Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. mijnbouw/Groningen - Gaswinning

Dit verslag van een schriftelijk overleg is onder nr. 847 toegevoegd aan dossier 33529 - Gaswinning.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Gaswinning; Verslag van een schriftelijk overleg; Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. mijnbouw/Groningen
Document­datum 09-02-2021
Publicatie­datum 09-02-2021
Nummer KST33529847
Kenmerk 33529, nr. 847
Commissie(s) Economische Zaken en Klimaat (EZK)
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2020-

2021

33 529

Gaswinning

Nr. 847

VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 15 februari 2021

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Ministers van Economische Zaken en Klimaat en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de brief van 24 november 2020 over het Wetsvoorstel «Wat na nul»

  • wetswijzigingen in verband met de definitieve sluiting van het Gronin-genveld (Kamerstuk 33 529, nr. 831), over het verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden van 2 december 2020 inzake vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2021 (Kamerstuk 35 570 VI) (thema aardbevingsschade) (Kamerstuk 35 570 VI, nr. 87) en over de brief van 11 november 2020 over evaluatie sociaal-emotionele ondersteuning in aardbevingsgemeenten (Kamerstuk 33 529, nr. 833).

De vragen en opmerkingen zijn op 18 december 2020 aan de Ministers van Economische Zaken en Klimaat en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voorgelegd. Bij brief van 8 februari 2021 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie,

Renkema

De adjunct-griffier van de commissie,

Witzke

kst-33529-847 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2021

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

1.

De leden van de VVD-fractie waarderen het dat de Minister bereid is naar de casussen te kijken en vinden het goed dat er een extern onderzoek wordt gedaan om naar de problematiek te kijken. Deze leden willen graag weten wat precies de opdracht voor het onderzoek is en wie het externe onderzoek gaat uitvoeren.

Deze leden lezen daarbij dat het hier om een steekproef zal gaan. Kan de Minister toelichten waarom er is gekozen voor een steekproef bestaande uit de doorgeleide signalen en uit de overige aanvragen van bewoners? Geeft de steekproef voldoende zekerheid dat de problematiek voldoende in kaart wordt gebracht? In hoeverre kan het onderzoek ook nog versneld worden? In hoeverre is een analyse van de juridische aspecten ook onderdeel van deze opdracht? Zo nee, hoe wordt dit dan bekeken? Deze leden willen voorts weten of de Minister kan bevestigen dat het gaat om het bekijken van de casuïstiek en dat mensen die nu niet iets hebben aangeleverd straks niet buiten de boot vallen, mocht er iets geregeld worden.

Antwoord

Het doel van het onderzoek is de beantwoording van de vraag of de gedupeerden van schade door waardedaling in de onderzochte gevallen van NAM, met toepassing van de waarderegeling, de vergoeding hebben gekregen waar zij volgens de wet recht op hadden. De juridische aspecten zijn hiermee onderdeel van de opdracht. Om een goed beeld te krijgen van de gehele regeling van NAM zal een onafhankelijke partij kijken naar een doorsnede van alle door NAM behandelde aanvragen. Naar verwachting zal dit gebeuren aan de hand van een steekproef, die zowel kan bestaan uit de ontvangen signalen als de overige aanvragen die NAM heeft behandeld. Het streven is om de onderzoeksresultaten met een appreciatie uiterlijk 15 april aan uw Kamer aan te bieden. Dit is conform de motie van het lid Sienot c.s. (Kamerstuk 35 462, nr. 11) Zoals ik ook al in de Kamerbrief over dit onderwerp (Kamerstuk 33 529, nr. 832) benadrukte, wil ik vooropstellen dat ook bewoners, die geen signaal hebben doorgegeven aan de Kamer onderdeel zijn van de scope van eventuele benodigde vervolgacties.

2.

De leden van de VVD-fractie hebben de brief van de Onafhankelijke Raadsman gelezen over de vergoeding waardedalingsregeling IMG voor deelnemers van de oude NAM-waardedalingsregeling. Deze leden willen graag een reactie op deze brief van de kant van de Minister. Klopt het dat het in totaal gaat om ongeveer 7.000 gevallen?

Antwoord

Ik heb de brief van de Onafhankelijk Raadsman met belangstelling gelezen. De Onafhankelijk Raadsman geeft aan dat, naast de Tweede Kamerleden die signalen ontvangen hebben, ook hij signalen van bewoners ontvangen heeft aangaande de hoogte van de vergoeding. Inmiddels heb ik een onderzoek naar deze kwestie aangekondigd. De NAM heeft in de periode van 29 april 2014 tot en met 1 juli 2020 circa 6.750 aanvragen om vergoeding van schade door waardedaling afgehandeld.

Het afschrift van mijn antwoord aan de Onafhankelijk Raadsman is als bijlage aan deze SO-beantwoording toegevoegd1.

3.

Deze leden begrijpen dat het Groninger Gasberaad ook een aantal vragen heelt gesteld aan de Ministeries van Economische Zaken en Klimaat en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) en IMG over de waardedalingsregeling. Kan de Kamer een afschrift van de beantwoording ontvangen? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Ja. Als bijlage bij deze reactie op de vragen tijdens het Schriftelijk Overleg treft u een afschrift van de reacties van het IMG en de NCG aan het Groninger Gasberaad aan2.

4.

De leden van de VVD-fractie willen ook weten wat de stand van zaken en voortgang is van de waardedalingsregeling voor het midden- en kleinbedrijf (mkb) en de agrariërs. Die wachten al veel te lang op duidelijkheid, zo menen deze leden. Er is gezegd dat daar eind 2020 duidelijkheid over zou moeten zijn vanuit IMG. Deze leden vinden dit de uiterste deadline en het zou dus niet over de jaargrens heen zou moeten schuiven. Het is nu bijna eind 2020! Wanneer kunnen mkb'ers en agrariërs duidelijkheid krijgen? Wanneer verschijnt de regeling?

Antwoord

Op 1 september 2020 is de waardedalingsregeling voor woningen van het IMG in werking getreden. Het IMG werkt hard om deze regeling voor particulieren goed uit te voeren en heeft inmiddels ruim 50.000 besluiten genomen en 260 miljoen euro aan schadevergoeding toegekend.

In het Wetgevingsoverleg van de Commissie Mijnbouw op 12 november jl. (Kamerstukken 35 570 XIII en 35 570 VII, nr. 72) heeft de Minister van EZK aangeven dat het IMG voornemens was de waardedalingsregeling van het mkb nog voor 1 januari jl. bekend te maken. Het IMG heeft mij inmiddels laten weten dat dit niet gelukt is en voor het einde van dit kwartaal te zullen communiceren over de vormgeving van de waardedalingsregeling voor bedrijfspanden. Ik zal het belang dat uw Kamer hecht aan duidelijkheid over deze compensatie aan IMG overbrengen.

5.

De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over agrarische ondernemers in het gebied. Hoeveel geld komt er beschikbaar voor de agrarische ondernemers van de 50 miljoen euro die is opgenomen in de regiodeal?

Antwoord

In het bestuurlijk akkoord is opgenomen dat «in het vierde kwartaal van 2020 regio en Rijk gesprekken zullen voeren met betrokken partijen, zoals de maatschappelijke organisaties, de NCG en het IMG over de uitwerking van de inhoudelijke programma's en een evenwichtige verdeling van de beschikbare middelen». Deze gesprekken worden momenteel gevoerd met vertegenwoordigers van de verschillende doelgroepen, Rijk en regio. Met betrekking tot de agrarische sector verwachten Rijk en regio dat de regio in het eerste kwartaal van 2021 met een voorstel komt, waarna Rijk en regio hier een gezamenlijk besluit over zullen nemen.

Deze leden zijn ook benieuwd naar de stand van zaken van de uitvoering van het akkoord op hoofdlijnen van 18 maart 2020 van de agrarische tafel. Hoe is dat akkoord omgezet in concrete acties en een effectief programma voor deze sector?

Antwoord

Naar aanleiding van het hoofdlijnenakkoord heeft het Ministerie van LNV de regio gevraagd een voorstel te doen voor de implementatie van het agroprogramma, primair gericht op de meer complexe gevallen. De provincie Groningen heeft daarop een programmateam aangesteld dat daarmee aan de slag is gegaan. U bent hierover geïnformeerd in de Kamerbrief van 28 oktober 2020 (Kamerstukken 33 529 en 32 849, nr. 813). De regio heeft aangegeven meer tijd nodig te hebben voor een zorgvuldige afstemming met de betrokken actoren (sector en overheden) en verwacht het programmavoorstel in het eerste kwartaal van 2021 te kunnen presenteren.

7.

De leden van de VVD-fractie merken op dat zij op 26 oktober 2020 schriftelijke vragen hebben gesteld over lekkende mestkelders. Deze leden vinden dat een zorgelijke situatie. Ook daar moet duidelijkheid over komen. Het kan niet zo zijn dat er alleen maar gekeken wordt naar de gevolgschade en dat die dan met duizend euro wordt afgedaan, want daar kun je een mestkelder niet van herstellen. Deze leden hebben gevraagd om de schriftelijke vragen voor het vorige debat te beantwoorden, dat is niet gebeurd. Waarom duurt de beantwoording van deze schriftelijke vragen zo lang? Kunnen de schriftelijke vragen van deze leden op zo kort mogelijke termijn worden beantwoord? Kan de Minister de agrarische ondernemers duidelijkheid over die situatie geven?

Antwoord

De antwoorden op de Kamervragen aangaande mestkelders zijn voor het kerstreces naar de Kamer gestuurd. Een panel van deskundigen heeft, in opdracht van IMG, eind september 2020 een advies uitgebracht over de beoordeling van schade aan mestkelders. IMG heeft het advies aan de sector verstrekt om hen de gelegenheid te geven hier goed naar te kijken en met een appreciatie te komen. De sector heeft op 25 januari jl. haar appreciatie richting het IMG gecommuniceerd. Het IMG zal hierover met de sector in gesprek gaan en beoogt de werkwijze zo spoedig mogelijk te presenteren, naar verwachting is dit in de loop van het eerste of tweede kwartaal van 2021.

8.

De leden van de VVD-fractie vinden dat de evaluatie van de GGD van de sociaal-emotionele gevolgen van de aardbevingen en alles wat daarmee samenhangt, duidelijk aangeeft dat ondersteuning zeker nodig is. Kan de Minister aangeven waar nog lacunes zitten, waar nog behoefte aan is en wat het beste heeft gewerkt?

Antwoord

De resultaten van de maatregelen die de gemeenten en de GGD hebben genomen zijn op dit moment nog niet concreet meetbaar en konden daarom nog niet worden betrokken in de evaluatie. Het gaat vaak om langdurige, noodzakelijke sociale, emotionele en praktische ondersteuning waar meervoudige problematiek (ook buiten de aardbevingen om) speelt. De evaluatie benadrukt dan ook met name het belang van de voortzetting van de extra inzet op sociaal-emotionele ondersteuning aan inwoners, waarbij wordt gedacht aan aardbevingscoaches en de ondersteuning aan de professionals werkzaam in het gebied. Zoals aangegeven wordt hier de komende periode het gesprek over gevoerd (zie Kamerstuk 33 529, nr. 833). Het onderwerp wordt periodiek geëvalueerd waarbij uiteraard aandacht zal zijn voor de resultaten en effecten van het beleid.

9.

In de bestuurlijke afspraken aardbevingsgebied Groningen van 6 november 2020 zijn aanvullende middelen vrijgemaakt voor sociaal-emotionele ondersteuning. De Kamer wordt hierover in het eerste kwartaal van 2021 geïnformeerd. Is dat ook te versnellen? Kan daarvoor een meer concreet moment worden aangegeven? In hoeverre is er ook aandacht voor preventie? Zo ja, hoe en op welke manier?

Antwoord

In de bestuurlijke afspraken (Kamerstuk 33 529, nr. 830) is een totaalbedrag van € 50 mln. gereserveerd voor bijdragen aan sociaal-emotionele ondersteuning en integrale programma's voor agrariërs, MKB-ers en erfgoed. In de bestuurlijke afspraken is opgenomen dat «in het vierde kwartaal van 2020 regio en Rijk gesprekken zullen voeren met betrokken partijen, zoals de maatschappelijke organisaties, de NCG en het IMG over de uitwerking van de inhoudelijke programma's en een evenwichtige verdeling van de beschikbare middelen». Deze gesprekken worden momenteel gevoerd. De regionale overheden hebben zelf het beste beeld hoe deze middelen over deze doelen verdeeld kunnen worden en zullen in het eerste kwartaal 2021 met een voorstel komen, naar verwachting in februari. De uitkomsten van de evaluatie van de sociaal-emotionele ondersteuning in aardbevingsgemeenten, die ik op 11 december jl. aan uw Kamer heb aangeboden (Kamerstuk 33 529, nr. 833), worden daar nadrukkelijk bij betrokken.

10.

De leden van de VVD-fractie hebben in eerdere overleggen gevraagd naar de stroomlijning van een aantal processen om de versterking gemakkelijker op gang te brengen en te versnellen. Dat gaat om vergunningsproce-dures, om ruimtelijke ordening, maar ook om de Natuurbeschermingswet. Daar is een soort principeafspraak over gemaakt in de regiodeal, maar eerder gaven deze leden aan deze afspraken nogal vaag te vinden. In het wetgevingsoverleg op 12 november 2020 is toegezegd dat de Kamer in het eerste kwartaal van 2021 en zo mogelijk voor 1 februari nader wordt geïnformeerd over de afspraken met betrokken partijen over de stroomlijning van vergunningen, in het bijzonder vergunningen in het kader van de Natuurbeschermingswet. Kan de Minister al iets zeggen over de voortgang op dat punt?

Antwoord

Net als uw Kamer hecht ik aan het stroomlijnen van vergunningproce-dures. Hiervoor hebben we in het wetsvoorstel Versterken (Kamerstuk 35 603, nr. 2) al een eerste stap gezet, door de voorbereiding van vergunningverlening en het nemen van een versterkingsbesluit gelijktijdig te doorlopen. In aanvulling hierop is in de bestuurlijke afspraken overeengekomen in samenspraak met de gemeenten te bezien of het aantal vergunningen kan worden verminderd. Hierover vindt op dit moment overleg plaats met de gemeenten. Alle partijen zetten zich in om waar mogelijk het versterkingsproces te versnellen. Vanuit de gemeente heeft het Ondersteunend Bureau Gaswinning hier een coördinerende rol.

11.

De leden van de VVD-fractie willen verder weten wat de stand van zaken is van de situatie in Woltersum, in het bijzonder over de 4-op-een-rij.

Hierover zou redelijk snel duidelijkheid kunnen zijn of komen. Wat is er tot nu toe gebeurd? Wat is er in de afgelopen paar maanden gebeurd?

Antwoord

Bij een deel van de woningen in het dorp Woltersum speelt meervoudige problematiek: schadeafhandeling, versterking en zwakke funderingen. Funderingsproblematiek zonder relatie met schade en versterking valt buiten de scope van deze bestuurlijke afspraken. Voor het dorp Woltersum geldt dat omdat alle partijen, inclusief het Rijk, begrip hebben voor deze specifieke complexe situatie waarin deze bewoners zich bevinden, is gekeken hoe voor hen een maatwerkoplossing kan worden geboden. Hierover heeft overleg plaatsgevonden tussen de NCG, het IMG en de gemeenten, wat heeft geresulteerd in een integrale oplossing voor deze meervoudige problematiek. In aanvulling op wat nodig is voor schade en versterking, wordt de ruimte die de bestuurlijke afspraken van 6 november 2020 biedt, gebruikt om de funderingsproblematiek die samenhangt met schade en versterken in het dorp Woltersum integraal aan te pakken. De NCG, het IMG en de gemeente Groningen werken daarbij projectmatig samen om hier voor het dorp een goede invulling aan te geven.

De integrale aanpak bestaat uit versterking onder verantwoordelijkheid van de NCG, de funderingsproblematiek onder verantwoordelijkheid van de gemeente en de schadeafhandeling onder verantwoordelijkheid van het IMG. De gemeente heeft de bewoners eind december per brief over geïnformeerd over deze integrale aanpak. Ook heeft de gemeente rond de Kerst een nieuwsbrief verspreid waarin dit wordt toegelicht. Daarnaast heeft op 6 januari jl. een overleg plaatsgevonden tussen gemeente, de NCG en het IMG. Ook de bewoners van de 4-op-een-rij-woningen namen deel aan dit overleg. Afgesproken is dat het overleg iedere vier weken plaatsvindt. De integrale aanpak wordt gefaseerd uitgevoerd, waarbij de 4-op-een-rij-woningen vooraan in het traject zitten.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

12.

De leden van de CDA-fractie merken op dat het de afgelopen maanden bij debatten over de versterkingsoperatie vaak ging over duidelijkheid en snelheid. Er zijn bestuurlijke afspraken gemaakt, deze leden horen graag van de Minister hoever het daarmee staat. Krijgen de dertienduizend mensen nog dit jaar de beloofde brief?

Antwoord

In de uitvoering van de bestuurlijke afspraken zijn de begrippen «duidelijkheid» en «snelheid» inderdaad van belang waar het gaat om het vertalen van afspraken naar een direct merkbare resultaten voor de Groningers. Daarbij gaat het niet alleen om duidelijkheid voor de bewoners over waar zij aan toe zijn, maar ook duidelijkheid in het proces over welke partij waarvoor aan de lat staat.

In de bestuurlijke afspraken is opgenomen dat aanvullend op de bestaande overlegstructuren een uitvoeringsoverleg komt waarin NCG, Rijk en regio op directeurenniveau zijn vertegenwoordigd. Dit overleg is na publicatie van de afspraken van start gegaan. In dit overleg wordt gestuurd op de voortgang van de versterkingsopgave en een tijdige en zorgvuldige implementatie van de afspraken, en worden waar nodig knelpunten opgelost. Er wordt daarnaast een stuurgroep ingericht die eenmaal per kwartaal bijeenkomt of zo veel vaker als nodig om knopen door te hakken. Daarnaast is er periodiek een bestuurlijk overleg waarin de voortgang zal worden besproken.

De eerste brieven, aan eigenaren van adressen die al een versterkings-advies hebben of van adressen waar reeds bestuurlijke afspraken over zijn gemaakt, zijn zoals afgesproken eind 2020 verstuurd. Dit geldt ook voor adressen die al dusdanig ver in het proces bij ingenieursbureaus zitten dat het implementeren van de nieuwste inzichten zorgt voor disproportionele vertraging. Dit is categorie A uit de bestuurlijke afspraken. Voor alle eigenaren die in aanmerking komen voor een herbeoordeling geldt dat hun bewonersbegeleider contact opneemt om de individuele mogelijkheden toe te lichten. Eigenaren die niet geïnteresseerd zijn in een herbeoordeling is gevraagd dit kenbaar te maken aan hun bewonersbegeleider.

Eigenaren van adressen in cluster- of maatwerkgebieden die nog geen versterkingsadvies hebben ontvangen (of waarvan de beoordeling nog niet in een dusdanig ver in het proces bij ingenieursbureaus zitten dat het implementeren van de nieuwste inzichten zorgt voor disproportionele vertraging), worden uiterlijk 1 maart 2021 geïnformeerd door de betreffende gemeente. Dit is categorie B uit de bestuurlijke afspraken.

Alle overige eigenaren van adressen waarvoor nog geen versterkingsadvies beschikbaar is worden uiterlijk 1 mei 2021 geïnformeerd door de NCG. Dit is categorie C uit de bestuurlijke afspraken.

Voor huurders van woningcorporaties geldt dat de betreffende woningcorporatie hen informeert over de situatie die voor hun huurwoning geldt.

Particuliere eigenaren in het aardbevingsgebied waarvan de woning niet is opgenomen in de versterkingsopgave, worden uiterlijk 1 juli 2021 geïnformeerd over de regeling voor woningverbetering waarvan zij gebruik kunnen maken. Dit is categorie E1 uit de bestuurlijke afspraken.

Bewonersbegeleiders van de NCG, de Bouwimpuls en de woningcorporaties begeleiden bewoners in ieders specifieke situatie en de keuzes die daarin zijn te maken. Particuliere eigenaren kunnen daarnaast onafhankelijk advies vragen. Op dit moment voeren de NCG en het Ministerie van BZK gesprekken met de Groninger Bodembeweging en het Groninger Gasberaad over de invulling van dit onafhankelijke advies.

Naast de investeringen in woningen en integrale programma's worden naar verwachting op korte termijn nadere bestuurlijke afspraken gemaakt op kabinetsniveau, waarin Rijk en regio samenwerken aan een toekomstagenda Groningen.

13.

Deze leden merken verder op dat volgens onderzoek van onderzoek collectief Gronings Perspectief blijkt dat de samenhang in dorpen en buurten met name onder druk staat door de versterkingsoperatie. De onduidelijkheid over de versterkingsopgave veroorzaakt stressklachten.

Dit onderstreept voor deze leden nogmaals het belang van duidelijkheid en snelheid in de versterkingsoperatie. Deze leden vragen de Minister daarom om hen eens mee te nemen in wat er het afgelopen half jaar is gebeurd qua versnelling van het versterkingsproces. Hoeveel woningen zijn er de afgelopen zes maanden daadwerkelijk versterkt? Is er daarbij een versnelling te zien ten opzichte van de zes maanden daarvoor? En wat zijn de verwachtingen voor het komende jaar?

Antwoord

Waar in maart 2020 in totaal 11 adressen versterkt zijn opgeleverd, en in de eerste zes maanden van 2020 in totaal 110 adressen, zijn daar in de tweede helft van 2020 319 adressen bijgekomen. Inclusief de resultaten uit een dataschoning die de NCG de afgelopen periode heeft uitgevoerd, waarmee alle adressen in de werkvoorraad op juiste registratie zijn gecontroleerd, komt het totaal van versterkt opgeleverde adressen dat in 2020 is geregistreerd op 587. Daarnaast zijn op dit moment 512 adressen in uitvoering en staan 791 adressen aan de vooravond van de versterking (waarbij de bouw wordt voorbereid). Ook wordt momenteel bij 4.434 adressen een uitvoeringsplan opgesteld voorafgaand aan de daadwerkelijke voorbereiding van de bouw.

Het nieuwe dashboard, waar alle cijfers van 2020 in zijn verwerkt, is vrijdag 22 januari jl. gepubliceerd3. Daarin zijn alle cijfers over de voortgang van de versterkingsopgave van 2020 te raadplegen.

14.

De leden van de CDA-fractie lezen in antwoorden van de Minister op hoe het bewijsvermoeden in de praktijk moet worden toegepast en wanneer het vermoeden als voldoende weerlegd kan worden beschouwd dat dit, mede op basis van de toepasselijke jurisprudentie, de praktijk en wetenschappelijke inzichten door het IMG moet worden bepaald. Het IMG kan daarbij gebruik maken van onafhankelijke deskundigen. Deze leden wijzen erop dat ook voor het gebied rondom de gasopslag Norg het wettelijk bewijsvermoeden (omgekeerde bewijslast) geldt. In de zomer hoorden deze leden signalen van inwoners uit dit gebied dat er bij hen zorgen leven over de afhandeling door het IMG waaruit volgens hen willekeur bleek. Aan de rand van het Groningenveld en bij de gasopslag bij Norg waren steeds meer afwijzingen van schadeclaims. In september is vervolgens de afhandeling van zo'n 1.250 schademeldingen tijdelijk stilgelegd, zodat het IMG een en ander kon onderzoeken. Deze leden zijn benieuwd wat dat onderzoek (tot nu toe) heeft opgeleverd. Kan de Minister daarop ingaan? Zijn er al resultaten van het onderzoek bekend? Wat zijn deze? Wanneer zal de afhandeling van schademeldingen in dit gebied worden hervat?

Antwoord

Het IMG zag een toename van het aantal afwijzingen in een specifiek gebied. Aan de basis van deze afwijzende besluiten lagen adviezen van onafhankelijke deskundigen in individuele gevallen. De deskundigen hebben in die dossiers geadviseerd de aanvraag af te wijzen omdat er geen schade door trillingen kan zijn veroorzaakt, maar volgens hen ook bodemdaling- en stijging niet relevant was voor het ontstaan van de schade. Deze toename van het aantal afwijzingen in een specifiek gebied gaf voor het IMG aanleiding om de TU Delft en TNO om nader advies te vragen over de kans op schade door diepe bodemdaling en -stijging, veroorzaakt door de gaswinning uit het Groningenveld en de gasopslag bij Norg

In december werd duidelijk dat het advies begin 2021 in plaats van december 2020 gereed is.

In afwachting van dat advies blijft daarom de situatie in het specifieke deel van Groningen en Drenthe waar dit advies over gaat zoals deze sinds 31 augustus 2020 was. Er worden in het gebied dus voorlopig geen besluiten genomen op aanvragen om schadevergoeding, voor die gevallen waar de deskundige eerder heeft geadviseerd dat er geen causaal verband is met mijnbouw, en er worden tijdelijk geen nieuwe schade-opnames gepland voor dit gebied. De desbetreffende bewoners, maatschappelijke organisaties en regionale bestuurders zijn hierover eind december 2020 door het IMG geïnformeerd.

Het IMG bespreekt het advies met de maatschappelijke organisaties alvorens besluitvorming plaatsvindt over hoe ermee wordt omgegaan.

15.

De leden van de CDA-fractie constateren dat in de bestuurlijke afspraken Groningen 135 miljoen euro beschikbaar is voor de woningcorporaties voor woningverbetering en dat daarvan 750 euro per huishouden rechtstreeks naar de huurders gaat. Deze leden horen echter dat voor huurders die voor 1 november 2020 zijn verhuisd naar een wisselwoning én die daar nu nog wonen de compensatieregeling huurders niet goed uit lijkt te vallen. De betreffende woningcorporatie biedt deze huurders uit Middelstum een hogere vergoeding aan, maar sluit hen in dat geval wel uit van de aanvullende pakketten voor wandafwerking en stoffering. Deze leden willen de Minister graag vragen wat zij nog voor deze bewoners zou kunnen betekenen. Welke mogelijkheden ziet zij om hen tegemoet te komen in deze situatie? Dit duurt al zo lang voor hen en deze leden vinden de handelwijze van de woningbouwcorporatie echt onverteerbaar. Waarom doen ze dit zo?

Antwoord

De bestuurlijke afspraken met betrekking tot huurders zijn van kracht per 1 november 2020. Bij de nadere uitwerking van deze afspraken bleek dat een groep huurders op dat moment al in een wisselwoning zat en dat door het hanteren van de datum van 1 november 2020 als hard omslagpunt nieuwe verschillen zouden ontstaan. Om die reden is in overleg met de woningcorporaties een groep adressen aangewezen voor een overgangsregeling. De groep huurders in Middelstum waar de vraag naar verwijst valt onder deze overgangsregeling, waardoor zij toch een beroep kunnen doen op de nieuwe afspraken. Tegelijkertijd is dit een groep die al in een wisselwoning zit en waarvan in sommige gevallen de oude woning reeds is gesloopt, waardoor de afspraken uit het akkoord maatwerk vereisen. Daarover heeft nader overleg met de corporaties plaatsgevonden en inmiddels heeft de totale groep voor de kerst het eerste deel van de vergoeding ontvangen. Het resterende deel volgt zo snel mogelijk in 2021. Daarmee is ook de groep huurders uit Middelstum gecompenseerd.

16.

De leden van de CDA-fractie merken op dat de Minister in zijn brief over wetswijzigingen in verband met de definitieve sluiting van het Gronin-genveld schrijft dat deze wijzigingen uitsluitend betrekking op het aanpassen van de Gaswet en Mijnbouwwet in verband met het einde van de inzet van het Groningenveld en niet op de publiekrechtelijke afhandeling van schade en versterken. Dat lijkt deze leden duidelijk. Maar de Minister schrijft ook dat «mogelijke consequenties van de wijzigingen voor de Tijdelijke wet Groningen (wet versterking) vroegtijdig worden gesignaleerd en opgepakt». Kan hij verduidelijken wat hiermee wordt bedoeld? Op welke mogelijke consequenties doelt de Minister hier? Waar moeten deze leden daarbij aan denken? Wat zal er gebeuren met mogelijke consequenties die worden gesignaleerd? Hoe worden die opgepakt?

Antwoord

Als mogelijke consequentie kunt u denken aan verwijzingen in de Tijdelijke wet Groningen of onderliggende regelgeving naar een artikel(lid) uit de Mijnbouwwet, die na doorvoering van de wijzigingen niet meer kloppen. Het betreft geen inhoudelijke aanpassingen, maar wetstechnische aanpassingen en zal derhalve geen invloed hebben op het versterkingsproces zoals beschreven in de Tijdelijke wet Groningen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

17.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief over het wetsvoorstel «Wat na nul» en zijn verheugd dat het einde van de gaswinning in het Groningenveld jaren eerder dan verwacht in zicht is. Deze leden benadrukken het belang van een zorgvuldige afronding van de winning uit het Groningenveld en een goed plan voor de periode na sluiting. De Minister geeft aan dat alternatieven voor het Groningenveld als reservemiddel worden onderzocht. Zoals meerdere malen aangegeven zouden deze leden graag zien dat het Groningenveld niet meer als reservemiddel nodig is. Deze leden vragen de Minister welke alternatieven dit zijn en wanneer hij verwacht om hier duidelijkheid over te geven aan de Kamer. In welke situaties is een reservemiddel nodig?

Hoe vaak komen deze situaties voor? Wat zijn de gevolgen voor de leveringszekerheid als er geen reservemiddel beschikbaar zou zijn? Zouden deze gevolgen ook gemitigeerd kunnen worden met een tijdelijke aanpassing van de vraag naar energie en wat zijn hier de mogelijkheden voor?

Antwoord

Vanaf 2022 is het veld alleen nodig in uitzonderlijke situaties, zoals bij verstoringen in het gassysteem (te denken valt aan transportbeperkingen, technische mankementen aan de installaties van GTS of onvoorziene ontwikkelingen in de samenstelling van het hoogcalorisch gas) of bij een zeer hoge gasvraag in een zeer koude periode. Het operationeel houden van het Groningenveld voor deze situaties gaat gepaard met een zekere minimale productie. Mede daardoor blijft het de ambitie van het kabinet om de reserveperiode zo kort mogelijk te houden en het Groningenveld zo snel als mogelijk definitief te sluiten. Daarom heb ik begin 2020 onderzocht welke alternatieven de back-up functie van het Groningenveld kunnen overnemen. Daarbij is de inzet van gasopslag Grijpskerk voor de levering aan de laagcalorische gasmarkt als het meest kansrijke alternatief geïdentificeerd. Ik heb NAM en GTS gevraagd om te onderzoeken of gasopslag Grijpskerk na 2022 ingezet kan worden als reservemiddel in plaats van het Groningenveld (|Kamerstuk 33 529, nr. 803). Ik zal uw Kamer daar in het eerste kwartaal van dit jaar nader over informeren.

Ook het tijdelijk terugbrengen van de vraag door bedrijven bij bepaalde temperaturen is onderzocht. Dit is niet alleen praktisch onuitvoerbaar gebleken, maar zou ook niet voldoende zijn om de vraag naar laagcalo-risch gas in voldoende mate te reduceren ten behoeve van de leveringszekerheid.

Het aanvullende advies van GTS van 2 april 2020, dat ik met de brief van 19 juni jl. (Kamerstuk 33 529, nr. 788) heb meegestuurd, beschrijft de risico's voor de leveringszekerheid als het veld te snel definitief gesloten zou worden. Ik bezie samen met GTS of de kans op onderbrekingen in de gasvoorziening, zoals de kans op uitval van installaties die nodig zijn om de leveringszekerheid te borgen, verder gekwantificeerd kunnen worden.

18.

De leden van de D66-fractie willen nogmaals benadrukken dat de veiligheid en de bijbehorende verplichtingen voor herstel en versterking centraal moeten staan in zowel fase 1 als fase 2 van het geschetste wetsvoorstel «Wat na nul». Deze leden vragen de Minister wat de verwachting is van het aardbevingsrisico in fase 1 en fase 2. Kunnen er door de mijnbouwactiviteiten ook op lange termijn nog aardbevingen plaatsvinden, nadat fase 2 is afgerond? Waar kunnen bewoners tijdens en na fase 1 en 2 terecht voor herstel en versterking?

Antwoord

Het aardbevingsrisico wordt jaarlijks opnieuw bepaald met de publieke seismische risicoanalyse. Hierbij wordt ook verder vooruitgekeken. In de risicoanalyse van 2020 staan de verwachtingen tot en met gasjaar 2034-2035. De verwachting is dat er in gasjaar 2034-2035 nog 0 tot maximaal 7 aardbevingen voorkomen met magnitude boven de 1,5. Ter vergelijking: in het huidige gasjaar is de verwachting 3 tot 15 aardbevingen met magnitude boven de 1,5. Dat er nog aardbevingen voorkomen nadat de gasproductie is gestopt heeft te maken met de lagere druk in het zuiden ten opzichte van het midden en noorden van het Groningenveld. Het gaat naar verwachting nog meer dan 10 jaar duren voor er een evenwicht in druk is bereikt. Aangezien de aardbevingen worden veroorzaakt door de drukdaling zullen de aardbevingen ook voorlopig nog voorkomen. Het aantal aardbevingen en ook de kans op grotere aardbevingen zal echter steeds meer afnemen. Bewoners kunnen, zoals ook nu het geval is, met aanvragen om vergoeding van schade terecht bij het IMG. De NCG voert de versterking uit en zal dit blijven doen tot de versterking helemaal afgerond is. De NCG heeft een loket «opname op verzoek» waar eigenaren van adressen in het aardbevingsgebied die niet zijn opgenomen in de versterkingsopgave, zich kunnen melden als zij twijfelen over de veiligheid van hun adres.

19.

De voorgenoemde leden zien uit naar de verdere uitwerking van het wetsvoorstel en vragen de Minister om de Kamer regelmatig te informeren over de voortgang.

Antwoord

Het streven is om het wetsvoorstel op korte termijn te consulteren. Daarna volgen alle noodzakelijke stappen, waaronder een advies van de Raad van State. Ik zal uw Kamer van de voortgang op de hoogte houden.

20.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de evaluatie sociaal-emotionele ondersteuning in aardbevingsgebieden en de besteding van de 5,4 miljoen euro voor dit doel aan gemeenten beschikbaar gestelde budget. Deze leden vinden het zorgwekkend dat alhoewel er een licht stijging te zien is in het vertrouwen in instanties, het vertrouwen in de overheid laag blijft. Ook vinden deze leden het ernstig dat op gebied van meervoudige schade weinig vooruitgang wordt gezien en specifiek naast de aardbevingen de versterkingsoperatie wordt genoemd als grote stressfactor. Deze leden zien daarom ook het belang van de extra middelen. Deze leden benadrukken wel het belang van de effectiviteit van de inzet van deze middelen moet worden gemonitord zodat er waar nodig bijgestuurd kan worden zodat Groningers echt sociaal-emotioneel ondersteund worden. In de brief van de Minister verwijst zij dat op «30 juni jl. heelt Groningen Perspectief een laatste rapport uitgebracht». Betekent «laatste rapport» dat er geen evaluaties meer gedaan gaan worden? Zo ja, waarom niet? Zo nee, wanneer wordt de volgende evaluatie uitgevoerd?

Antwoord

Onlangs is de financiële bijdrage aan het Gronings Perspectief verlengd voor de periode 2021-2022. Door de verlenging van de financiering zullen deze evaluaties de komende tijd op regelmatige basis gepubliceerd blijven worden. Het moment en de wijze waarop de volgende evaluatie plaatsvindt met betrekking tot de sociaal-emotionele ondersteuning hangt nauw samen met de hiervoor in de bestuurlijke afspraken van 6 november 2020 beschikbaar gestelde extra investeringen. Voor de verdeling van deze middelen verwijs ik u naar het antwoord op vraag 9 van de VVD-fractie.

De leden van de D66-fractie hebben reeds vragen gesteld over de waardeverminderingsregeling tijdens het wetgevingsoverleg over de wijziging van de Mijnbouwwet (het verwijderen of hergebruiken van mijnbouwwerken en investeringsaftrek) op 15 december 2020. De nieuwe waardedalingsregeling heeft geleid tot een gevoel van onrecht bij een groep burgers die eerder akkoord zijn gegaan met een bod van de NAM. Deze leden willen hier nogmaals benadrukken dat deze mensen recht moet worden gedaan en dat zij uitkijken naar de resultaten van het onafhankelijke onderzoek in maart 2021. In lijn met de in het wetgevingsoverleg ingediende motie-Sienot c.s. benadrukken deze leden dat er kort nadat de resultaten van het onderzoek behandeld zijn in de Kamer, de (voormalig) bewoners die gebruik hebben gemaakt van de regeling van de NAM snel duidelijkheid gegeven moet worden over eventuele vervolgstappen.

Antwoord

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 1 van de VVD-fractie.

22.

De leden van de D66-fractie vragen de Minister naar de status en tijdlijn van een drietal zaken gerelateerd aan mijnbouw onder de Waddenzee: ten eerste het advies over mijnbouw met de hand op de kraan, ten tweede een, door het Koninklijk Nederlandse Meteorologisch Instituut (KNMI) mede-opgesteld, scenario voor zeespiegelstijging om «gebruiksruimte» voor mijnbouw onder de Waddenzee te kunnen vaststellen en tot slot de herziening van de vergunningsverlening voor mijnbouw onder de Waddenzee.

Antwoord

De adviezen met betrekking tot de evaluatie van het «hand aan de kraan»-principe en het beleids- en richtscenario voor de relatieve zeespiegelstijging heb ik ontvangen. Beide adviezen zal ik, voorzien van mijn appreciatie, in het eerste kwartaal van 2021 naar uw Kamer sturen, zoals toegezegd per brief op 17 december 2020 (Kamerstukken 29 684 en 32 849, nr. 213).

Mijn voorganger heeft uw Kamer de toezegging gedaan zijn visie omtrent de herziening van het vergunningsstelsel voor de mijnbouw (niet specifiek gericht op de mijnbouw onder de Waddenzee) aan uw Kamer te sturen. Indien uw Kamer nog steeds een dergelijke visie zou willen ontvangen, dan kan ik uw Kamer deze in het eerste kwartaal van 2021 toesturen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

23.

De leden van de GroenLinks-fractie zien graag een uitgebreide reactie van de Minister op het recente onderzoek van dr. Katherine Stroebe en prof. dr. Tom Postmes van de Rijksuniversiteit Groningen over de professionals die betrokken zijn bij de versterkingsoperatie. Uit dit onderzoek blijkt dat de complexiteit van de versterkingsoperatie, maar ook slechte communicatie, afstemming en overzicht de professionals in een lastig pakket brengen, waar uiteindelijk de bewoners van het aardbevingsgebied de dupe van zijn. Kan de Minister reageren op dit onderzoek en in gesprek gaan met de onderzoekers over mogelijke oplossingen?

Antwoord

Ik heb uw Kamer op 17 december 2020 een brief gestuurd over dit rapport (Kamerstuk 33 529, nr. 835), waarin ik heb aangegeven dat de aandachts- punten herkenbaar zijn voor mij en voor de bestuurders in de regio, en zijn betrokken bij de gesprekken die hebben geleid tot de bestuurlijke afspraken van 6 november 2020 (Kamerstuk 33 529, nr. 830).

Naast dit onderzoek is op 18 januari jl. een rapport gepubliceerd op basis van interviews met beleidsmakers in het dossier, met vergelijkbare bevindingen.

Hoewel de interviews zijn afgenomen voor de bestuurlijke afspraken, nemen we de signalen ter harte en is het ook onderwerp van gesprek tussen Rijk, regio en de NCG. Juist omdat ik erg hecht aan dergelijke onderzoeken heb ik de subsidie aan het Gronings Perspectief verlengd. Daarnaast is in het uitvoeringsoverleg waarin het Rijk, de regio en de NCG op directeurenniveau zijn vertegenwoordigd afgesproken dat een sessie wordt georganiseerd waarbij de heer Postmes wordt uitgenodigd om de inzichten en aanbevelingen vanuit het onderzoekstraject Gronings Perspectief te bespreken, zodat vervolgens kan worden bekeken hoe de betrokken organisaties dit in hun werkwijze kunnen toepassen.

24.

De leden van de GroenLinks-fractie maken zich zorgen over de injectie-putten in Rossum. In de eerdere beantwoording over dit onderwerp wordt gemeld dat de uitgevoerde putmetingen «geen aanleiding tot ongerustheid geven». Op dit moment is NAM bezig met de opbouw van een boortoren op de locatie Tramweg om een binnenbuis te repareren. Hoe ziet het putintegriteitsysteem van NAM-injectieputten eruit en hoe houdt Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) hier toezicht op?

Antwoord

Het putintegriteitzorgsysteem van NAM is opgesteld volgens de internationale ISO 16530 standaard, volgt de Mijnbouwwet- en regelgeving en is gebaseerd op de dubbele barrière filosofie. Dat wil zeggen dat er twee barrières in een put aanwezig zijn om vloeistoffen en/of het gas in een put te houden. In dit geval betreffen de barrières een binnenbuis (ook wel opvoerserie of tubing genoemd) en een buitenbuis (casing). Wanneer één van deze twee barrières niet meer aan de norm voldoet (ofwel faalt), zorgt de andere barrière ervoor dat de vloeistoffen en/of het gas in de put blijven en niet kunnen lekken naar de omgeving. De gefaalde barrière moet dan wél hersteld worden. Daarnaast heeft NAM voor Twente een specifiek Waterinjectie Management Plan, waarin beschreven staat hoe de integriteit van deze putten bewaakt wordt.

SodM houdt toezicht op de werking van het putintegriteit zorgsysteem door middel van regelmatige veld- en kantoorinspecties, en door beoordeling van de rapportages die volgens het Waterinjectie Management Plan worden opgesteld.

25.

Wat is de aanleiding om één injectieput op deze locatie te vervangen? Waarom niet allebei de injectieputten op deze locatie?

Antwoord

Periodiek worden er controlemetingen uitgevoerd in de verbuizing in de injectieputten. Deze jaarlijks verplichte caliper metingen gaven in 2019 aan dat de opvoerserie (binnenbuis) van put ROW-2 niet meer aan de norm voldeed wegens een vervorming van de buis op 1.130 m diepte. Daardoor was de put niet meer goed toegankelijk en werd de put in 2019 ingesloten. Deze binnenbuis wordt nu vervangen. De binnenbuis van de andere put, ROW-7, voldeed wél aan de norm en hoeft zodoende niet vervangen te worden.

Is de Minister bereid om, wanneer de oude injectieputonderdelen aan de oppervlakte zijn gebracht, deze onafhankelijk te laten onderzoeken en het cementomhulsel dat om de put zit, nauwkeurig te laten inspecteren door SodM? Is de Minister van mening dat tijdens dit onderzoek geen putonderdelen in de put mogen worden gebracht? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Nee, dat is niet nodig. Het is normale bedrijfsvoering dat koolstofstalen opvoerseries (binnenbuizen) op den duur vervangen moeten worden als gevolg van het gebruik. Een opvoerserie is zo gemaakt dat deze na verloop van tijd eenvoudig vervangen kan worden. SodM houdt toezicht op de uitvoering van deze werkzaamheden, NAM is verantwoordelijk voor de uitvoering van de werkzaamheden.

Het cement is in 2012 door NAM geïnspecteerd. De isolatie en afsluiting van het injectiereservoir bleken van goede kwaliteit te zijn. Er is geen aanleiding om deze nu opnieuw te inspecteren. Wanneer de integriteit van de casing (buitenste verbuizing) bevestigd is door middel van de geplande caliper meting, kan de nieuwe - roestvrijstalen - opvoerserie geplaatst worden.

27.

Worden de andere injectieputten in Rossum (Bentertsteeg en de Schipweg) ook gerepareerd? Zo ja, wanneer?

Antwoord

Nee, die worden niet gerepareerd. Volgens de in 2019 gedane caliperme-tingen in de putten ROW-4 en ROW-5 en de annulus monitoring (= meting van drukverschil tussen de binnen- en buitenste buis) zijn beide binnenbuizen in orde. Zodoende is er geen reden om deze putten in te sluiten voor reparatie. De annuli van de putten worden continu gemonitord en in 2021 zullen wederom de calipermetingen uitgevoerd worden.

28.

De leden van de GroenLinks-fractie maken zich ook zorgen over de horizontale leidingen op en naar de NAM-locaties. Op de NAM-locatie Tramweg is bijvoorbeeld ruim een jaar gewerkt om de horizontale leidingen te vervangen vanwege een, niet onder controle gekregen, corrosie. Wat was de wanddikte van die leidingen alvorens zij werden vervangen? Hoeveel wanddikte is er over op de andere injectielocaties in Rossum?

Antwoord

Op de NAM locatie aan de Tramweg is de leiding tussen de pomp en de put, in tegenstelling tot de andere injectielocaties, niet bovengronds maar ondergronds aangelegd. Omdat het materiaal van dit betreffende leidingdeel minder bestand is tegen microbiologisch geïnduceerde corrosie en de ondergrondse leiding bovendien moeilijk te inspecteren was, is de leiding preventief vervangen door een ondergrondse leiding van materiaal dat wel goed bestendig is tegen dit type corrosie.

Bij het uit de grond halen van de bestaande leiding bleek overigens dat er geen meetbare afname van de wanddikte in de leiding aanwezig was.

Alle ondergrondse leidingen tussen de verschillende in gebruik zijnde injectielocaties (pijpleidingen) zijn van materiaal dat goed bestendig is tegen het injectiewater. Het is zodoende niet noodzakelijk om van deze leidingen periodiek de wanddikte te meten. Dit wordt ook periodiek bevestigd door visuele inspecties tijdens werkzaamheden waarbij de pijpleiding open is.

29.

Wat is de toestand van de transportleiding tussen Schoonebeek en Twente? Is die leiding in de afgelopen jaren al een keer onderworpen aan een onderzoek? Zo ja, wat is daarvan de uitkomst?

Antwoord

De transportleiding tussen Schoonebeek en Twente wordt continu op lekkage gemonitord. Het gaat hier om een kunststof leiding, die goed bestand is tegen microbiologisch geïnduceerde corrosie, die in een stalen leiding is getrokken. Door deze buis-in-buis constructie is er is dus sprake van een dubbele barrière. De ruimte tussen beide leidingen is gevuld met stikstofgas waarvan de druk continu wordt gemeten. Het stikstofgas fungeert als een signaalgas. Indien de druk in de tussenruimte tussen de buizen afneemt, is de buitenmantel waarschijnlijk lek en lekt er stikstofgas weg. De buitenmantel kan lek zijn, terwijl de binnenleiding dat niet is. In een dergelijke situatie is er dus geen lekkage van het injectiewater. Neemt de gemeten stikstofdruk toe, dan lekt er waarschijnlijk injectievloeistof uit de kunststof leiding, hetgeen wordt opgevangen in de stalen leiding. Een eventuele leidinglekkage zal dus worden opgemerkt voordat er injectiewater naar de bodem kan lekken. Het is vanwege de bovenstaande redenen niet nodig om periodiek de wanddikte van de transportbuis te meten. Een dergelijk meetprogramma is dan ook niet als voorschrift opgenomen in de vergunning.

30.

De NAM zou bezig gaan met het schoonmaken van het olie-afval dat in plaats zou moeten komen van het injecteren van dit afval. Wat is de stand van zaken hierin en hoe verhouden de financiële inspanningen van NAM voor het injecteren zich tot de schoonmaakexperimenten?

Antwoord

NAM heeft bedrijven opgeroepen om zich te melden indien zij beschikken over een zuiveringstechnologie die in staat is om het injectiewater in het kader van een pilotproject te zuiveren. Enkele bedrijven hebben zich gemeld. Na onderling overleg en studie van de benodigde zuiverings-stappen hebben de desbetreffende bedrijven en NAM geconcludeerd dat de huidige zuiveringstechnologieën nog niet voldoen.

NAM zal conform de huidige vergunning in 2021 een nieuwe evaluatie uitvoeren om te onderzoeken of huidige wijze van verwerking van het injectiewater nog de meest geschikte wijze is. In dit onderzoek zullen ook nieuwe zuiveringsmethodes worden meegenomen. In het afgelopen jaar heeft er overleg plaatsgevonden tussen EZK, NAM en stichting Stop Afvalwater Twente (SAT). SAT heeft met de hulp van een extern technische adviseur een nieuwe zuiveringsvariant voorgesteld. De nieuwe variant zal door NAM worden meegenomen in de evaluatie.

In de evaluatie wordt naast de technische haalbaarheid, de milieueffecten, risico's en kosten van de potentiele verwerkingswijzen geanalyseerd. Deze aspecten tezamen vormen het afwegingskader om te komen tot de meest geschikte verwerkingsmethode. De kosten van een verwerkingsmethode zijn dus niet leidend in de afweging. Naast eigen experts betrekt NAM ook externe adviseurs bij de gegevensverzameling en -analyse van potentiele verwerkingsmethode. Ik heb geen zicht op de financiële inspanningen die hiermee gemoeid zijn.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

31.

De leden van de SP-fractie willen de verschillende onderdelen van de situatie in Groningen benoemen en daar vragen over stellen. Deze leden beginnen met de schadeafhandeling. Die loopt, zo concluderen deze leden op basis van vele contacten in het gebied, nog steeds niet goed voor veel gedupeerden. De eenvoudige schades worden snel en vlot afgehandeld, maar juist de complexe situaties blijven maar voortduren. Het hoofd van de schadeafdeling van het IMG zei op 10 december 2020 dat een grootschalige renovatie van het gebied noodzakelijk is. Hij zei zelfs dat veel schade die nu wordt vergoed eigenlijk zinloos is om te herstellen als niet ook de onderliggende problematiek van de fundering wordt mee genomen. Hij riep het kabinet op tot het inrichten van een Deltaplan om Groningen uit het moeras te trekken. De overheid moet ervoor zorgen dat de funderingsproblematiek wordt aangepakt, zo meent hij. Wat is de reactie van de Minister op deze uitlating van de baas van het IMG?

Antwoord

Zwakkere funderingen of schade aan funderingen is helaas een veel voorkomend probleem in Nederland, ook in Groningen. De oorzaak hiervan is divers. Funderingsproblematiek zonder relatie met schade en versterking valt buiten de scope van de bestuurlijke afspraken. Als funderingsproblematiek een gevolg is van bodembeweging door gaswinning uit het Groningenveld, heeft dit een plaats in de huidige aanpak. Schade aan de fundering veroorzaakt door bodembeweging door gaswinning uit het Groningenveld of gasopslag bij Norg, wordt namelijk door IMG vergoed. Als herstel van de fundering nodig is om te voldoen aan de veiligheidsnorm, wordt dit meegenomen in de versterkingsope-ratie.

Daarnaast kan het in de praktijk voorkomen dat sprake is van een situatie waarbij schadeafhandeling en versterking samenkomen met andere (funderings)problematiek op één adres. Het IMG kan op basis van zijn wettelijke taak niet in alle gevallen maatregelen treffen die de schade op duurzame wijze herstelt, dat wil zeggen zodat zoveel mogelijk wordt voorkomen dat de schade terugkeert bij een volgende beving. Het gaat dan om het oplossen van onderliggende of bijkomende problematiek die de schade mede veroorzaakt, zoals bijvoorbeeld een zwakke fundering of achterstallig onderhoud. Dit kan leiden tot schrijnende situaties, omdat er voor de bewoner dan geen integrale oplossing komt en enkel de schade wordt hersteld of waar nodig eventuele versterkingsmaatregelen worden verricht. Voor deze schrijnende gevallen is in de bestuurlijke afspraken 50 mln. gereserveerd. Momenteel zijn Rijk, gemeenten, de NCG en het IMG in gesprek om deze regeling verder uit te werken en in kaart te brengen waar deze problematiek speelt. Zodra deze regeling is uitgewerkt informeer ik uw Kamer.

Bij de uitvoering van complexe zaken wordt overigens door de NCG en het IMG zoveel mogelijk samengewerkt, waar nodig ook met de gemeenten. Woltersum is hier een goed voorbeeld van. Graag verwijs ik u naar de bijgevoegde brief over de stand van zaken van de samenwerking tussen IMG en de NCG4.

32.

Welke maatregelen gaat de Minister treffen om schade aan funderingen te herstellen om nieuwe schades verder zoveel mogelijk te voorkomen?

Antwoord

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar antwoord op vraag 31 van uw fractie.

33.

Hoe staat het met de uitvoering van de motie Beckerman (Kamerstuk 33 529, nr. 819) over eventuele aanvullende middelen om funderingspro-blemen op te lossen? Hebben IMG en NCG de ruimte om aanvullende middelen in te zetten om de fundering aan te pakken?

Antwoord

In de betreffende motie wordt de regering verzocht het IMG en de NCG op basis van de bestuurlijke afspraken de ruimte te geven aanvullende middelen in te zetten voor funderingsproblematiek, als dat nodig blijkt voor een oplossing. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 31 van uw fractie heb aangegeven, zijn Rijk, de NCG, het IMG en de regio in gesprek om de regeling voor schrijnende situaties uit te werken, waarbij ook funderingsproblematiek wordt meegewogen. Zoals aangegeven is daarvoor een randvoorwaarde dat er samenhang is met schade en versterken.

34.

Wordt door het IMG bijgehouden hoeveel schades betrekking hebben op funderingsproblematiek? Zo nee, gaat dit gebeuren? Zo ja, wat wordt er mee gedaan?

Antwoord

Het IMG registreert dit momenteel niet. Als er sprake is van schade aan de fundering veroorzaakt door bodembeweging door gaswinning uit het Groningenveld of de gasopslag bij Norg, wordt deze schade vergoed.

35.

Ook vragen deze leden wanneer de schadeafhandeling aan de randen van het gebied wordt hervat. Op maandag 31 augustus 2020 werden 1.250 schadeafhandelingen stilgelegd aan de «randen bevingsgebied» in afwachting van het advies van TNO en de Technische Universiteit Delft. Is dit advies er inmiddels? Zo ja, hoe luidt dat advies? Hoe en wanneer worden gedupeerden hierover geïnformeerd?

Antwoord

Voor dit antwoord verwijs ik u naar het antwoord op vraag 14 van de CDA-fractie.

36.

De leden van de SP-fractie zien door de waardedalingsregeling nieuwe ongelijkheid en nieuw onrecht ontstaan. Er zijn gedupeerden die nu geen waardedaling vergoed krijgen. Zo kunnen gedupeerden met een zwaar beschadigd huis worden uitgesloten door de gekozen systematiek, of mensen ontvangen te weinig door diezelfde systematiek. Maar ook de mensen die hun huis «onder water» verkochten en het aanbod van de NAM accepteerden bij gebrek aan een andere mogelijkheid worden nu uitgesloten voor deze waardedalingsregeling. Er zijn ook gedupeerden die zijn uitgesloten voor de waardedaling omdat ze in een sloop/nieuwbouw traject zitten. Dan zijn er nog een aantal mensen die behoren tot de groep van 88 bewoners die wel waardedaling hebben ontvangen, in bijvoorbeeld Ten Post, maar anderen krijgen niets terwijl deze mensen naast elkaar wonen. Wat is de reactie van de Minister op deze ongelijkheid tussen mensen? Hoe denkt de Minister hier een positieve wending aan te kunnen geven?

Deze leden begrijpen niet zo goed waarom de Minister wil onderzoeken of mensen inderdaad onvoldoende gecompenseerd zijn. Zijn de vele verhalen niet een soort onderzoek op zich? Welke waarde hecht de Minister aan deze verhalen? Is inmiddels bekend wie dat onderzoek gaat uitvoeren? Zo nee, wanneer is dat wel bekend? Kan de onderzoeksopzet en opdracht naar de Kamer worden gestuurd? Worden de resultaten ook gedeeld met de Kamer? Zo ja, wanneer? Wat gaat het onderzoek kosten? Deze leden willen nadrukkelijk verzoeken al deze stukken openbaar te maken.

Antwoord

In uw vraag gaat u in op twee groepen gevallen. De eerste groep betreft bewoners die eerder van NAM een vergoeding voor hun schade door waardedaling hebben ontvangen. De tweede groep betreft bewoners wiens aanvraag om een vergoeding voor schade door waardedaling door het IMG is of wordt afgewezen omdat hun woning wordt gesloopt en nieuwgebouwd in het kader van de versterkingsopgave.

Voor beide groepen geldt als uitgangspunt dat we ongelijkheid in de afhandeling van schade tussen bewoners in Groningen zo veel als mogelijk proberen te voorkomen. Gedupeerden moeten in alle gevallen de vergoeding krijgen waar zij, op grond van het Nederlands recht, recht op hebben. Dat geldt ook voor de afhandeling van schade door waardedaling.

Ten aanzien van de eerste groep geldt dat een aantal leden heeft aangegeven dat bewoners die destijds een vergoeding van NAM hebben ontvangen, ontevreden zijn, nu de uitwerking van de regeling van het IMG bekend is. Ik heb uw Kamer gevraagd en gevraagd deze signalen met mij te delen. De ontvangen signalen neem ik zeer serieus. Naar aanleiding van de signalen heb ik aangekondigd te willen laten onderzoeken of bewoners die bij NAM een vergoeding hebben gekregen voor schade door waardedaling, gekregen hebben waar ze recht op hadden. Zie het antwoord op vraag 1 voor toelichting op de stand van zaken van dit onderzoek

De tweede groep betreft bewoners die onterecht een vergoeding voor schade door waardedaling van het IMG hebben ontvangen omdat hun woning is gesloopt en nieuwgebouwd in het kader van de versterkingsopgave. Ik heb op 24 november jl. (Handelingen II 2020/21, nr. 28, item 2) tijdens het Vragenuur aangegeven dat ik het IMG heb gevraagd om bij 88 adressen waar het IMG ten onrechte een vergoeding heeft uitgekeerd, niet tot terugvordering over te gaan. Inmiddels is bij 166 adressen sprake van een onterechte toegekende vergoeding voor schade door waardedaling. Ik heb het IMG gevraagd ook bij die nieuwe gevallen de vergoeding niet terug te vorderen. Ik vind dat ik deze specifieke groep bewoners moeilijk kan verwijten dat zij te veel geld van het IMG ontvangen hebben. Voor overige en toekomstige gevallen geldt dat aan een door de overheid gemaakte fout en de wijze waarop daar mee om is gegaan geen recht op gelijke behandeling kan worden ontleend.

37.

De leden van de SP-fractie zijn van mening dat er met een onderzoek weer veel tijd verloren gaat. Voor veel van deze mensen komt dit bovenop de strijd voor schadeafhandeling en/of versterking waar ze al langdurig mee te maken hebben. Waarom besluit de Minister niet om het probleem in één keer op te lossen, zoals de Onafhankelijk Raadsman adviseert?

Antwoord

Om vast te stellen of bewoners gekregen hebben, waar ze destijds volgens de wet recht op hadden, is een onafhankelijk onderzoek nodig. Op basis van de uitkomsten kan bepaald worden welke eventuele vervolgacties nodig zijn. Zonder gedegen onderbouwing en zorgvuldigheid kan er onbedoeld nieuwe ongelijkheid ontstaan.

38.

Al vaak vroegen deze leden aandacht voor de positie van huurders. Na meerdere aangenomen moties komt er eindelijk een betere regeling voor hen. Helaas hebben deze leden geconstateerd dat er toch weer een groep tussen wal en schip dreigt te vallen wanneer het om de waardedalingsre-geling gaat. Het gaat daarbij om de groep huurders die al voor 1 november 2020 is verhuisd naar de wisselwoning. Juist de groep uit Middelstum die zo hard heeft gestreden voor de betere regeling voor huurders valt nu zelf buiten de boot. Hoe gaat de Minister regelen dat deze groep alsnog gecompenseerd gaat worden?

Antwoord

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 15 van de CDA-fractie.

39.

De leden van de SP-fractie concluderen wat betreft de versterkingsope-ratie dat, na het fiasco van de uitvoering in 2019, 2020 weer een verloren jaar voor velen lijkt te zijn. In verschillende buurten en dorpen heeft de huidige manier van versterkingsaanpak meer kwaad dan goed gedaan. Gedupeerden zijn het vertrouwen kwijt, velen hebben gezondheidsproblemen, er zijn verschillende conflicten tussen mensen, maar een veilig huis hebben velen nog niet. Deze leden zijn ronduit verontwaardigd over de onwil van de Minister om een crisisaanpak te organiseren. Deze leden willen specifiek aandacht vragen voor de mensen in Woltersum. Bijvoorbeeld de zogenaamde 4-op-een-rij. In september 2020 vroegen deze leden al aandacht voor deze groep, omdat al in september 2019 de Minister beloofde deze mensen te ondersteunen met hun eigen initiatief. Deze belofte werd niet nagekomen. Afgelopen september deed de Minister weer een belofte. Er zou zo snel mogelijk duidelijkheid komen. De afspraak van 4-op-een-rij met de NCG werd door NCG afgezegd en die moet nog steeds opnieuw gemaakt worden. Wat gaat de Minister doen voor deze groep mensen, voor wie nu dus alweer vier maanden niets is gedaan? Staat deze groep nog op het netvlies van de Minister? Waarom worden deze mensen nu genegeerd? Waarom worden afspraken niet nagekomen? Wat is er in die tijd gebeurd voor hen? Welke daden in plaats van woorden gaat de Minister voor deze vier verrichten? En voor de andere groepen?

Antwoord

Voor het antwoord deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 11 van de VVD-fractie.

40.

Op welke datum heeft welke groep uit het Bestuursakkoord duidelijkheid?

Antwoord

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 12 van de CDA-fractie.

41.

Wat is de staat van de interventieteams waarover in september door en met de Kamer over werd gesproken? Gaan die er komen? Wie stelt die teams dan samen?

Antwoord

In het kader van de bestuurlijke afspraken brengt het Rijk samen met gemeenten, maatschappelijke organisaties, het IMG en de NCG de casuïstiek rond schrijnende situaties in kaart. Bij schrijnende situaties gaat het om bewoners die tussen het wal en het schip dreigen te vallen, omdat er meer problematiek speelt dan kan worden opgelost door de afhandeling van schade en/of uitvoering van de versterking. Aan de hand van de inventarisatie wordt nader bepaald hoe de interventieteams precies ingericht worden om zo effectief mogelijk te kunnen handelen.

42.

De leden van de SP-fractie zijn geschrokken van de resultaten van het rapport van Gronings Perspectief over het verloop van de versterkings-operatie door de ogen van professionals met een coördinerende of uitvoerende rol. Zo lezen deze leden dat de professionals het versterkingsproces complex noemen en dat de veranderingen in de inrichting van het proces volgens hen nog extra complicerend en vertragend werkt. Daardoor neemt onrecht en ongelijkheid toe. Gronings Perspectief heeft grote zorgen over de communicatie binnen het dossier, het ontbreekt aan overzicht of afstemming in het proces. Ook geven de professionals aan dat door de steeds veranderende spelregels buurtconflicten ontstaan. Professionals zelf vinden hun positie moeilijk. Ze kunnen de veranderingen die tot ongelijkheid leiden niet meer uitleggen aan bewoners. Deze leden hebben hierover enkele vragen. Hoe kan het dat bij de NCG financiële garanties ontbreken?

Antwoord

Ik heb uw Kamer op 17 december 2020 over dit rapport een brief gestuurd (Kamerstuk 33 529, nr. 835), waarin ik heb aangegeven dat de aandachtspunten herkenbaar zijn voor mij en voor de bestuurders in de regio, en dat deze zijn betrokken bij de gesprekken die hebben geleid tot de bestuurlijke afspraken van 6 november 2020 (Kamerstuk 33 529, nr. 830). De NCG heeft financieel mandaat om alle kosten te maken die nodig zijn om de veiligheid te garanderen en deze worden, in rekening gebracht bij de NAM. De mogelijke onduidelijkheid over financiële garanties wordt verminderd door de bestuurlijke afspraken die zijn gemaakt. Daarin is onder andere een knelpuntenbudget afgesproken voor de NCG om, bovenop de kosten die noodzakelijk zijn voor de veiligheid, knelpunten in de uitvoering van concrete projecten snel te kunnen oplossen. Ook blijven Rijk, regio en de NCG samenwerken aan een zo planmatig en voorspelbaar mogelijke versterkingsopgave. Dit zorgt voor meer duidelijkheid over waar welke kosten liggen en zo wordt oponthoud verminderd.

43.

Wat vindt de Minister ervan dat de experts, de vele partijen en bureaucratie tot stroperige processen leiden? Hoe bestaat het dat professionals het beleid niet uitlegbaar vinden? Wat vindt de Minister daarvan?

Antwoord

Door toepassing van de nieuwe inzichten conform de bestuurlijke afspraken kan veel sneller duidelijkheid worden geboden aan inwoners over de veiligheid van hun woning.

Ik kan mij voorstellen dat professionals die bewoners over hun individuele situatie te woord staan soms moeite hebben om in begrijpelijke taal uitleg te geven over kaders en richtlijnen, die veelal een technisch complexe achtergrond hebben. Het rapport noemt in dit verband de verschillende NPR-versies als voorbeeld. Communicatie over de versterkingsoperatie is en blijft een belangrijk aandachtspunt. Als onderdeel van de bestuurlijke afspraken is er een Kernteam Communicatie samengesteld met deelname van de betrokken gemeenten, de provincie Groningen, de samenwerkende woningcorporaties (KR8), de NCG en de Ministeries van EZK en BZK. Dit kernteam regelt de afstemming van de communicatie naar eigenaren in de planvorming, en bewaakt de communicatie naar eigenaren in de uitvoering. Waar dit nog niet het geval is, wordt aan de lokale stuurgroepen een communicatieadviseur toegevoegd. Deze ziet toe op een goede inbedding en afstemming van de communicatie in de versterkingsprojecten per gemeente. Vanuit het kernteam en de lokale stuurgroepen worden ook de bewonersbegeleiders beter gefaciliteerd om de persoonlijke communicatie naar bewoners zo helder, duidelijk en persoonlijk mogelijk te maken.

44.

Hoe gaat de Minister de knelpunten in de begeleiding van bewoners oplossen? Bewoners hebben bijvoorbeeld met verschillende begeleiders te maken.

Antwoord

Namens de NCG is de bewonersbegeleider vanuit het versterkingspunt aanspreekpunt voor de bewoner/eigenaar gedurende het hele versterkingsproces. De bewonersbegeleider voert een kennismakingsgesprek met de bewoner, hij/zij is aanwezig bij de opname van de woning door een ingenieursbureau en bespreekt het versterkingsadvies met de bewoner. Daarbij heeft de bewonersbegeleider oog voor de bewoner en voor het proces. De NCG doet er alles aan om bewoners tijdig en eenduidig te informeren over de stand van zaken voor hun woning in het versterkingsproces. Woningcorporaties hebben zelf bewonersbegeleiders in dienst voor de begeleiding van hun huurders.

Periodiek vindt met alle bewonersbegeleiders overleg plaats over specifieke onderwerpen zoals de inhoud en betekenis van de verschillende besluiten en hoe de bewoners hierover te informeren. Ook worden bewonersbegeleiders goed meegenomen in de laatste wijzigingen van de uitvoering van het bestuursakkoord, zoals de toepassing van de typologie-aanpak.

Deze vorm van begeleiding bij het maken van keuzes in een versterkingsproces staat los van sociaal-emotionele begeleiding die buiten de NCG en woningbouwcorporaties is georganiseerd. Het rapport ondersteunt deze scheiding.

45.

Het is goed dat er inmiddels meer aandacht is voor de psychosociale kant van bewoners, maar de invulling zou anders moeten. Hoe gaat de Minister laagdrempelige zorg inrichten?

Antwoord

In de basis wordt zo veel mogelijk aangesloten bij bestaande structuren in de zorg en maatschappelijke ondersteuning. Dat betekent bijvoorbeeld dat gemeenten hun sociale teams extra versterken. Ook worden professionals werkzaam in het brede sociale domein, in het onderwijs, bij de woningbouwcorporaties alsmede de begeleiders van de NCG en het IMG ondersteund en gecoacht via het ondersteuningsprogramma van de GGD. Door te kiezen voor de inbedding in bestaande structuren wordt de toegang tot zorg zo laagdrempelig mogelijk ingericht door het intensiveren van informatie en advies, sociaal-emotionele en praktische ondersteuning, het versterken van de signalering door professionals en het zogenoemde out-reachend werken. Bij deze werkwijze benaderen zorgprofessionals bewoners proactief, waarmee problemen vroegtijdig kunnen worden geïnventariseerd en opgepakt.

46.

Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat nog meer buurtconflicten worden voorkomen? Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat aanwezige buurtconflicten worden aangepakt? Wie gaat de Minister daar verantwoordelijk voor maken?

Antwoord

Het risico op conflicten binnen buurten waar verschillen dreigen te ontstaan tussen adressen waar sloop/nieuwbouw of zware versterking plaatsvindt enerzijds en lichte of geen versterking anderzijds is een belangrijk punt van aandacht, voor zowel mij als de lokale bestuurders. Een belangrijk onderdeel van de bestuurlijke afspraken van 6 november 2020 is daarom clustering en maatwerk gericht op het tegengaan van moeilijk uitlegbare verschillen, waarvoor vanuit het Rijk € 300 mln. is gereserveerd. Daarbij is afgesproken dat provincie en gemeenten de verantwoordelijkheid nemen voor de uitwerking van dit onderdeel. De NCG is verantwoordelijk voor de uitvoering van de keuzes die daarin worden gemaakt.

47.

Hoe gaat de Minister de problemen in de communicatie verbeteren? Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat iedereen met «een eigen stukje» bezig is? Dat iedereen met «een eigen stukje» onderling communiceert? Dat er eenduidig naar bewoners wordt gecommuniceerd?

Antwoord

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 43 van uw fractie.

48.

De leden van de SP-fractie hebben vernomen dat uit de jaarlijkse peiling van Vereniging Eigen Huis (VEH) blijkt, dat het vertrouwen onder de huiseigenaren nog steeds ongekend laag is. 28% staat ronduit negatief tegenover het Bestuursakkoord en 60% van de eigenaren staat er afwachtend tegenover. Slechts 12% is positief gestemd. Gaat de Minister de oproep van VEH uitvoeren en bewoners zo snel mogelijk informeren over de gevolgen van het Bestuursakkoord? Wordt er professionele hulp geregeld voor bewoners wanneer ze voor complexe keuzes staan? Wordt volledige garantie gegeven als blijkt dat bewoners tekort worden gedaan door het akkoord? Deze leden vragen waarom deze mensen, zes weken na de presentatie van dat akkoord, nog steeds geen concrete informatie hebben. Hoe wordt de volgorde bepaald voor het versturen van specifieke informatie op adresniveau? Waarop is die volgorde gebaseerd?

Antwoord

Voor een antwoord op uw vragen over het zo snel mogelijk informeren van bewoners over de gevolgen van de bestuurlijke afspraken en de professionele hulp bij het maken van keuzes verwijs ik u naar het antwoord op vraag 12 van de CDA -fractie. Bij de volgorde van het individueel informeren van bewoners is het uitgangspunt dat eigenaren die het verst in het proces zitten, als eerst worden geïnformeerd. In de bestuurlijke afspraken wordt ruimte geboden om onuitlegbare verschillen, knelpunten en schrijnende situaties te voorkomen.

49.

Wat is de stand van zaken betreffende het Bestuursakkoord? Wie werkt aan de uitwerking? Wanneer is dat gereed? Wie is er uiteindelijk verantwoordelijk voor de uitvoering van dit Bestuursakkoord? Wie hakt uiteindelijk de knopen door?

Antwoord

Voor het antwoord op de vragen over de stand van zaken van de bestuurlijke afspraken verwijs ik u naar het antwoord op vraag 12 van de CDA-fractie. De bestuurlijke afspraken zijn afspraken tussen het Rijk, de regio en de NCG. Alle betrokken partijen zijn daarmee verantwoordelijk voor de uitvoering voor hetgeen binnen hun bereik en verantwoordelijkheid ligt. Om ervoor zorg te dragen dat knelpunten tijdig worden gesignaleerd en opgepakt, is voorzien in een periodiek overleg op directeurenniveau, een stuurgroep en in ultimo een bestuurlijk overleg om de voortgang te waarborgen.

50.

De leden van de SP-fractie willen van deze mogelijkheid ook gebruik maken om te vragen naar verduidelijking van de cijfers uit de beantwoording van de vragen over najaarsnota.

Klopt het dat er voor 1127 versterkte en 234 nieuwbouwwoningen in totaal ruim 1,2 miljard euro (920 miljoen euro tot en met 2018 en 297 miljoen euro in 2020) is uitgegeven? Zo ja, is de Minister het dan eens met deze leden dat de kosten per woning dan neerkomen op bijna 900.000 euro per woning? De gemiddelde herbouwwaarde van een woning is circa 340.000 euro. Betekent dit dat de overheadkosten per versterkte of nieuwgebouwde woning meer dan een half miljoen zijn? Worden die kosten ook door de NAM betaald?

Antwoord

Naast de adressen waarbij de versterking of nieuwbouw volledig afgerond is, zijn er ook veel woningen die inmiddels een (groot) gedeelte van het versterkingsproces hebben doorlopen. Het totaalbedrag dat is uitgegeven aan de versterkingsopgave bevat ook de kosten die voor die woningen zijn gemaakt. Bovendien zijn er ook adressen waarvan de herbouwwaarde fors hoger is dan de gemiddelde herbouwwaarde van een woning, door ofwel de aard van het pand, ofwel aanvullende toezeggingen. De berekeningen in de vraag kloppen dus niet.

51.

De leden van de SP-fractie willen tot slot met klem vragen of, honderd maanden na Huizinge, de Minister in 2021 goede voornemens ook eindelijk gaat uitvoeren. Deze leden wensen dat een crisisaanpak tijdens de behandeling van het wetsvoorstel wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen wordt aangenomen, zodat de Minister een beetje kan herstellen wat zij in de afgelopen periode kapot heeft gemaakt.

Antwoord

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 13 van de CDA-fractie.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

52.

De leden van de PvdA-fractie vragen of de Minister in wil gaan op de 27 vragen van het Groninger Gasberaad over de waardedalingsregeling. Waarom kiest de Minister ervoor extern advies in te winnen, het is toch zo klaar als een klontje dat mensen die schikten met de NAM het verschil met de waardedalingsregeling gecompenseerd behoren te krijgen? Waarom volgt de Minister het advies van de Onafhankelijk Raadsman niet op?

Antwoord

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 37 van de SP-fractie.

53.

De leden van de PvdA-fractie vragen hoe lang de wachttijd na melding nu is. Klopt het dat bewoners nog steeds brieven krijgen dat pas na vijftien maanden iemand komt kijken? Waarom is dit nog steeds niet op orde?

Antwoord

Het IMG streeft ernaar om alle reguliere dossiers binnen een halfjaar af te handelen. Momenteel handelt het IMG 71% van de lopende dossiers af binnen een halfjaar. De snelheid van de schadeafhandelingen is sinds de start in maart 2018 van de TCMG fors toegenomen. Voor die gevallen, waar afhandeling meer of uitgebreider onderzoek vereist door deskundigen, kan meer tijd nodig zijn om tot een zorgvuldig besluit te komen. In zijn ontvangstbrief stelt het IMG een maximale termijn van vijftien maanden tot een besluit. In de praktijk ziet het IMG dat in de meeste gevallen er ruim binnen deze termijn een besluit wordt genomen. Het IMG onderzoekt daarom momenteel de mogelijkheden om in zijn communicatie de genoemde maximale beslistermijn van vijftien maanden aan te passen en in lijn te brengen met conform de huidige doorlooptijden.

54.

Wie is aanspreekbaar op het Bestuursakkoord?

Antwoord

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 49 van de SP-fractie.

55.

Wanneer krijgen mensen individueel nou eindelijk eens duidelijkheid over hun huis?

Antwoord

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 12 van de CDA-fractie.

56.

Deze leden vragen tevens waarom de situatie aan de Kollerijweg in Woltersum nog steeds niet is opgelost, terwijl de Minister toezegde dat dit snel zou gebeuren. Waarom worden mensen zo lang aan het lijntje gehouden?

Antwoord

Voor het antwoord op de vraag over de situatie in Woltersum verwijs ik u naar het antwoord opvraag 11 van de VVD-fractie.

57.

Ook vragen deze leden hoe het kan dat er nog altijd discussie is over funderingen en mestkelders. Waarom wordt niet onverkort gekozen die schades altijd en volledig te vergoeden?

Antwoord

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 7 van de VVD-fractie.

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

58.

De leden van de ChristenUnie-fractie willen de Minister allereerst wijzen op het onderzoeksrapport «Professionals over de versterkingsoperatie: verloop en impact op bewoners en gemeenschappen». Hierin wordt zeer kritisch gesproken over de rol van de overheid in het verloop van de versterkingsoperatie en wordt pijnlijk duidelijk wat de impact is op bewoners en gemeenschappen. De grote belasting maakt inwoners -en moe en geeft professionals een gevoel van machteloosheid. Buurtcon-flicten worden aangewakkerd en er is sprake van falende communicatie en financiële onzekerheid. Deze leden verwachten zo spoedig mogelijk een reactie van de Minister op dit rapport waarin puntsgewijs de genoemde knelpunten aan de orde komen, welke lessen de Minister hieruit trekt en wat de Minister voornemens is daaraan te gaan doen. Wanneer kunnen deze leden deze reactie tegemoetzien?

Antwoord

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar mijn antwoorden op vraag 23 van de GroenLinks-fractie en de antwoorden op de vragen 42 tot en met 44 van de SP-fractie.

59.

De leden van de ChristenUnie-fractie nemen met interesse kennis van de brief over het wetsvoorstel «wat na nul» in verband met de definitieve sluiting van het Groningerveld. Deze leden zijn blij met de wettelijke stop op gaswinning uit het Groningerveld die hiermee gerealiseerd gaat worden. Deze leden vragen welke stappen in de wetsbehandeling de huidige Minister nog zou kunnen nemen voor maart 2021 en of versnelling mogelijk is.

Antwoord

Het wetsvoorstel «Wat na nul» ziet op de eindfase van de gaswinning, de periode vanaf gasjaar 2022-2023 wanneer het Groningenveld naar verwachting alleen nog enige tijd als reservemiddel nodig is en daarna zo spoedig mogelijk definitief kan sluiten. Op dit moment lopen gesprekken met belanghebbenden over de voorgenomen wijzigingen. Ik streef ernaar om zo spoedig mogelijk een internetconsultatie van het wetsvoorstel te starten. Na afloop van die consultatie kunnen de aangewezen vervolgstappen worden doorlopen, waaronder het toezenden van wetsvoorstel voor advies aan de Raad van State.

60.

Verder vragen deze leden welke alternatieven voor de opvang van de reservefunctie van het Groningerveld op dit moment worden overwogen. Heelt de opvang van de reservefunctie ook een afbouwpad? Kan deze worden versneld of aangevuld door de verdere introductie van duurzame alternatieven voor gaswinning? De Minister spreekt over het komen tot een nieuwe risicoanalyse, welke rol gaat deze nieuwe risicoanalyse spelen bij de versterkingsoperatie?

Antwoord

Ik heb NAM en GTS gevraagd om te onderzoeken of en in hoeverre het inzetten van gasopslag Grijpskerk na 2022 kan bijdragen aan een eerdere sluiting van het Groningenveld. Zie ook het antwoord op vraag 17. Ik zal elk jaar bezien welke inzet van het Groningenveld nodig is om de leveringszekerheid voldoende te borgen. Op basis van een toenemende vraag van kleinverbruikers bij een lage temperatuur verwacht GTS dat een afnemend aantal clusters op het Groningenveld tot een met 2026 op stand-by beschikbaar moet blijven. Het aanvullende advies van GTS van 2 april 2020, dat ik met de brief van 19 juni jl. (Kamerstuk 33 529, nr. 788) heb meegestuurd, gaat verder in op dit capaciteitsafbouwpad. Het afbouwpad kan niet versneld worden door de introductie van duurzame alternatieven, omdat deze alternatieven (warmte, elektriciteit of duurzaam gas) voor de komende jaren op momenten van piekvraag veelal alsnog uitgaan van aardgas. De alternatieven om het afbouwpad te versnellen zijn vorig jaar uitgebreid onderzocht door een werkgroep met GTS, NAM, GasTerra, Shell en ExxonMobil (Kamerstuk 33 529, nr. 803).

Ik zal uw Kamer nog dit kwartaal informeren over de meest recente stand van zaken aan de hand van de raming van GTS voor het gasjaar 2021-2022.

De Seismische Dreigings- en Risicoanalyse (SDRA) van TNO is de publieke opvolger van de HRA van de NAM. Uit de SDRA blijkt of, en welke, woningen mogelijk niet aan de norm voldoen. De SDRA wordt betrokken bij de besluitvorming over de gaswinning uit het Gronin-genveld. In de AMvB onder het wetsvoorstel Versterken zal worden bepaald dat de uitkomsten van de SDRA ook worden gebruikt om de risicoprofielen van gebouwen vast te stellen. Als een woning mogelijk onveilig is, dan volgt altijd een opname op locatie.

61.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben een peiling ontvangen van VEH, waaruit blijkt dat de grootste groep van de bewoners in het aardbevingsgebied erg afwachtend staat tegenover het Bestuursakkoord van ruim 1,5 miljard euro. Ze verkeren in grote onzekerheid over wat dit voor hun situatie concreet gaat betekenen: «In welke categorie val ik?

Krijg ik een versterkingsbudget en welke vrijheden of restricties zijn daar dan aan verbonden? Hoe moet ik dit allemaal gaan aanpakken? Wordt mijn huis niet fundamenteel versterkt of mag ik daar alsnog voor kiezen? Of is dit uiteindelijk toch niets anders dan een ordinaire afkoopsom?»

Deze leden vragen daarom aan de Minister om zo snel mogelijk duidelijkheid te geven aan bewoners over de concrete gevolgen van het Bestuursakkoord voor hun persoonlijke situatie, liefst gekoppeld aan een termijn. Ook vragen deze leden de Minister ondersteuning te regelen bij de complexe keuzes die gemaakt moeten worden door bewoners.

Antwoord

Voor het antwoord deze vragen verwijs ik u naar het antwoord op vraag 48 van de SP-fractie.

62.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over zandsuppleties. De Minister geeft aan dat extra zandsuppleties nodig zijn als gevolg van gaswinning op de Waddenzee en dat elke suppletie ecologisch beoordeeld wordt. Ook geeft de Minister aan dat er soms apart een vergunning wordt aangevraagd voor suppletie, als niet aan de eisen van het Natura 2000-beheerplan wordt voldaan. Deze leden zien liever dat de oorzaak van de noodzaak tot zandsuppletie wordt weggenomen, namelijk de gaswinning zelf, evenals overige mijnbouwactiviteiten. Wat deze leden betreft kan in ieder geval geen sprake zijn van nieuwe winningen. Hoe beoordeelt de Minister het verzoek van de provincie Fryslên in reactie op de Waddenagenda 2050 om de mijnbouwactiviteiten in het Waddengebied eerder te beëindigen? Is de Minister bereid om scenario's daarvoor in kaart te brengen? Wordt bij de besluiten tot de hoeveelheid gaswinning op de Waddenzee ook rekening gehouden met de noodzaak tot extra zandsuppletie en wordt de ecologische impact daarvan meegewogen? Hoeveel van deze aparte vergunningen die niet kunnen voldoen aan de Natura 2000-beheerplannen worden er aangevraagd en op welke locaties hebben deze aanvragen betrekking?

Antwoord

Zoals in de Kamerbrief van 17 december 2020 (Kamerstukken 29 684 en 32 849, nr. 213) is aangegeven, zet het kabinet bestaande mijnbouwactiviteiten in het Waddengebied voort binnen de vigerende wettelijke kaders op basis van het kleine velden-beleid voor de gaswinning en het «hand aan de kraan»-principe. Dit uitgangspunt is ook opgenomen in de Agenda voor het Waddengebied 2050 (Kamerstuk 29 684, nr. 210). Zowel voor de gas- als voor de zoutwinning geldt dat indien veiligheidsoverwegingen dan wel het «hand aan de kraan»-principe daartoe aanleiding geven, de winning zal worden beperkt of afgebouwd.

Het natuurlijk meegroeien van de Waddenzee onttrekt zand aan de zandvoorraad van de kusten van de Waddeneilanden wat zorgt voor een achteruitgang van de kustlijn. Hoewel de bodemdaling door de gas- en zoutwinning zorgt voor extra vraag naar zand is het aandeel van de mijnbouw gering. Bepalend voor de hoeveelheid suppletie is de zeespiegelstijging door klimaatverandering.

Bij besluiten over vergunningverlening voor gaswinning onder de Waddenzee op grond van de Wet natuurbescherming, wordt de verplichting tot het suppleren van een hoeveelheid zand ter grootte van het berekende dalingsvolume van de pleistocene ondergrond opgenomen in de vergunningvoorschriften. De ecologische impact van te suppleren zand is reeds verschillende malen beoordeeld, zoals ook is aangegeven in antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Van Raan (PvdD) per brief van 18 augustus 2020 (Kamerstukken 29 684 en 32 849, nr. 205). Het extra volume zandsuppletie wordt meegenomen bij de reguliere suppleties die éénmaal per 3 è 6 jaar in de vooroever van Ameland plaatsvinden ter handhaving van de basiskustlijn van Ameland.

63.

De leden van de ChristenUnie-fractie herinneren de Minister eraan dat een aantal zaken betreffende mijnbouw voorafgaand aan de verkiezingen naar de Kamer zullen worden verzonden: advies over mijnbouw met de hand aan de kraan, een, mede door het KNMI opgesteld, scenario voor zeespiegelstijging om «gebruiksruimte» voor mijnbouw onder de Waddenzee te kunnen vaststellen en een in een eerder debat door de Minister aangekondigde herziening van de vergunningverlening voor mijnbouw onder de Waddenzee. Worden deze documenten inderdaad op korte termijn naar de Kamer gezonden?

Antwoord

Zie de beantwoording van vraag 22.

64.

De leden van de ChristenUnie-fractie danken de Minister voor de schriftelijke antwoorden op de vragen gesteld tijdens de recente vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Deze leden vragen wat de verschillen in compensatie in praktijk zijn van mensen die acht jaar geleden schade hebben geleden en gemeld. De Minister geeft aan dat deze mensen hun schadeafhandeling nog bij de NAM moeten doen. In hoeverre hebben deze mensen een beroep kunnen doen op het bewijsvermoeden?

Antwoord

Het wettelijk bewijsvermoeden van artikel 6:177a van het Burgerlijk Wetboek is op 31 december 2016 in werking getreden en had onmiddellijke werking. Dit betekent dat vanaf 31 december 2016 alle vorderingen tot schadevergoeding met toepassing van het wettelijk bewijsvermoeden dienden te worden afgehandeld, ook wanneer schade voor die datum is geleden en gemeld.

Voor mensen die acht jaar geleden schade hebben geleden en gemeld en deze schade op 31 december 2016 nog niet was afgehandeld, geldt dat zij in de buitengerechtelijke procedure van schadeafhandeling bij NAM, waaronder ook wordt begrepen de procedure bij de Raad van Arbiters Bodembeweging, en in de procedure bij de burgerlijk rechter een beroep hebben kunnen doen op het wettelijk bewijsvermoeden van artikel 6:177a BW.

Voor vorderingen tot schadevergoeding die reeds voor 31 december 2016 door NAM of de burgerlijk rechter definitief zijn afgehandeld gold het wettelijk bewijsvermoeden niet. De wetgever heeft er namelijk voor gekozen om artikel 6:177a van het BW onmiddellijke werking te geven en niet met terugwerkende kracht in werking te laten treden. Dit blijkt onder meer uit de toelichting bij het amendement (Kamerstuk 34 390, nr. 21) waarmee de tekst van artikel 6:177a van het BW uiteindelijk is bepaald waarin wordt gesteld: «De onmiddellijke werking is buiten dit wetsvoorstel geregeld, namelijk in artikel 68a van de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek. Dit wordt dus ook niet apart in dit amendement meegenomen. Dit betekent dat het bewijsvermoeden ook geldt voor lopende zaken die nog niet afgehandeld zijn, en ook voor zaken die nog gestart moeten worden. Het bewijsvermoeden geldt in beginsel ook in hoger beroep.»

65.

Hoeveel bewoners zijn er die het gevoel hebben dat hun schade nog niet helemaal is gecompenseerd? Wat kan de Minister betekenen voor deze mensen? Wat gebeurt er in het geval van dusdanig trage afhandeling dat er schades verergerd zijn?

Antwoord

Het IMG heeft tot taak om schade af te handelen die is ontstaan door bodembeweging als gevolg van de gaswinning uit het Groningenveld of de gasopslag Norg. Het IMG heeft tot nu toe (d.d. 22 januari 2021) in totaal 66.546 schademeldingen afgehandeld. 31.245 meldingen moeten nog door het IMG worden afgehandeld. Wanneer een bewoner zich niet kan vinden in de beslissing van het IMG op zijn aanvraag om schadevergoeding, bijvoorbeeld omdat hij het niet eens is met de hoogte van de vergoeding, kan de bewoner bezwaar maken tegen dit besluit en beroep instellen bij de rechter. Het IMG geeft aan dat in ongeveer 7% van de gevallen bezwaar wordt gemaakt tegen het genomen besluit.

Wanneer trage afhandeling van schade leidt tot verergering van schade kan dit worden meegenomen bij het schadevergoedingsbesluit en bij het besluit op bezwaar. IMG kan, afhankelijk van de afhandelingsduur van de aanvraag voor een schadevergoeding, een overlastvergoeding toekennen. Verder kan een aanvrager, als de wettelijke beslistermijn overschreden wordt, betaling van een dwangsom eisen.

66.

Deze leden vragen in het kader van het omkeren van het bewijsver-moeden wat de Minister precies bedoelt met de volgende zin: «Dat betekent dat ook wanneer het bewijsvermoeden van toepassing is nog steeds bezien moet worden of de schade niet toch een andere oorzaak heelt dan bodembeweging door mijnbouw.» Betekent dit dat in elke casus alsnog wordt gekeken wat de oorzaak is van de geleden schade?

Antwoord

Het bewijsvermoeden moet volgens de wet in twee stappen worden toegepast. Eerst moet worden beoordeeld of het bewijsvermoeden van toepassing is. Als het wettelijke bewijsvermoeden van toepassing is dan moet worden beoordeeld of dat kan worden ontzenuwd. Dat doet het IMG. Het bewijsvermoeden kan alleen worden weerlegd als het IMG vaststelt dat het voldoende aannemelijk is dat de schade niet een gevolg is van mijnbouwactiviteiten. In de praktijk is volgens het IMG aan deze voorwaarde voldaan als een onafhankelijk deskundige in zijn advies met een voldoende grote mate van zekerheid aantoont waardoor de schade wel is veroorzaakt. Als de motivering van de deskundige voor een andere oorzaak naar het oordeel van het IMG onvoldoende is dan is het vermoeden niet ontzenuwd en kan het IMG alsnog besluiten tot toewijzing.

67.

Deze leden achten het logisch dat allereerst wordt gekeken of de schade redelijkerwijs zou kunnen zijn veroorzaakt door de aanleg of exploitatie van het Groninger gasveld en zo ja, dat daar dan ook vanuit wordt gegaan. Deze leden willen dat bewoners, wanneer het bewijsvermoeden van toepassing is, niet verder belast worden met een twistgesprek over welke andere mogelijke oorzaken er voor de schade zou kunnen zijn. Deze leden vragen wie de bewijslast draagt in deze gevallen en of hierdoor in de praktijk niet alsnog een gedeelte van de bewijslast bij de bewoner ligt. Deze leden vragen tevens waarom er bij schademeldingen waar het bewijsvermoeden van toepassing is, niet direct gekozen wordt voor compensatie.

Antwoord

Voor een antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 66 van uw fractie. Voor wat betreft de bewijslast geldt dat deze ingevolge de werkwijze van het IMG door het IMG van de gedupeerde wordt overgenomen. Als het bewijsvermoeden van toepassing is dan kan dat alleen worden ontzenuwd als wordt vastgesteld dat het voldoende aannemelijk is dat de schade niet een gevolg is van mijnbouwactiviteiten. Dat beoordeelt het IMG met behulp van het advies van een onafhankelijk deskundige. Wanneer direct na de vaststelling dat het bewijsvermoeden van toepassing is zou worden overgegaan tot vergoeding van schade wordt het bewijsvermoeden door het IMG niet volgens de wet toegepast. De wet eist immers dat ook wordt beoordeeld of het bewijsvermoeden kan worden ontzenuwd. Als het IMG dat niet doet, dan handelt het in strijd met zijn wettelijke taak.

68.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de evaluatie van de sociaal-emotionele ondersteuning in het aardbevingsgebied. Deze leden zien de verbetering van de geestelijke zorg in het aardbevingsgebied als zeer dringend en noodzakelijk. De inrichting van een bestuurlijke tafel sociaal en gezondheid zien de leden als een stap in de goede richting. Deze leden vragen wie de deelnemers zijn aan deze tafel en hoe breed er gekeken wordt. Is hier ook plek voor bijvoorbeeld kerken en instanties als schuldhulpverlening en voedselbank, welke een belangrijke signaalfunctie hebben als het gaat om kwetsbare mensen in de samenleving?

Antwoord

De bestuurlijke tafel sociaal en gezondheid bestaat uit de provincie, aardbevingsgemeenten en de directeur publieke gezondheid van de GGD. De onderwerpen die aan bod komen zijn onder andere sociaal-emotionele en praktische ondersteuning, behoud en versterken van de sociale cohesie in wijken en dorpen, geestelijke verzorging en de uitkomsten van onderzoeken zoals het Gronings Perspectief. Hier komen onderzoek, praktijk en beleid samen.

69.

Deze leden lezen dat verschillende gemeenten verschillende aanpakken kennen als het gaat om de ondersteuning van geestelijke hulpverlening. Wordt ook tussen gemeenten ervaringen uitgewisseld en worden succesvolle aanpakken overgenomen? Zo ja, hoe is dit georganiseerd?

Antwoord

Aan de tafel sociaal en gezondheid vinden meerdere gesprekken plaats tussen gemeenten, waarbij ook gekeken wordt hoe men op de verschillende onderdelen van sociaal-emotionele ondersteuning van elkaar kan leren. Dit gebeurt bijvoorbeeld op het gebied van geestelijke verzorging, waarbij de ervaringen vanuit de huidige pilot tussen geestelijk verzorgers van GVA Groningen, de gemeente Het Hogeland en de welzijnsorganisatie worden gedeeld met de andere gemeenten. De GGD Groningen faciliteert de kennisuitwisseling tussen de gemeenten door het organiseren van diverse activiteiten en tussen professionals via de AEcademy (Aardbe-vingsacademie).

70.

Daarnaast lezen deze leden dat de middelen met name worden ingezet ter aanvulling van de zorginfrastructuur en uitbreiding van kennis van iedere maatschappelijk betrokkene die daar behoefte aan heelt. Deze leden vragen in hoeverre er ook wordt gekeken naar de ondersteuning van de zorgprofessional zelf en de bestaande zorginfrastructuur. Is geïnventariseerd waar zij behoefte aan hebben? Hoe wordt voorkomen dat een vraag naar geestelijke ondersteuning onnodig gemedicaliseerd wordt?

Antwoord

De zorgprofessionals ervaren door de aardbevingsproblematiek grote druk in hun activiteiten. Daarom biedt de GGD Groningen hiervoor extra opleidings- en ondersteuning mogelijkheden aan. Dit aanbod is gebaseerd op een behoefte-inventarisatie onder professionals die begin en medio 2020 heeft plaatsgevonden. Concreet blijkt dat er behoefte is aan kennis over de psychische gevolgen van aardbevingen; het vroeg signaleren van eigen stress bij de professional en stress onder inwoners; handvatten om de eigen veerkracht te versterken; coaching, intervisie en ontmoeting tussen professionals (fysiek, online en netwerken). Verder vraagt men aandacht voor de kansen die de versterkingsoperaties bieden en hoe hierop kan worden ingespeeld door de professionals. Gemeenten proberen deze professionals te ontlasten, door bijvoorbeeld de inzet van extra aardbevingscoaches. Op die manier wordt uiteindelijk de bewoner zo goed mogelijk ondersteund.

71.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben een afschrift ontvangen van de brief van de Onafhankelijk Raadsman aan de Minister d.d. 15 december 2020 over de waardedalingsregeling. Hierin komen woorden als «onrecht» en «ongelijkheid» aan de orde. Dit zijn dezelfde woorden als in het hierboven genoemde onderzoeksrapport «Professionals over de verster-kingsoperatie: verloop en impact op bewoners en gemeenschappen». Ook hier wordt gesteld dat «onrecht» en «ongelijkheid» toenemen. Deze leden vinden deze gang van zaken onaanvaardbaar naar bewoners. De overheid is juist geroepen om recht te doen, om mensen zoveel mogelijk gelijk te behandelen en om breuklijnen te herstellen. Deze leden zien dan ook graag een afschrift van het antwoord aan de Onafhankelijk Raadsman tegemoet, waarin wordt aangegeven op welke wijze de breuklijnen die zijn ontstaan door aangepaste regels voor de waardeverminderingsregeling hersteld worden.

Antwoord

Als bijlage bij deze SO-set vindt u het afschrift van mijn reactie aan de Onafhankelijke Raadsman.

72.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben tot slot enkele vragen over de opsporingsvergunningen koolwaterstoffen van Vermilion. Deze leden hebben vernomen dat op de website van het Nederlands Olie- en Gasportaal (NLOG) de status van de opsporingsvergunning koolwaterstoffen Utrecht van «verlengd» is gewijzigd in «verlopen», waarbij de opsporingsvergunning koolwaterstoffen Utrecht de status «verlopen» heeft gekregen en de opsporingsvergunning koolwaterstoffen Utrecht niet meer op de kaart met aangevraagde en verleende opsporingsvergun-ningen koolwaterstoffen wordt weergegeven. Betekent deze informatie dat de Minister een besluit heeft genomen om de opsporingsvergunning koolwaterstoffen Utrecht niet te verlengen? Kan de Minister bevestigen dat Vermilion voor het eventueel uitvoeren van opsporingsactiviteiten in deze regio een nieuwe opsporingsvergunning koolwaterstoffen zal moeten aanvragen?

Antwoord

Nee, ik heb nog geen besluit genomen ten aanzien van de verlenging van de geldigheidsduur van de opsporingsvergunning koolwaterstoffen Utrecht. Het verzoek tot verlenging van de geldigheidsduur van de opsporingsvergunning koolwaterstoffen Utrecht, dat voor afloop van de termijn is ingediend, is nog in behandeling. De website NLOG bevat informatie over de activiteiten in de Nederlandse ondergrond en vergunningen die daarvoor zijn afgegeven. De gegevens op NLOG zijn inmiddels aangepast.

Met provincie Utrecht, Gelderland en Zuid-Holland en enkele gemeenten in de regio Utrecht is een bestuurlijk overleg gehouden om het proces en de procedure van de verlenging van de geldigheidsduur van deze opsporingsvergunning toe te lichten en te bespreken. Ik verwacht het besluit op zeer korte termijn te kunnen verzenden en publiceren in de Staatscourant. Vermilion hoeft dus geen nieuwe aanvraag voor een opsporingsvergunning koolwaterstoffen in te dienen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

73.

De leden van de SGP-fractie maken zich grote zorgen over de aanpak van schades en versterking in de agrarische sector in Groningen. Schadeaf-handeling is volgens deze leden nog te veel gebaseerd op cosmetisch herstel en er wordt nog onvoldoende recht gedaan aan het feit dat een kapotte mestkelder betekent dat de hele stal onverkoopbaar en dus «total loss» is.

De leden van de SGP-fractie constateren dat het probleem van de bodemdaling ook speelt. Dit is niet gelijkmatig en veroorzaakt daarom schade. Deze leden horen graag wat de stand van zaken is met betrekking tot de gerichte aanpak van de bevings- en bodemdalingsproblemen in de agrarische sector. Hoe staat het met het agroteam met experts en consulenten en met het agroloket? Wat is de financiële opgave en hoe wordt dit opgepakt?

Antwoord

IMG heeft speciale aandacht voor schade aan agrarische gebouwen in Groningen. In mijn brief van 28 oktober 2020 (Kamerstukken 33 529 en 32 849, nr. 813) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de stand van zaken over agrariërs in Groningen in relatie tot de gaswinning.

Met betrekking tot de schadeafhandeling geldt dat voor het merendeel van de agrarische panden een opname gepland wordt. IMG zet waar nodig opnamedeskundigen met specifieke kennis in om deze schades te beoordelen.

Voor schademeldingen bij agrariërs geldt dat er sprake kan zijn van een ander schadebeeld dan bij een reguliere schademelding aan een woning. Er kunnen bijvoorbeeld mestkelders bij een agrarisch pand horen. Het IMG heeft onafhankelijke deskundigen gevraagd naar de beoordeling van schade aan mestkelders te kijken. Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 7 van de VVD-fractie.

Ik heb daarnaast, op verzoek van de agrarische tafel, ingenieursbureau Sweco gevraagd onderzoek te doen naar schade aan drainagesystemen door ongelijkmatige bodemdaling door bodembeweging als gevolg van de gaswinning. Dit onderzoek zou in het eerste kwartaal van 2021 worden afgerond. Door een defect aan een meetinstrument en de weersomstandigheden is dit verschoven naar het tweede kwartaal van 2021.

Ten aanzien van het agroprogramma heeft het Ministerie van LNV de regio gevraagd een voorstel te doen voor de implementatie van het agroprogramma, primair gericht op de meer complexe gevallen. De provincie Groningen heeft daarop een programmateam aangesteld. De regio heeft aangegeven meer tijd nodig te hebben voor een zorgvuldige afstemming met de betrokken actoren (sector en overheden) en verwacht het implementatieplan in het eerste kwartaal van 2021 te kunnen presenteren. In afwachting van het voorstel van de regio is in de bestuurlijke afspraken voor agro, mkb, erfgoed en sociaal emotionele ondersteuning 50 mln. vrijgemaakt, zodat op dit vlak geen hobbels liggen om tot uitvoering van het programma over te gaan.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2020-2021, 33 529, nr. 847 32

1

   Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

2

   Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

3

Zie https://www.nationaalcoordinatorgroningen.nl/over-ons/dashboard.

4

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.