Onderzoek van Nederlandse belangenbehartiging in de Europese Unie

1.

Kerngegevens

Officiële titel Onderzoek van Nederlandse belangenbehartiging in de Europese Unie
Document­datum 29-06-2018
Publicatie­datum 29-06-2018
Commissie(s) Europese Zaken (EU)
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer

DER S T A T E N - G E N E R A A L

De minister van Buitenlandse Zaken De heer drs. S.A. Blok

Postbus 20018 2500 EA Den Haag

Vaste commissie voor Europese Zaken M. Azmani, voorzitter Binnenhof la 2513 AA Den Haag

datum 14 juni 2018

betreft Onderzoek Nederlandse belangenbehartiging in de Europese Unie

ons kenmerk 18-EU-B-037

pagina 1/5

Geachte heer Blok,

In het kader van haar jaarplanning versterking kennispositie 2018 (documentnummer 2018D06626) heeft de vaste commissie voor Europese Zaken besloten een onderzoek te willen doen naar de effectiviteit van Nederlandse belangenbehartiging in de Europese Unie. Dit onderzoek moet worden geplaatst tegen de achtergrond van de grote ontwikkelingen die de EU momenteel doormaakt. Zo kan gewezen worden op de naderende Brexit en het nieuwe krachtenveld waarin Nederland positie moet kiezen. Ook vinden op dit moment discussies plaats over de toekomst van de EU, zoals in het kader van het Witboek van de Europese Commissie en de Leidersagenda van de voorzitter van de Europese Raad. Verder treden in 2019 een nieuw Europees Parlement en een nieuwe Europese Commissie aan.

In dit veranderende Europese speelveld is het van groot belang dat Nederland effectief voor zijn belangen opkomt. Het onderzoek van de commissie Europese Zaken is meer specifiek gericht op de vraag hoe de regering in Europese beleids- en besluitvormingsprocessen opkomt voor Nederlandse prioriteiten, in hoeverre dit effectief is en wat beter kan. In dit kader wordt onder meer nader in kaart gebracht hoe de Nederlandse belangen in de EU door de regering thans worden bepaald en gerepresenteerd. Los van dit eigen onderzoek doet de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) momenteel op verzoek van de Kamer onderzoek naar coalitievorming na Brexit.

datum 14 juni 2018

betreft Onderzoek Nederlandse belangenbehartiging in de Europese Unie ons kenmerk 18-EU-B-037

Ten behoeve van het nader in kaart brengen van de wijze waarop van de zijde van de regering de Nederlandse belangen in de EU thans worden bepaald en behartigd, legt de commissie Europese Zaken u onderstaande vragen voor.

Set 1: het formuleren en behartigen van het Nederlandse belang: proces en strategie

1.1. Hoe worden de Nederlandse belangen in de EU bepaald en geformuleerd? Hoe is de coördinatie daarvan binnen en tussen departementen en de vertegenwoordiging in Brussel georganiseerd? Worden ook andere (externe) actoren structureel of incidenteel in dit proces betrokken teneinde een goed beeld van het Nederlandse belang te krijgen en zo ja, op welke wijze?

1.2. Op welk moment in het Europese beleidsvormingsproces wordt de Nederlandse belangen bepaald? Hoe proactief is Nederland daarbij? Doet Nederland bijvoorbeeld altijd mee aan consultaties? Hoe verhoudt zich dit tot de BNC-procedure, die vooral gericht is op reeds tot stand gekomen EU-voorstellen? In hoeverre komt dit overeen met de wijze en het moment waarop andere lidstaten hun belangen behartigen?

1.3. Aan welke andere vormen van gestructureerde beleidsvoorbereiding door de Europese Commissie, zoals in de vorm van expertgroepen of andere informele of adviserende gremia, wordt vanuit Nederland deelgenomen? Hoe wordt bevorderd dat de Commissie hierin voldoende Nederlandse ambtenaren, wetenschappers en maatschappelijke actoren betrekt? Hoe verloopt de coördinatie c.q. aansturing van Nederlandse betrokkenen in deze vroege fase van beleidsvorming? En hoe wordt de coherentie van beleid gewaarborgd?

1.4. Worden bij nieuwe EU-voorstellen altijd (eigen) impact assessments gedaan of gevraagd? In hoeverre levert Nederland een bijdrage aan de impact assessments die de Europese Commissie verricht in de beleidsvoorbereiding? Hoe verhoudt zich dit tot de mate waarin andere lidstaten inbreng leveren?

1.5. In het verleden is op verschillende (deel)terreinen onderzoek gedaan naar de interne coördinatie van de Nederlandse positie voorafgaand aan en tijdens het onderhandelingsproces over een EU-voorstel in de Raad. Onder meer de IOB-beleidsdoorlichting 'Strategie bij benadering' uit 2014 gaat hierop in. Hoe heeft dit coördinatieproces, bijvoorbeeld tussen het ministerie van Buitenlandse Zaken, de vakdepartementen en de permanente vertegenwoordiging in Brussel, zich de afgelopen jaren ontwikkeld? En hoe wordt daarbij zicht gehouden op de onderhandelingen in het EP?

pagina 2/5

datum 14 juni 2018

betreft Onderzoek Nederlandse belangenbehartiging in de Europese Unie

ons kenmerk 18-EU-B-037

1.6. In aanloop naar en tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap in 2016 is geïnvesteerd in de relaties met lidstaten en instellingen, in het bijzonder het EP (zie Kamerstuk 34 139, nr. 18). Hoe is dit vormgegeven? Is achteraf nagegaan hoe het Nederlandse voorzitterschap door andere lidstaten is ervaren? In hoeverre hebben de gedane investeringen nu nog effect op de positie van Nederland en waaruit blijkt dat?

1.7. Hoe wordt, in de fase van uitvoering van Europees beleid, de besluitvorming in comitologie gevolgd? Op welke wijze wordt omgegaan met ingebrekestellingen? Hoe wordt zicht gehouden op de uitvoering van EU-beleid en de effecten daarvan? En hoe houdt de regering zicht op de Nederlandse belangenbehartiging binnen transnationale netwerken van zelfstandige bestuursorganen en markttoezichthouders?

Set 2: Nederlandse betrokkenheid in EU-beleidsvormingsprocessen: cijfers, trends en strategie

2.1. Hoe vaak zijn Nederlandse bewindspersonen de laatste vijfjaar aanwezig geweest bij Raden? Hoe vaak werden zij vervangen door de permanent vertegenwoordiger of andere ambtenaren? Kunt u hiervan een overzicht geven? Hoe verhoudt zich dit tot de aanwezigheid of vervanging van bewindspersonen van andere lidstaten?

2.2. Kunt u een beeld schetsen van de bilaterale of multilaterale overleggen die bewindspersonen vooraf of buiten de Raden om voeren met collega's uit andere lidstaten in dit verband? Welke strategische keuzes maakt het kabinet hierin anno 2018, gelet op de veranderende verhoudingen in de EU?

2.3. Hoe is de deelname van Nederlandse ambtenaren aan raadswerkgroepen en andere voorbereidende gremia georganiseerd? Zijn hierin de afgelopen vijfjaar verschuivingen waarneembaar ten opzichte van de periode daarvoor? Zijn er redenen om niet deel te nemen aan bepaalde werkgroepen? Kunt u hiervan een overzicht geven?

2.4. Hoeveel zogeheten white papers en non-papers, waarin Nederland zijn speerpunten, opvattingen en doelen formuleert, zijn door Nederland de laatste vijfjaar geschreven op de verschillende terreinen en welke doelen wilde Nederland bereiken? Aan hoeveel papers van andere lidstaten of het Raadsvoorzitterschap heeft Nederland meegeschreven? Hoe verhoudt de Nederlandse inzet zich tot die van andere lidstaten?

pagina 3/5

datum 14 juni 2018

betreft Onderzoek Nederlandse belangenbehartiging in de Europese Unie

kenmerk 18-EU-B-037

2.5. Wanneer wordt gekozen voor papers en wanneer worden andere manieren van (vroegtijdige) beïnvloeding gehanteerd?

2.6. Aan welke coalities of kopgroepen binnen de Raad neemt Nederland deel? Welke nonpapers zijn daaruit voortgekomen en heeft Nederland daaraan meegeschreven? Hoeveel coalities/kopgroepen waren er de laatste vijfjaar? Welke andere lidstaten zijn vaak actief in coalitie/kopgroepverband en op welke terreinen? Wanneer neemt Nederland het initiatief?

2.7. Hoe wordt zicht gehouden op het verloop van trilogen, naast de reguliere terugkoppeling door het Raadsvoorzitterschap?

2.8. Hoe vaak is in de afgelopen vijfjaar in de Raad gestemd? Hoe vaak stemde Nederland voor of tegen? En hoe vaak onthield Nederland zich van stemming? En hoe verhoudt zich dit tot het stemgedrag van andere lidstaten?

2.9. Indien Nederland in de Raad een vetorecht heeft, hoe wordt daarmee in algemene zin omgegaan? Op welke wijze wordt bepaald wanneer een veto wordt ingezet? Wanneer wordt dat effectief geacht? En in welke concrete gevallen is een veto ingezet? En wanneer deden andere lidstaten dat?

Sec 3: benoemingen en posities van Nederlanders: cijfers, trends en beleid

3.1. Welke specifieke posities op hoog en senior niveau in de belangrijkste EU-instellingen (Commissie, Raad, EP) worden op dit moment door Nederlanders bekleed? Hoe is dit per instelling verdeeld per beleidsterrein en functiegroep? Hoe verhoudt het voorgaande zich tot lidstaten die vergelijkbaar zijn met Nederland (op basis van inwoneraantal en BBP)?

3.2. Volgens gegevens van de Europese Commissie neemt het aantal Nederlanders dat binnen de ambtelijke dienst van de Commissie werkzaam is de laatste jaren af. Hoe is dit te verklaren? Waarom zijn er binnen de Commissie weinig Nederlanders in lagere (AST) beleidsfuncties werkzaam (afgezet tegen inwoneraantal)? Hoe ontwikkelt het aantal benoemingen en de representatie van Nederland zich in de EU-instellingen in brede zin?

3.3. Hoeveel Nederlandse experts nationaux détachés (END-ers) zijn momenteel werkzaam in de EU-instellingen en organen? Op welke posities en beleidsterreinen? Hoe verhoudt zich dit tot vergelijkbare lidstaten en welke ontwikkeling is hierin te zien de afgelopen vijfjaar?

3.4. Volgens de website van het ministerie van Buitenlandse Zaken telt de Nederlandse permanente vertegenwoordiging op dit moment ongeveer 80 beleidsinhoudelijke medewerkers, verdeeld over diverse afdelingen. Hoe

pagina 4/5

datum 14 juni 2018

betreft Onderzoek Nederlandse belangenbehartiging in de Europese Unie ons kenmerk 18-EU-B-037

verhoudt dit aantal en verdeling zich tot de vertegenwoordigingen van andere, vergelijkbare lidstaten?

3.5. Hoeveel personen werken op dit moment op de verschillende ambassades in de lidstaten?

3.6. De afdeling Algemene Bestuursdienst van de Permanente Vertegenwoordiging (PV EU-ABD) behartigt de Nederlandse belangen op het gebied van personeelsbeleid bij de EU. Welk beleid wordt ten aanzien van benoemingen en posities in EU-instellingen op dit moment gevoerd, bijvoorbeeld als het gaat om de aanwas van jonge ambtenaren (concours) en de tijdelijke plaatsing van END-ers? Zijn er op dit punt verschillen tussen beleidsterreinen? Hoe wordt contact onderhouden met Nederlandse ambtenaren bij EU-instellingen?

Uw antwoorden zullen worden betrokken in het verdere onderzoek. In verband met de voortgang van het onderzoek en mogelijke vervolgactiviteiten, verzoek ik u de vragen uiterlijk 1 oktober 2018 te beantwoorden.

Hoogachtend,

De vodVzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken

  • M. 
    A

pagina 5/5


 
 
 
 

3.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.