Position paper NVVG t.b.v. hoorzitting/rondetafelgesprek wetsvoorstel Wijziging van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en de Ziektewet teneinde het advies van een bedrijfsarts over de belastbaarheid van de werknemer leidend te maken bij de toets op de re-integratie inspanningen door het UWV (35589) d.d. 9 november 2020 - Wijziging van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en de Ziektewet teneinde het advies van een bedrijfsarts over de belastbaarheid van de werknemer leidend te maken bij de toets op de re-integratie inspanningen door het UWV

1.

Kerngegevens

Officiële titel Position paper NVVG t.b.v. hoorzitting/rondetafelgesprek wetsvoorstel Wijziging van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en de Ziektewet teneinde het advies van een bedrijfsarts over de belastbaarheid van de werknemer leidend te maken bij de toets op de re-integratie inspanningen door het UWV (35589) d.d. 9 november 2020
Document­datum 05-11-2020
Publicatie­datum 05-11-2020
Commissie(s) Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Per mail verstuurd: cie.szw@tweedekamer.nl

Tweede Kamer der Staten Generaal

Vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid

T.a.v. mw. E. Verouden, adjunct-griffier

Postbus 20018

2500 EA DEN HAAG

Plaats en datum    Ons kenmerk

Utrecht, 4 november 2020    NVVG/2020/030u

Onderwerp: Standpunt NVVG inzake wetsvoorstel Wijziging Wet werk en inkomen

Geachte mevrouw Verouden,

Op 22 oktober 2020 hebt u de NVVG gevraagd door middel van een position paper het standpunt over het wetsvoorstel 'Wijziging van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en de Ziektewet teneinde het advies van de bedrijfsarts over de belastbaarheid van de werknemer leidend te maken bij de toets op de re-integratie-inspanningen door het UWV' met de commissie te delen. Graag gaan wij in op verzoek.

Dit zullen wij doen door in kernpunten een algemeen standpunt te formuleren, welke wij eerder in een gezamenlijke reactie van de NVAB en NVVG op de kamerbrief 'Loondoorbetaling bij ziekte' naar voren hebben gebracht in januari 2019 en die voor de NVVG min of meer onveranderd nog van toepassing is. Vervolgens zullen wij de door uw voorgelegde vragen beantwoorden.

Algemeen standpunt van de NVVG in kernpunten:

  • • 
    Door het advies van de bedrijfsarts leidend te maken bij de RIV-toets schuift dit op in de

richting van een verzekeringsgeneeskundig oordeel. Juist de (op preventie gerichte) adviesrol van de bedrijfsarts is door het Ministerie in opeenvolgende wetsaanpassingen zorgvuldig bewaakt en versterkt. Denk daarbij aan de recente aanpassingen van de Arbowet van juli 2017. Er ontstaat frictie met een fundament van het huidige stelsel, namelijk de bedrijfsarts als adviserend arbeidsgerichte zorgverlener, naast de verzekeringsarts als beoordelaar in het kader van de sociale zekerheidswetten. Strikt genomen betekent deze maatregel dus de bijl aan de wortel van de tot nu toe in Nederland gewenst geachte scheiding tussen beoordelen en begeleiden/behandelen. Dit kan ook de arbocuratieve zorg voor werknemers onder druk zetten: de vrij toegankelijke, onpartijdige bedrijfsarts die op preventie en inzetbaarheid gerichte arbeidsgerichte zorg levert, moet uiteindelijk een vorm van rechtgevend oordeel uitspreken over belastbaarheid. Wij achten dit ongewenst.

  • • 
    Door het advies van de bedrijfsarts leidend te maken bij de RIV-toets wordt weliswaar op dat moment een oordeelsconflict en loonsanctiegrond vermeden. Maar de cliënt kan bij de WIA-beoordeling met een ander oordeel geconfronteerd worden ten opzichte van de visie van de bedrijfsarts, zoals die ook aan de basis van de begeleiding en de RIV-toets heeft gelegen. In het uiterste geval: RIV-toets akkoord en geen werk voor de cliënt, maar cliënt is wel zodanig belastbaar dat hij niet voor de WIA in aanmerking komt.
  • • 
    De Minister heeft eerder aangekondigd te willen investeren in "harmonisering van protocollen, richtlijnen en beoordelingsmethodieken" om bovengenoemd knelpunt te ondervangen. Dit streven is in het licht van de voorgestelde maatregelen zeer begrijpelijk, maar kan per saldo ook geïnterpreteerd worden als het privaat gaan uitvoeren van nu nog publieke taken. En daarbij wijzen we opnieuw naar de effecten op de onderlinge positie van verzekeringsarts en bedrijfsarts.
  • • 
    Van de RIV-toets gaat mogelijk een minder preventief effect uit als de visie van de bedrijfsarts niet ter discussie staat/niet getoetst wordt. Dat kan over de hele linie een nadelige uitwerking hebben op de re-integratieresultaten.
  • • 
    Hoe gaat de arbeidsdeskundige goed invulling kunnen geven aan het overleg met de bedrijfsarts in het kader van de re-integratie inspanningen door de werkgever als hij zich niet een volledig oordeel kan vormen over de plausibiliteit van het (onderliggende) medische oordeel?
  • • 
    En tenslotte: de aanstaande maatregelen zijn primair gericht op de kleine werkgevers. De maatregel inzake de RIV-toets raakt evenwel zoals geschetst het gehele domein arbeid en gezondheid, met gevolgen voor alle werkgevers en werknemers. En met voorspelde gevolgen voor alle bedrijfs- en verzekeringsartsen. Dit achten wij disproportioneel.

Wij stellen vast dat het essentieel is en blijft dat ons stelsel gericht is op participatie en dus op de reintegrate van de cliënt. De voorgestelde wetswijziging "Bedrijfsarts leidend bij de RIV-toets" zoals nu voorligt aan de Kamer, is in die zin geen goede maatregel. Er zijn waarschijnlijk betere maatregelen voorhanden die zowel specifiek het MKB tegemoetkomen als de re-integratie van alle werknemers bevorderen. Hieronder een suggestie die naar onze mening wel passend is en recht doet aan de doelstellingen van de Minister.

Om de re-integratie van cliënten te blijven bevorderen vinden wij het essentieel dat in de loondoorbetalingsfase bedrijfs- en verzekeringsarts met elkaar in overleg treden op essentiële momenten. Dergelijk overleg tussen bedrijfs- en verzekeringsarts geeft ook invulling aan de gewenste samenwerking en afstemming ten aanzien van een gemeenschappelijk referentiekader bij beoordelingen binnen de sociale zekerheid. Omdat dat de grootste impact heeft voor een cliënt zou er in ieder geval rond het eerste jaar zo'n overleg moeten plaatsvinden. Op dat moment wordt namelijk vaak de essentiële keuze gemaakt binnen het re-integratietraject om, samen met cliënt, vol in te zetten op terugkeer in eigen dan wel ander werk bij eigen werkgever (1e spoor), dan wel buiten

de huidige werkgever mogelijkheden voor werk te verkennen (2e spoor). Dit laatste, zo heeft onderzoek tot op heden wel uitgewezen, is aantoonbaar minder succesvol. Voorts zal een in gezamenlijkheid tot stand gekomen advies het draagvlak en de rechtszekerheid bij alle betrokkenen belangrijk vergroten.

Ook hechten wij groot belang aan het gezamenlijk ontwikkelen en implementeren van richtlijnen voor het handelen van bedrijfsartsen en verzekeringsartsen. Op die manier worden de verschillende beoordelingskaders van bedrijfsartsen en verzekeringsartsen transparanter en beter op elkaar afgestemd hetgeen de samenwerking ten goede zal komen.

Dit alles met als doel de re-integratie van de cliënten zo goed mogelijk vorm te geven uitgaande van de bestaande en gewenste scheiding tussen begeleiding/behandeling en controle.

Beantwoording van uw vragen:

U hebt een aantal vragen voorgelegd die de commissie graag beantwoord ziet. Hierna volgt een puntsgewijze behandeling van de door u gestelde vragen, overigens slechts voor zover deze voor ons toepasselijk zijn.

  • • 
    Wat zijn de voor- en nadelen van het huidige stelsel en op welke wijze zal de beoogde aanpassing bijdragen aan een verbetering?

In het huidige stelsel wordt de klassieke rolverdeling tussen bedrijfsarts als adviserend arbeidsgerichte zorgverlener en de verzekeringsarts als beoordelaar in het kader van de sociale zekerheidswetten gerespecteerd. De wetenschap dat er op het einde van de rit een kritische toets volgt, is voor de bedrijfsarts een prikkel om zijn werk zo goed mogelijk te doen. Het vervallen van die toets kan een nadelige invloed op de re-integratieresultaten, en dus op de instroom in de WIA hebben. Nadelen van het huidige systeem zien wij niet. De nu gehanteerde 'vierogenbeoordeling' zien wij als best practice, een werkelijk wachter voor de poort die toegang tot de WIA verleent of tegenhoudt. Wij verwachten niet dat de beoogde aanpassing tot een verbetering zal leiden.

  • • 
    Wat zijn de ervaringen en knelpunten van de werkgevers en werknemers?

Niet zijnde werkgever of werknemer is het voor ons lastig deze vraag te beantwoorden. Uit de beoordeling van de RIV-toets weten wij echter dat werkgevers soms (vaak?) onaangenaam verrast zijn door het oordeel dat de re-integratie-inspanningen onvoldoende geweest zijn. Werknemers voelen zich bij een dergelijk oordeel vaak gesteund, geven daarbij aan dat ze het zien als erkenning van het gevoel dat ze twee jaar aan hun lot overgelaten zijn.

  • • 
    Welke rol vervullen bedrijfs- en verzekeringsartsen momenteel, en welke rol gaan zij in het nieuwe stelsel vervullen?

Op dit moment heeft de bedrijfsarts een adviserende rol. Hij adviseert de werkgever in het proces naar (maximale) re-integratie van de uitgevallen werknemer. Daarvan doet hij op een aantal verplichte momenten verslag aan UWV. Komt het tot een WIA-aanvraag dan beoordeelt de verzekeringsarts of de adviezen van de bedrijfsarts geleid hebben tot een maximale inzet op arbeid, dit om de instroom in de WIA zoveel mogelijk te beperken. In het nieuwe stelsel is er voor de verzekeringsarts feitelijk geen rol meer - hij moet ervan uitgaan dat de bedrijfsarts het

maximale gedaan heeft om instroom in de WIA te voorkomen. De bedrijfsarts heeft niet langer alleen een adviserende rol maar moet uiteindelijk ook een oordeel geven over de belastbaarheid.

  • • 
    Wat zijn de overlappen en verschillen in hun werkwijzen? Hoe is hun samenwerking met werkgevers, werknemers en andere betrokken in het re-integratie-proces?

In de ideale wereld is er een gezamenlijke inzet van alle partijen (werkgever, werknemer, bedrijfsarts, verzekeringsarts). De praktijk is echter dat bedrijfsarts en verzekeringsarts vrijwel afzonderlijk opereren en dat het gezamenlijke doel - re-integratie - daarmee gemist kan worden. In die zin is het onze mening dat de re-integratie beter gebaat is bij structureel overleg tussen bedrijfsarts en verzekeringsarts gedurende de fase van loondoorbetaling dan bij de nu voorgestelde werkwijze.

  • • 
    Wat verwachten zij voor positieve/negatieve gevolgen bij het leidend maken van een bedrijfsarts bij de toets op het re-integratieverslag?

Hierboven vermeldden wij al dat de voorgestelde werkwijze een nadelige invloed kan hebben op de re-integratie-resultaten. Ook voorzien wij problemen - mogelijk zelfs juridische procedures -indien de verzekeringsarts bij de WIA-beoordeling een andere (lees: ruimere) belastbaarheid aanneemt dan de bedrijfsarts gedaan heeft. De werknemer kan dan gemakkelijk tussen wal en schip vallen; bij de werkgever is er geen weg terug omdat het oordeel van de bedrijfsarts de ingang tot een ontslagvergunning is en bij de WIA gaat de poort dicht omdat de verzekeringsarts hem wel (meer) belastbaar acht. Wij zien geen positieve gevolgen van de voorgestelde werkwijze.

  • • 
    Op welke manier kan deze verbetering optimaal worden uitgevoerd?

Niet, zie vorige vraag.

  • • 
    Hoe verhoudt dit wetsvoorstel zich tot artikel 6 EVRM?

Juridische vraag, voor ons niet van toepassing.

Uiteraard zijn wij bereid verdere vragen van uw zijde te beantwoorden en/of toelichting te geven op ons standpunt.

Rob Kok

voorzitter NVVG

Hans de Brouwer secretaris NVVG

Nederlandse Vereniging voor Verzekeringsgeneeskunde

Secretariaat NVVG • Postbus 24095, 3502 MB Utrecht • Telefoon 030 68 68 779

Bankrekening 592527832 t.n.v. NVVG te Utrecht • KvK 40 47 83 61 • secretariaat@nvvg.nl • www.nvvg.nl


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.