Nadere reactie opeen aantal niet (volledig) beantwoorde vragen/onderdelen in de nota naar aanleiding van het verslag bij wetsvoorstel 34934 - Wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Wet op het financieel toezicht in verband met de implementatie van Richtlijn 2016/2341/EU van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPV’s) (PbEU 2016, L 354) - Hoofdinhoud

Commissie SZW

Aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Plaats en datum:

Den Haag, 13 juli 2018

Betreft:

Nadere reactie op een aantal niet (volledig) beantwoorde vragen/onderdelen in de nota naar aanleiding van het verslag bij wetsvoorstel 34934

Ons kenmerk:

2018Z14017/2018D39512

Geachte heer Koolmees,

Tijdens de procedurevergadering van de vaste Kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 3 juli jl. heeft het lid Omtzigt (CDA) aangegeven dat in de nota naar aanleiding van het nader verslag bij wetsvoorstel 34934 op een aantal vragen/onderdelen geen (volledige) beantwoording heeft plaatsgevonden. Naar aanleiding hiervan heeft de commissie besloten u te verzoeken om een nadere reactie op deze vragen/onderdelen die niet zijn beantwoord. Onderstaand leg ik u de vragen van het lid Omtzigt voor.

De commissie verzoekt u de beantwoording spoedig aan de Kamer te zenden, ruim voor het eind van het zomerreces.

• - 

  Hoeveel pensioenvermogen is er in de Europese Unie, hoeveel van dit pensioenvermogen valt onder de richtlijn en hoeveel van dit pensioenvermogen bevindt zich in Nederland? Met andere woorden, welke landen zijn er dus in geslaagd om hun pensioenstelsel niet onder deze richtlijn te laten vallen. Ter toelichting het gaat dus niet om het totale vermogen in de tweede pijler, maar het totale vermogen per land dat onder de richtlijn valt.

• - 

  De leden van de CDA-fractie maken zich in het bijzonder zorgen over mogelijke collectieve waardeoverdrachten van IORP’s naar het buitenland. Genoemde leden merken in dit kader op dat de landen in de Europese Unie zeer verschillende disconteringsvoeten hanteren voor IORP’s. De Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (EIOPA), de Europees toezichthouder, gaf in 2017 hiervan een overzicht. Het antwoord spreekt over individuele waardeoverdrachten. De vraag gaat juist over de collectieve waardeoverdrachten. Graag een nadere toelichting op dit punt.

• - 

  Het bovenstaande is op punten een versimpeling omdat sommige toezichthouders toch gedwongen zullen worden rekening te houden met de Nederlandse discontovoet vanwege de verplichting tot het meewerken aan een waardeoverdracht. Desalniettemin geldt deze verplichting niet voor ingegane pensioenen en veel slapersrechten. Die kunnen dus veel lager gewaardeerd worden. Kan de regering dit bevestigen? Ter toelichting graag een duidelijk antwoord op de vraag of dezelfde rechten dus leiden tot verschillende reserveringen in de beide landen.

  De leden van de CDA-fractie hebben daarom de volgende vraag, die in de nota naar aanleiding van het verslag niet duidelijk beantwoord is. Krijgen de deelnemer in het pensioenfonds in Spanje met een belofte van 100 euro en de deelnemer met een belofte van 100 euro in Nederland nu hetzelfde pensioenoverzicht? Krijgen zij beiden te zien dat hun verwachte pensioen 100 euro is? Op basis waarvan zal het positieve en het negatieve scenario berekend worden? Graag een duidelijk antwoord en een realistische vergelijking, met daarbij graag een voorbeeld en een duidelijke vergelijking

  Hoogachtend,

  de griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

  M.E. Esmeijer

  Tweede Kamer der Staten-Generaal

  Postbus 20018

  2500 EA Den Haag

  • T. 

    070-3182211

  • E. 

    cie.szw@tweedekamer.nl