Brief regering; Geannoteerde Agenda Raad voor Concurrentievermogen 25 en 26 februari 2021 - Raad voor Concurrentievermogen

Deze brief is onder nr. 521 toegevoegd aan dossier 21501-30 - Raad voor Concurrentievermogen i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Raad voor Concurrentievermogen; Brief regering; Geannoteerde Agenda Raad voor Concurrentievermogen 25 en 26 februari 2021
Document­datum 17-02-2021
Publicatie­datum 25-02-2021
Nummer KST2150130521
Kenmerk 21501-30, nr. 521
Commissie(s) Economische Zaken en Klimaat (EZK)
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2020-

2021

21 501-30

Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 521

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 17 februari 2021

Op 25 en 26 februari zal de informele Raad voor Concurrentievermogen plaatsvinden via videoconferentie. Bij deze brief vindt u, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de geannoteerde agenda met daarin een beschrijving van de discussiepunten en de Nederlandse inzet hiervoor. Via deze weg informeer ik u zoals toegezegd ook over de stand van zaken van de onderhandelingen van het Europese voorstel voor een International Procurement Instrument (IPI).

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,

M.C.G. Keijzer

kst-21501-30-521 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2021

Europees Semester

Beleidsdebat

Tijdens de informele Raad van Concurrentievermogen (RvC) van 25 februari staat een bespreking van het Europees Semester op de agenda. Tijdens dit agendaonderdeel vindt een beleidsdebat plaats over hoe de nationale herstelplannen (Recovery and Resilience Plans, RRP's) kunnen bijdragen aan het bereiken van doelen van het Europese industriebeleid, zoals het versterken van de interne markt, het maken van de digitale en groene transities en het bereiken van strategische autonomie in een open Europese Unie.

Zoals beschreven in de Kamerbrief hierover uit november afgelopen jaar (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1626) is het EU-herstelfonds RRF opgericht om met investeringen en hervormingen het economisch herstel en weerbaarheid in lidstaten te bevorderen en tegelijkertijd de digitale- en groene transities te ondersteunen. Het RRF is daarmee een middel om structurele hervormingen te stimuleren. Het doorvoeren van structurele hervormingen in lijn met de landspecifieke aanbevelingen uit het Europees Semester was een belangrijke voorwaarde voor het kabinet om in te kunnen stemmen met de oprichting van het RRF. Een volgend kabinet zal voor Nederland het herstelplan indienen.

Het kabinet acht het van belang dat de RRP's bijdragen aan de digitale- en groene transities. Het kabinet steunt dan ook de bindende percentages voor bestedingen aan klimaat en digitaal binnen de RRP's. Ook kunnen structurele hervormingen uit de nationale herstelplannen de interne markt herstellen en versterken, met name wanneer deze lidstaten landspecifieke aanbevelingen hebben op dit vlak. De hervormingen en investeringen uit de RRP's dragen bij aan sterkere en weerbaardere economieën. Op die manier dragen ze ook bij aan de strategische autonomie van de EU. Een gedachtewisseling tussen lidstaten over de RRP's kan bijdragen aan het effectief benutten van de mogelijkheden van het RRF.

Nieuwe Europese Consumentenagenda

Beleidsdebat

Tijdens de informele RvC zal de Raad van gedachten wisselen over de nieuwe Europese Consumentenagenda die de Commissie op 13 november heeft gepubliceerd.1 In deze agenda presenteert de Commissie een visie op EU-consumentenbeleid voor de periode 2020-2025. De agenda bouwt voort op de Consumentenagenda uit 2012 die in 2020 afloopt. Daarnaast heeft de nieuwe agenda aandacht voor consumentenbelangen in het licht van de COVID-19-pandemie.

De Commissie benoemt vijf prioriteiten, namelijk 1) de groene transitie,

  • 2) 
    de digitale transformatie, 3) verhaalmogelijkheden en handhaving van consumentenrechten, 4) specifieke behoeftes van bepaalde groepen consumenten en 5) internationale samenwerking. Het doel is om maatregelen voor een meer groene, digitale en eerlijke interne markt te promoten om zo het consumentenvertrouwen te bevorderen. Dit is nodig omdat consumentenbestedingen in grote mate bijdragen aan het economisch herstel.

De agenda is reeds eerder besproken tijdens de Raad voor Consumentenbescherming van 7 december 20202.

Het kabinet kan zich vinden in de voorlopige Raadsconclusies die in zijn opgesteld met betrekking tot de nieuwe Europese Consumentenagenda. Deze Raadsconclusies worden naar verwachting vóór 25 februari schriftelijk aangenomen.

De Raadsconclusies verwelkomen de nieuwe Consumentenagenda en sluiten over het algemeen goed aan bij de kabinetsappreciatie hiervan zoals uiteengezet in het BNC-fiche dat gedeeld is met uw Kamer3. In de Raadsconclusies wordt aandacht besteed aan de verschillende door de Commissie benoemde prioriteiten in de nieuwe Consumentenagenda, waaronder het belang van consumentenbeleid in de groene transitie. Het kabinet heeft zich er voor ingezet te benadrukken dat deze ambitie daarbij niet moet leiden tot een overdaad aan informatie en onredelijke lasten. Ook het belang van de verdere digitalisering van consumentenbeleid komt in de voorlopige Raadsconclusies goed naar voren. Het kabinet heeft daarbij ingebracht dat het belangrijk is dat online platforms bepaalde verantwoordelijkheden hebben ten opzichte van consumenten. Ook heeft het kabinet zich er voor ingezet om het belang van een proportioneel en betrouwbaar kader voor kunstmatige intelligentie te benadrukken.

Voorstel voor richtlijn over openbaarmaking van informatie over winstbelasting (Public Country-by-Country Reporting)

Beleidsdebat

De RvC spreekt over het voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2013/34 i/EU wat betreft de openbaarmaking van informatie over de winstbelasting door bepaalde ondernemingen en bijkantoren. Het voorstel verplicht de in de EU gevestigde moederonderneming van grote multinationals (met een geconsolideerde netto-omzet van meer dan € 750 miljoen) om jaarlijks een verslag te publiceren over de aard van hun activiteiten, het aantal werknemers, de inkomsten en omzet, de winst of het verlies voor belastingen, de verplichtingen op het gebied van winstbelastingen, de betaalde winstbelastingen en de gecumuleerde winst. De informatie omvat het gehele concern en moet wordeln uitgesplitst per EU-lidstaat en per land op de lijst van non-coöperatieve belastingjurisdicties; over de landen daarbuiten moet de informatie geaggregeerd worden gerapporteerd. Middelgrote en grote in de EU gevestigde dochterondernemingen waarvan de uiteindelijke moederonderneming de hiervoor genoemde omzet heeft en buiten de EU is gevestigd, moeten dezelfde informatie over het gehele concern publiceren. Als de buiten de EU gevestigde moederonderneming niet wil meewerken aan het openbaar maken van de informatie, moet de EU-dochteronderneming hierover uitleg geven (het beginsel van «pas toe of leg uit»). Als publicatie van bepaalde informatie de commerciële positie van de onderneming ernstig zou schaden, mag die informatie in het verslag weggelaten worden, mits de reden hiervoor wordt toegelicht. Bovendien moet die informatie binnen zes jaar alsnog gepubliceerd worden. Doel van het richtlijnvoorstel is het bevorderen van transparantie over belastingbetalingen door multinationals wereldwijd.

Dat moet bedrijven ertoe brengen verantwoord om te gaan met het betalen van belasting en bij te dragen aan de welvaart door belasting te betalen in de landen waar zij activiteiten verrichten en winst behalen. Er bestaan internationaal verschillen in belastingregimes en aan de hand van de gepubliceerde informatie kan er een publieke discussie over gevoerd worden.

Het kabinet is voorstander van internationale initiatieven tot bevordering van transparantie door middel van belastingrapportages. De verslagge-vingsverplichting van het richtlijnvoorstel kan bijdragen aan die transparantie en aan het tegengaan van agressieve fiscale planning. Nederland heeft in de onderhandelingen in Brussel actief deelgenomen met als doel om tot een akkoord te komen. Daarbij is indachtig de wens van uw Kamer (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1364), in de onderhandelingen naar voren gebracht om de informatie van derde landen niet geaggregeerd, maar per land uit te wisselen. Ook is daar in overeenstemming met de wens van uw Kamer naar voren gebracht dat het hiervoor genoemde beginsel van «pas toe of leg uit» uit het richtlijnvoorstel geschrapt dient te worden (Kamerstuk 25 087, nr. 147; zie hierover verder de brief van 19 oktober

2016,    Kamerstuk 25 087, nr. 134, en het schriftelijk overleg van 14 februari

2017,    Kamerstuk 25 087, nr. 146). Onder de lidstaten is er te weinig steun voor deze beide standpunten.

De onderhandelingen over het richtlijnvoorstel hebben geruime tijd stilgelegen, omdat een blokkerende minderheid van lidstaten tegen dit richtlijnvoorstel vanwege de in hun ogen onjuiste rechtsgrondslag. Dit werd bevestigd in de RvC in november 20194. Zij zijn van mening dat dit onderwerp als fiscaal voorstel (met de daarbij geldende unanimiteit van stemmen) moet worden besproken en niet als voorstel over financiële verslaglegging (met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen). Het Portugese voorzitterschap heeft nu het richtlijnvoorstel geagendeerd voor de Raad voor Concurrentievermogen omdat het ernaar uitziet dat die blokkerende minderheid inmiddels niet meer bestaat.

Het Europees Parlement (EP) heeft op 4 juli 2017 de amendering van de ontwerprichtlijn afgerond en op 27 maart 2019 zijn standpunt in eerste lezing vastgesteld. Het EP is positief over het voorstel en wil de informatieverplichting op enkele punten uitbreiden (o.a. vermelding van de vaste activa), het wil dat de informatie ook voor landen buiten de EU per land wordt uitgesplitst en dat alle (ook kleine) dochterondernemingen in de EU moeten rapporteren over het concern van hun niet in de EU gevestigde uiteindelijke moederonderneming. Wanneer in de Raad voor Concurrentievermogen blijkt dat er inderdaad geen blokkerende minderheid meer is, kan de triloog gestart worden. Het kabinet blijft zich ervoor inzetten dat de besluitvorming over dit richtlijnvoorstel zo snel mogelijk wordt afgerond.

Diversenpunten

Onder diversenpunten zal Finland een terugkoppeling geven van de virtuele D9+ bijeenkomst5 over digitaal beleid die op 27 januari jl. heeft plaatsgevonden.

De Recovery and Resilience Facility en de Europese Onderzoeksruimte: Synergie in de context van investeringen en hervormingen

Beleidsdebat

Het voorzitterschap heeft tijdens het onderdeel onderzoek een debat geagendeerd over de Faciliteit voor Herstel en Veerkracht (Recovery and Resilience Facility, RRF) en de vernieuwde Europese Onderzoeksruimte (ERA). Op moment van schrijven is er nog geen discussiestuk beschikbaar. Het voorzitterschap wil naar verwachting spreken over de synergie tussen onderzoek en innovatie (O&I)-beleid en de nationale plannen van de lidstaten voor de RRF. Dit onderwerp komt onder andere voort uit de wens van de Europese Commissie dat de lidstaten nationale investeringen en hervormingen in O&I-prioriteren. Deze investeringen en hervormingen dragen bij aan de digitale en groene transities en het adresseren van de coronacrisis. Investeringen en nationale hervormingen op het gebied van O&I zijn dan ook door de Commissie aangemerkt als één van vier strategische doelen van de ERA6. De RRF kan bijdragen aan deze ambitie.

De RRF is opgericht om met investeringen en hervormingen economisch herstel en weerbaarheid in lidstaten te bevorderen en tegelijkertijd de digitale- en groene transities te ondersteunen. De RRF is daarmee een middel om structurele hervormingen te stimuleren. Het doorvoeren van structurele hervormingen in lijn met de landenspecifieke aanbevelingen uit het Europees Semester en de kabinetsreactie7 hierop waren belangrijke voorwaarden voor het kabinet om in te kunnen stemmen met de oprichting van de RRF.

Omdat het kabinet een stevig en ambitieus plan wil indienen voor het Nederlandse Recovery and Resilience Plan, is ervoor gekozen de RRF in de formatie mee te nemen en het nieuwe kabinet het definitieve besluit te laten nemen over het in te dienen herstelplan.8 Zo behoudt een volgend kabinet de ruimte om te kiezen welke additionele hervormingen en investeringen een plek krijgen in het nationale plan voor de komende jaren. In de totstandkoming van de RRF heeft het kabinet uitgedragen dat de inzet van herstelmiddelen ertoe moet leiden dat het concurrentievermogen van alle lidstaten convergeert naar een hoger niveau en dat de inzet bijdraagt aan de digitale- en groene transities. O&I spelen hierbij een sleutelrol. Nederland zal dit benoemen in het beleidsdebat.

In het debat zal Nederland, conform het BNC-fiche over de ERA9, tevens het belang uitdragen van investeringen in O&I om zowel een hoogwaardig O&I-klimaat te creëren als om grote maatschappelijke uitdagingen aan te pakken. Nederland steunt de ambitie om goed te kijken hoe synergie tussen de ERA en nationale investeringen en hervormingen volgend uit de RRF, kan worden bevorderd.

Ten aanzien van het krachtenveld is de verwachting dat synergie tussen de RRF en de ERA breed wordt gesteund door de lidstaten. Mogelijk zullen lidstaten ook alvast een inkijk bieden in hoe zij O&I meenemen in hun herstelplannen voor de RRF.

Diversenpunten

Onder de diversenpunten zal het voorzitterschap de stand van zaken schetsen met betrekking tot de onderhandelingen over de nieuwe verordening voor EuroHPC, een Europees publiek-privaat-partnerschap op gebied van supercomputers. Mogelijk wordt door de Commissie ook aangegeven hoe het proces van totstandkoming van de Europese geïnstitutionaliseerde partnerschappen onder Horizon Europe i verloopt.

Dit zijn grootschalige Europese, veelal publiek-private, samenwerkingsverbanden met een eigen rechtsbasis (verordening). Nederland nam onder Horizon 2020 succesvol deel aan diverse van dit soort partnerschappen en hecht belang aan voortzetting van deze vorm van samenwerking onder Horizon Europe i. Verder zal de Commissie de stand van zaken schetsen rondom de oprichting van een ERA Forum for Transition en een Pact voor O&I10. Het ERA Forum for Transition van de Europese Commissie, waarin ook Nederland ambtelijk vertegenwoordigd is, zal verschillende aspecten van O&I-beleid binnen de Europese Onderzoeksruimte nader uitwerken, waaronder onderzoekscarrières. Ten slotte zal de Commissie informatie bieden over een wetenschappelijke opinie met betrekking tot afbreekbaar plastic.

Stand van zaken International Procurement Instrument

In het notaoverleg marktwerking en mededinging van 9 december jl. heb ik toegezegd om uw Kamer in februari te informeren over de stand van zaken van de onderhandelingen van het Europese voorstel voor een International Procurement Instrument (IPI). Ik kan hierover melden dat de gesprekken over het voorstel onder het Portugees voorzitterschap voortvarend worden vervolgd, waarbij het voorzitterschap toe werkt naar een Raadspositie in juni. Het voorzitterschap heeft een document met compromisvoorstellen op onderdelen gepresenteerd aan de hand waarvan de gesprekken gevoerd worden. De Nederlandse inzet in de onderhandelingen is conform de beleidsinzet die eerder aan uw Kamer is gestuurd (Kamerstuk 35 207, nr. 33). Nederland stelt zich actief op in de discussie. De onderhandelingen richten zich op de onderwerpen zoals genoemd in de brief met reactie op de motie Weverling van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2177). In de besprekingen lijkt zich daarnaast een meerderheid af te tekenen voor het behoud van nationale bevoegdheden om restrictieve maatregelen te kunnen blijven nemen. Dat sluit aan bij de Nederlandse inzet.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2020-2021,21 501-30, nr. 521 6

1

https://ec.europa.eu/info/policies/consumers/consumer-protection/consumer-strategy_nl.

2

   Zie hiervoor de Geannoteerde agenda. Kamerstuk 21 501-30, nr. 513.

3

   BNC-Fiche: COM(2020) 696 i: Nieuwe consumentenagenda. Kamerstuk 22 112, nr. 3032.

4

   Zie Verslag Raad voor Concurrentievermogen van 28 en 29 november 2019, Kamerstuk 21 501-30, nr. 471.

5

   België, Denemarken, Estland, Ierland, Luxemburg, Nederland, Polen, Portugal, Spanje, Tsjechië, Zweden.

6

   De andere drie strategische doelen van de ERA zijn toegang tot excellentie, O&I-resultaten vertalen naar de economie en verdieping van de ERA.

7

   Kamerstuk 21 501-20, nr. 1558.

8

   Kamerstuk 21 501-20, nr. 1626.

9

   Kamerstuk 22 112, nr. 2967.

10

Het ERA Forum for Transition en het Pact voor O&I zijn beiden aangekondigd in de Commissiemededeling van 30 september jl., waar uw Kamer middels een fiche over is geïnformeerd (Kamerstuk 22 112, nr. 2967).


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.