Brief regering; Reactie op het verzoek van het lid Gijs van Dijk over de uitspraak van de rechter in de zaak FNV vs. Deliveroo - Arbeidsmarktbeleid - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. 877 toegevoegd aan dossier 29544 - Arbeidsmarktbeleid.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Arbeidsmarktbeleid; Brief regering; Reactie op het verzoek van het lid Gijs van Dijk, gedaan tijdens de Regeling van werkzaamheden van 15 januari 2019, over de uitspraak van de rechter in de zaak FNV vs. Deliveroo |
---|---|
Documentdatum | 12-02-2019 |
Publicatiedatum | 13-02-2019 |
Nummer | KST29544877 |
Kenmerk | 29544, nr. 877 |
Commissie(s) | Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2018-2019
29 544
Nr. 877 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN
WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 12 februari 2019
Op 15 januari 2019 is bij de Regeling van Werkzaamheden (Handelingen II 2018/19, nr. 40) door het lid Gijs van Dijk gevraagd om een reactie van het kabinet ten aanzien van de implicaties van de uitspraak van de rechtbank Amsterdam inzake FNV en Deliveroo van 15 januari 2019. Specifiek is gevraagd om in te gaan op de volgende zaken:
-
-De betekenis van deze uitspraak voor andere bedrijven.
-
-Een duiding van de rol van de Inspectie SZW naar aanleiding van deze uitspraak.
Met deze brief voldoe ik aan uw verzoek. In deze brief wordt eerst feitelijk ingegaan op de uitspraak. Daarna ga ik in op de gevolgen voor andere bedrijven en de rol van de Inspectie SZW.
Uitspraken
Ten aanzien van Deliveroo is er een aantal relevante uitspraken geweest. Zowel op 23 juli 20181 als op 15 januari jl. oordeelde de kantonrechter Amsterdam over de kwalificatie van de werkzaamheden die worden uitgevoerd door het platform. In de eerstgenoemde uitspraak oordeelde de kantonrechter dat er (in dat specifieke geval) sprake was van een opdrachtovereenkomst tussen partijen. De uitspraak van januari jl. (die een algemeen oordeel geeft over de arbeidsrelatie tussen het bedrijf Deliveroo en een groep werknemers) laat een ander beeld zien namelijk: de verhouding tussen de personen die voor Deliveroo werken en Deliveroo is aan te merken als een arbeidsovereenkomst.
De oorzaak van het verschillend beoordelen van de kwalificatie is gelegen in de situatie dat er door de rechter in de eerste zaak meer gekeken is naar de inhoud van de door partijen gesloten opdrachtovereenkomst in een specifiek geval. Dit in tegenstelling tot de uitspraak van 15 januari jl.
1 Rb. Amsterdam 23 juli 2018, JAR 2018/189, Deliveroo kst-29544-877 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2019
waarin de rechter, naast de gesloten overeenkomst, ook gekeken heeft naar de feitelijke uitwerking van de bepalingen in de overeenkomst naar de dagelijkse praktijk en de aard van de werkzaamheden, die tot de kern van het bedrijf van Deliveroo horen.
Elementen die in deze afweging van belang waren, zijn onder meer gelegen in de situatie dat de rechter de mogelijkheid tot vrije vervanging inhoudsloos heeft geacht omdat het moment tussen het aannemen van een bezorgopdracht en het daadwerkelijk bezorgen van een maaltijd erg kort is. In de praktijk zal er dan nauwelijks behoefte zijn om van de mogelijkheid tot vervanging gebruik te maken. Tevens speelde de beperkte onderhandelingsmacht van de maaltijdbezorger mee bij het bepalen van het tarief en het in de praktijk ontbreken van vrijheid om een opdracht te weigeren vanwege het directe effect op het verkrijgen van toekomstige opdrachten en het behalen van bonussen.
Deze contrasterende uitspraken tonen de relevantie aan van het ingewikkelde kwalificatievraagstuk in de platformeconomie. Daarbij is het relevant op te merken dat de kantonrechter deze laatste algemene uitspraak over de werkzaamheden in dit bedrijf plaatst in de context van het belang van de rechtsontwikkeling bij de snelle ontwikkeling die de platformeconomie doormaakt.
Deliveroo heeft aangekondigd in hoger beroep te gaan.
Reactie kabinet
Vooraf hecht ik eraan op te merken dat ik geen uitspraken doe over individuele bedrijven en over zaken die onder de rechter zijn. Wel kan ik in zijn algemeenheid aangeven hoe het kabinet de opkomst van de platformeconomie ziet en de verhouding tot het (arbeids-)recht.
Platformeconomie
Het kabinet wil benadrukken dat het de kansen die innovatie en technologische ontwikkelingen op de arbeidsmarkt bieden, zoals het werken via platforms, toejuicht. Deze kunnen bijdragen aan een duurzame arbeidsmarkt en economie.1 Op dit moment is de hoeveelheid platformwerk in Nederland nog relatief beperkt in omvang, maar deze is wel groeiende.2 Het kabinet wil daarnaast benadrukken dat er ook aandachtspunten in dit kader zijn die zij nauwlettend in de gaten houdt: de opkomst van de platformeconomie mag uiteraard niet ten koste gaan van de arbeidsomstandigheden en arbeidsvoorwaarden van werkenden.
Betekenis voor andere bedrijven
Het kabinet hecht er aan dat het contractpartijen in beginsel vrij staat om hun arbeidsrelatie vorm te geven. Feiten en omstandigheden bepalen daarbij of er sprake is van bijvoorbeeld een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst van opdracht. Bij een verschil van inzicht kunnen contractpartijen (en hun vertegenwoordigers) naar de civiele rechter stappen, zoals gebeurd is in bovengenoemde zaken.
Uiteraard heeft de kwalificatie van de arbeidsrelatie ook gevolgen voor de bestuursrechtelijke handhaving van wetten zoals door de Inspectie SZW. De Inspectie SZW maakt hierin een eigen afweging. Niettemin heeft een dergelijke uitspraak van de civiele rechter over de aard van overeenkomst in het kader waarvan de arbeid wordt verricht wel belang in het maken van deze afweging door de Inspectie SZW.
In zijn algemeenheid vindt het kabinet het wenselijk dat door middel van rechterlijke uitspraken, meer helderheid komt over de kwalificatie van arbeidsrelaties in de platformeconomie. Daarom is versneld, per 1 januari jl., het gezagscriterium verduidelijkt in het handboek loonheffingen. Binnen, maar ook buiten Nederland is veel aandacht voor de opkomst van platforms. Inmiddels zijn er in diverse Europese landen juridische procedures aanhangig waarin onder meer de kwalificatievraag van de arbeidsverhouding een rol speelt. De verwachting is dat in gerechtelijke procedures tot het hoogste niveau wordt geprocedeerd en daarmee binnen de huidige juridische kaders meer duidelijkheid zal worden verschaft over de arbeidsrechtelijke grenzen in relatie tot platforms. Het kabinet volgt deze ontwikkelingen nauwgezet.
Rol van de Inspectie SZW
De Inspectie SZW houdt risicogericht toezicht op de naleving van de arbeidswetgeving zoals de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml), de Arbeidstijdenwet (Atw) en de Arbeidsomstandighedenwet. Daarbij maakt de Inspectie gebruik van een brede interventiemix met instrumenten zoals voorlichting, branchebeïnvloeding, opdrachtgevers-aanpak en inspecties. De beschikbare middelen worden ingezet om een zo groot mogelijk maatschappelijk effect te bereiken. Bij toezicht op de arbeidswetgeving kan schijnzelfstandigheid een onderdeel zijn van de overtreding en kan de Inspectie handhavend optreden met als doel om bij de betrokken bedrijven een gedragsverandering te realiseren. De risico's die verbonden zijn aan het werken in de platformeconomie hebben specifieke aandacht van het programma Schijnconstructies, cao-naleving en fraude. Misstanden en overtredingen van arbeidswetgeving kunnen gemeld worden bij de Inspectie SZW. Uit de uitspraak vloeit gelet op de verdere juridische ontwikkelingen nog geen wijziging voort voor het toezicht door de Inspectie SZW.
Arbeidsmarkt in beweging
Het kabinet maakt zich zorgen over de groep schijnzelfstandigen en kwetsbare zelfstandigen. In het regeerakkoord (bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) zijn maatregelen aangekondigd om schijnzelfstandigheid en concurrentie op arbeidsvoorwaarden tegen te gaan. Het beschermen van deze groepen staat daarom hoog op de agenda. De opkomst van het platformwerk raakt voornamelijk de onderkant van de arbeidsmarkt vanwege het feit dat platformwerkers relatief slecht betaald worden, het werk eenvoudig kan worden opgeknipt en op afstand kan worden aangestuurd. Het kwalificatievraagstuk van de platformen laat zich dan ook niet eenvoudig duiden: de manier waarop werk is georganiseerd door platforms loopt sterk uiteen.
Bij deze kwalificatiediscussie hoort ook de vraag of onze wetgeving nog is toegesneden op de arbeidsmarkt van vandaag en bestendig is voor de arbeidsmarkt van morgen. Om dit in breder perspectief te kunnen plaatsen heeft het kabinet een commissie samengesteld die onderzoek doet naar de wijze waarop werk er in de toekomst uitziet en met wat voor wetten en regelgeving de arbeidsmarkt gebaat zou zijn. De commissie Regulering van werk is gevraagd uiterlijk 1 november 2019 haar advies uit te brengen.
Het kabinet is tevens bezig met de uitwerking van het regeerakkoord waarin ook maatregelen zijn aangekondigd om de onderkant van de markt te beschermen. Zoals aangegeven in de brief over de voortgang maatregelen «Werken als zelfstandige» van 26 november 2018 (Kamerstuk 31 311, nr. 212) wordt beoogd om in het tweede kwartaal van dit jaar wetgeving uit te zetten voor de onderkantmaatregel.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
-
W.Koolmees
Tweede Kamer, vergaderjaar 2018-2019, 29 544, nr. 877 4
Kamerstukken 29 544 en 33 009, nr. 773; Kamerstuk 33 009, nr. 47
SEO onderzoek, De opkomst en groei van de kluseconomie in Nederland, maart 2018 (bijlage bij Kamerstukken 29 544 en 33 009, nr. 837)