Brief regering; Stand van zaken fiscale moties en toezeggingen - Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2018 - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. 22 toegevoegd aan wetsvoorstel 34775 IX - Vaststelling begroting Financiën en Nationale Schuld 2018 i en dossier 34775 IX - Vaststelling begroting Financiën en Nationale Schuld 2018.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2018 ; Brief regering; Stand van zaken fiscale moties en toezeggingen |
---|---|
Documentdatum | 05-04-2018 |
Publicatiedatum | 06-04-2018 |
Nummer | KST34775IX22 |
Kenmerk | 34775 IX, nr. 22 |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
34 775 IX Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2018
Nr. 22 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 april 2018
Graag informeer ik uw Kamer met deze brief hoe een motie die op mijn beleidsterrein ligt is uitgevoerd en geef ik gevolg aan enkele toezeggingen. Daarnaast wordt in deze brief ook ingegaan op de stand van zaken van enkele nog openstaande moties en toezeggingen. Ten slotte informeer ik u over mijn besluit om de implementatie van de inhoudingsvrijstelling dividendbelasting voor vrijgestelde lichamen stop te zetten.
-
I.Afgedane motie en toezeggingen
De hierna opgenomen motie en toezeggingen beschouw ik als afgehandeld.
Beslagvrije voet
Op 23 november 2017 is de motie van het lid Snels c.s. aangenomen waarin het kabinet wordt verzocht om de beslagvrije voet bij bankbeslag, die tot dusver niet wettelijk is geregeld, bij elke vorm van invordering te respecteren.1 Ter uitvoering van deze motie is met ingang van 1 januari 2018 in de Leidraad Invordering 2008 bepaald dat de ontvanger, wanneer hij derdenbeslag legt als gevolg waarvan de belastingschuldige niet meer kan voorzien in zijn levensonderhoud, zijn medewerking verleent aan (gedeeltelijke) opheffing van het beslag dan wel dat hij een passend deel van het door de derde betaalde bedrag beschikbaar stelt aan de belastingschuldige. De ontvanger verleent slechts medewerking onder voorwaarde dat de belastingschuldige voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij als gevolg van het beslag gedurende een bepaalde periode niet meer kan voorzien in de kosten van levensonderhoud. Voor de vaststelling van het passende deel gaat de ontvanger uit van de kosten van bestaan als bedoeld in artikel 16 van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990.
Monitoring nulemissieauto’s
Mijn ambtsvoorganger heeft toegezegd om vooruitlopend op de evaluatie van de maatregelen in de Wet uitwerking Autobrief II bij wijze van tussentijdse monitoring uw Kamer te informeren over het aantal nulemissieauto’s dat in 2017 nieuw verkocht is en op basis daarvan het budgettaire belang van de korting op de bijtelling te ramen.2
In de Miljoenennota 2018 in bijlage 6 over Fiscale Regelingen heb ik uw Kamer reeds geïnformeerd over het budgettaire belang van de milieugerelateerde korting op de bijtelling voor nulemissieauto’s. Deze raming heb ik voor deze toezegging tussentijds opnieuw gemaakt.
Het aantal (nieuwe) nulemissieauto’s waarover vanaf 2017 voor het eerst wordt bijgeteld is lager uitgekomen dan het aantal waar ten tijde van Autobrief II rekening mee was gehouden: circa 5.500 tegen oorspronkelijk 6.400. Voor bijlage 6 was de raming van het aantal nieuwe nulemissieauto’s in 2017 geactualiseerd naar 4.600. Bij dit aantal van 4.600 was een budgettaire belang van € 86 miljoen geraamd. In de tweede helft van 2017 is het aantal verkopen van elektrische auto’s aangetrokken, waardoor de raming van het budgettaire belang uit de Miljoenennota 2018 voor 2017 nu licht opwaarts is bijgesteld naar € 92 miljoen. Op basis van deze cijfers concludeer ik dat er geen aanleiding is om de korting op de bijtelling voor nulemissieauto’s tussentijds aan te passen. Dit betekent echter niet dat er geen risico op grondslagerosie meer bestaat. Ik blijf de instroom van het aantal nulemissieauto’s daarom scherp monitoren.
Partnerbegrip/trouwen in relatie tot toeslagen
Het lid Aukje De Vries heeft tijdens de behandeling van het Belastingplan 2018 in uw Kamer aandacht gevraagd voor de informatievoorziening op de website van de Belastingdienst.3 Het ging hierbij specifiek om de hoogte van het te ontvangen bedrag aan toeslagen, in het geval sprake is van een huwelijk. Ook vroeg het lid Aukje De Vries hoe het zit met burgers die een deel van hun toeslagen kwijtraken en reeds ontvangen toeslagen dienen terug te betalen als ze halverwege het jaar trouwen.4
In het partnerbegrip van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is geregeld dat als iemand in de loop van het jaar trouwt, de echtgenoot als zijn/haar partner wordt aangemerkt, niet alleen voor het deel van het kalenderjaar waarin zij gehuwd zijn maar ook voor de andere perioden van het kalenderjaar, als beiden in die andere perioden ingeschreven stonden op hetzelfde woonadres in de Basisregistratie Personen (BRP). Deze bepaling geldt zowel voor de inkomstenbelasting als voor de toeslagen. De inkomstenbelasting en het recht op een toeslag worden beide per kalenderjaar berekend. Achterliggende gedachte bij de terugwerkende kracht van partnerschap in deze situaties is dat ervan kan worden uitgegaan dat beide personen ook al voor het huwelijk als «partners» door het leven gingen en in feite een gezamenlijke huishouding voerden. Hier hoort dan ook een toeslag bij die gebaseerd is op het feit dat sprake is van een gezamenlijke huishouding.
Over het toeslagpartnerschap stond verspreid op verschillende plaatsen op de website van de Belastingdienst al veel informatie. Die informatie is nu verduidelijkt en beter inzichtelijk gemaakt. Die verbeterslag bestaat er uit dat meer en beter aandacht aan de consequenties voor burgers is besteed, specifiek onder het kopje «Mijn situatie verandert» > «Ik ga trouwen of samenwonen». Informatie over toeslagpartnerschap in het algemeen stond eerst «dieper» op de website van Toeslagen, maar wordt nu ontsloten vanaf de homepage van Toeslagen (www.toeslagen.nl). Het gaat om een interactief hulpmiddel waarmee burgers kunnen bepalen of ze een toeslagpartner hebben en om een link naar de informatie over de vraag wanneer het toeslagpartnerschap ingaat.
II. Update openstaande moties en toezeggingen
Naast over de hiervoor genoemde afgedane motie wil ik u graag informeren over de stand van zaken van de nog openstaande moties en toezeggingen voor zover op dit moment relevant.
Pensioen in eigen beheer
Tijdens de behandeling van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen heeft mijn ambtsvoorganger toegezegd om uw Kamer jaarlijks over het daadwerkelijke gebruik van deze regeling te informeren.5 In het jaar 2017 hebben in totaal 70.289 directeuren-grootaandeelhouders (dga’s) gebruik gemaakt van de fiscale faciliteiten die geboden zijn bij het uitfaseren van het pensioen in eigen beheer. Van deze groep hebben 27.497 dga’s gekozen voor omzetting in een oudedagsverplichting en 42.792 dga’s voor afkoop. Met de afkoop door deze dga’s gaat een opbrengst van loonheffing ter grootte van circa € 3,3 miljard gepaard. Deze cijfers zijn ontleend aan de door de Belastingdienst ontvangen informatieformulieren van de dga’s. Daarin moet onder meer de fiscale waarde van de pensioenaanspraak per 31 december 2015, de grondslag voor de korting, alsmede de fiscale waarde van deze aanspraak op het moment van afkoop worden aangegeven. Op basis van deze gegevens is de opbrengst loonheffingen benaderd. Het gaat bij deze benaderde opbrengst om een eenmalige kasopbrengst over het jaar 2017. Deze opbrengst is hoger dan het voor 2017 verwachte bedrag van € 2,1 miljard. In het Financieel Jaarverslag van het Rijk wordt nader ingegaan op de ontvangsten uit de loonheffing waar deze opbrengst onderdeel van uitmaakt. Er is geen effect op het inkomstenkader. De voor 2018 en 2019 verwachte bedragen blijven ongewijzigd omdat momenteel niet te zeggen is of de hogere opbrengst het gevolg is van een grotere belangstelling voor de afkoopregeling als geheel of dat het slechts gaat om de situatie dat dga’s vrijwel alleen in 2017 van de afkoopregeling gebruik wensen te maken. Over de jaren 2018 en 2019 zal ik uw Kamer ook weer na afloop van elk kalenderjaar tegen het einde van het eerste kwartaal informeren.
Rendementspercentages box 3
In de brief van 14 april 20176 heeft mijn ambtsvoorganger aangegeven voornemens te zijn om in het voorjaar uw Kamer te informeren over de rendementspercentages voor box 3 voor het komende belastingjaar. Vanaf het belastingjaar 2018 wordt het spaarrendement (rendementsklasse I) niet langer gebaseerd op de gemiddelde spaarrente van de kalenderjaren t-6 tot en met t-2, maar op de gemiddelde spaarrente van juli t-2 tot en met juni t-1. Doordat er meer wordt aangesloten op de actualiteit is het op dit moment nog niet mogelijk om het spaarrendement voor 2019 vast te stellen. Om die reden zal ik uw Kamer voortaan in de moties- en toezeggingenbrief die op Prinsjesdag aan uw Kamer wordt verstuurd, informeren over de jaarlijkse bijstelling van de rendementspercentages voor box 3.
Wijziging Nederlandse vrijstelling btw-nultarief zeeschepen
De Nederlandse vrijstelling voor het nultarief van zeeschepen moet worden gewijzigd naar aanleiding van een aanwijzing van de Europese Commissie. Op 23 november 2017 is in dit kader de motie Aukje De Vries c.s. aangenomen waarin het kabinet enerzijds wordt verzocht om in overleg te treden met de betrokken partijen in de scheepvaartsector en maritieme sector, en op korte termijn te zoeken naar een goed uitvoerbare oplossing voor de sector.7 Anderzijds is het kabinet verzocht om in overleg met de besturen van de Waddeneilanden en betrokken rederijen te komen tot een plan met concrete maatregelen die rekening houden met de situatie van de eilandbewoners. De genoemde leden hebben verzocht om uw Kamer vóór 1 juli 2018 te informeren over de uitkomsten van de overleggen. Momenteel wordt overleg gevoerd met de sector en de eilanden.
Herziening kleineondernemersregeling
In de motie van het lid Bruins wordt het kabinet verzocht de voorgenomen herziening van de kleineondernemersregeling (KOR) zodanig vorm te geven dat deze aantrekkelijk wordt voor agrariërs die tot 2018 gebruik hebben gemaakt van de landbouwregeling, en daartoe uiterlijk in het pakket Belastingplan 2019 een voorstel aan uw Kamer voor te leggen.8
Het kabinet heeft de ambitie om de KOR te moderniseren en om dit als separaat wetsvoorstel, dat ik van vrijdag 30 maart 2018 tot dinsdag 1 mei 2018 via het internet consulteer, in het pakket Belastingplan 2019 te laten meelopen.
Begrippen «vermogen» en «betalingscapaciteit»
Tijdens de plenaire behandeling van het pakket Belastingplan 2017 op 18 november 2016, heeft mijn ambtsvoorganger toegezegd een conceptregeling met een motivering over de begrippen «vermogen» en «betalingscapaciteit» als bedoeld in de uitstel- en kwijtscheldingsregeling aan uw Kamer te sturen.9
De Belastingdienst brengt momenteel in kaart wat de financiële gevolgen voor burgers zijn van de aanpassing van het begrip betalingscapaciteit. Een volgende stap is afstemming met onder meer het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. De verwachting is dat deze toezegging eind 2018 kan worden afgerond.
Onderzoek vermogensopbouw
Tijdens het Algemeen Overleg Belastingdienst op 14 december 2017 heb ik het lid Nijboer toegezegd om meer inzicht te geven in de ontwikkeling van vermogen.10 De achtergrond van de motie is dat volgens het lid Nijboer het Centraal Bureau voor de Statistiek geen goede data heeft om de (ontwikkeling van) inkomens- en vermogensverdeling in Nederland te analyseren. Ik bekijk momenteel op welke wijze meer inzicht gegeven kan worden in de ontwikkeling van vermogen in Nederland. Zodra de uitkomsten daarvan beschikbaar zijn, zal ik uw Kamer hierover infomeren.
Bedrijfsopvolgingsregeling
Met terugwerkende kracht tot en met 1 juli 2016 is in de wet geregeld dat indirecte aandelenbelangen van minder dan vijf procent niet kwalificeren als ondernemingsvermogen voor de toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in de schenk- en erfbelasting. Hiermee werd de wetgeving aangepast aan de wijze waarop de Belastingdienst de BOR uitlegde en toepaste tot aan het arrest van de Hoge Raad van 22 april 201611. Naar aanleiding van de toezegging van mijn ambtsvoorganger om na een en na twee jaar aan uw Kamer terug te koppelen of er problemen zijn geconstateerd met de continuïteit van bedrijven door de heffing van schenk- en erfbelasting12, kan ik melden dat de Belastingdienst tot op heden geen aanwijzing heeft dat er gevallen zijn waarbij dat het geval is. Ik zal ook dit jaar blijven monitoren of zich problemen voordoen en hiervan volgend jaar een terugkoppeling geven.
Onderwijsvrijstelling btw
Tijdens het wetgevingsoverleg van 7 november 2016 heb ik in de schriftelijke antwoorden toegezegd om bij mijn zoektocht naar vereenvoudiging ook te kijken naar de btw-behandeling van examens in het beroepsonderwijs.13 Het beroepsonderwijs ondervindt in de praktijk last van het feit dat indien een andere partij examens afneemt, dit alleen bij examens ter afsluiting van een beroepsopleiding vrijgesteld wordt van btw.14 De wens bestaat om toelatingsexamens in het beroepsonderwijs te betrekken in een vrijstelling in de btw. Ik sta welwillend tegenover het idee om toelatingsexamens die toegang geven tot en tussentijdse examens in het kader van vrijgesteld onderwijs, net als examens ter afsluiting van datzelfde vrijgestelde onderwijs, onder dezelfde voorwaarden, vrij te stellen van de btw. Ik zie hiertoe geen belemmering in de BTW-richtlijn. Ik zal daarom het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 in die zin aanpassen met ingang van 1 januari 2019.
Inkomensbeleid: verschil een- en tweeverdieners
Tijdens de behandeling van het pakket Belastingplan 2018 in uw kamer heb ik het lid Dijkgraaf toegezegd om te kijken naar de kloof tussen eenverdieners en tweeverdieners.15 Daarnaast hebben de leden Bruins en Omtzigt, tijdens de behandeling van het pakket Belastingplan 2018, een motie ingediend waarin het kabinet wordt verzocht jaarlijks op gestandaardiseerde wijze te rapporteren over het verschil in en de ontwikkeling van de belastingdruk tussen eenverdieners en tweeverdieners en dit te analyseren.16 De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal in de begroting 2019, die op Prinsjesdag aan de uw Kamer wordt aangeboden, rapporteren over het verschil in belastingdruk tussen huishoudens. In deze rapportage zal ook recht worden gedaan aan de motie van de leden Bruins en Omtzigt en de toezegging aan het lid Dijkgraaf om meer inzicht te geven in het verschil in belastingdruk tussen eenverdieners en tweeverdieners. Daarnaast heeft het Centraal Planbureau onlangs een Policy Brief over dit onderwerp uitgebracht. Het kabinet heeft hier met belangstelling kennis van genomen en zal op korte termijn met uw Kamer hierover in debat gaan en de schriftelijke vragen die zijn gesteld beantwoorden.
Toeslag in de motorrijtuigenbelasting
Tijdens de behandeling van de Wet uitwerking Autobrief II zijn twee moties aangenomen, de motie van het lid Neppérus17 en de motie van de leden Schouten en Groot18, voor de besteding van de opbrengst (structureel € 5 miljoen) van de toeslag in de motorrijtuigenbelasting (MRB) voor oude vervuilende dieselauto’s. Ik streef ernaar u op korte termijn te informeren over de uitwerking.
III. Stopzetten implementatie inhoudingsvrijstelling dividendbelasting vrijgestelde lichamen
Met de Fiscale vereenvoudigingswet 2017 is onder meer uitvoering gegeven aan de motie van het lid van Vliet19 waarin is verzocht de mogelijkheid te onderzoeken voor de toepassing van een inhoudingsvrijstelling in de dividendbelasting voor overheidsondernemingen.
Lichamen die niet onderworpen zijn aan vennootschapsbelasting, zoals pensioenfondsen en vrijgestelde overheidsondernemingen, hebben geen mogelijkheid om de ingehouden dividendbelasting te verrekenen met verschuldigde vennootschapsbelasting. Voor deze groep opbrengstgerechtigden biedt de Wet op de dividendbelasting 1965 van oudsher een teruggaafmogelijkheid van de ingehouden dividendbelasting. Met de Fiscale vereenvoudigingswet 2017 is onder meer een inhoudingsvrijstelling geïntroduceerd voor deze opbrengstgerechtigden. Toepassing van de inhoudingsvrijstelling betekent dat bij de uitkering van dividenden de inhoudingsplichtige geen dividendbelasting hoeft in te houden, waardoor de opbrengstgerechtigde de dividendbelasting niet meer achteraf terug hoeft te vragen. Hiermee wordt het liquiditeitsnadeel voor de opbrengstgerechtigde weggenomen en wordt het rondpompen van geld teruggedrongen.
Deze maatregel is nog niet in werking getreden. In de Fiscale vereenvoudigingswet 2017 is geregeld dat dit zal gebeuren op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, aangezien dit tijdstip mede afhankelijk is van de technische implementatie van de bijbehorende softwaresystemen van de Belastingdienst.20 Gezien het voornemen van het kabinet om de dividendbelasting per 1 januari 2020 af te schaffen en de omvang van de resterende ICT-kosten die voor deze korte periode nog zouden moeten worden gemaakt, heb ik besloten de technische implementatie van de maatregel stop te zetten. Dit houdt in dat geen koninklijk besluit inzake de inwerkingtreding van de maatregel zal worden genomen. De teruggaafmogelijkheid blijft vanzelfsprekend van toepassing voor de bedoelde opbrengstgerechtigden.
Ik hoop met deze brief uw Kamer naar tevredenheid van uw Kamer te hebben geïnformeerd. Vanzelfsprekend ben ik graag bereid om - indien uw Kamer dit wenst - van gedachten te wisselen over de inhoud van deze brief.
De Staatssecretaris van Financiën, M. Snel
Noot 1
Kamerstuk 34 785, nr. 46; Handelingen II 2017/18, nr. 26, item 8
Noot 2
Kamerstuk 34 391, nr. 15, p. 4-5.
Noot 3
Handelingen II 2017/18, nr. 25, item 8, p. 35.
Noot 4
Handelingen II 2017/18, nr. 25, item 8, p. 23.
Noot 5
Kamerstuk 34 552, nr. 70, p. 93.
Noot 6
Kamerstuk 34 550 IX, nr. 22, p. 26.
Noot 7
Kamerstuk 34 785, nr. 10; Handelingen II 2017/18, nr. 26, item 7
Noot 8
Kamerstuk 34 785, nr. 14.
Noot 9
Kamerstuk 34 552, nr. 70, p. 110.
Noot 10
Kamerstuk 31 066, nr. 394.
Noot 11
HR 22 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:705.
Noot 12
Handelingen II 2016/17, nr. 23, item 9, p. 34.
Noot 13
Kamerstuk 34 552, nr. 70, p. 122.
Noot 14
Kamerstuk 34 554, nr. 6, p. 14.
Noot 15
Handelingen II 2017/18, nr. 25, item 8, p. 3.
Noot 16
Kamerstuk 34 785, nr. 59.
Noot 17
Kamerstuk 34 391, nr. 24.
Noot 18
Kamerstuk 34 391, nr. 29.
Noot 19
Kamerstuk 34 220, nr. 9.
Noot 20
Kamerstuk 34 554, nr. 3, p. 6, bijlage.