Brief regering; Geannoteerde agenda Energieraad 24 september 2019 - Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. 773 toegevoegd aan dossier 21501-33 - Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie; Brief regering; Geannoteerde agenda Energieraad 24 september 2019 |
---|---|
Documentdatum | 29-08-2019 |
Publicatiedatum | 02-09-2019 |
Nummer | KST2150133773 |
Kenmerk | 21501-33, nr. 773 |
Commissie(s) | Economische Zaken en Klimaat (EZK) |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2018-
2019
Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 29 augustus 2019
Hierbij bied ik u de geannoteerde agenda aan voor de formele Energieraad die op 24 september a.s. in Brussel zal plaatsvinden.
Op het moment van schrijven is er door het Finse voorzitterschap nog geen definitieve agenda vastgesteld. Naar verwachting zal tijdens de Energieraad een discussie plaatsvinden over de voortgang van de Integrale Nationale Energie- en Klimaatplannen (INEKs) en over kansrijke technologieën voor de energietransitie richting 2030/2050.
En marge van de Energieraad zal een ontbijtbijeenkomst plaatsvinden met buurlanden en regionale partners waar het Nederlandse INEK en Klimaatakkoord nader worden toegelicht.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes
kst-21501-33-773 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2019
GEANNOTEERDE AGENDA ENERGIERAAD 24 SEPTEMBER 2019
BIJLAGE:
De Raad zal spreken over de voortgang omtrent de definitieve Integrale Nationale Energie- en Klimaatplannen (INEKs), die alle Europese lidstaten conform de Governance Verordening op 31 december 2019 moeten indienen. Het INEK heeft als doel inzicht te bieden in het energie- en klimaatbeleid van de lidstaten voor de periode 2021 tot en met 2030, waarbij onder meer op nationale doelstellingen en concrete beleidsmaatregelen wordt ingegaan. Het totaalbeeld uit de INEKs van alle lidstaten moet invulling geven aan de ambities van de vijf dimensies van de Energie-Unie en de Europese 2030-doelen. Op 18 juni 2019 heeft de Europese Commissie een analyse van alle concept INEKs met bijhorende landspecifieke aanbevelingen uitgebracht. Een eerste appreciatie heb ik al gegeven in het verslag van de Energieraad van 25 juni jl.1
De INEKs staan op de agenda omdat dit het eerste geschikte moment is voor de Raad om de geaggregeerde resultaten die uit de analyse blijken verder onder de loep te nemen. Uit het totaalbeeld van alle concept-INEKs blijkt dat de Europese 2030-doelstellingen voor het aandeel hernieuwbare energie en energie-efficiëntie nog niet in zicht zijn. Voor hernieuwbare energie kan de kloof 1,6 procentpunten bedragen. Voor energie-efficiëntie kan de kloof wel 6,2 procentpunten zijn (uitgaande van het primaire energieverbruik) of 6 procentpunten (als rekening wordt gehouden met het eindenergieverbruik). Het Europese CO2-reductiedoel van ten minste 40% in 2030 is wél binnen bereik. Met betrekking tot de streefcijfers voor broeikasgasemissies buiten het ETS, schiet de EU als geheel nog steeds 2 procentpunten te kort om de afgesproken minimumbijdrage van de niet-ETS-sectoren te halen, namelijk - 30%.
Inzet Nederland
Nederland vindt dat de INEKs een goed middel zijn om integraal voortgang op de EU doelen te borgen en zo ook lange termijn zekerheid te bieden in het energie- en klimaatbeleid. Nederland erkent dat deze aanpak bijdraagt aan vergelijkbaarheid en beleidssamenhang tussen de lidstaten, en is voorstander van een constructieve samenwerking met de Commissie en de andere lidstaten op het gebied van energie- en klimaatbeleid. Er is recentelijk veel contact met andere Europese lidstaten over klimaatam-bities en concrete plannen. Op mijn initiatief is er op ministerieel en ambtelijk niveau regelmatig overleg door een kopgroep van EU landen2 die zich richt op het verhogen van de EU ambitie voor 2030 en 2050. Op 22 augustus is er onder leiding van de Minister-President en Bondskanselier Merkel overleg geweest tussen Nederlandse bewindspersonen (de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister van Financiën, de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en ondergetekende) en het Duitse klimaatkabinet. Hierbij is zeer concreet gesproken de uitdagingen rond het behalen van klimaatdoelen en over mogelijke maatregelen om de klimaattransitie te realiseren. De gesprekken zullen vervolg krijgen in oktober 2019 wanneer hierover opnieuw van gedachten zal worden gewisseld tijdens de Nederlands-Duitse regeringsconsultaties.
Nederland ondersteunt de Commissie in haar oproep aan de lidstaten om kritisch te kijken naar hun eigen doelen om zo te borgen dat de 2030 doelen behaald worden.
De Nederlandse doelstellingen voor 2030 worden als voldoende beoordeeld. Nederland werkt momenteel aan de definitieve versie van het INEK en gebruikt daarbij de aanbevelingen van de Europese Commissie als leidraad. Met de afspraken die in het Klimaatakkoord zijn getroffen en de aan te vullen cijfers uit de Klimaat- en Energieverkenning (KEV) kunnen de meeste aanbevelingen worden opgevolgd. De voortgang zal worden verantwoord in de INEK-rapportages die conform de Verordening Governance van de Energie-Unie moeten worden opgesteld.
Krachtenveld
Lidstaten zien het INEK als een geschikt instrument om zicht te houden op het behalen van de Europese 2030-doelstellingen. Het voorzitterschap heeft ervoor gekozen om de INEKs te agenderen met oog op het dringende verzoek van de Commissie aan de lidstaten om meer inspanningen te leveren om de 2030-doelen te halen. Om dit voor elkaar te krijgen, moeten lidstaten aanvullend beleid formuleren. Daarbij komt dat er in Brussel wordt gesproken over een aanscherping van de Europese ambitie voor 2050. De Commissie heeft voorgesteld dat de EU tegen 2050 klimaatneutraal moet worden. Het Europees parlement heeft zich al achter deze ambitie geschaard, alleen de Raad moet nog een positie bepalen. Er zijn momenteel nog vier lidstaten die dit doel nog niet steunen. Om deze ambitie op lange termijn (voor 2050) waar te maken, is het belangrijk dat de lidstaten ook op kortere termijn (voor 2030) hun doelstellingen nakomen.
Kansrijke technologieën voor de energietransitie richting 2030/2050
De Raad zal naar verwachting een beleidsdiscussie voeren over kansrijke technologieën voor de energietransitie richting 2030 en 2050. Het is nog niet duidelijk op welke technologieën gefocust zal worden, maar de verwachting is dat de voor Nederland belangrijke thema's waterstof, carbon capture (utilisation) and storage (CC(U)S) en wind op zee zeker onderdeel zullen zijn van de discussie.
Waterstof
Nederland is dankzij het grote potentieel voor wind op zee, de sterke industriële clusters langs de kust, de internationale havens en de uitgebreide en grensoverschrijdende gasinfrastructuur goed gepositioneerd om een koplopersrol te vervullen op het gebied van waterstof.
In EU verband is er steeds meer erkenning dat duurzame waterstof een belangrijke schakel is in de energietransitie. De nadruk ligt daarbij op het inzetten van duurzame waterstof voor het reduceren van het gebruik van fossiele brandstoffen en grondstoffen in de industrie en zwaar transport en op de opslag van hernieuwbare energie in de vorm van waterstof (systeemintegratie, seizoensopslag). Ook wordt waterstof gezien als een belangrijk hernieuwbaar gas voor de verduurzaming van het gassysteem, onder meer als een optie voor de gebouwde omgeving. De verwachting is dat de Commissie waterstof een prominent thema zal maken in nieuw beleid.
Inzet Nederland
Nederland heeft de Commissie opgeroepen om tot een bredere strategie en concreet actieplan te komen voor waterstof en hernieuwbaar gas.
Krachtenveld
Het belang van waterstof wordt door steeds meer lidstaten gedeeld. Punten van discussie zijn o.a. inzet op blauwe versus groene waterstof, en nut en noodzaak van bijmengen van waterstof in het gasnet. Daarnaast wordt het voordeel van het mogelijk kunnen hergebruiken van de gasinfrastructuur erkend, maar enkele lidstaten willen niet dat dit motief wordt gehanteerd als excuus voor het uitbreiden van de infrastructuur voor aardgas.
CCS
De afvang en opslag (en gebruik) van CO2 (CC(U)S) is één van de mogelijkheden om de CO2-uitstoot te reduceren.
Inzet Nederland
In Europees verband pleit Nederland voor de inzet van CCS als transitie-technologie om met name CO2-emissies in de industrie te verminderen, in combinatie met het hergebruik van CO2 en het realiseren van negatieve emissies. Een duidelijke visie vanuit Europa is hierbij belangrijk, inclusief de benodigde instrumenten. Nederland zal hierop in Europees verband blijven aandringen.
Krachtenveld
De inzet van Nederland is er mede op gericht de voordelen van CC(U)S te verduidelijken aan de lidstaten die in eerste instantie niet geschikt zijn voor de toepassing van CCS en werkt daarbij samen met de Noordzeelanden. De Commissie ondersteunt CC(U)S-projectontwikkeling en stelt daarvoor subsidiegelden beschikbaar.
Wind op zee
De eigenschappen van de Noordzee (o.a. relatief ondiep water aan de kust en goede windsnelheden) maken het de uitgelezen plek voor offshore wind. Op dit moment staat ongeveer 60% van het totaal opgestelde vermogen in de wereld in de Noordzee. In 2030 wordt rond de 48 GW opgesteld vermogen verwacht, wat neerkomt op 40 tot 50 procent van de wereldwijde capaciteit. De schattingen voor 2040 lopen uiteen van 70 tot 150 GW. Dat vereist goed overleg met alle betrokkenen, inclusief coördinatie met andere Noordzeelanden, met het oog op een betrouwbaar en betaalbaar energiesysteem. Nederland werkt al sinds 2016 samen met 10 landen (Ierland, het Verenigd Koninkrijk, Noorwegen, Zweden, Denemarken, Duitsland, Nederland, België, Luxemburg en Frankrijk) en de Europese Commissie in de North Seas Energy Cooperation (NSEC). De samenwerking richt zich op kostenreductie en versnelling van de uitrol van windenergie op zee, onder andere door juridische belemmeringen weg te nemen, door de tenders op elkaar af te stemmen en door voorschriften en regelgeving te harmoniseren.
Inzet Nederland
Nederland zal het belang van wind op zee benadrukken tijdens de Energieraad. Nederland ondersteunt onderzoek door o.a. TenneT naar de mogelijkheden van hybride projecten (internationale projecten die energieproductie op zee combineren met een interconnector-functie), te weten de «Windconnector» (een potentiële verbinding via een windpark op zee tussen Nederland en het VK) en de North Sea Wind Power Hub (een potentiele verbinding via windparken op zee tussen onder andere
Nederland, Duitsland en Denemarken). Deze hybride projecten bieden Nederland de kans om de uitrol van wind op zee efficiënter te maken wat betreft ruimte en kosten en om de interconnectiecapaciteit te vergroten. Toenemende interconnectie tussen landen vergroot de leveringszekerheid in Nederland en Europa. De huidige Europese regelgeving is niet ingericht om dergelijke projecten te faciliteren. Dit betekent dat Nederland wil inzetten op het zoeken van ruimte binnen de huidige regelgeving of zelfs het aanpassen van deze regelgeving om hybride projecten mogelijk te maken.
Bovendien kampt Nederland met congestieproblemen op het Noord-Nederlandse elektriciteitsnet en wordt inpassing in het elektriciteits-systeem in de toekomst in heel Nederland een uitdaging. Mede daarom ziet Nederland de productie van waterstof of andere gassen (power to gas) en systeemintegratie ook als belangrijke ontwikkelingen om windenergie op zee verder in te kunnen zetten voor verduurzaming.
Krachtenveld
Meerdere lidstaten zijn bezig met de uitbreiding van wind op zee. Ook voor hen geldt dat zij, net als Nederland, vroeg of laat zeer waarschijnlijk tegen congestieproblemen aanlopen. Daardoor zoeken andere lidstaten ook naar alternatieve mogelijkheden om de op zee opgewekte stroom te transporteren. Deze hybride projecten bieden kansen vanwege hun interconnector-functie, maar de huidige EU-regelgeving maakt dit lastig. Vanuit de Noordzeesamenwerking is de wens uitgesproken om de EU-regelgeving opnieuw te bezien in het licht van deze hybride projecten.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2018-2019, 21 501-33, nr. 773 5
Kamerstuk 21 501-33, nr. 772
Te weten: Denemarken, Finland, Frankrijk, Luxemburg, Nederland, Portugal, Slovenië, Spanje en Zweden