Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda van de informele landbouwraad van 3 tot 5 juni 2018 - Landbouw- en Visserijraad - Hoofdinhoud
Dit verslag van een schriftelijk overleg is onder nr. 1110 toegevoegd aan dossier 21501-32 - Landbouw- en Visserijraad i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Landbouw- en Visserijraad; Verslag van een schriftelijk overleg; Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda van de informele landbouwraad van 3 tot 5 juni 2018 |
---|---|
Documentdatum | 30-05-2018 |
Publicatiedatum | 30-05-2018 |
Nummer | KST21501321110 |
Kenmerk | 21501-32, nr. 1110 |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1110 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 31 mei 2018
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de brief van 25 mei 2018 inzake de geannoteerde agenda van de informele landbouwraad van 3 tot 5 juni 2018 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1109).
De vragen en opmerkingen zijn op 28 mei 2018 aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voorgelegd. Bij brief van 30 mei 2018 zijn de vragen, voorzien van een inleiding, beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Kuiken
De adjunct-griffier van de commissie, Konings
Inleiding
Met deze brief beantwoord ik de vragen van de fracties van uw Kamer van 28 mei jl. over onderwerpen die geagendeerd zijn voor de informele Landbouw- en Visserijraad van 3 t/m 5 juni 2018. Tevens ga ik op de vragen over de visserijprotocollen voor Kaapverdië en Madagaskar en de visbestanden in de Westelijke wateren, omdat deze onderwerpen binnenkort in stemming komen in Brussel. De beantwoording van de overige vragen ontvangt u binnen de hiervoor gebruikelijke termijn.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben vragen over de geannoteerde agenda van de informele Landbouw- en Visserijraad van 3 t/m 5 juni 2018. In de geannoteerde agenda staat dat onder aanvoering van het Bulgaars voorzitterschap wordt gesproken over de jonge boeren en de bedrijfsopvolging. Deze leden ondersteunen de inzet van de Minister dat dit een belangrijk onderwerp is. Zij verzoeken de Minister om uitgebreide terugkoppeling over dit onderwerp. Nederland kende de afgelopen jaren de Jonge landbouwers-regeling (JOLA-regeling) en deze is recent weer opengesteld. Uit de evaluatie is gebleken dat deze regeling niet optimaal heeft bijgedragen en effectief is geweest aan de behoefte die jonge boeren hebben. De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd naar de ervaringen van andere landen. Juist vanwege de ambitie van dit kabinet om 75 miljoen euro te investeren in jonge boeren zijn de ervaringen van andere landen wellicht zeer bruikbaar. Is de Minister bereid om een uitgebreide terugkoppeling te geven waarin ideeën en resultaten van andere landen zijn weergegeven?
Ik geef u graag een terugkoppeling als andere landen met waardevolle ideeën, ervaringen en resultaten komen tijdens de informele Landbouw- en Visserijraad. Deze terugkoppeling ontvangt u met het Verslag van de informele Landbouw- en Visserijraad, welke ik u na de Raad zal doen toekomen.
Wat betreft de nieuwe visserijprotocollen voor Kaapverdië en Madagaskar is voorzien dat er jaarlijks een financiële tegenprestatie van de EU aan de genoemde landen wordt betaald. Ruwweg 50 procent van deze financiële tegenprestatie is bestemd voor sectorale steun in de landen. De leden van de VVD-fractie vragen of bekend is hoe dit geld in de betreffende landen wordt besteed. Is er sprake van controlemechanismen die de EU hanteert om te controleren of het geld daadwerkelijk wordt besteed aan sectorale steun? Zijn in de nieuwe visserijprotocollen ook voorschriften opgenomen voor een correcte besteding van de betaalde vergoeding?
De bestedingen en uitgaven voor sectorale steun worden jaarlijks goedgekeurd en verantwoord in de gemengde comités die plaatsvinden tussen de EU en landen waarmee een protocol is afgesloten. Bij het aflopen van een protocol vindt een ex post en ex ante evaluatie plaats waarin het protocol op de belangrijkste punten wordt geëvalueerd en voornemens worden opgesteld ten aanzien van een eventueel nieuw af te sluiten protocol. Ten aanzien van de nieuwe protocollen met Kaapverdië en Madagaskar moeten de onderhandelingen nog starten. De Europese Commissie heeft in haar gevraagde onderhandelingsmandaat aangegeven dat bij een nieuw protocol onder andere omschreven moet worden wat de financiële tegenprestatie is en de voorwaarden voor betaling, alsmede wat de prioriteiten zijn voor sectorale steun en met welke mechanismen gezorgd wordt voor een doeltreffende uitvoering en regelmatige monitoring van de sectorale steun.
De leden van de VVD-fractie ondersteunen de inzet van Nederland voor een gelijk speelveld in het kader van de meerjarenplannen voor visbestanden in de Westelijke Wateren en het pleidooi dat er gebruik wordt gemaakt van het best beschikbare wetenschappelijke advies. In hoeverre staan andere lidstaten achter het standpunt van Nederland? Is hier eensgezindheid of zijn er lidstaten die een andere insteek voor ogen hebben?
De bij dit meerjarenplan betrokken lidstaten delen het standpunt dat er gebruik gemaakt moet worden van het best beschikbare wetenschappelijke advies. Ook zijn ze in het algemeen voorstander van een zo groot mogelijke overeenkomst tussen de verschillende meerjarenplannen, vanzelfsprekend met inachtname van noodzakelijke regionale verschillen. Voor zover mij nu bekend zijn er dus geen belangrijke verschillen van inzicht tussen de lidstaten.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie vragen hoe de Minister voornemens is te antwoorden op de vragen van het Bulgaars voorzitterschap over jonge boeren, te weten: Is het huidige palet aan EU-beleidsinstrumenten toereikend om jonge boeren te behouden en aan te trekken in de landbouwsector?; Welke nationale beleidsinitiatieven ervaren de lidstaten als succes en zouden als een voorbeeld kunnen dienen? En: Wat zou er in het toekomstige GLB veranderd moeten worden zodat de landbouwsector aantrekkelijker wordt voor jonge mensen?
Daarnaast vragen deze leden naar de stand van zaken ten aanzien van de toekenning en uitbetaling van subsidies van de regeling voor jonge boeren in de tweede pijler.
Ondanks het huidige palet aan beleidsinstrumenten is het aandeel jonge boeren nog steeds laag. Mijn voornemen is om in mijn antwoord het belang te onderstrepen van het versterken van strategisch, duurzaam ondernemerschap van jonge boeren en van coaching van de jonge landbouwer in bedrijfsovernameprocessen. Beide zijn in mijn ogen kritische succesfactoren bij de overname van (gezins)bedrijven, en zijn nog onderbelicht. Daarnaast wil ik ook aandacht vragen voor de ondersteuning van nieuwe toetreders. Deze laatste groep neemt geen bedrijf over via het gezin of de familie. Dit vraagt om nieuwe financieringsmodellen en innovatief beleid, zoals bijvoorbeeld centraal staat in het concept van een green deal. Het toekomstige GLB zou daarvoor ruimte moeten bieden.
Met betrekking tot de stand van zaken over de Jonge Landbouwersregeling in Pijler 2 kan ik u melden dat er inmiddels drie openstellingen zijn geweest. Voor de eerste openstelling zijn 193 aanvragen goedgekeurd en betaald. Voor de tweede openstelling zijn dat er 53. De derde openstelling is dit voorjaar gesloten en bleek zeer succesvol. Er waren ruim 700 aanvragen, met een overschrijving van ruim € 4 miljoen, waarvoor door de provincies budgetruimte is gecreëerd. De aanvragen bevinden zich nog in de beoordelingsfase.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de aanstaande gesprekken over de Regeling voor jonge landbouwers en de visie van de Minister, met name voor wat betreft het bedrijfsovernamefonds, zoals omschreven in het regeerakkoord. Deze leden zien de toegezegde brief over de nadere invulling hiervan graag tegemoet.
Ik ben voornemens u deze brief over de stand van zaken met betrekking tot het Bedrijfsovernamefonds voor het zomerreces te sturen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de informele Landbouw- en Visserijraad van 3 t/m 5 juni 2018.
De leden van de fractie van de ChristenUnie hechten aan het belang van een toekomstbestendige landbouw, waarbij jonge boeren worden ondersteund bij bedrijfsopvolging of bij de start van een nieuw bedrijf. Terecht wordt gewezen op het bedrijfsovernamefonds in het regeerakkoord en de al bestaande Europese instrumenten. Tijdens de informele Landbouw- en Visserijraad wordt gesproken over verbetering, vereenvoudiging en aansluiting op andere maatregelen van het ondersteunende instrumentarium onder pijler 1 en 2. Wat is de inzet van de Minister voor deze verbetering, vereenvoudiging en aansluiting op andere (waaronder nationale) maatregelen?
Ik ben verheugd met de Mededeling van de Europese Commissie (29 november 2017) om het toekomstig GLB verder te verbeteren en vereenvoudigen met nationale verantwoordelijkheid onder nationale programma’s en kijk dan ook uit naar de definitieve voorstellen die naar verwachting 1 juni a.s. zullen verschijnen.
De afgelopen jaren is met het huidige GLB al gezocht naar ruimte binnen het instrumentarium om de doelgroep zo goed mogelijk te kunnen bedienen. Met het toekomstig GLB streef ik naar een nog betere aansluiting op de Nederlandse situatie en op de behoeften en wensen van onze jonge ondernemer. In mijn visie moet het toekomstig GLB op dit punt complementair zijn aan het nationale instrumentarium, zoals het bedrijfsovernamefonds. In de brief die ik u voor het zomerreces stuur, zal ik hier nader op ingaan.
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen op welke manier de Minister nationaal en Europees instrumentarium beter wil laten aansluiten op de investeringsbehoefte van jonge boeren. Deze leden wijzen daarbij op de evaluatie van de JOLA door het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK), waaruit bijvoorbeeld blijkt dat 68% van de respondenten geen investering op de lijst vond waar zij behoefte aan hebben. Hoe verklaart de Minister deze uitkomst, aangezien de JOLA in 2017 juist is uitgebreid op basis van eerdere uitkomsten van enquêtes?
Laat me voorop stellen dat ik het erg belangrijk vind om zo goed mogelijk aan te sluiten bij de behoeften en wensen van jonge boeren. Een adequate inzet van nationale en Europese middelen, in goede samenhang, staat daarbij voorop.
Net als u was ik verrast over de uitkomst van de enquête van het NAJK. We zijn al geruime tijd in goed gesprek met de organisatie. Op die manier is de regeling de afgelopen jaren verder ontwikkeld en steeds verder geoptimaliseerd. Zo heeft de regeling in nauw overleg met het NAJK een uitbreiding gekregen van 14 naar 27 investeringscategorieën en zijn de subsidiedrempels verbeterd. De regeling blijkt bovendien inmiddels goed bekend en lijkt ook succesvol te zijn, gezien het grote aantal aanvragers (ruim 700) en een overschrijving (ruim € 4 miljoen) bij de laatste openstelling, waarvoor door de provincies extra budgetruimte is gecreëerd. Het is dan ook lastig de uitkomsten van de evaluatie die u noemt te rijmen met deze feiten. De enquête van NAJK is alleen onder de eigen leden gehouden, met 116 respondenten. In het kader van de brede evaluatie van de POP 3-regelingen in 2019 wil ik de JoLa-regeling zowel kwalitatief als kwantitatief nader en in breder verband laten evalueren en beoordelen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie delen de zorgen over de bedrijfsopvolging in de agrarische sector vanwege de hoge financiële lasten bij bedrijfsovername. Het is van belang dat ook in het kader van het nieuwe GLB goed nagedacht wordt over een effectief ondersteunend instrumentarium. Deze leden horen graag of de Minister voldoende in beeld heeft welke instrumenten, zoals de top up in de eerste pijler of de jonge landbouwersregeling via tweede pijler, meer of minder effectief zijn om bedrijfsopvolging te faciliteren en jonge boeren te ondersteunen bij investeringen in onder meer een innovatieve en duurzame bedrijfsvoering. Zo leert de praktijk dat de investeringslijst van de jonge landbouwersregeling in veel gevallen niet aansluit op de behoefte van jonge landbouwers. Na bedrijfsovername moeten jonge boeren investeren in grond, machines en gebouwen. Dergelijke investeringen komen vaak niet in aanmerking voor de jonge landbouwersregeling. Deelt de Minister deze analyse? Is zij voornemens voor de korte termijn (jonge landbouwersregeling) en de langere termijn (de hervorming van het GLB) aan te sturen op instrumenten die aansluiten op de behoefte van jonge boeren?
Instrumenten moeten mijns inziens jonge boeren, die een agrarisch bedrijf met voldoende continuïteitsperspectief overnemen, in staat stellen en stimuleren een ontwikkelingsstap te maken richting verduurzaming en modernisering. Waar we voor moeten waken is dat instrumenten leiden tot onbedoelde negatieve effecten zoals het opdrijven van grondprijzen.
Zoals aangegeven in antwoord op de vragen van de ChristenUnie hecht ik eraan het instrumentarium zo goed mogelijk aan te laten sluiten bij de behoeften en wensen van jonge boeren en wil ik in 2019 de JoLa-regeling zowel kwalitatief als kwantitatief nader en in breder verband laten evalueren en beoordelen. Die resultaten en leerlessen zal ik uiteraard benutten bij het verder vorm en inhoud geven van het toekomstige GLB.
Naast Europees beleid om de positie van jonge boeren te ondersteunen is ook nationale inzet nodig. De leden van de SGP-fractie wijzen in dit verband op het pachtbeleid. Voor jonge boeren kan pacht een waardevol instrument voor bedrijfsontwikkeling zijn. Zij lopen echter aan tegen hoge pachtprijzen voor kortdurende contracten. Het is van groot belang dat het pachtstelsel herzien wordt. Is het de inzet van de Minister om pacht aantrekkelijker te maken voor jonge boeren? Wanneer kan de Minister haar plannen voor herziening van het pachtstelsel naar de Kamer sturen?
Ik vind dat herziening van het pachtstelsel er onder meer toe moet bijdragen dat verpachters en pachters, vaker dan nu het geval is, elkaar kunnen vinden om langlopende pachtovereenkomsten af te sluiten. Beschikbaarheid van langlopende pacht is namelijk inderdaad een belang van (jonge) pachters. Maar ook verpachters hebben belangen. Een verpachter zal bij het aangaan van langlopende pacht een daarop afgestemd rendement willen behalen. Ook dat is een aandachtspunt. Herziening van het pachtstelsel heeft dus meerdere kanten en is daardoor een complexe opgave. Ik streef er naar om na het zomerreces de Kamer nader te informeren over de herziening.