Nota van wijziging - Wijziging van de Gemeentewet en de Provinciewet in verband met de verruiming van de bevoegdheid van de raad en provinciale staten om ontheffing te verlenen van het vereiste van ingezetenschap voor wethouders en gedeputeerden - Hoofdinhoud
Deze nota van wijziging is onder nr. 7 toegevoegd aan wetsvoorstel 34807 - Verruiming van de bevoegdheid om ontheffing te verlenen van het vereiste van ingezetenschap voor wethouders en gedeputeerden i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Wijziging van de Gemeentewet en de Provinciewet in verband met de verruiming van de bevoegdheid van de raad en provinciale staten om ontheffing te verlenen van het vereiste van ingezetenschap voor wethouders en gedeputeerden; Nota van wijziging; Nota van wijziging |
---|---|
Documentdatum | 19-06-2018 |
Publicatiedatum | 19-06-2018 |
Nummer | KST348077 |
Kenmerk | 34807, nr. 7 |
Commissie(s) | Binnenlandse Zaken (BIZA) |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
34 807 Wijziging van de Gemeentewet en de Provinciewet in verband met de verruiming van de bevoegdheid van de raad en provinciale staten om ontheffing te verlenen van het vereiste van ingezetenschap voor wethouders en gedeputeerden
Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 20 juni 2018
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
-
1.In artikel I wordt onder verlettering van het enige onderdeel tot onderdeel A een onderdeel toegevoegd, dat luidt:
B
In artikel 82 vervalt het vierde lid, onder vernummering van het vijfde lid tot vierde lid.
-
2.In artikel II wordt onder verlettering van het enige onderdeel tot onderdeel A een onderdeel toegevoegd, dat luidt:
B
In artikel 80 vervalt het vierde lid, onder vernummering van het vijfde lid tot vierde lid.
Toelichting
Een raadscommissie is een commissie ex artikel 82 Gemeentewet die de besluitvorming van de raad kan voorbereiden en met het college of de burgemeester kan overleggen. Een raadscommissie bestaat uit raadsleden, maar ook niet-raadsleden kunnen lid zijn. Artikel 82, vierde lid, van de Gemeentewet bepaalt dat een lid van de raad voorzitter van een raadscommissie is. Door dat voorschrift te schrappen, zoals hier wordt voorgesteld, ontstaat voor de raad de ruimte om het voorzitterschap aan niet-raadsleden toe te vertrouwen, zoals een commissielid zijnde geen raadslid, maar ook iemand van buiten de commissie, een externe. Door het vervallen van het voorschrift dat een lid van de raad voorzitter van de raadscommissie is, dient de raad bij verordening zelf regels te stellen ten aanzien van het voorzitterschap. Met deze wijziging wordt uitvoering gegeven aan de motie-Koopmans c.s.1, zoals aangekondigd in het AO democratische vernieuwing door het lid Van den Bosch, waarin de regering werd verzocht nog voor het zomerreces een wetsvoorstel tot wijziging van de Gemeentewet in te dienen dat het mogelijk maakt dat raadscommissies ook door niet-raadsleden technisch kunnen worden voorgezeten. In reactie op de motie heb ik aangegeven dat een nota van wijziging op het onderhavige wetsvoorstel, dat reeds gericht is op het vergroten van de ruimte voor de gemeenteraad om eigen afwegingen te maken, mijn voorkeur heeft boven een afzonderlijk wetsvoorstel. De voorgestelde wijziging past in het beleid om in de Gemeentewet meer ruimte te bieden voor lokaal maatwerk, zoals uiteengezet in mijn brieven van 19 februari en 12 maart jl.2
Het wetsvoorstel Experimentenwet gemeenten voorzag in de mogelijkheid voor een beperkt aantal gemeenten om gedurende een beperkte periode ervaring op te doen met externe voorzitters van raadscommissies. Met het niet-indienen van dat wetsvoorstel is die mogelijkheid er niet gekomen. De nu voorgestelde wijziging creëert in lijn met mijn beleid om meer ruimte bieden voor lokaal maatwerk, voor alle gemeenten de mogelijkheid om een eigen keuze te maken ten aanzien van het voorzitterschap van raadscommissies en komt daarmee tegemoet aan de wens van diverse gemeenten om met externe (technische) voorzitters van raadscommissies te kunnen werken. In de motie wordt uitgesproken dat het voorzitterschap van raadscommissies met name voor raadsleden in kleinere gemeenten en van kleinere fracties een relatief zware tijdsbelasting is. Met de Tweede Kamer ben ik van mening dat het aan gemeenten kan worden overgelaten om hier een eigen keuze in te maken.
Ingevolge artikel 82, eerste lid, van de Gemeentewet regelt de raad de taken, de bevoegdheden, de samenstelling en de werkwijze van de raadscommissies. Door het schrappen van de bepaling inzake het voorzitterschap, is het aan de raad om hier bij verordening zelf regels over te stellen. Indien de raad voor een externe voorzitter zou kiezen, is het voorts ook aan de raad om bij verordening desgewenst functievereisten ten aanzien van het voorzitterschap te stellen. Omdat de externe voorzitter geen lid is van de raadscommissie en daarom het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden niet van toepassing is, zal de raad ook zelf de bezoldiging van de externe voorzitter moeten vaststellen. Voor de goede orde zij erop gewezen dat ingevolge artikel 82, tweede lid, van de Gemeentewet de burgemeester en de wethouders geen lid kunnen zijn van een raadscommissie. Derhalve komen zij ook niet in aanmerking voor het voorzitterschap.
Tevens wordt voorgesteld de Provinciewet met betrekking tot het voorzitterschap van statencommissies als bedoeld in artikel 80 in gelijkluidende zin te wijzigen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren
Noot 1
Kamerstukken II 2017/18, 34 775 VII, nr. 62.
Noot 2
Kamerstukken II 2017/18, 34 775 VII, nrs. 53 en 58.