onder nr. ? toegevoegd aan wetsvoorstel 32440 - Aanbestedingswet 20.. i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het ontwerpbesluit wijziging Aanbestedingsbesluit in verband met wijziging Gids proportionaliteit (rechtsverwerkingsclausules) - aanvulling (Kamerstuk 32400-116) |
---|---|
Documentdatum | 21-05-2021 |
Publicatiedatum | 21-05-2021 |
Kenmerk | 32440, nr. ? |
Externe link | origineel bericht |
32440 Ontwerpbesluit wijziging Aanbestedingsbesluit in verband met wijziging Gids proportionaliteit (rechtsverwerkingsclausules) - aanvulling
Nr. Verslag van een schriftelijk overleg
Vastgesteld
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over het Ontwerpbesluit wijziging Aanbestedingsbesluit in verband met wijziging Gids proportionaliteit (rechtsverwerkingsclausules) - aanvulling (Kamerstuknummer 32440, nr. 116)
De vragen en opmerkingen zijn op 20 mei 2021 aan de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd. Bij brief van … 2021 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie,
Azarkan
Adjunct-griffier van de commissie,
Reinders
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
II Antwoord / Reactie van de staatssecretaris
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de onderhavige stukken. Zij zijn positief over de aandacht die de staatssecretaris heeft voor aanbesteden in het algemeen en de rechtsbescherming in het bijzonder. Deze leden hebben nog de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Adviescommissie vragen heeft gesteld over het feit dat de voorgehangen Gids proportionaliteit niet langer ingaat op de mogelijkheid van brancheorganisaties en aanbestedingsadviescentra om namens een ondernemer een klacht in te dienen bij een aanbestedende dienst. De staatssecretaris plaatst dit niet terug, omdat het kabinet de Gids proportionaliteit geen geschikte plaats vindt voor kwalitatieve eisen aan klachtafhandeling. Deze redenatie volgen de leden van de CDA-fractie niet direct. Juist in hoofdstuk 4, paragraaf 4.4 van de Gids wordt toch expliciet aandacht besteed aan klachtafhandeling? Bovendien wordt de Gids in de praktijk door veel aanbestedende diensten als handleiding en naslagdocument gebruikt. Kan de staatssecretaris hier nader op in gaan? Welk alternatief ziet zij waar dit verder verduidelijkt kan worden als daarvoor niet de Gids wordt benut? Deelt de staatsecretaris de mening dat de mogelijkheid voor brancheorganisaties om namens hun leden op te kunnen treden een belangrijk onderdeel van de rechtsbescherming van ondernemers vormt, met name voor het midden- en kleinbedrijf (mkb) en familiebedrijven en dat het van belang is daar helder over te zijn?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de staatssecretaris in haar toelichting bij de derde herziening schrijft dat sinds de overgang van de Schrijfgroep naar de Adviescommissie Gids proportionaliteit het penvoerderschap van de Gids proportionaliteit bij haar ligt, waarbij zij geadviseerd wordt door de Adviescommissie. Waarom is ervoor gekozen de Schrijfgroep van de Gids proportionaliteit, die destijds is ingesteld om de Gids te ontwikkelen en welke groep paritair is samengesteld, om te vormen tot een Adviescommissie en het penvoerderschap bij de staatssecretaris neer te leggen?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de tenderkostenvergoeding onder Voorschrift 3.8B is opgenomen. Echter, in de praktijk wordt deze - zo vernemen deze leden - nog slechts heel beperkt ingevuld of nageleefd. Marktpartijen vrezen dat het als disproportioneel aanwijzen van het beperken van rechtsbescherming onvoldoende zeggingskracht heeft. Kan de staatssecretaris hierop reflecteren en is zij nog voornemens om andere/aanvullende maatregelen te nemen, zodat dit voorschrift in de Gids proportionaliteit ook (meer) in de praktijk invulling krijgt?
De leden van de CDA-fractie zijn voorts benieuwd hoe de kennispositie van brancheverenigingen, die zelf over weinig of geen inkoop- en aanbestedingskennis beschikken, zou kunnen worden versterkt? Ziet de staatssecretaris hierbij een rol voor zichzelf weggelegd om dit te stimuleren? Hoe zou dat kunnen? Acht de staatssecretaris daarnaast relatief kleinere aanbestedende diensten, die weinig of geen inkoop- en aanbestedingskennis in huis hebben, voldoende toegerust om de aanvullende administratieve verantwoordings- en monitoringstaken uit te voeren, vragen deze leden zich af? Op welke manieren kunnen zij daarbij worden ondersteund?
De leden van de CDA-fractie lezen in de bijlage bij debrief van de staatssecretaris onder 7 dat in plaats van over ‘publieke opdrachtgever’ voortaan over ‘aanbestedende dienst’ wordt gesproken, die ‘alleen proportionele eisen aan het indienen van een bezwaar of klacht mag stellen’. Klopt het dat hiermee inhoudelijk is afgeweken van het advies van de Adviescommissie Gids proportionaliteit, die voorstelde op te nemen ‘De aanbestedende dienst mag het maken van bezwaar op geen enkele manier beperken’? Kan de staatssecretaris dit toelichten? In hoeverre doet de huidige tekst voldoende recht aan het uitgangspunt van een goede rechtsbescherming van ondernemers?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben aan de wieg gestaan van de Gids proportionaliteit en de oprichting van de bijbehorende commissie in 2012. Sindsdien is er een hoop gebeurd. In 2017 is de werkwijze van de schrijfcommissie veranderd en de commissie verworden tot een adviescommissie. Het staat voor de leden van de ChristenUnie-fractie buiten kijf dat er een scherpe focus moet zijn op proportioneel aanbestedingsbeleid. Er worden hier namelijk nog fouten gemaakt. Ook bij de grootste inkoper van Nederland het Rijk.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in het verantwoordingsonderzoek van 2020 dat de Algemene Rekenkamer diverse onvolkomenheden in het financieel beheer constateerde, waarvan twee ernstig: 5,1 miljard publiek geld dat deels onrechtmatig is uitgegeven aan onder meer de inkoop van beschermingsmiddelen. Vorig jaar waarschuwde de Algemene Rekenkamer al dat het reëel was dat door de coronacrisis er meer problemen ontstaan bij aanbestedingen. Het ministerie van Volksgezondheid besloot onder het mom van snelheid en urgentie het sneltesten bij evenementen niet openbaar aan te besteden, waar zij wel wettelijk toe verplicht is.
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat ook los van de Coronacrisis bedrijven tegen het inkoopbeleid van het Rijk aanlopen: opdrachten die gebundeld worden zodat het voor kleinere bedrijven onmogelijk wordt om mee te dingen, of juist klussen die opgeknipt worden zodat er geen aanbesteding hoeft plaats te vinden. Dit roept bij deze leden dezelfde vraag op die de Algemene Rekenkamer ook onderzoekt: wordt er rechtmatig omgegaan met publiek geld? Specifiek vragen deze leden dan ook aan de staatssecretaris: wordt bij het maken van een afweging voor een aanbesteding door het Rijk en dus de vraag hoe publiek geld besteed moet worden, de Algemene Rekenkamer betrokken? Waarom wel of niet? Zo ja, hoe wordt de Algemene Rekenkamer betrokken in het proces van aanbesteding?
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden dat de resultaten van de Algemene Rekenkamer en de genoemde problemen rondom aanbesteden laten zien dat het belangrijk is om goed aanbestedingsbeleid te voeren. Een belangrijk onderdeel van dat beleid is de Gids proportionaliteit. Deze leden willen eerst ingaan op het meest recente advies van de adviescommissie en wat de staatssecretaris daarmee heeft gedaan. Vervolgens gaan zij nader in op de rol van de Gids proportionaliteit, de Adviescommissie en het penvoerderschap van de Gids.
De staatssecretaris schrijft dat het ontwerpbesluit en de nota van toelichting voor de wijziging van de Gids proportionaliteit in stand wordt gehouden. Toch schrijft zij ook dat er nog enkele wijzigingen van de tekst van de Gids proportionaliteit gewenst zijn. De leden van de ChristenUnie-fractie willen graag van de staatssecretaris weten waarom zij deze wijzigingen niet volgens de normale manier van wijzigingen van de Gids proportionaliteit doorvoert en kenbaar maakt.
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn op de hoogte van de lopende evaluatie en ziet uit naar de resultaten. Omdat de staatssecretaris in haar brief echter ingaat op de rolverdeling tussen de Adviescommissie van de Gids proportionaliteit en het ministerie van Economische Zaken en Klimaat, willen deze leden nog enkele vragen stellen over dit onderwerp. De commissie van de Gids proportionaliteit is oorspronkelijk in het leven geroepen om het veld van inkopers te representeren en zo wijzigingen door te voeren in de Gids die maken dat het aanbestedingsbeleid rechtmatig is en blijft voor zowel grote bedrijven alsook het mkb. In 2017 zijn aan de commissie twee Rijksinkopers toegevoegd zodat ook de grootste aanbestedende partij van Nederland gerepresenteerd zou zijn.
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden die ontwikkeling begrijpelijk en steunen ook de gedachte dat het belangrijk is dat de commissie representatief is. Deze leden waren destijds echter tegen de verandering naar de rol van adviescommissie. Hierdoor is het ministerie penvoerder geworden en mag het besluiten om wijzigingsadviezen wel of niet door te voeren. Deze leden achten deze ontwikkeling nu nog steeds als zeer onwenselijk en willen graag het volgende van de staatssecretaris weten:. Denkt zij dat de invoering van de Gids proportionaliteit heeft geleid tot rechtvaardiger en rechtmatiger aanbestedingsbeleid? Deelt zij de mening dat de Gids proportionaliteit daarmee van toegevoegde waarde voor het mkb is? Vindt zij het van toegevoegde waarde dat er een commissie is waarin het veld van inkopers gerepresenteerd is? Wat vindt de staatssecretaris van de verhouding tussen de adviescommissie en het ministerie, waarin het ministerie vertegenwoordigd is in de, terwijl het ministerie ook uiteindelijk besluit om wijzigingen wel of niet door te voeren? Vindt de staatssecretaris het in dat licht wenselijk dat het penvoerderschap bij het ministerie ligt?
II Antwoord / Reactie van de staatssecretaris