Brief regering; Reactie op de motie van Van der molen en Van der Graaf over vermogensnormen voor kwijtschelding lokale heffingen op elkaar afstemmen (35000-VII-19) - Wijziging van de Gemeentewet, de Provinciewet en de Waterschapswet in verband met de verruiming van de bevoegdheid van de raad, provinciale staten en het algemeen bestuur om kwijtschelding van belastingen te verlenen - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. 13 toegevoegd aan wetsvoorstel 32315 - Verruiming van de bevoegdheid om kwijtschelding van gemeentelijke, provinciale en waterschapsbelastingen te verlenen i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Wijziging van de Gemeentewet, de Provinciewet en de Waterschapswet in verband met de verruiming van de bevoegdheid van de raad, provinciale staten en het algemeen bestuur om kwijtschelding van belastingen te verlenen; Brief regering; Reactie op de motie van Van der molen en Van der Graaf over vermogensnormen voor kwijtschelding lokale heffingen op elkaar afstemmen (Kamerstuk 35000-VII-19) |
---|---|
Documentdatum | 28-10-2019 |
Publicatiedatum | 30-10-2019 |
Nummer | KST3231513 |
Kenmerk | 32315, nr. 13 |
Commissie(s) | Binnenlandse Zaken (BIZA) |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2019-
2020
32 315
Wijziging van de Gemeentewet, de Provinciewet en de Waterschapswet in verband met de verruiming van de bevoegdheid van de raad, provinciale staten en het algemeen bestuur om kwijtschelding van belastingen te verlenen
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 28 oktober 2019
Op 30 oktober 2018 nam de Tweede Kamer een motie van de leden Van der Molen en Van der Graaf aan (Handelingen II 2018/19, nr. 16, item 8).
In deze motie verzoeken de leden Van der Molen en Van der Graaf de regering om in overleg te treden met gemeenten en waterschappen om gezamenlijk te bezien hoe vermogensnormen voor kwijtschelding beter op elkaar kunnen worden afgestemd en daarbij het wettelijk kader van de Invorderingswet en Participatiewet te betrekken (Kamerstuk 35 000 VII, nr. 19).
Uit ambtelijk overleg met de gemeenten en waterschappen is niet gebleken dat er een manier is om de vermogensnormen voor kwijtschelding en bijstand beter op elkaar af te stemmen zonder dat dit hetzij nadelige gevolgen heeft voor de armoedeval hetzij de positie van mensen die afhankelijk zijn van een bijstandsuitkering aantast. Ten aanzien van dit onderwerp schreef ik uw Kamer op 5 juni 20181 dat dit kabinet staat voor de maximale arbeidsdeelname en minimale uitkeringsafhankelijkheid, waardoor optimale ontplooiingsmogelijkheden voor ieder individu moeten ontstaan. Het kabinet streeft dan ook naar het verminderen van de armoedeval, zodat werken lonend is voor alle huishoudens. Het ophogen van de vermogensvrijstellingen binnen het kwijtscheldingsbeleid zal tot gevolg hebben dat het aantal kwijtscheldingsgerechtigden toeneemt. Wanneer deze mensen vervolgens (beter) betaald werk aanvaarden, raken zij de kwijtschelding weer kwijt. Voor nadere toelichting op dit punt verwijs ik naar voornoemde brief van 5 juni 2018.
Wanneer daarentegen het vermogensbegrip uit de Participatiewet zou worden aangepast in de richting van de normatiek welke geldt binnen het
1 Kamerstuk 32 315, nr. 12
kst-32315-13 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2019
kwijtscheldingsbeleid, zouden minder mensen voor bijstand in aanmerking komen. Beide uitkomsten zijn niet wenselijk.
Daarnaast wordt de harmonisatie van de vermogensnormen als onderwerp ook bezien in het traject van de herziening van het lokaal belastinggebied. Dit traject moet leiden tot bouwstenen waarmee een volgend kabinet het lokaal belastinggebied kan herzien.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren
Tweede Kamer, vergaderjaar 2019-2020, 32 315, nr. 13 2