Motie Oomen-Ruijten c.s. over het keuzerecht voor een bedrag ineens - Wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling, de Wet op het financieel toezicht, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de loonbelasting 1964 in verband met de introductie van de mogelijkheid om een deel van de waarde van de aanspraken op ouderdomspensioen of op periodieke uitkeringen van oudedagsvoorzieningen in de derde pijler op de ingangsdatum daarvan te laten afkopen, de tijdelijke versoepeling van de pseudo-eindheffing bij regelingen voor vervroegde uittreding en de uitbreiding van de fiscale ruimte voor het sparen van bovenwettelijk verlof (Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen) - Hoofdinhoud
Deze motie i is onder nr. H toegevoegd aan wetsvoorstel 35555 - Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling, de Wet op het financieel toezicht, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de loonbelasting 1964 in verband met de introductie van de mogelijkheid om een deel van de waarde van de aanspraken op ouderdomspensioen of op periodieke uitkeringen van oudedagsvoorzieningen in de derde pijler op de ingangsdatum daarvan te laten afkopen, de tijdelijke versoepeling van de pseudo-eindheffing bij regelingen voor vervroegde uittreding en de uitbreiding van de fiscale ruimte voor het sparen van bovenwettelijk verlof (Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen); Motie van het lid Oomen-Ruijten c.s. over het keuzerecht voor een bedrag ineens |
---|---|
Documentdatum | 12-01-2021 |
Publicatiedatum | 12-01-2021 |
Nummer | KST35555H |
Kenmerk | 35555, nr. H |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Eerste Kamer der Staten-Generaal
2021
Vergaderjaar 2020-
35 555
Wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling, de Wet op het financieel toezicht, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de loonbelasting 1964 in verband met de introductie van de mogelijkheid om een deel van de waarde van de aanspraken op ouderdomspensioen of op periodieke uitkeringen van oudedagsvoorzieningen in de derde pijler op de ingangsdatum daarvan te laten afkopen, de tijdelijke versoepeling van de pseudo-eindheffing bij regelingen voor vervroegde uittreding en de uitbreiding van de fiscale ruimte voor het sparen van bovenwettelijk verlof (Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen)
MOTIE VAN HET LID OOMEN-RUIJTEN C.S.
Voorgesteld 12 januari 2021
De Kamer,
Gehoord de beraadslagingen,
Constaterend dat de uitvoering van het keuzerecht op een eenmalige uitkering tot verschillende complexe situaties kan leiden, zoals bijvoorbeeld ten aanzien van de samenloop met fiscale regelingen en huur- en zorgtoeslagen;
Constaterend dat bij de afkoop van kleine pensioenen de uitkeringsbedragen niet meegeteld worden voor de huurtoeslag;
Constaterend dat met een tweede nota van wijziging een variant voor de eenmalige uitkering is geïntroduceerd, die de uitvoering van dit onderdeel van de wet onmogelijk maakt qua uitvoering en qua communicatie naar de deelnemer;
Constaterend dat de regeling eenmalige uitkering voor uitvoerders toch al met hoge kosten gepaard gaat en de tweede nota van wijziging tot aanzienlijk hogere kosten leidt;
Constaterend dat een voorwaarde voor een goede communicatie en het vervullen van de zorgplicht is dat duidelijker moet worden welke voor- en nadelen aan het keuzerecht zijn verbonden;
kst-35555-H ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2021
Verzoekt de regering de modaliteiten van het keuzerecht nader te preciseren en om ongewenste effecten te voorkomen, de regelingen zo nodig aan te passen, zoals bijvoorbeeld door een uitzondering van het bedrag ineens op de huurtoeslag,
verzoekt de regering tevens de invoering van het bedrag ineens tot 2023 uit te stellen om in de tussentijd een alternatieve uitvoering te zoeken die minder complex is, beter communiceerbaar en substantieel lagere uitvoeringskosten kent, en draagvlak heeft bij de uitvoeringsorganisaties, en de beide Kamers voor het slaan van het invoerings-KB hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Oomen-Ruijten
Crone
Van Rooijen
Van Gurp
Kox
Van Pareren
Eerste Kamer, vergaderjaar 2020-2021, 35 555, H 2