Reactie kabinetsbrief over verdeling implementatietermijn

1.

Kerngegevens

Officiële titel Reactie kabinetsbrief over verdeling implementatietermijn
Document­datum 29-06-2018
Publicatie­datum 29-06-2018
Commissie(s) Europese Zaken (EU)
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer

DER STATEN-GENERAAL

Aan de minister van Buitenlandse Zaken Drs. S.A. Blok

Postbus 20018 2500 EA Den Haag

cie.eu@tweedekamer.nl

datum 21 juni 2018 kenmerk 18-EU-B-40 betreft Reactie kabinetsbrief over verdeling implementatietermijn

pagina 1/3

Geachte heer Blok,

Op 26 mei 2018 heeft de vaste commissie voor Europese Zaken uw reactie ontvangen op het verzoek van deze commissie een standaardverdeling te maken tussen de Staten-Generaal en de regering in de planningsnorm voor de behandeling van implementatievoorstellen van EU-wetgeving.

De commissie deelt de mening dat ingebrekestellingen door de Europese Commissie van Nederland vanwege ontijdige of incorrecte implementatie van EU-wetgeving zoveel mogelijk moeten worden voorkomen. In uw brief zet u uiteen dat de Aanwijzingen voor de regelgeving bij de normplanning voor de implementatie van EU-wetgeving uitgaan van een verdeling tussen ambtelijke voorbereiding (zes maanden) en het formele wetgevingstraject van ministerraad, Raad van State, Staten-Generaal en Koning (18 maanden). U merkt op dat in de praktijk de ambtelijke voorbereidingsfase nogal eens te kort blijkt te zijn, bijvoorbeeld omdat EU-wetgeving complexer blijkt te zijn dan gedacht en meer afstemming nodig is met ketenpartners voor een juiste uitvoering. Deze vertraging dient dan tijdens het formele traject dan te worden ingehaald. In de praktijk komt het nogal eens voor dat wetgeving slechts enkele maanden voor de beoogde inwerkingtredingsdatum aan de Kamer wordt aangeboden.

De commissie stelt voorop dat naast ketenpartners ook burgers, bedrijfsleven en medeoverheden die geen ketenpartners zijn,1 zich tijdig moeten kunnen informeren over nieuwe normen waaraan zij moeten voldoen en de kans moeten krijgen zich daar goed op voor te bereiden. Tijdige indiening van implementatiewetgeving bij de Staten-Generaal bevordert deze belangen, omdat met openbaarmaking van een implementatievoorstel in een vroegtijdig stadium voor private en publieke sector

1 Denk bijvoorbeeld aan gemeenten, die geen bijzondere partner zijn in de handhaving van de algemene verordening gegevensbescherming, maar wel aan deze regelgeving moeten voldoen.

datum 21 juni 2018

duidelijk wordt op welke regels ze zich ongeveer op moeten voorbereiden. Doorgaans zijn beide Kamers ook redelijk vlot in het behandelen van implementatiewetsvoorstellen, getuige de implementatieoverzichten die de departementen de beide Kamers regelmatig toesturen.2 Vroege indiening bij de Tweede Kamer zal dus ook een snellere afkondiging in het Staatsblad bevorderen.

De commissie Europese Zaken verzoekt u daarom nader uiteen te zetten op welke wijze ketenpartners al worden betrokken tijdens het Brusselse onderhandelingsproces over nieuwe EU-wetgeving teneinde te ondervangen dat late interbestuurlijke afstemming leidt tot vertraging in het implementatietraject. De commissie merkt in dit verband op dat er vaak langdurig wordt onderhandeld over richtlijnen en verordeningen en dat de contouren dankzij het voorstel van de Europese Commissie vaak al jaren duidelijk kunnen zijn voor ketenpartners. Voorts vraagt de commissie of het geschetste probleem van kennelijk onverwachte complexiteit ook uitgelegd zou kunnen worden ais een probleem van prioritering in de capaciteitstoedeling op de wetgevingsdirecties en andere betrokken directies.

Verdeling normplanning

De aanwijzingen voor de regelgeving specificeren niet hoe de periode van 18 maanden voor het formele wetgevingsproces in de normplanning verdeeld wordt tussen de ministerraad, Raad van State, Staten-Generaal en Koning. In uw brief doet u daar ook geen nader voorstel toe.

De commissie merkt op dat staatsrechtelijk gezien geen van de betrokken organen verplicht is wetgeving binnen een bepaalde periode te behandelen. De commissie is desalniettemin van mening dat een niet-bindende normplanning dienstig kan zijn om de rechtszekerheid te bevorderen en infractieprocedures van de Europese Commissie te voorkomen. Een ruime periode voor de parlementaire behandeling bevordert daarbij de belangen de private- en publieke sector hebben bij een goede voorbereidingstermijn en stelt belanghebbenden in staat eventuele zorgen kenbaar te maken. Bovenal geldt dat hoe eerder implementatiewetgeving bij de Staten-Generaal wordt ingediend, hoe beter beide Kamers in staat zullen zijn om tot een goede oordeelsvorming te komen over de keuzes die worden gemaakt ten aanzien van de verwezenlijking van de in een EU-richtlijn gestelde doelen. De commissie is voorts van mening dat naast een behoorlijke planning voor de parlementaire behandeling, in elke normplanning een zekere speling moet worden gehanteerd om vertragingen aan het einde van het proces, veroorzaakt door bijvoorbeeld verkiezingen, op te vangen. De commissie geeft er de voorkeur aan niet steeds van de uiterste implementatiedatum uit te gaan, maar van tenminste twee maanden daarvoor.

2 Kamerstukken II 2016/17, 21 109, nr. 228; Kamerstukken II 2016/17, 21 109, nr. 229; Kamerstukken II 2017/18, 21 109, nr. 230; Kamerstukken II 2017/18, 21 109, nr. 231.

pagina 2/3

datum

21 juni 2018

Zodoende acht de commissie het wenselijk als normplanning, bij een implementatietermijn van 24 maanden, 12 maanden te hanteren voor de fase tot aan indiening van het wetsvoorstel bij de Staten-Generaal (inclusief departementale voorbereiding), 10 maanden voor de parlementaire behandeling en twee maanden speling. Indien het kabinet kiest voor een internetconsultatie kan wat de commissie betreft in voorkomende gevallen de periode tot aan indiening verlengd worden naar 14 maanden.

De commissie is van mening dat zowel Staten-Generaal als kabinet geholpen zijn met bovenstaande normen. Afwijken van de planningsnorm is wat de commissie betreft om gemotiveerde redenen altijd mogelijk. De commissie verzoekt het kabinet in dat verband de Kamer altijd tijdig te informeren over zowel de voorgenomen behandeling van implementatiewetgeving als eventuele vertragingen.

De commissie hoopt tot overeenstemming te kunnen komen over de normering van de termijnen en ziet uit naar uw reactie.

Hoogachtend,

De voorzitter van de vaste commissie van Europese Zaken

Malik

pagina 3/3


 
 
 
 

3.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.