Inbreng verslag schriftelijk overleg inzake ontwerpbesluit wijziging Aanbestedingsbesluit in verband met wijziging Gids Proportionaliteit (32440-112) - Nieuwe regels omtrent aanbestedingen (Aanbestedingswet 20..) - Hoofdinhoud
Deze inbreng voor een schriftelijk overleg is onder nr. ? toegevoegd aan wetsvoorstel 32440 - Aanbestedingswet 20.. i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Inbreng verslag schriftelijk overleg inzake ontwerpbesluit wijziging Aanbestedingsbesluit in verband met wijziging Gids Proportionaliteit (Kamerstuk 32440-112) |
---|---|
Documentdatum | 19-09-2019 |
Publicatiedatum | 19-09-2019 |
Kenmerk | 32440, nr. ? |
Externe link | origineel bericht |
32440 Nieuwe regels omtrent aanbestedingen (Aanbestedingswet 20..)
Nr. Verslag van een schriftelijk overleg
Vastgesteld
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen aan de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over het Ontwerpbesluit wijziging Aanbestedingsbesluit in verband met wijziging Gids Proportionaliteit (Kamerstuk 32440, nr. 112).
De vragen en opmerkingen zijn op 19 september 2019 aan de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd. Bij brief van ……zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie,
Diks
Adjunct-griffier van de commissie,
Nieuwerf
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
II Antwoord / Reactie van de staatssecretaris
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de aangepaste Gids Proportionaliteit. Zij hebben hier nog enkele vragen over.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het naar het oordeel van de Adviescommissie Gids Proportionaliteit in strijd is met het proportionaliteitsbeginsel om een tenderkostenvergoeding bij voorbaat uit te sluiten in geval de aanbestedende dienst een aanbesteding intrekt. Volgens de Adviescommissie Gids Proportionaliteit is een vergoeding wel mogelijk onder de voorwaarde dat er daadwerkelijke kosten zijn gemaakt en als deze zo aanzienlijk zijn dat een vergoeding ook aan de orde zou zijn geweest als de aanbesteding niet ingetrokken zou zijn. Deze leden willen weten wat er wordt verstaan onder “aanzienlijke kosten”. Voorts willen zij weten op basis van welke criteria wordt bepaald wanneer er sprake is van aanzienlijke kosten.
De leden van de VVD-fractie lezen dat er een nieuw voorschrift is toegevoegd (voorschrift 3.8B) dat expliciet vermeldt dat het op voorhand uitsluiten van iedere vergoeding van inschrijfkosten in geval van laattijdige intrekking van de aanbesteding disproportioneel is. Deze leden zijn van mening dat dit een positief signaal is. Zij vragen de staatssecretaris wanneer er sprake is van laattijdige intrekking. Bestaat hier jurisprudentie over en zijn er criteria opgesteld om te bepalen wanneer een intrekking laattijdig is? Ook willen zij weten of er een laagdrempelige manier voor mkb’ers bestaat om de gemaakte kosten terug te vragen. In hoeverre kunnen zij zich hierbij beroepen op een vermelding dat het op voorhand uitsluiten van een vergoeding bij een laattijdige intrekking van de aanbesteding disproportioneel is?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit wijziging Aanbestedingsbesluit en hebben naar aanleiding hiervan de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de CDA-fractie wijzen erop dat de Gids Proportionaliteit, richtsnoer voor aanbestedingen, in voorschrift 3.8A stelt dat aanbestedende diensten een vergoeding aanbieden wanneer een gedeelte van de te plaatsen opdracht moet worden uitgevoerd om de inschrijving in te kunnen dienen. Dit voorschrift luidt concreet: “De aanbestedende dienst biedt een vergoeding aan wanneer een gedeelte van de te plaatsen opdracht moet worden uitgevoerd om de inschrijving in te kunnen dienen” (gewijzigde Gids Proportionaliteit, pag. 63). Aan dit voorschrift over inschrijfkosten voegt het voorliggende Ontwerpbesluit een nieuw voorschrift toe (voorschrift 3.8B), dat vermeldt dat het op voorhand uitsluiten van iedere vergoeding voor inschrijfkosten in geval van een laattijdige intrekking van de aanbesteding disproportioneel is: “De aanbestedende dienst sluit niet op voorhand iedere vergoeding van inschrijfkosten uit in geval van een laattijdige intrekking van de aanbesteding” (gewijzigde Gids Proportionaliteit, pag. 63). Met dit nieuwe voorschrift geeft de staatssecretaris invulling aan de motie-Van den Berg/Wörsdörfer over kaders voor vergoedingen in de Tenderkostenvergoeding (Kamerstuk 32440, nr. 106). Deze leden zijn hier blij mee.
De leden van de CDA-fractie wijzen erop dat behalve de Gids Proportionaliteit en het Aanbestedingsreglement Werken 2016, ook de Handreiking tenderkostenvergoeding bestaat met praktische handvatten voor het toepassen van de inschrijf-/tenderkostenvergoeding. In de (gewijzigde) Gids Proportionaliteit wordt nergens naar deze handreiking verwezen. Hoe staat de staatssecretaris tegenover de suggestie van de leden van de CDA-fractie om alsnog een verwijzing naar de (relatief onbekende) Handreiking tenderkostenvergoeding in de gewijzigde Gids Proportionaliteit op te nemen, die aanbestedende diensten en inschrijvers zou kunnen helpen bij een juiste toepassing van de inschrijf/-tenderkostenvergoeding? Is de staatssecretaris bereid hiernaar te kijken?
De leden van de CDA-fractie wijzen erop dat de staatssecretaris in haar begeleidende brief schrijft dat “de Gids Proportionaliteit aangeeft dat er sprake is van onevenredige lasten wanneer een gedeelte van de te plaatsen opdracht moet worden uitgevoerd om de inschrijving in te kunnen dienen. Dergelijke onevenredige lasten kunnen ook aan de orde zijn als een dergelijke aanbesteding overduidelijk te laat, te weten na het verschijnen van de laatste nota van inlichtingen, ingetrokken wordt” (Kamerstuk 32440, nr. 112, pag. 2). Zowel in de Gids Proportionaliteit als in de nota van toelichting komt het criterium ‘overduidelijk te laat’ en ‘na het verschijnen van de laatste nota van inlichtingen’ niet terug. Is de staatssecretaris het met deze leden eens dat deze verschillende toelichtingen en interpretaties tot onduidelijkheid kunnen leiden over de ‘omstandigheden van intrekking’, die bepalend zijn voor de toekenning van een inschrijf-/tenderkostenvergoeding? Waarom wijkt de begeleidende brief op dit punt af van de gewijzigde Gids Proportionaliteit en de nota van toelichting? Hoe moeten deze diverse uitleggen en invullingen van de ‘omstandigheden van intrekking’ worden gelezen? Op welke manier moet de zinsnede “na het verschijnen van de laatste nota van inlichtingen” worden geïnterpreteerd In de aanbestedingspraktijk worden er immers lopende een procedure regelmatig nota’s toegevoegd en inschrijftermijnen verlengd. Zou indachtig het bovenstaande de motivatie bij voorschrift 3.8 in de gewijzigde Gids Proportionaliteit naar de mening van de staatssecretaris wellicht concreter, duidelijker of scherper kunnen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het Ontwerpbesluit en hebben hier bij enige vragen en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie lezen in de nota van toelichting bij de wijziging van de Gids Proportionaliteit dat voorschrift 3.8B aan de Gids Proportionaliteit is toegevoegd waarmee een richtlijn wordt gegeven voor een vergoeding voor tenderkosten bij een (te laat) ingetrokken aanbesteding. Deze leden constateren dat hiermee het voorstel van de Adviescommissie Gids Proportionaliteit is overgenomen. Tegelijkertijd lezen deze leden in de nota niet hoe de staatssecretaris van plan is te voorkomen dat een aanbesteding te laat of om de verkeerde redenen wordt ingetrokken. De leden van de SP-fractie zijn benieuwd naar het oordeel van de regering over hoe het gesteld is met de kwaliteit van de inkoop door departementen, decentrale overheden en aanbestedende diensten. Tevens vragen zij om een overzicht van in de afgelopen jaren ingetrokken aanbestedingen per soort aanbestedende dienst of overheid die volgens de nieuwe stelregel recht zouden geven op een vergoeding en een dergelijk overzicht uit te splitsen naar soort overheid of aanbestedende dienst. Deze leden vragen de regering of zij de mening deelt dat door kwalitatief hoogstaande inkoop het intrekken van aanbestedingen door fouten in het inkoopproces of het hanteren van onjuiste criteria kan worden voorkomen en, indien dit het geval is, hoe dit verbeterd gaat worden en in hoeverre het programma Beter Aanbesteden hieraan invulling geeft.
De leden van de SP-fractie vragen de regering welke criteria worden gehanteerd voor degenen die de inkoop bij overheden en aanbestedende diensten uitvoeren en, indien deze momenteel niet of beperkt bestaan, of het naar haar mening zinvol zou zijn om onderzoek te doen naar verdere formalisering van deze criteria.
De leden van de SP-fractie maken zich zorgen over de berichtgeving dat ondernemers geen klachten zouden indienen bij aanbestedende diensten omdat deze niet serieus genomen worden. Deze leden constateren dat de staatssecretaris heeft aangekondigd dat zij de klachtenafhandeling wil professionaliseren, maar zijn benieuwd of professionalisering van de inkooppraktijk in het algemeen niet al zou voorkomen dat er aanleiding is klachten in te dienen. Deze leden zijn tevens benieuwd naar de verhouding tussen de door Kwink onderzochte klachten die bij aanbestedende diensten zijn ingediend en klachten die door de Commissie van Aanbestedingsexperts zijn behandeld. Tevens vragen deze leden de regering of de Commissie niet al zou moeten fungeren als onafhankelijk klachteninstituut en of zij het signaal dat er een onafhankelijke klachtafhandeling nodig is herkent. De leden van de SP-fractie merken op dat zij in het verleden hebben gepleit voor de oprichting van een Aanbestedingsautoriteit en zijn benieuwd hoe de regering nu aankijkt tegen een dergelijk instituut waar zowel klachtafhandeling plaatsvindt als voorlichting voor aanbestedende diensten om de kwaliteit van de inkoop te verbeteren.
II Antwoord / Reactie van de staatssecretaris
3