Verslag van een schriftelijk overleg over het ontwerpbesluit tot wijziging van het Tijdelijk besluit postbezorgers 2011 - Toekomstige ontwikkeling van de Nederlandse postsector

Dit verslag van een schriftelijk overleg is onder nr. 160 toegevoegd aan dossier 29502 - Toekomstige ontwikkeling van de Nederlandse postsector.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Toekomstige ontwikkeling van de Nederlandse postsector; Verslag van een schriftelijk overleg; Verslag van een schriftelijk overleg over het ontwerpbesluit tot wijziging van het Tijdelijk besluit postbezorgers 2011
Document­datum 03-07-2018
Publicatie­datum 03-07-2018
Nummer KST29502160
Kenmerk 29502, nr. 160
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2017-

2018

29 502

Toekomstige ontwikkeling van de Nederlandse postsector

Nr. 160

VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 4 juli 2018

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over de brief van 15 juni 2018 inzake het ontwerpbesluit tot wijziging van het Tijdelijk besluit postbezorgers 2011 in verband met de wijziging van de reikwijdte (Kamerstuk 29 502, nr. 159).

De vragen en opmerkingen zijn op 26 juni 2018 aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 3 juli 2018 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie,

Diks

Adjunct-griffier van de commissie,

Kruithof

kst-29502-160 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2018

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de toegezonden stukken met betrekking tot het Ontwerpbesluit tot wijziging van het Tijdelijk besluit postbezorgers 2011 in verband met de wijziging van de reikwijdte. Deze leden hebben hierbij enkele vragen.

De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris kan toelichten of bekend is wat de wijziging van het Tijdelijk besluit postbezorgers 2011 voor effecten zal hebben voor postbedrijven. Heeft dit direct effect op banen van mensen die door dit besluit benadeeld worden doordat zij liever niet op basis van een arbeidsovereenkomst werken, maar op basis van bijvoorbeeld een nulurencontract?

De leden van de VVD-fractie constateren aan de hand van de internetcon-sultatie dat een aantal partijen hebben gevraagd om heroverweging van het wijzigingsbesluit vanwege de inperking van de reikwijdte van het besluit. Acht de Staatssecretaris de periode van een kleine zes maanden voldoende voor bedrijven in de postsector om te voldoen aan het 80-20-vereiste met inbegrip van de nieuwe reikwijdte? De Autoriteit Consument en Markt (ACM) heeft aangegeven dat het wijzigingsbesluit uitvoerbaar en handhaafbaar is. Tevens geeft de ACM in overweging het toezicht op het Tijdelijk besluit postbezorgers 2011 elders te beleggen. Kan de Staatssecretaris aangeven waar dit toezicht zou kunnen worden belegd?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het ontwerpbesluit. Zij hebben daarover nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie constateren dat in de toelichting wordt gesteld dat het niet helemaal duidelijk was of uitzendovereenkomsten ook meetelden voor de verplichting om met ten minste 80% van de postbezorgers een arbeidsovereenkomst te hebben. Kan de Staatssecretaris aangeven wat de oorzaak was van die onduidelijkheid?

De leden van de D66-fractie zijn positief over de onduidelijkheid die nu is weggenomen. Kan de Staatssecretaris aangeven wat de te verwachten effecten zijn op de postmarkt nu dit wel verduidelijkt is? Daarnaast vragen deze leden of bekend is hoeveel mensen uit de doelgroep banenafspraak nu via een inleenconstructie in dienst zijn bij postbedrijven en hoeveel mensen uit de doelgroep banenafspraak direct in dienst zijn bij het postvervoerbedrijf waar zij werkzaamheden verrichten.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het Ontwerpbesluit tot wijziging van het Tijdelijk besluit postbezorgers 2011. Deze leden hebben hierbij enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de SP-fractie lezen in de nota van toelichting dat om te stimuleren dat er extra baanmogelijkheden komen in de postsector voor mensen met een arbeidsbeperking, deze banen worden meegerekend in het bepalen van het percentage postbezorgers dat in dienst is bij het postvervoerbedrijf. Deze leden constateren ook dat in het gewijzigde tijdelijk besluit geen stimulans bestaat om arbeidsbeperkte mensen in dienst te nemen bij het postvervoerbedrijf. Zij zijn van mening dat hiermee de facto mogelijk wordt gemaakt dat mensen met een arbeidsbe-perking niet in dienst van een postvervoerbedrijf komen, maar voor langere duur via uitzendconstructies en andere vormen van flexibele arbeid werken bij dezelfde werkgever.

De leden van de SP-fractie zijn van mening dat mensen met een arbeids-beperking juist behoefte hebben aan zekerheid en vragen de Staatssecretaris hoe zij ervoor gaat zorgen dat postbedrijven deze mensen toch zelf in dienst gaan nemen. Hierbij benadrukken deze leden dat van het tijdelijk besluit, evenals van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten, op deze manier een discriminerende werking uitgaat richting mensen met een arbeidsbeperking. Zij vragen de Staatssecretaris naar de wenselijkheid van een dergelijk karakter van deze algemene maatregel van bestuur. Tevens zijn deze leden benieuwd naar het aantal mensen met een arbeidsbeperking dat krachtens deze regeling alsnog onder de 80%-norm zou vallen.

II Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris Beantwoording vragen VVD-fractie1

  • 1. 
    De leden van de VVD-fractie vragen welke effecten de wijziging van het Tijdelijk besluit postbezorgers 2011 heeft voor postbedrijven en of dit effect heeft op de voorkeur voor werknemers voor een bepaald type dienstverband, bijvoorbeeld een nulurencontract.

Met de wijziging wordt verduidelijkt dat uitzendkrachten die vallen onder de banenafspraak, kunnen worden meegeteld voor de 80%-norm. Overige uitzendkrachten kunnen niet worden meegeteld. Er zijn enkele bedrijven die gebruik maken van uitzendovereenkomsten met personen die niet tot de doelgroep van de banenafspraak behoren. Voor zover zij hiermee boven de 20% uitkomen, dienen deze bedrijven nog een inspanning te verrichten om dergelijke uitzendovereenkomsten af te bouwen. Deze bedrijven krijgen tot 1 januari 2019 de tijd om deze inspanning te verrichten.

Daarbij merk ik op dat het Tijdelijk besluit postbezorgers 2011 niet van toepassing is op bedrijven die niet boven de omzetdrempel van € 2 miljoen uitkomen. Op deze bedrijven heeft het Tijdelijk besluit noch de wijziging enig effect.

Naar verwachting heeft de wijziging geen effect op de voorkeur van werknemers voor een bepaald type dienstverband. Het is reeds de norm dat 80% van de postbezorgers een arbeidsovereenkomst dient te hebben met het postvervoerbedrijf. Voor de overige 20% staat het werknemers en bedrijven vrij een arbeidsvorm te kiezen die past bij de voorkeuren. Met deze wijziging wordt slechts duidelijk dat ook inlening van arbeidskrachten op grond van een uitzendovereenkomst mag worden meegeteld, voor zover het de doelgroep banenafspraak betreft. Specifiek voor het nulurencontract wijs ik erop dat het besluit geen effect heeft op mensen die op basis van een dergelijk contract werkzaam zijn bij een postvervoerbedrijf. Deze mensen werken namelijk al op basis van een arbeidsovereenkomst, maar dan een arbeidsovereenkomst zonder een vaste arbeidsomvang. Het besluit legt geen eisen op welke arbeidsomvang er in de arbeidsovereenkomst moet worden aangeboden.

  • 2. 
    Voorts vragen de leden van de VVD-fractie of de periode van zes maanden voldoende is voor bedrijven in de postsector om te voldoen aan de 80-20-vereiste met inbegrip van de nieuwe reikwijdte.

De verplichting voor postvervoerbedrijven om met 80% van de postbezorgers een arbeidsovereenkomst te hebben, was al opgenomen in het Tijdelijk besluit postbezorgers 2011. Sinds 1 januari 2018 geldt deze verplichting onverkort voor alle postvervoerbedrijven met een omzet van meer dan € 2 miljoen.

De Autoriteit Consument en Markt (hierna: ACM) heeft in een brief van 23 oktober 2017 aan de toenmalige Minister van Economische Zaken laten weten dat zij een interpretatievraag had of de inlening van arbeidskrachten op grond van een uitzendovereenkomst onder de reikwijdte van dit minimumpercentage van 80% viel (Kamerstuk 29 502, nr. 146 en bijlage). Postvervoerbedrijven wisten sindsdien dat deze vraag speelde.

Bij brief van 30 november 2017 heb ik, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de op 15 juni 2018 voorgehangen wijziging van het Tijdelijk besluit postbezorgers 2011 aangekondigd (Kamerstuk 29 502, nr. 146). In die brief heb ik aangegeven dat alleen banen uit de doelgroep banenafspraak die op basis van een uitzendovereenkomst tot stand komen mee mogen tellen voor de 80%-norm en alle andere uitzendovereenkomsten niet. Op 9 maart 2018 is het ontwerpbesluit in openbare internetconsultatie gegaan. Het ontwerpbesluit met de gewijzigde reikwijdte is bij uw Kamer voorgehangen op 15 juni 2018. Postvervoerbedrijven waren dus al bekend met de voorgestelde wijziging. De publicatie van het besluit is voorzien uiterlijk 1 oktober 2018 en de inwerkingtreding op 1 januari 2019.

  • 3. 
    Ook vragen de leden van de VVD-fractie of het toezicht op het Tijdelijk besluit postbezorgers 2011 elders dan bij de ACM kan worden belegd.

Ik ben niet voornemens het toezicht elders te beleggen.

Beantwoording vragen D66-fractie

  • 4. 
    De leden van de D66-fractie vragen wat de oorzaak was van de onduidelijkheid van de reikwijdte van het Tijdelijk besluit postbezorgers 2011.

Volgens artikel 2 van het Tijdelijk besluit postbezorgers 2011 moet een postvervoerbedrijf een arbeidsovereenkomst hebben met ten minste 80% van de postbezorgers die voor hem postvervoer verzorgen. De tekst van dit artikel wijst er op dat een postvervoerbedrijf zelf een arbeidsovereenkomst moet hebben met een postbezorger, omdat het artikel uitgaat van een directe relatie tussen het postvervoerbedrijf en de postbezorger. Bij inlening op grond van een uitzendovereenkomst heeft de postbezorger echter geen arbeidsovereenkomst met het postvervoerbedrijf, maar met de werkgever (bijvoorbeeld een uitzendbureau) die de postbezorger ter beschikking stelt aan het postvervoerbedrijf om post te bezorgen. De tekst van artikel 2 lijkt inlening derhalve uit te sluiten. In de begripsomschrijving die nu nog in artikel 1 van het Tijdelijk besluit postbezorgers staat, wordt echter verwezen naar de arbeidsovereenkomst, bedoeld in titel 10 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. De onduidelijkheid is mede veroorzaakt, omdat de arbeidsovereenkomst in het Burgerlijk Wetboek wel mede de uitzendovereenkomst omvat. In het voorgehangen ontwerpbesluit is de begripsomschrijving van arbeidsovereenkomst voor dit besluit aangepast, om die onduidelijkheid weg te nemen.

  • 5. 
    Verder vragen de leden van de D66-fractie naar de verwachte effecten op de postmarkt van de verduidelijking van de reikwijdte.

Het is niet te verwachten dat er wijzigingen optreden op de postmarkt als gevolg van het voorgenomen besluit. Verder verwijs ik voor de effecten voor postvervoerbedrijven en postbezorgers naar het antwoord op vraag 1.

  • 6. 
    Daarnaast vragen de leden van de D66-fractie of bekend is hoeveel mensen uit de doelgroep banenafspraak nu via een inleenconstructie in dienst zijn bij postbedrijven en hoeveel mensen uit de doelgroep banenafspraak direct in dienst zijn bij het postvervoerbedrijf waar zij werkzaamheden verrichten.

Naar schatting van ACM werkten er in 2017 circa 1500 mensen uit de doelgroep van de banenafspraak via een sociaal werkbedrijf (hierna: sw-bedrijf) bij een postvervoerbedrijf. 500 daarvan werken voor een postvervoerbedrijf dat tegelijkertijd een sw-bedrijf is en deze groep is dus direct in dienst bij het postvervoerbedrijf waar zij werkzaamheden verrichten. Ongeveer 1000 mensen werken vanuit een sw-bedrijf via een inleenconstructie bij een postvervoerbedrijf. Door de wijziging van het Tijdelijk besluit postbezorgers 2011 kan deze laatste groep nu ook meegeteld worden voor de 80%-norm.

Beantwoording vragen SP-fractie

  • 7. 
    De leden van de SP-fractie vragen hoe ervoor wordt gezorgd dat postbedrijven mensen met een arbeidsbeperking zelf in dienst gaan nemen.
  • 8. 
    De leden van de SP-fractie vinden dat van het Tijdelijk besluit evenals de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten, een discriminerende werking uitgaat richting mensen met een arbeidsbeperking en vragen naar de wenselijkheid daarvan.

De doelstelling van de banenafspraak is om meer mensen met een arbeidsbeperking bij een reguliere werkgever te laten werken. Inleenver-banden bij postbedrijven dragen daar aan bij en kunnen een opstapje zijn naar een formeel dienstverband met het postvervoerbedrijf. Ook kunnen mensen uit de doelgroep die werken via inleenverbanden terugvallen op het uitzendbureau of sociaal werkbedrijf wanneer zij bij het postvervoerbedrijf toch niet op hun plek blijken. En het uitzendbureau of sw-bedrijf biedt de medewerker vaak ondersteuning op de werkvloer en ondersteunt de inlener bij de administratie. Dit alles maakt een inlener eerder bereid om iemand uit de doelgroep in dienst te nemen. Het gewijzigde Tijdelijk besluit draagt zo dus bij aan het in dienst nemen van mensen met een arbeidsbeperking bij postbedrijven.

Als stimulans om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te houden, blijven de banen waarop mensen uit de doelgroep van de banenafspraak werken, meetellen voor de banenafspraak/quotumregeling, ook als zij niet langer aan de criteria voldoen, doordat ze bijvoorbeeld zelfstandig het wettelijk minimumloon kunnen verdienen. Om dat mogelijk te maken is eind 2017 de zogenaamde t+2-regel opgeschort2. Hierdoor kunnen werkgevers, en dus ook postvervoerbedrijven, de instrumenten voor de doelgroep en financiële tegemoetkoming in de loonkosten structureel inzetten, waardoor het voor hen aantrekkelijker wordt om mensen uit de doelgroep in dienst te nemen. Van een discriminerende werking richting mensen met een arbeidsbeperking is geen sprake.

  • 9. 
    Tevens vragen de leden van de SP-fractie naar het aantal mensen met een arbeidsbeperking dat krachtens deze regeling onder de 80%-norm zou vallen.

Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 6.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2017-2018, 29 502, nr. 160 6

1

Ten behoeve van leesbaarheid en vindbaarheid is een nummering aangebracht in de vragen.

2

Deze regel hield in dat de banen van werknemers na ruim twee jaar niet meer meetellen als werknemers niet meer aan de doelgroepcriteria voor de banenafspraak voldoen.


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.