Regulering prostitutie - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
Officiële titel | Regulering prostitutie |
---|---|
Documentdatum | 16-06-2016 |
Publicatiedatum | 17-06-2016 |
Nummer | HTK20152016-97-15 |
Kenmerk | 33885; 33885;17; 33885;18; 33885;19; 33885;20; 33885;21; 33885;22; 33885;23; 33885;24; 33885;25; 33885;26; 33885;27; 33885;28; 33885;21; 33885;23; 33885;25; 33885;28 |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Sprekers
Aan de orde is de behandeling van:
-
-het wetsvoorstel Wijziging van de Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche ( 33885 ).
De algemene beraadslaging wordt geopend.
De voorzitter:
Ik heet de minister van Veiligheid en Justitie van harte welkom, evenals alle andere aanwezigen, met name de toeschouwers op de publieke tribune en elders, en geef als eerste het woord aan de heer Segers namens de Christen-Unie.
De heer Segers (ChristenUnie):
Voorzitter. De minister maakt zich zo te horen enigszins zorgen over mijn spreektijd. Gisteren stonden wij hier ook, zij het in een andere context en over een ander onderwerp. Ik kan hem geruststellen: ik denk dat ik niet aan de aangemelde 20 minuten kom, maar dat terzijde.
Het gaat wel om een zeerserieus onderwerp, de regulering van de prostitutie en de bestrijding van misstanden in de seksbranche. Het gaat om een wet met een lange geschiedenis en om een werkelijkheid die soms heel rauw is. Vorig jaar nog luidde het Openbaar Ministerie de noodklok in Amsterdam. Een deel van de Wallen zou beheerst worden door Hongaarse bendes die zich schuldig maken aan mensenhandel. We weten dat er ook in de legale, gecontroleerde sector misstanden plaatsvinden. Ik denk dat hier heel breed de wens leeft om daar zo hard mogelijk tegen te strijden, om te doen wat we kunnen en zo veel mogelijk barrières op te werpen om dat tegen te gaan.
We zien ook aan het aantal geregistreerde slachtoffers hoe ernstig de zaak kan zijn. In 2000, het jaar waarin de prostitutie werd gelegaliseerd, werden er 284 mogelijke slachtoffers van mensenhandel geregistreerd, althans signalen daarvan die werden doorgegeven. Dat aantal is opgelopen naar ruim 1.500 in het jaar 2014. Ongeveer twee derde, 70% daarvan, is gerelateerd aan prostitutie. Wij hebben het echt over een heel serieus en ernstig probleem. Het gaat om vrijheid die mensen wordt afgenomen, om gevallen waarin de ene mens de ander beheerst en kwaad doet, gevallen waarin de lichamelijke integriteit geweld wordt aangedaan. Wij kunnen daar niet hard genoeg tegen strijden.
Tegelijkertijd zijn er veel signalen van mensenhandel, grote problemen, en toch worden er maar ongeveer 120 mensen veroordeeld door de rechter vanwege mensenhandel. Die strijd kan beter worden gevoerd. Die strijd kan worden opgevoerd om er uiteindelijk voor te zorgen dat er minder mensenhandel is. Deze wet, deze novelle, die kan leiden tot de Wet regulering prostitutie, kan daar hopelijk aan bijdragen.
Dit voorstel past in een internationale ontwikkeling, een internationale context. De wet wordt in verschillende landen steeds verder aangescherpt. We hebben de Europese richtlijn gezien, die landen aanmoedigt om maatregelen te nemen tegen mensenhandel en tegen gedwongen prostitutie. Frankrijk heeft net een wet aangenomen die zegt dat elke klant die naar een prostituee toe gaat, een boete krijgt, omdat uiteindelijk de klant de bron van prostitutie is. Omdat prostitutie vaak hand in hand gaat met mensenhandel, heeft Frankrijk voor dat model gekozen. Duitsland kijkt alleen naar klanten van slachtoffers en heeft het pooierschap strafbaar gesteld. En in Nederland kiezen wij nu voor een vergunningstelsel, voor het ophogen van de minimumleeftijd en een aantal andere maatregelen. In die context is het begrijpelijk dat wij opnieuw stappen zetten en de strijd opvoeren.
Dit wetsvoorstel heeft wel een heel lange voorgeschiedenis. Ik zei het al: in 2000 is het bordeelverbod opgeheven. De hoop was dat dit zou leiden tot een mensenhandelvrije sector. In de jaren daarna werd echter zichtbaar dat die hoop soms een illusie is. We hebben de Sneep-zaak gehad, de zaak waarin Saban B. en een aantal van zijn collega's een gruwelijke greep hadden op een deel van de prostitutie en zich vreselijk te buiten gingen aan mishandeling en een deel van de vergunde raamprostitutie beheersten. De slachtoffers rouleerden van de ene stad naar de andere, zodat ze maar geen binding zouden krijgen met klanten of met de politie, en er waren vreselijke mishandelingen. Dat leidde tot aangiftes, waar in eerste instantie weinig mee werd gedaan.
Uiteindelijk, in 2006, kwam er een groot onderzoek naar mensenhandel in de prostitutie. Dat werd het project-Sneep genoemd. In dat kader verscheen ook het rapport met de titel Schone schijn. De politie deed nader onderzoek en daaruit werd eigenlijkwel duidelijk dat de hoop die in 2000 breed werd gekoesterd — niet bij mijn fractie, moet ik in alle eerlijkheid zeggen — voorbarig was geweest. Het maken van een scheiding tussen legaal en illegaal, tussen vrijwillig en onvrijwillig bleek toch wel heel erg lastig. Conclusies uit 2008: er zijn veel misstanden, er zijn meer barrières en er is een betere landelijke sturing nodig. Hulpverleners schatten dat tussen 50% en 90% van de prostituees wel eens gedwongen zou kunnen werken in de legale raamprostitutie. Nogmaals, ik citeer uit Schone Schijn.
De Nationaal Rapporteur Mensenhandel kwam met schokkende rapportages. Er kwamen steeds meer cijfers en een steeds helderder beeld waarin vrijwillig en onvrijwillig door elkaar heen liepen. Het werd duidelijk dat prostitutie kwetsbaar is voor mensenhandel. Dat leidde in 2009 tot de Wet regulering prostitutie die in 2011 is behandeld. Dat is een stevige wet met een vergunningenstelsel, een duidelijker onderscheid tussen legaal en illegaal, een nuloptie, een registratieplicht voor prostitutiebedrijven, een registratieplichtvoor prostituees en een vergewisplicht voor klanten. Een klant moest echt controleren of hij niet met een illegale prostituee te maken had. Ook werd prostitutie onder de 21 jaar strafbaar gesteld. Met een hoop mitsen en maren en discussies die wij destijds ook hebben gevoerd, was duidelijk dat dit in de kern een goede wet was.
De Eerste Kamer dacht daar wat anders over, in ieder geval over een aantal elementen van de wet. De Eerste Kamer was niet direct overtuigd van het nut van alle maatregelen. De registratieplicht verviel en ook de vergewisplicht. De strafbaarstelling van prostitutie onder de 21 jaar ziet niet langer op de prostituee maar op de prostituant en de exploitant. Zeker het vervallen van de registratieplicht was voor mijn fractie een bittere pil. Het was niet zozeer het hart van het wetsvoorstel als het wel de longen van de wet. Het is belangrijk om zicht te houden op prostituees als zij een andere plekzoeken als bijvoorbeeld het Zandpad in Utrecht sluit om na te gaan of zij geen slachtoffer zijn van mensenhandel. Zonder een registratieplicht is dat lastig.
Het goede nieuws is dat wij vandaag een stap kunnen zetten. Hopelijk werkt de Eerste Kamer daaraan mee. Ophoging van de minimumleeftijd naar 21 jaar, een vergunningenstelsel en de nuloptie zijn grote stappen vooruit die de fractie van de ChristenUnie aanmoedigt. Ik heb wel twijfel over de amendering wat betreft het karakter van de novelle. Ik stel deze vraag ookaan de minister. Wij willen dat deze stappen worden gezet. Tegelijkertijd is de vraag of amendering de levensvatbaarheid van de novelle in gevaar brengt. Dat zou verlies zijn. Deze voorstellen die nu voorliggen zouden doorgang moeten vinden. Wij moeten heel goed kijken of amendering ons niet in de verdere vertraging brengt. Ik noem het voorstel voor het pooierverbod. Ik sta daar zeer sympathiek tegenover, maar het is de vraag of wij daar deze novelle mee moeten belasten. Moet de strafrechtelijke aanpak niet op een ander moment aan de orde komen naast de bestuurlijke aanpak die nu voorligt?
De heer Van Oosten (VVD):
Ik heb een wat algemeen getinte vraag. De Eerste Kamer dwingt een recht van amendement af en dat leidt ertoe dat wij deze novelle hebben te behandelen. Het kan toch niet dat wij onze wetsbehandeling in enig opzicht zouden beperken omdat wij er anders nog niet zeker van kunnen zijn dat de Eerste Kamer iets doet wat wij goed vinden of juist iets laat wat wij goed vinden?
De heer Segers (ChristenUnie):
Misschien kunnen wij het eens worden over wat goed is en wat niet goed is. Ik wil dat wij het hart van wetsvoorstel veilig over de streep kunnen brengen. Destijds was er een meerderheid voor en hopelijk is er nu brede steun voor. De andere voorstellen, zoals het pooierverbod, verdienen wellicht aparte behandeling of moeten nog eens nader worden bekeken. De heer Van Oosten heeft ook zelf een amendement ingediend. Wij zouden daar nog eens apart over kunnen discussiëren. Ik leg deze vraag aan de minister voor. Hij moet ons daarin ook maar enigszins adviseren. Vervolgens moeten wij daar in vrijheid mee omgaan met alle vrijheid die wij hebben, inclusief de vrijheid om te amenderen.
De heer Van Oosten (VVD):
Dat laatste snap ik en dat wil ik. Ik begrijp uit de woorden van de heer Segers dat hij dat ook wil. Het is echter ingewikkeld om voorstellen tot amendering op een ander moment te behandelen. Dan moet een heel ander wetsvoorstel tot ons komen, anders kunnen wij niet in de wet realiseren wat wij beogen.
De heer Segers (ChristenUnie):
Ik zal uitleggen waarom ik dit zei. Ik heb met veel lokale bestuurders gesproken en ook met de politie. Zij hebben iedere dag met deze sector te maken. Zij zien de legale sector en vrijwillige prostitutie, maar ook onvrijwillige. Zij zeggen: het zou ons helpen als de minimumleeftijd wordt verhoogd en als we een uniform vergunningstelsel hebben.
Dit wetsvoorstel loopt al sinds 2009. Erzijn zoveel haperingen en zo veel vertragingen geweest. Ik wil de lokale mensen die aan de slag willen niet langer op ons laten wachten. Ik hoop dat zij echt aan de slag kunnen met het goede deel, waar hopelijk een breed draagvlak voor is.
Ik heb nog aan aantal vragen aan de minister. De eerste betreft de zichtbaarheid van de prostituee zonder een registratieplicht. Is dit nu een sluitend systeem om mensenhandel zoveel mogelijk te voorkomen? Er is geen betrokkenheid van de GGD. Die verdwijnt helemaal uit de wet. Wat is de rol van de GGD wel? Heeft die niet een heel belangrijke rol, ook waar het gaat om het gezondheidsaspect? Mensen vanuit de zorg hebben misschien een ander zicht op degenen die werkzaam zijn in de prostitutie. We kunnen die rol toch niet helemaal uitvlakken?
Welke ruimte houden gemeenten om zicht te houden op prostituees? Dat wordt nu niet landelijk geüniformeerd, maar welllicht wel plaatselijk. Ik noemde het voorbeeld al van de sluiting van het Zandpad. Daardoor is er geen werk in Utrecht en zijn de vrouwen die daar werkzaam waren, uitgezwermd over zowel Nederland als België. Wellicht hebben zij contact met een mensenhandelaar of zijn zij in de ban van een mensenhandelaar. Zonder zo'n registratieplicht hebben we daar geen zicht op. Laten we de casus van het Zandpad nemen. Hoe kunnen we wel zicht houden op de vrouwen die de straat op zijn gestuurd en die nergens anders heen konden dan waar wellicht hun pooier ze heendreef?
Ik heb nog een vraag over illegale prostitutie en de rol van de klant. Hoe wordt voorkomen dat die klant het illegale circuit in stand houdt, als wij hem niet op zijn verantwoordelijkheid kunnen aanspreken? Het zonder vergunning runnen van een prostitutiebedrijf is verboden, maar wat gebeurt er als iemand dat toch doet? De gemeente kan het bedrijf dan sluiten. Welke consequenties heeft dat voor de uitbater van dat illegale prostitutiebedrijf? Ik neem aan dat er ten minste ook onderzoek zal worden gedaan naar de vraag of gedwongen prostitutie heeft plaatsgevonden en of dat strafrechtelijk moet worden aangepakt.
In dit kader wil ik nog één keer de vraag stellen over de autorijschool, waar we het al vakerover hebben gehad. Dat zou bedrijfsmatige prostitutie kunnen zijn die, als het niet vergund is, met dit wetsvoorstel illegaal wordt. Ik leg de casus maar even voor aan de minister. Zou hij daar zijn licht over kunnen laten schijnen? Hij heeft eerder gezegd dat het niet illegaal is, dat het niet verboden is om in natura te laten betalen, dus dat iemand met seksuele handelingen voor autorijlessen betaalt. Zo zit de wet nu in elkaar. Als dat een bedrijfsmatig karakter krijgt, wordt het dan wel strafbaar met deze wet?
Het is winst dat de minimumleeftijd naar 21 jaar gaat, maar het kan zijn dat daarmee de normstelling niet is dat 21 de ondergrens is. Wat wordt gedaan tegen exploitanten die tegen iemand zeggen: maak je niet druk, jij loopt toch geen gevaar? Hoe wordt die minimumleeftijd van 21 jaar goed gehandhaafd? Hoe wordt dit verbod met de verschuiving naar klant en exploitant precies gehandhaafd? Kan de minister daar nog wat meer over zeggen?
Helemaal tot slot, voorzitter. We gaan pas over vijf jaar evalueren, staat in de wet. Het is belangrijk dat in die evalu- atie de rol van de klant wordt onderzocht — althans, dat wil ik de minister voorleggen — en ook de rol van degene die een illegaal prostitutiebedrijf opricht. Worden zij nu voldoende tot hun verantwoordelijkheid geroepen? Kan de minister toezeggen dat dat in de evaluatie een centrale rol krijgt?
Voorzitter. De geschiedenis van het wetsvoorstel dat wij vandaag in deze Kamer bespreken, is veel langer — de heer Segers zei het al — dan de mijne in deze Kamer. In die geschiedenis is mijnfractie nietaltijd positief geweest, zoals iedereen weet. Hoewel wij positief gestemd zijn over enkele aanpassingen die zijn aangebracht na de novelle, is D66 nog niet op alle onderdelen overtuigd. We zijn wel altijd groot voorstander geweest van regulering van de seksbran-che en dat zijn we nog steeds. Het is ieders goed recht om als sekswerker, het oudste beroep van de wereld, werkzaam te zijn. Wel erkent ook D66 de kwetsbaarheden die dit beroep met zich kan brengen. Maar wat D66 betreft bewijst juist dit nog maar eens het belang van een goede regulering van deze branche als legale sector.
Gelukkig gaat er al heel veel goed in de vergunde branche. Zo bleek uit de nulmeting van het WODC dat misstanden in de legale sector niet of nauwelijks voorkomen. Ook ontstaan er meer belangengroepen voorsekswerkers. Wij heten de leden daarvan vanavond welkom op de publieke tribune.
Dit betekent niet dat mijn fractie de ogen sluit voor het gegeven dat mensenhandel nog steeds het meest plaatsvindt in de seksbranche. De aanpak van mensenhandel vergt echter andere maatregelen, naast het goed reguleren van de legale sector. Wat D66 betreft draagt een goed gereguleerde legale sector juist bij aan de bestrijding van mensenhandel.
Na deze korte inleiding zal ik vijf punten gaan aanstippen die voor mijn fractie van belang zijn in dit debat. Het eerste punt is de strafbaarstelling van de klant in de vergunde sector. Het tweede is de verhoging van de leeftijdsgrens naar 21 jaar. Het derde is de thuisprostitutie. Het vierde is de evaluatiebepaling. Het vijfde punt is de registratieplicht in de gemeenten. En de voorzitter krijgt toch van mij ook nog een zesde punt, namelijk de sociale positie van de sekswerker.
Ik begin met de strafbaarstelling van de klant. D66 is blij dat in de novelle de strafbaarstelling van de prostituee zelf is geschrapt. Maar ik herhaal nog maar eens wat ik in een eerder debat hierover ook al zei. Mijn fractie betwijfelt of criminalisering van de klant ooit tot vermindering van mensenhandel zal leiden. In het verleden is dat nog nooit gebeurd. Met dit wetsvoorstel wordt de klant in de vergunde sector ook strafbaar gesteld. Dat is volgens mij de omgekeerde wereld. Juist de klant die de vergunde sector opzoekt, moet ervan uit kunnen gaan dat hij met een legale prostituee te maken heeft. De verantwoordelijkheid dient daarom wat mijn fractie betreft volledig bij de exploitant te liggen. Het moet toch niet zo zijn dat de klant alsnog de leeftijd van de sekswerker moet verifiëren? Kan de minister toelichten hoe hij dat in de praktijk voor zich ziet? Ik heb samen met mijn collega van de VVD een amendement ingediend. Daarmee wordt als het aan ons ligt deze volstrekt onlogische maatregel geschrapt.
Ik kom op mijn tweede punt, de thuisprostitutie. Op dat punt wil ik alleen maar om een kleine opheldering van de minister vragen. Je zou uit de definitie van een seksbedrijf die in het wetsvoorstel staat, kunnen opmaken dat iedere vorm van sekswerk onder die definitie van een seksbedrijf komt te vallen. Dan zou ook de thuisprostitutie als een seksbedrijf aan te merken zijn. Ik heb indirect al eerder de verzekering gekregen dat dit niet de bedoeling is, maar er leeft ook in de branche zelf veel onduidelijkheid en onzekerheid hierover. De vraag wordt gesteld of een thuiswerker nu wel of niet vergunningsplichtig is. In de nota naar aanleiding van het verslag heeft de minister al iets geschreven over het al of niet bedrijfsmatige karakter. D66 onderschrijft wat de minister daar schrijft, zeker omdat vergunningen voor thuisprostituees momenteel vaak heel beperkt zijn als het aan de gemeenten ligt. Ik vraag dit nadrukkelijk toch nog eens hier in de plenaire zaal van de Tweede Kamer, omdat het dan ook in de Handelingen komt te staan. Ik vraag de minister om duidelijk te maken of de thuisprostituees wel of niet onder de definitie van seksbedrijf vallen. Ik zou denken dat het antwoord op die vraag "nee" is. Hebben thuisprostituees verder wel of niet een vergunning nodig? Ik zou denken dat ook het antwoord op die vraag "nee" is. Ik hoor de minister dit graag bevestigen.
Ik kom op mijn derde punt, namelijk de verhoging van de leeftijdsgrens. Bij de behandeling van de Wet regulering prostitutie is al gebleken dat mijn fractie grote twijfels heeft bij de verhoging van de leeftijdsgrens voor prostitutie naar 21 jaar. Het is een maatregel die wellicht als sympathiek te boek kan staan, maar mijn fractie heeft ook oog voor de kwetsbaarheid van deze groep. Juist omdat deze groep kwetsbaar is, hecht mijn fractie meer belang aan het juist in het zicht houden van deze groep. Als je die leeftijdsgrens nu verhoogt naar 21 jaar, blijft de groep onder de 21 jaar drie jaar langer in de illegaliteit voordat men het werk ook legaal kan uitoefenen. Door de mensen tussen de 18 en de 21 jaar de toegang tot de vergunde exploitant te ontzeggen, zijn ze extra vatbaar voor mensenhandelaren en werken ze buiten het zicht van iedere instantie.
Het kabinet hoopt misschien, tegen beter weten in, dat met deze wet jonge sekswerkers massaal hun werk zullen neerleggen. Met jonge sekswerkers bedoel ik de groep tussen 18 en 21 jaar. Ik betwijfel dit effect ten zeerste. Iets verbieden heeft nog nooit iets doen verdwijnen, volgens mij. Als we de sector goed proberen te reguleren, waarom regelen we het dan niet goed voor deze groep? Graag hoor ikvan de ministerwat hij doet om ervoorte zorgen dat met dit wetsvoorstel de groep sekswerkers tussen 18 en 21 jaar niet in de illegaliteit verdwijnt.
Dan kom ik op het punt van de evaluatiebepaling, die ook met die kwetsbare groep te maken heeft.
De voorzitter:
De heer Seegers heeft nog een vraag over het vorige punt. De heer Segers (ChristenUnie):
Ik ben benieuwd waarom u het een kwetsbare groep noemt.
Mevrouw Swinkels (D66):
Om precies dezelfde reden waarom u vindt dat de leeftijd verhoogd moet worden naar 21 jaar.
De heer Segers (ChristenUnie):
Uw inschatting is dat zij minder kwetsbaar worden als ze legaal mogen blijven werken en datzij kwetsbaarderworden als zij dat niet meer mogen?
Mevrouw Swinkels (D66):
Ik ga ervan uit dat de heer Segers mij goed heeft beluisterd. Ik verwacht dat, op het moment dat de leeftijd verhoogd wordt naar 21 jaar, die groep tussen de 18 en 21 jaar in de illegaliteit zal gaan. Deze mensen zullen niet ophouden, maar zonder vergunning doorgaan. Daarmee worden zij kwetsbaarder, omdat je in de illegale sectorveel vatbaarder wordt voor mensen die misbruik willen maken, zoals mensenhandelaren.
De heer Segers (ChristenUnie):
Als ik het goed begrijp, is D66 wel voor de leeftijdverhoging. Dat wordt mede ingegeven door de inschatting dat het om een kwetsbare groep gaat. Het gaat nu alleen om een overgangstermijn die iets langer moet lopen dan nu in de wet is voorzien.
Mevrouw Swinkels (D66):
Wij houden grote twijfel over het nut, de noodzaak en de rechtvaardiging van de leeftijdverhoging. Ik ben er wel voor om die groep in de gaten te kunnen houden — ik ga daar nog nader op in — en dus om de evaluatiebepaling wat eerder te doen.
Ik ga door. Om op de effecten van het wetsvoorstel vooruit te lopen, heb ik een amendement ingediend om die evaluatiebepaling, die er oorspronkelijk ook in zat, terug te laten keren in dit wetsvoorstel. In de novelle is de evaluatiebepaling opgeschoven naar vijf jaar, maar gezien de gevolgen van deze wet voor deze jonge sekswerkers wil mijn fractie de effecten al terugzien na drie jaar. De overgangsregeling is namelijk een jaar, waarmee de meest zwakke groep, de 18 tot 19-jarigen, niet wordt bediend. Zij kunnen daar niet van profiteren en het gevaar bestaat dat zij dus in de illegaliteit gaan werken, omdat zij doorgaan met het werk maar geen vergunning kunnen krijgen.
Mevrouw Volp (PvdA):
Ik heb het amendement gezien. Het doel van het amendement is om toe te zien op de overgang en de fasering daarin. In de memorie van toelichting wordt erop gewezen dat die in de praktijk zal uitkomen op ruim anderhalfjaar. Ik vraag mij af wat u precies oplost met deze evaluatie op een eerder tijdstip. De termijn van de overgang blijft hetzelfde. Als uw doel is om die periode te monitoren, dan verander je dat niet met het terugdringen van de evaluatietermijn.
Mevrouw Swinkels (D66):
Door die termijn korter te stellen dan nu is voorgesteld, kun je die kwetsbare groep waarvan D66 vindt dat die niet uit het zicht mag verdwijnen en niet in de illegaliteit moet terechtkomen, eerder in de gaten houden. Je moet in die evaluatietermijn bekijken of jonge sekswerkers inderdaad stoppen, of dat zij massaal aan uitstapprogramma's gaan beginnen, of dat zij zich uitschrijven. Je moet kunnen checken waar zij terechtkomen.
Mevrouw Volp (PvdA):
Dat zou pleiten voor duidelijke monitoring, met name gedurende het eerste anderhalfjaar. Ik vraag mij af wat het effect is van een eerdere evaluatie. Het gaat het zicht op wat er gebeurt in de overgangstermijn niet veranderen. Ik kan mij voorstellen dat u juist meer monitoring in de overgangsperiode wilt, of meer mogelijkheden om te bekijken wat er gebeurt met de groep in de leeftijd tussen 18 en 21 jaar die in de overgangsperiode komt te zitten. Ik blijf mij afvragen wat de vervroeging van de evaluatie daar precies aan gaat oplossen.
Mevrouw Swinkels (D66):
Ik denk dat deze wet een negatief effect zal hebben op de groep die ik net schetste, de 18- en 19-jarigen. Daaruit vloeit het voorstel om er eerder naar te kijken. Zo simpel is het.
Ik hervat mijn betoog. Als je die evaluatie wat eerder zou doen, kun je wellicht nog op je schreden terugkomen als je zou moeten constateren dat deze groep uit het zicht verdwenen is. Dat lijkt mij immers een zeer ongewenst effect. Dat onderstreept het belang van een snelle evaluatie.
Dan kom ik op de registratie van de prostituees, ook al door collega Segers genoemd. Overdie registratieplicht is in het verleden uitvoerig gedebatteerd in beide Kamers. Er zijn daarbij belangrijke bezwaren met het oog op bescherming van persoonsgegevens aangevoerd. Mijn fractie was dan ook blij dat die registratieplicht uit de novelle werd geschrapt. Nu blijkt echter dat steeds meer gemeenten die omstreden registratieplicht toch weer op lokaal niveau invoeren in een APV. Mijn fractie vindt dat een zorgelijke ontwikkeling, omdat de registratie van prostituees volgens ons strijdig is met de Wet bescherming persoonsgegevens. Ik wil daarom van de minister horen wat zijn standpunt is over deze ontwikkeling op gemeentelijk niveau. Heeft hij een idee hoe gemeenten ertoe bewogen kunnen worden om die registratieplicht niet alsnog in te voeren nu beide Kamers zich hiertegen verzet hebben en het kabinet hieraan gehoor heeft gegeven?
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ik ben benieuwd of D66 weet waarom die gemeenten zo hechten aan die registratie.
Mevrouw Swinkels (D66):
Ikdenkdat ikdatweetals ikhetamendementvan mevrouw Van Toorenburg heb gelezen. Voor D66 is het van belang dat de gemeenten iets gaan doen wat beide Kamers al hebben afgewezen, waar het kabinet zich ook bij heeft neergelegd en wat een keiharde inbreuk betekent op de bescherming van persoonsgegevens, van privacy van sekswerkers.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
We hebben juist de laag van de gemeenten zo veel verantwoordelijkheid gegeven omdat zij goed kunnen zien waar de kansen en bedreigingen en vooral ook de kwetsbaarheden van mensen liggen. Als de gemeenten juist vanuit die gedachte van mening zijn datje toch zult moeten registreren om zicht te houden op deze kwetsbare groep, waarom zouden wij dan de gemeenten een strobreed in de weg leggen? Dat het verplichten uiteindelijk geen parlementaire meerderheid heeft gehaald, is een democratisch gegeven, maar wij moeten gemeenten toch niet op de vingers willen tikken omdat zij hun verantwoordelijkheid wel hebben willen nemen?
Mevrouw Swinkels (D66):
Het gaat er niet om de gemeenten op de vingers te tikken, het gaat om de privacy van sekswerkers. Ik zie geen enkele reden om daar een uitzondering op te maken.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Mevrouw Swinkels (D66):
Ik kom op mijn laatste punt. De Wet regulering prostitutie blijft helaas een gemiste kans om in te zetten op versterking van de sociale positie van de sekswerker. Nog steeds behoeft deze positie verbetering. Er rust een maatschappelijk stigma op dit beroep. Uit onderzoek van Regioplan uit 2014 bleek al dat sekswerkers uit de legale sector nog steeds problemen ondervinden in de omgang met instanties als de Sociale Dienst, de Belastingdienst en banken. Ook bleek dat deze situatie sinds 2006 eigenlijk niet veranderd is. Er is weinig verbetering, geen verbetering. Voor een sterke sociale positie is het van belang dat sekswerkers laagdrempelige toegang hebben tot dit soort instanties om zo hun beroep daadwerkelijk te kunnen uitoefenen. Samen met GroenLinks heeft D66 daarover al een motie ingediend, waarin wij de regering oproepen zich sterk te maken voor verbetering van de sociale positie van sekswerkers. Die motie werd aangenomen. Graag hoor ik van de minister alvast een voorschot op hoe hij denkt deze motie te gaan uitvoeren. Is de minister van plan deze problematiek bij de genoemde instanties aan te kaarten?
Ten slotte. De Wet regulering prostitutie kent een lange parlementaire geschiedenis en is helaas nooit het progressieve voorstel geweest dat mijn fractie graag had gezien. Een goed gereguleerde legale seksbranche is volgens D66 essentieel in de strijd tegen mensenhandel. Hoewel de novelle flink wat verbeteringen bevat, stuur ik aan op nog enkele aanscherpingen om de seksbranche goed te reguleren en zo weer een stap te zetten om van deze sector een volwaardige sector te maken, net als alle andere.
Voorzitter. Een novelle — het woord is al gevallen — bespreken we vandaag. Dat is niet een kortverhaal in proza, maar dat heeft een heel andere betekenis als we er hier in deze Kamer over spreken: dan is er iets misgegaan in de Eerste Kamer. Bij de behandeling van een novelle hoort een zeker onbehagen, want het moet wel een hoge uitzon- dering blijven. Immers, de staatsrechtelijke verhoudingen kunnen al snel onzuiver worden als het te gebruikelijk, te makkelijk wordt voor de Eerste Kamer om te zeggen: nou, we kunnen er wel mee leven, maar dan moet er nog wel een wet komen die dit en dat verandert. Je merkte al dat in deze Kamer de rollen werden omgedraaid: wij moeten oppassen met amendementen en kunnen eigenlijk alleen maar ja of nee zeggen tegen de manier waarop de Eerste Kamer het wil. Dat is precies spiegelbeeldig aan hoe normaal de verhoudingen zijn tussen de Eerste en de Tweede Kamer. Daar zit een verhaal bij. We begrijpen allemaal — dat vindt althans de SGP-fractie ook belangrijk — dat het wetsvoorstel dat nu bij de Eerste Kamer ligt de eindstreep kan halen. Als daarvoor wijzigingen nodig zijn, zeggen we: jammer dat het zo is, maar we vinden het wel van belang dat die misstanden beter worden bestreden. Daar heb je wel wetgeving voor nodig.
Tegelijkertijd zit ik er wel een beetje mee in mijn maag dat alles wat nu voorligt feitelijk gezien een achteruitgang is in de ogen van de SGR Ik vind het jammer dat er zo veel punten moeten worden ingeleverd. Ik vind het ook spijtig dat er zo veel tijdverlies is opgetreden. We zeggen allemaal dat het belangrijk en urgent is dat de misstanden worden bestreden en dat er meer instrumenten komen, maar intussen zijn we al heel wat jaren verder; collega's hebben er ook al op gewezen.
Misschien kan het tijdverloop in die zin ons ter wille zijn dat er behalve achteruitgang — in de ogen van de SGP — ook kleine puntjes in dit wetvoorstel kunnen zitten die voor de Eerste Kamer niet bezwaarlijk zijn, maar deze novelle wel wat mooier kunnen maken. Dat zou ons helpen om ons wat enthousiaster achter deze novelle te kunnen stellen. Ik heb daar een goede suggestie voor gevonden, meen ik, en daarover ook een amendement ingediend. Dat betreft het punt van de uitstapprogramma's. Volgens mij ligt dat niet gevoelig in de Eerste Kamer. Een aantal jaren geleden, toen het in deze Kamer aan de orde kwam, heeft dit punt het net niet gehaald. Dat was meer een kwestie van opportuniteit: is het nodig om expliciet in de wet te bepalen dat ook gemeenten beleid voeren rond uitstapprogramma's? De gedachte was toen dat het vanzelf wel goed zou komen. Een aantal jaren later weten we dat dat tegenvalt. Volgens mij is iedereen het erover eens dat het van belang is dat gemeenten uitstapprogramma's aanbieden. De minister schrijft hierover aan de Eerste Kamer: "Stoppen met het werk in de prostitutie is vaak moeilijk. Vanwege het stigma op het beroep ontstaat een hiaat in het CV van de betrokkene wat het vinden van werk buiten de sector bemoeilijkt. Veelal is het ook geestelijk een zeer zware opgave om de stap te zetten naar een ander beroep. Het is derhalve voor deze doelgroep van belang dat er speciale programma's zijn om definitief te breken met het werk als prostituee." Wij steunen deze analyse van de minister van harte.
De heer Van Oosten (VVD):
De heer Van der Staaij gaf het in zijn bijdrage al aan: gemeenten laten na dit uit zichzelf te organiseren. Hoe zou het komen dat gemeenten dat niet doen?
De heer Van der Staaij (SGP):
In de praktijk horen wij dat het toch een kwestie is van onbekendheid met de doelgroep en met precies die punten en dat het in de praktijk wel heel lastig is om extra begelei- ding te geven. Die verantwoordelijkheid is voor de gemeenten natuurlijk nog betrekkelijk nieuw. Het is een ingewikkeld proces geweest na de opheffing van het bordeelverbod. Dit is een onderdeel waarvan bij veel gemeenten nog niet op het netvlies staat dat het belangrijk is. Ze weten niet hoe ze ermee om moeten gaan.
De heer Van Oosten (VVD):
Als we het nu een plek geven in de wet, is het echt een verplichting die wij als rijksoverheid opleggen aan gemeenten. Dat is wellicht wat ingewikkeld in het kader van decentralisatie. Misschien moeten we nagaan of in de sfeer van voorlichting, al dan niet via de VNG, iets kan worden gedaan, zodat gemeenten worden gemotiveerd om dit te organiseren, gestimuleerd vanuit de eigen gemeenteraden. De gemeenteraden moeten hun colleges hiertoe oproepen. Dan wordt het misschien ook meer gedragen, dan wanneer wij het opleggen.
De heer Van derStaaij (SGP):
Ik begrijp de redenering, maar eerlijk gezegd was dat nu juist de reden dat de VVD vijf jaar geleden niet voor dit amendement voelde. Toen zei de regering dat ze zou kijken of gemeenten met wat voorlichting ertoe bewogen kunnen worden. Ik heb ook nog een rapport gekregen en dacht: als het zo loopt, is het prima en hoef ik er niet op terug te komen. Maar volgens het rapport Prostitutie in Nederland anno 2014 blijkt uit de nulmeting dat in slechts 11% van de gemeenten aandacht is voor het uitstappen. Volgens Prostitutie in Nederlandse gemeenten 2014 zou het zelfs maar 6% zijn. Tegelijkertijd blijkt uit onderzoek dat heel veel prostituees zeggen dat zij wel eens aan uitstappen denken, maar dat bijna de helft niet weet waar zij terecht kan. Dan heb je het toch wel over het nodeloos in de gemeentelijke beleidsvrijheid treden. Dat ligt altijd heel gevoelig. Je moet niet zeggen: jullie moeten het zus en zo doen. Als je eigenlijk alleen zegt datje op allerlei punten een visie moeten vormen en dat je dit punt daar ook bij moeten nemen en dat je moet zorgen datje daar ook beleid over maakt, dan denk ik dat dit een mooie aanvulling kan opleveren. Ik ben er overigens ook dankbaar voor dat de afgelopen periode in de programma's met steun vanuit het Rijk — de motie van mijzelf en collega Segers — 12 miljoen voor dit thema is uitgetrokken en dat die programma's verder zijn aangeboden. Er is wel een hiaat in het gemeentelijk beleid. Ik hoor ook dat die programma's niet altijd blijven doorlopen. Het is dus echt van belang dat de gemeenten die rol actief oppakken. Ik denk dat ik hiermee het amendement voldoende heb toegelicht.
Ik heb afgezien van inhoudelijke amendementen. Er was namelijk een belangrijk punt dat ik bij het wetsvoorstel van collega's Segers, Kooiman, Volp al aan de orde heb gesteld, namelijk het punt van de minderjarigen. Het bezoeken van prostituees is in Nederland in principe toegestaan vanaf de leeftijd van 16 jaar. Uit onderzoek blijkt dat mannen die prostituees bezoeken zelfs nog jonger dan 16 jaar waren bij hun eerste bezoek aan een bordeel. Zo'n 35% was tussen de 16 en 20 jaar oud, bleek uit een rapport uit 2010. Het zou goed zijn om naar die leeftijd te kijken en die te verhogen, in aansluiting op andere wetsvoorstellen over dwang huwelijken, wanneer je mag trouwen, alcohol en tabak mag kopen, en bepaald gevaarlijk werk mag doen. Ik heb toen gezegd dat dit onderwerp misschien beter past bij dit wetsvoorstel. Ik heb het amendement niet ingediend, omdat ik dacht dat we dit wetsvoorstel dan te zeer zouden belasten. Omdat de leeftijdsdiscussie erg gevoelig ligt, zou het nu te bezwaarlijk zijn om er een amendement over in te dienen. Ik hoor nog wel graag een inhoudelijke reactie van de minister over dit onderwerp. Vindt hij het een goede gedachte om verder te onderzoeken of je ook aan die kant naar de leeftijdsgrens moet kijken?
Het CDA heeft een amendement ingediend over het pooierverbod. Bij het algemeen overleg hebben we hierover gesproken. Wij hebben aangegeven dat wij hier zeer sympathiek tegenover staan. Tegelijkertijd denk ik dat ook dat tot de categorie omstreden voorstellen hoort. Wij zullen het amendement steunen als het gehandhaafd blijft. Mocht het in dit wetsvoorstel niet lukken of door anderen om redenen van haalbaarheid niet gesteund worden, kunnen we misschien nog eens een initiatiefwetsvoorstel indienen. Dat zeg ik maar vast tegen de fractie van het CDA.
Eerder deze week hebben we bij het vragenuur de reclames voor webcamseks aan de orde gesteld. Dit onderwerp komt ook bij de beantwoording van vragen over dit wetsvoorstel aan de orde. Het gaat om de mogelijkheden om regels te stellen voor reclameborden en aanplakbiljetten. Wat is nu precies de juridische basis voor dit soort beperkingen van reclame-uitingen? Hoe ver reiken die? Wil de minister hierover duidelijkheid geven, zodat gemeenten weten hoe ze die vrijheid kunnen invullen? Ik merk dat hier in de praktijk veel onduidelijkheid over bestaat. Gemeenten krijgen een belangrijke verantwoordelijkheid en mogen regels stellen, maar wat is precies de juridische basis en hoe ver kan die gaan?
Over de gemeentelijke beleidsvrijheid gesproken: het viel mij op dat artikel 3, dat gemeenten de mogelijkheid biedt nadere regels te stellen, wordt geschrapt uit het wetsvoorstel dat nu nog bij de Eerste Kamer ligt. De minister zegt dat dit gewoon kan op basis van de algemene bevoegdheid van gemeentebesturen en dat het dus niet nodig is om gemeenten nog expliciet de mogelijkheid te geven om nadere regels te stellen. Dit was geregeld in een amendement van de leden Rouvoet en Van Toorenburg, dat daarmee eigenlijk ook teruggedraaid wordt. We horen graag nog eens duidelijk dat er met het schrappen van deze bepaling geen enkele beperking van de gemeentelijke beleidsvrijheid is bedoeld. Omdat het eerst wel in de wet is opgenomen en er nu weer uit zou verdwijnen, is het wel even de vraag hoe dat straks wordt uitgelegd. Kunnen gemeenten alle ruimte nemen om eigen beleid te ontwikkelen zolang dat maar niet in strijd komt met de regels van het wetsvoorstel? Kan dit ook uitdrukkelijk gaan om beleid rond zogenoemde thuiswerkers? Daar was het door deze Kamer aangenomen amendement met betrekking tot dat artikel 3 immers juist voor bedoeld. Ik zou het nog steeds fraaier vinden om die gemeentelijke ruimte wel concreet in het wetsvoorstel te benoemen conform het eerdere amendement. Wat mij betreft verdient dat nog steeds de voorkeur.
Tot slot nog een punt rond de vervolging van klanten. De minister geeft aan dat het Openbaar Ministerie een prudent vervolgingsbeleid zal hanteren rond de bestraffing van klanten van prostituees tussen 18 en 21 jaar. Materieel mogen ze ervan uitgaan dat zij niet vervolgd zullen worden als het om de vergunde sector gaat. Hoe serieus is die strafbaarstelling dan nog als dit soort teksten over het vervolgingsbeleid wordt uitgesproken? Kunnen de klanten dan zelf nog effectief op hun gedrag worden aangesproken?
Dat waren de opmerkingen die ik nog naar voren wilde brengen. Ik heb maar afgezien van wat breedvoerige beschouwingen over prostitutie en de geschiedenis daarvan, omdat ik daar al aardig over heb kunnen uitweiden bij de behandeling van de opheffing van het bordeelverbod, bij de behandeling van het wetsvoorstel waar dit de novelle op is, en onlangs nog bij een algemeen overleg. Mochten daar echter nog vragen overzijn, dan ben ik natuurlijk altijd graag bereid om daar weer nader op in te gaan.
De voorzitter:
Dat gaan we dan in de tweede termijn doen.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Voorzitter. Dit is een aanpassing van het wetsvoorstel over de regulering van de prostitutie en de bestrijding van de misstanden in de seksbranche. Het oorspronkelijke wetsvoorstel beoogde onder meer de invoering van een registra-tieplicht voor prostituees en de strafbaarstelling van een illegaal prostitutieaanbod. In de Eerste Kamer heeft GroenLinks het voor elkaar gekregen het wetsvoorstel te splitsen, waardoor onder instandhouding van de invoering van de vergunningplicht wordt afgezien van de registratieplicht voor sekswerkers en de vergewisplicht voor klanten. De novelle introduceert de minimumleeftijd van 21 jaar voor sekswerkers. Wie als klant seks heeft met sekswerkers die jonger zijn dan 21 jaar, riskeert maximaal één jaar gevangenisstraf. Laten we vooropstellen dat de novelle in de ogen van GroenLinks een verbetering is ten opzichte van het oorspronkelijke wetsvoorstel. Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald, zullen we maar zeggen.
GroenLinks blijft in beginsel achter de doelstellingen van het wetsvoorstel staan: het harmoniseren van het vergunningenstelsel, het verbeteren van de positie van de sekswerkers en het bestrijden van misstanden. Maar zoals altijd geldt: the proof of the pudding is in the eating. GroenLinks wil dat de controle op de seksbranche wordt verbeterd, maar de strafbaarstelling helpt daar niet bij. Sekswerkers moeten onder alle omstandigheden de vrijheid voelen om indien nodig misstanden te melden en hulp te zoeken. Strafbaarstellingen zullen daaraan in de weg staan.
De verhoging van de leeftijd waarop jongens en meiden in het leven stappen ligt voor mijn fractie gevoelig. We hoorden de woordvoerder van D66 daar net ook over. Aan de ene kant valt niet in te zien waarom je op 18-jarige leeftijd volledige zelfbeschikking hebt behalve de zelfbeschikking om sekswerker te worden. Aan de andere kant kan ik mij heel goed voorstellen dat 21 -jarigen weer veel weerbaarder zijn dan 18-jarigen. Ook verwarring rond minder- en meerderjarigheid van sekswerkers is minder voorstelbaar bij een 21-jarige. Voor ons is het belangrijk om inzicht te krijgen in het risico dat sekswerkers uit de leeftijdscategorie van 18 tot 21 ondergronds gaan, waardoor zij onbereikbaar worden voor hulp en bescherming als die nodig zijn. Als de wet nu ingevoerd wordt, is het inkomen van een 19-jarige legale sekswerker plots weg. Hoe kijkt de minister daartegen aan?
Ik zie de minister al nee schudden, dus ik krijg daar een geruststellend antwoord op, zie ik.
Er zitten een aantal weeffouten in deze novelle. De definitie van "seksbedrijf" roept bij mijn fractie vragen op. Wat betekent dat voor de zelfstandige thuiswerker? Moet ook hij voldoen aan de strenge eisen die aan bedrijfsmatig sekswerk worden gesteld? Gemeenten krijgen ook aanzienlijke vrijheid om het aantal vergunningen te beperken. Dat gaat ten koste van de mogelijkheden voor thuiswerkers, met als gevolg verdringing naar de illegaliteit. Die verdringing is sowieso een probleem. Sinds de opheffing van het bordeelverbod is het aantal bordelen met 1.000 afgenomen. Veel bonafide ondernemers voelen zich de illegaliteit in gepest. In vrijwel alle grote steden worden raambordelen gesloten, waardoor er steeds minder vergunde werkplekken overblijven. Dit wetsvoorstel moet, als het aan GroenLinks ligt, in iedergeval geflankeerd worden dooreen aanzienlijke positieverbetering voor sekswerkers. Gemeenten moeten sekswerkers een faire kans op vergunningen geven. Daarnaast is laagdrempelige toegang tot hulpverlening, gezondheidszorg en politie van groot belang.
Tot slot blijft het een punt dat sekswerkers nog onvoldoende weet hebben van hun rechten. Nog steeds accepteren zakelijke dienstverleners als banken, verhuurders en verzekeraars sekswerkers lang niet altijd als serieuze klant of zakenpartner. Er zijn zelfs gemeenten die op eigen houtje sekswerkers binnen de gemeentegrenzen willen registreren. Dat moet ophouden. Uiteindelijk moet het ons doel zijn om sekswerkers in staat te stellen, hun werk naar eigen inzicht vorm te geven. Net als iedereen willen sekswerkers veilig en gezond kunnen werken en leven. Eigen regie is daarbij onontbeerlijk. Ikhoorgraag van de minister hoe hij dit denkt te ondersteunen. Eerder, bij de behandeling van de initia-tiefwet-Segers heb ik hierover een motie ingediend. Ik krijg graag helderheid van de minister hoe de sociale positie en de rechtspositie van sekswerkers verder versterkt zal worden.
Voorzitter. Eindelijk spreken we dan weer over de wet die uiteindelijkeen instrument zou moeten zijn om de misstanden in de prostitutiebranche aan te kunnen pakken. Het heeft helaas wel lang geduurd. Voor een deel is de politiek daar zelf verantwoordelijk voor, omdat de wet uiteindelijk niet door de Eerste Kamer is gekomen, maar ik vind het ookjammerom te moeten constateren dat ook de regering het best lang heeft laten liggen. We hebben wel wat tijd laten verlopen. Dat is heel jammer.
Tegelijk is er wat dat betreft een lichtpuntje omdat we zien dat heel veel gemeenten zelfverantwoordelijkheid hebben genomen om daadwerkelijk alvast wat stappen te zetten. De gemeenten hebben bepaald niet stilgezeten om te bekijken wat ze zelf al konden verbeteren. Denk aan de leeftijdsgrens. We horen dat Amsterdam, Utrecht, Leeuwarden en Rotterdam de leeftijdsgrens al naar boven hebben gebracht. In Groningen en Utrecht heeft men al een zekere registratieplicht ingevoerd. We horen graag van de minister hoe hij dat allemaal beoordeelt en wat zijn zienswijze is op de maatregelen die al zijn genomen in de gemeenten.
Een voorbeeld is de registratieplicht, waarover we het al even hebben gehad met de woordvoerder van D66. Een aantal gemeenten voert deze al uit. Ik ben benieuwd wat de minister daarvan vindt. Aan de ene kant hebben we die uit de wet gehaald, maar aan de andere kant is de gedachte geweest, zoals de minister heeft aangegeven, dat gemeenten misschien gezamenlijk kunnen optreden om daarin toch iets te doen. We zien nu dat gemeenten het heel verschillend doen. Wat is de rol van de minister om te bekijken of dat verbeterd kan worden?
Net als de SGP heeft het CDA ook echt wel wat moeite met het feit dat de registratie en de vergewisplicht eruit zijn, maar het is een gegeven. De minister wijst terecht op alternatieven, bijvoorbeeld momenten bij de Kamer van Koophandel of bij controles door allerlei hulpverleners op de werkplekken. De regering geeft tevens aan dat partners blijven inzetten op contactmomenten om de informatie over te dragen, om hulp te bieden en om misstanden te signaleren. Maar dan is goede informatie-uitwisseling natuurlijk wel heel belangrijk. Volgens de minister is een dergelijke integrale aanpak in veel gemeenten en in samenwerkingsverbanden tussen gemeenten al voorhanden. In de nota naar aanleiding van het verslag staat dat de minister gemeenten waar dat nog niet zo is, adviseert om hiertoe overte gaan. Ik ben wel benieuwd naar de stand van zaken. Hoe faciliteert de minister de gemeenten om goed van elkaar te leren?
We hebben uit de nulmeting begrepen dat de gemeenten het idee hebben dat in 75% van de vergunde situaties iedereen zich aan de regels houdt. Dat betekent dat dit in een kwart van de gevallen niet zo is. Hoe gaan we ervoor zorgen dat gemeenten uiteindelijktot 100% komen, dat het volgens de regels gaat, dat het netjes gaat, in ieders belang?
Ik heb nog een opmerking over de bevoegdheden van gemeenten. Veel panden hebben dienstverlening als bestemming. Dat maakt soms het weren van foute bedrijven lastig. Sinds vorig jaar kunnen gemeenten gebruikmaken van wetgeving om een pand tijdelijk over te nemen als er sprake is van langdurige overlast of criminaliteit. Ikbenwel benieuwd naar de pilot in Rotterdam. Kan de minister ons daarover iets vertellen? Hebben andere steden iets vergelijkbaars gedaan? Hoe zouden we kunnen bewerkstelligen dat andere gemeenten daarvan leren?
Een ander punt, dat ook al aan de orde is geweest, is de thuisprostitutie. De minister heeft duidelijk aangegeven dat de vergunningsplicht beperkt is tot bedrijven. Daarover hebben we ook in eerdere debatten gesproken. Volgens de minister is ersprake van een bedrijfsmatige activiteit, indien er zodanig met een adres wordt geadverteerd dat het tot passanten leidt, er reclame-uitingen zijn, het pand zichtbaar is of meerdere prostituees op hetzelfde adres werkzaam zijn.
Tegel ijkertijd moeten we constateren dat de thu isprostitutie een grijs gebied blijft. De minister staat het toe als het niet zichtbaar is van buiten en geen overlast geeft, zo maken we op uit de nota naar aanleiding van het verslag. Het kan wel zo zijn dat een thuisprostituee op deze manier volledig uit het zicht blijft van bijvoorbeeld gemeente, politie of toezichthoudende instanties. Is dat wel wenselijk met het oog op het proberen te voorkomen dat er sprake is van misstanden op die plekken? Die zijn eenvoudig te exploiteren in een seksinstantie zonder vergunning die je dan niet ontdekt. Op wat voor manier probeert men ook enig zicht te houden op de thuisprostitutie? Welke mogelijkheden biedt de wet daarvoor?
Artikel 28 beperkt zich vrij strikt tot het in actie komen van de politie. Het binnenvallen, waar je helemaal akelig van wordt, kan eigenlijk alleen als er sprake is van bedrijfsmatige prostitutie. Het is de vraag is of dat altijd voldoende duidelijk is en of de wet ons daarmee voldoende in handen geeft.
Over een paar punten dacht ik met een amendement te moeten komen. Ik realiseer mij heel goed dat we daarmee dit voorstel verzwaren. Tegelijkertijd zie ik ook wat de gemeenten nu al doen. Ik wil toch proberen om er een substantieel aantal verbeteringen in aan te brengen. Ik heb er twee voorgesteld. Het eerste is om toch iets te doen aan de privacybeperking, die maakt dat je niet kunt optreden tegen misstanden. We hebben het in de jeugdzorg vaak gezien — zoals Nine Kooiman weet als geen ander — dat er met privacy wordt geschermd en datje vervolgens niets kunt doen voor kwetsbare mensen. Dan wordt het bijna een excuustruus.
Ik heb gekeken naar wat er in Amsterdam aan de gang is. In Amsterdam hebben ze geprobeerd om de verantwoordelijkheid bij exploitanten neer te leggen. Ze proberen daar om intakegesprekken te houden met doorverwijzen naar hulp voor prostituees. De exploitanten hebben daarin een sleutelrol. Zij moeten zich ervan vergewissen dat sekswer-kers voldoende zelfredzaam zijn om de instroom van kwetsbare mensen in de prostitutiebranche te voorkomen.
Volgens mij willen we dat allemaal. Om dat vorm te geven is er een intakegesprek met prostituees en als er nog twijfel is, kan er worden doorverwezen naar een adviesteam. Daar heeft de gemeente Amsterdam goed over nagedacht, want zij heeft daar ervaring mee, laten we daar niet omheen draaien. Het is de trekpleister van de prostitutie in Nederland. Als je in het buitenland komt, zou je denken: van de wereld. Daar is over nagedacht en toen hebben ze dat zo opgezet. Teleurstellend is dat Amsterdam door de privacywetgeving eigenlijk niet meer kan doen wat het graag wil doen, namelijk zicht krijgen op de prostituees. De werkwijze is beduidend minder effectief geworden. Ik denk dat wij dat niet moeten willen. Wij willen toch kunnen doorschakelen als er iets aan de hand is? Ik realiseer mij heel goed dat het een vergaande oplossing is, maar een uitzondering maken in de privacywetgeving is een oplossing. Wij hebben geprobeerd om dat heel beperkt te doen door te stellen dat de privacywetgeving niet van toepassing is bij de uitvoering van een gemeentelijke verordening of een gemeentelijk beleid voor zover het de beoordeling van de zelfredzaamheid van prostituees en een doorverwijzing naar de hulpverlening betreft. Wij hebben met een heel gerichte scope geprobeerd om er toch voor te zorgen dat er een uitwisseling kan zijn in het belang van kwetsbare mensen. Ik denk dat dat belangrijk is. Daarom hebben wij een amendement ingediend. Wij kunnen dat natuurlijk omzetten in een motie om zo te achterhalen of ook op de Autoriteit Persoonsgegevens wat meer druk kan worden uitgeoefend om met het ministerie en de gemeente aan de slag te gaan en na te gaan of het op een andere manier kan, bijvoorbeeld door middel van een ontheffing. Het maakt mij niet uit hoe. Het gaat er mij om dat wij zicht krijgen op die misstanden.
Mevrouw Swinkels (D66):
Hebben vrijwillige sekswerkers dan geen recht op privacy? Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Jawel, en daarom moet dit ook niet op een postertje bij de Albert Heijn. Ik heb het gewoon te vaak gezien. Vaak willen wij mensen die heel kwetsbaar zijn, beschermen. Laten wij er niet omheen draaien: in deze branche is erveel te beschermen. In al die jaren dat ik bij justitie werkte, heb ik te veel gezien van de zelfmelders, van de meiden uit de Keileweg. Ik heb die meiden op mijn netvlies. Ik vind het belangrijk om na te gaan welk verschil wij kunnen maken voor deze kwetsbare mensen. Je legt de verantwoordelijkheid, terecht, bij de exploitanten, maar bij twijfel wil je mensen kunnen doorverwijzen naar een adviesteam, opdat kan worden afgewogen of er echt iets moet gebeuren. Vervolgens sta je echter met je handjes in de lucht, omdat je niks kunt. Ik denk dat je altijd een afweging moet maken. Ik denk dat privacy niet alomvattend is. Wij hebben ook een paspoort. Er zijn momenten in Nederland waarop wordt ingegrepen in de privacy. Het CDA denkt dat dit een moment kan zijn waarop je dat doet. Wij vinden het in het belang van de kwetsbare prostituees, maar je kunt daar anders over denken. Ik weet dat D66 daar anders naar kijkt. Ik vind wel dat mensen het recht hebben op privacy. Ik vind dus datje dit heel beperkt moet doen, maar ikvind ook dat dit instrument hierbij dienstbaar kan zijn. Ik begrijp heel goed dat er aarzelingen zijn. Daarom zeg ik zelf al dat wij het ook op een andere manier kunnen oplossen. Ik merk gewoon dat men daar in Amsterdam een beetje met de koppen tegen elkaar aan het beuken is. Laat ik niet te flauw doen, maar het ministerie schrijft zelf in haar brief aan de burgemeester van Amsterdam: er is wel enige malen ambtelijk contact geweest, maar er is eigenlijk nooit een formeel antwoord gegeven; het heeft te lang geduurd; ik betreur het. Eigenlijk hebben zij een beetje met elkaar lopen mutsen. Misschien moeten wij ervoor zorgen dat er een keer wat gebeurt. Vandaar een amendement.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik zat even te twijfelen. Gaat het nou om het contact tussen de ambtenaren? Is dat nou waar het CDA zich zorgen over maakt, dat het allemaal te lang duurt en dat het contact met Amsterdam niet zo goed is? Iemands privacy is heel wezenlijk. De enige argumentatie die ik tot nu toe hoor, is dat in die groep van sekswerkers ook mensen zitten die kwetsbaar zijn. Is dat nou de argumentatie om de privacy in dezen wat minder belangrijk te vinden?
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Nee; ik denk dat ik hieraan wat meer woorden moet besteden. In Amsterdam heeft men geprobeerd om een barrièremodel in te bouwen. Mevrouw Van Tongeren weet dat. Men heeft geprobeerd om allerlei drempeltjes op te werpen om te voorkomen dat zich misstanden voordoen. Een onderdeel daarvan is dat de exploitant ervoor moet zorgen dat hij zeker weet dat degene die er werkt, dat zelfstandig doet, zelfredzaam is, weet wat hij doet en dat uit eigen wil doet. Dat zijn al die voorwaarden waarover wij uitvoerig met elkaar gesproken hebben. Als een exploitant twijfelt, vinden wij, en vindt Amsterdam, het belangrijk dat er kan worden getoetst en dat wij zicht op die mensen kunnen krijgen. Dat is het enige wat Amsterdam vroeg, maar wel indringend. Vervolgens liep men daartegen de muur van privacy aan. We kunnen dus niet meer bekijken of zelfredzaamheid daadwerkelijk aan de orde is. Daar hebben we serieuze gesprekken over gevoerd met Amsterdam. We hebben bekeken of dit anders zou kunnen. We hebben uiteindelijk gezien dat het gewoon niet van de grond kwam. Als Amsterdam dit op die manier aangeeft, denk ik dat de Kamer een keer moet zeggen: dit is gewoon een manier. En als de Kamer daar dan helemaal van gaat flippen, doen we het maar niet. Dat vind ik prima, als er maar een keer wat gebeurt. Amsterdam wil het aanpakken. Amsterdam wil die kwetsbaarheid eruit krijgen. Volgens mij hebben wij in de eerste termijn allemaal gezegd dat we dat barrièremodel heel slim vinden. Maar ja, wij hebben dat zelf kapotgemaakt. Dat vind ik jammer.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik probeer het iets principiëler te maken dan: Amsterdam heeft iets geprobeerd met een mooie aanpak om kwetsbare mensen te helpen; dat is niet gelukt en daarom heffen we de privacy maar op. Als je dat principe doortrekt, zou je ook kunnen zeggen dat mensen met een laag IQ een kwetsbare groep zijn. Moeten we hun privacy dan ook maar opheffen, omdat we hen zo beter kunnen helpen? Heel oude, alleenstaande vrouwen zijn ook een kwetsbare groep. Moeten we hun privacy ook maar opheffen, omdat er tussen hen waarschijnlijk mensen zitten die heel dringend behoefte hebben aan hulp? Ikzoek meer een antwoord op dat principiële punt: kun je iemands privacy opheffen omdat je vindt dat een deel van de mensen in diens groep kwetsbaar is? Ik geloof dat het antwoord van het CDA ja is, al hoorde ik dat nog niet. Ik hoorde alleen maar een paar praktische dingen over Amsterdam, brieven en experimentmodellen; en dat die niet werken, en dat we daarom voor die hele groep de privacy maar opheffen. Je heft die dan niet alleen maar op voor kwetsbare mensen in Amsterdam die behoefte zouden hebben aan hulp via het barrièremodel.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Er bestaan al uitzonderingen op onze privacywetgeving. Als mevrouw Van Tongeren vindt dat die uitzonderingen er niet zouden mogen zijn, laat haar dan met een initiatief-wet komen om artikel 2 uit de Wet bescherming persoonsgegevens te schrappen. Nee, dat is niet flauw. Ik meen dat serieus. We hebben namelijk al een aantal uitzonderingen, op basis waarvan we vinden dat de privacywetgeving, zoals we die in haargeheel hebben opgebouwd, op die bepaalde onderdelen niet moet gelden. Wij zijn daar heel kritisch op geweest. Wij hebben willen bekijken hoe klein je die uitzonderingen zou moeten maken. Daarom hebben we dit heel specifiek benoemd. Voor zover het de beoordeling van de zelfredzaamheid van prostituees betreft, is dat bijvoorbeeld ter uitvoering van gemeentelijke verordeningen of gemeentelijk beleid, en voor doorverwijzing naar de hulpverlening. Wij hebben er dus een heel klein gaatje van gemaakt. En ja, dat is inderdaad een keuze; die hoefje niet te maken. Ik wil die keuze echter wél maken. Ik weet namelijk hoe het toegaat in deze branche. Ik heb die meiden van de Keileweg te vaak gezien. Ik wil hen niet in ons systeem achter een soort muur van privacy vernietigd laten worden. Dat is wat ik wil. Dat is het enige wat ik wil.
Mevrouw Kooiman (SP):
Ik moet zeggen dat ik hier wel mee in mijn maag zit. Ik ben het met D66 en GroenLinks eens dat het nu niet om kinderen gaat. Als het gaat om privacy, zijn die dan namelijk weer een ander geval. Het gaat nu wel om volwassen vrouwen, en soms mannen, die gewoon een beroep willen uitoefenen. Een verkapte registratieplicht — want zo voelt dit toch een beetje — is dan een zodanige verzwaring van deze wet dat ik denk dat we die daardoor straks alsnog door de Eerste Kamer teruggestuurd krijgen. Dat wil mevrouw Van Toor-enburg toch ook niet?
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Nee, maar laten we kijken naarwat Amsterdam nu probeert. Amsterdam vindt dit echt noodzakelijk, maar het lukt niet. Hebben we dan straks een wet waarvan we halleluja kunnen zeggen, maar die de problemen niet oplost van de stad die het meest met dit onderwerp heeft te dealen? Dan denk ik dat we met iets bezig zijn wat nauwelijks een bijdrage levert. Dan zou de gemeente misschien net zo goed zonder ons kunnen. Ik zou dus willen kijken naar waar we nog een beetje het verschil kunnen maken om de vragen te beantwoorden van de gemeenten die hiermee hebben te dealen. Daarom heb ik een klein muizengaatje gemaakt, waardoor Amsterdam misschien toch controle kan uitoefenen.
Misschien moet iknog een keergoed uitleggen wat wij hier aan het doen zijn. Het gaat om een exploitant die echt twijfelt of een persoon die afweging zelf heeft kunnen maken en of zij voldoende zelfredzaam is. Hij wil naar het adviesteam gaan omdat hij zich afvraagt: help, is dit wel verstandig? Die twijfel is er dus al. Maar dat mag nu niet. Ikvind dat dat niet kan. Ikzou willen datje in deze kwetsbare branche soms een stap extra zou moeten kunnen zetten, in het belang van degenen die daarin werkzaam zijn. Ik realiseer me heel goed dat dit een lastige kwestie is. Als dit voorstel niet wordt gedragen, dan zij dat maar zo. Maar ik vind dit wel mijn plicht, ook om mezelf nog in de spiegel te kunnen aankijken. Af en toe heb ik nog op mijn netvlies staan hoe die meiden van de Keileweg bij ons binnenkwamen. Dan denk ik: nou, ik heb weer wat geprobeerd. Het is niet gelukt, maar ik ga niet alleen maar spartelen aan de kant en denken: ik probeer het gewoon maar niet.
Mevrouw Kooiman (SP):
Wij zoeken allemaal naar mogelijkheden om mensenhandel aan te pakken, maar als het gaat om sekswerkers die daarvoor gekozen hebben, vind ik het soms ook wel lastig dat wij hen onnodig belasten met regels vanuit de Kamer. Je zou ook kunnen denken aan het contactmoment dat er eigenlijk wel was. Ik vind het jammer dat dit uit de wet is geschrapt. Je kunt dan sekswerkers meer benaderen om hen te wijzen op hun rechten en op hulpverlening. Dan heb je dat contact ook. Waarom zouden wij dat niet vragen aan de minister, in plaats van de wet zodanig te verzwaren dat deze het mogelijk niet gaat halen?
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Als iemand als volwassene er gewoon voor gekozen heeft om dit vak uit te oefenen, geloof ik niet dat een exploitant gaat twijfelen of hij naar het adviesteam moet. Het gaat om gevallen waarin zelfs de exploitant denkt: ik geloof niet dat het goed is. Daar is dit voor. Het verzwaart de zaak, dat is waar, maar wel met deze heel kwetsbare doelgroep voor ogen. Ikwil heel graag nog een keerde briefwisseling geven die de burgemeester heeft met de ambtenaren en met mensen die daar diverse dingen over gevraagd hebben. Misschien dat dat overtuigt, maar het is een poging om te kijken of wij toch het verschil kunnen maken.
Mevrouw Kooiman (SP):
Ook in de jeugdzorg hebben wij die barrières er soms expres in gezet, behalve als er sprake is van zware kindermishandeling. Het gaat hier echter om volwassenen, om vrouwen die over het algemeen vrijwillig voor hun beroep hebben gekozen. Ik denk dat er andere mogelijkheden zijn om dit probleem op te lossen. Waarom kijkt mevrouw Van Toorenburg daar niet naar en verzwaart zij op deze manier de wet?
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Wat ik doe, is exploitanten een toets gunnen of iemand inderdaad vrijwillig dit beroep heeft gekozen en dat met een volwassen afweging heeft kunnen doen. Als de exploitant zelf al denkt "ik denk het niet", dan wil ik dat hij kan doorschakelen. Het gaat niet om de vrouwen die dit gewoon bewust zelf graag willen doen. Daar ga ik niet over. Ik ga over de vraag: hoe voorkom ik kwetsbaarheid?
Mevrouw Swinkels (D66):
Mevrouw Van Toorenburg lijkt te veronderstellen dat die vrouwen nergens meer over zouden kunnen beslissen. Is het niet ook mogelijk dat een exploitant, als hij twijfels heeft, zegt: u kunt naar het adviescomité? Hij stuurt dan niet de persoonsgegeven van betrokkene door, maar zegt: u kunt daarnaartoe, want ik denk dat u er nog eens goed over moet nadenken, iktwijfel aan uw beslissing. Dan laat hij de keuze bij deze op zichzelf genomen volwassen persoon. Dan is er toch een alternatief om deze persoon mogelijk te helpen?
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Dat is heel slim opgemerkt. Dat is precies wat Amsterdam heeft gedaan. Daar heeft men gedacht: laten wij eens kijken of het niet vanzelf gaat en of iemand doorgestuurd kan worden. Laten wij het eens een poosje proberen, want wij moeten toch eindeloos wachten op het ministerie, en er gebeurt alsmaar niets. Dat is Amsterdam gaan doen en er gebeurde helemaal niets. Deze stap moet terecht eerst worden gezet: bied het aan, maak het laagdrempelig en zeg "daar kun je naartoe". Dat heeft Amsterdam gedaan, zoals men aan ons heeft uitgelegd. Maar het werkte niet, en dan denk ik dat wij misschien iets anders moeten proberen.
Mevrouw Swinkels (D66):
Het werkte niet, maar wie zegt ons dat dit komt omdat ze niet durfden? Misschien wilden deze personen gewoon niet. Dat causale verband heb ik u hier niet duidelijk horen leggen.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ik denk dat wij Amsterdam en de club die hiermee aan de slag is gegaan onrecht doen als wij denken dat zij zomaar te snel de handjes in de lucht hebben gegooid. Zij hebben er serieus naar gekeken. Zij hebben alles geprobeerd om dat barrièremodel overeind te houden en te bezien of zij toch mensen bij het adviesteam konden krijgen. Uiteindelijk, als zij echt dachten "dit is kwetsbaar" en mensen in de hulpverlening kregen, zagen zij dat er andere drempels waren. Ik denk dat wij er met elkaar verantwoordelijk voor zijn dat wij, als wij zoiets kunnen voorkomen, dat misschien maar moeten proberen.
De heer Van Oosten (VVD):
Ik had de gelegenheid om het amendement helemaal goed tot mij te nemen, omdat ikveel vragenstellers voor mij zag. Ik wil even inzoomen op de allerlaatste alinea van het amendement, waar wordt verwezen naar de Autoriteit Persoonsgegevens. Wat ik er niet helemaal uithaal, is of de Autoriteit Persoonsgegevens al wel een ontheffing kan verlenen voor dat waar mevrouw Van Toorenburg eigenlijk voor pleit. Misschien kan zij dat toelichten. Als dat het geval is, waarom wachten we daar dan niet op in plaats van iets in een wet te verankeren, terwijl het eigenlijk al kan?
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Dat zou mogelijk kunnen zijn en daarom heb ik het erin gezet. Per motie kunnen we proberen ervoor te zorgen dat het gebeurt. Ik heb de motie al in concept klaarliggen als dit geen draagvlak heeft. Maar ik doe het liever zo, want dan hebben we het duidelijk geregeld en ben ik niet meer afhankelijk van iemand die daar misschien nog van alles van gaat vinden. Ik heb de Autoriteit Persoonsgegevens — die toen anders heette — ook wel eens in een rol gezien in de jeugdzorg, waardoor we door privacyoverwegingen geen kinderen meer konden helpen die echt gillend hulp nodig hadden. Ik wil het graag helemaal regelen. Het is een manieren daarom heb ik in dit als handreiking in de toelichting van het amendement gegeven. Als dat beter aanspreekt en het de eindstreep haalt, ben ik helemaal blij.
De heer Van Oosten (VVD):
Ik heb het niet over wat beter aanspreekt, maar over de vraag of er een noodzaak is om de wet te wijzigen omdat in de optiek van mevrouw Van Toorenburg iets qua wettelijke mogelijkheden zou ontbreken. Daarom stel ik mijn vragen. Ik begrijp het antwoord van mevrouw Van Toorenburg ...
Mevrouw Van Toorenburg (CDA): Ja, het kan.
De heer Van Oosten (VVD):
... dat het kan en dat er als zodanig een wettelijke mogelijkheid is, precies voor dat wat mevrouw Van Toorenburg bepleit.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
De autoriteit kan ontheffing geven in een specifieke situatie. Daar zou ze toe over kunnen gaan. Als dat de Kamer beter behaagt, moeten we dat misschien doen. We hebben dan in ieder geval een mooi debat gevoerd over de vraag hoe we de kwetsbaarheid aan het licht kunnen krijgen om zo een oplossing te kunnen bieden.
Ik heb er nog een en dat is het pooierverbod. Er ligt nu toch een wet voor en hier wil ik ook iets mee. Ik heb het zo uitvoerig uitgelegd in het amendement en in de toelichting daarop dat ik er niet eindeloos lang over hoef te spreken. Wel wil ik erover zeggen dat we ons natuurlijk heel goed realiseren dat we straks een vergunningstelsel hebben waarin mag wat we met elkaar hebben afgesproken, maar dat we de ogen er niet voor moeten sluiten dat er altijd een gebied zal zijn dat niet vergund is en misschien illegaal is als het geen thuisprostitutie is. Ook daarin zullen altijd mensen een rol spelen die we niet willen. Ik denk in dit verband aan de loverboys en andere vliegen rond destroop. We moeten een manier vinden om daar een verbod op te hebben. Om die reden hebben wij het amendement daarover alsnog ingediend.
Voorzitter. Het is inderdaad inmiddels drie jaar geleden dat de Wet regulering prostitutie is gesneuveld in de Eerste Kamer. Velen hebben het al gezegd. Om precies te zijn, ging het om de registratieplicht. Er moest een novelle komen en die ligt vandaag voor ons. De Eerste Kamer was duidelijk: het moest wel voortvarend gebeuren. Erzaten namelijk ook een aantal goede zaken in deze wet en die hebben gewoon haast, aldus de Eerste Kamer.
Mijn eerste vraag aan deze minister is dan ook hoe het kan zijn dat we het pas nu, drie jaar later, hier bespreken. Zoals bekend, had de SP grote twijfels bij de registratieplicht. Prostituees moesten zich in de oude wet laten inschrijven in een landelijk register. Overdeze inschrijving werd vervolgens de GGD ingelicht en er kwam een gesprek tussen de gemeente en de sekswerker. Maar het nadeel was dat iedereen ingeschreven zou zijn als sekswerker. De SP vindt het belangrijk dat de sociale positie van de sekswerkers wordt verbeterd. De twijfels die de Tweede Kamer had, kon de minister ook in de Eerste Kamer niet wegnemen. Zorgen over privacy bleven, evenals de zorgen dat sekswerkers daardoor in de illegaliteit zouden verdwijnen. De registratieplicht sneuvelde in de Eerste Kamer en daarmee ook de samenhangende vergewisplicht voor de klant.
De SP is blij met deze novelle, maar met de gesneuvelde registratieplicht is ook het contactmoment tussen de sekswerker en de gemeente verdwenen. Daar heb ik toch een aantal vragen over. Het contactmoment was speciaal ingebouwd om de sekswerker voor te lichten over haar of zijn rechten en risico's, maar ook voor hulp. Wij hadden er vraagtekens bij of je dat specifiek bij gemeenten moet leggen. Het had ook bijvoorbeeld bij de ggd gekund, die heeft daar toch meer expertise in. Ook de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en het Openbaar Ministerie zijn voor behoud van het contactmoment. Zij zeggen: handhaaf dat juist! Ik hoor hierop graag een reactie van de minister, want hij zegt: dat is juist een zaak van de exploitant. Ik vraag mij dan toch af hoe de minister dat voor zich ziet. Die exploitant heeft immers juist een commercieel belang. Dat kan tegenstrijdig werken als de sekswerker hulp nodig heeft, bijvoorbeeld in het geval van problemen met de exploitant. Hoe ziet de minister dat voor zich? Daarnaast vindt de minister dat de gemeenten hierop moeten controleren, maar hoe moet dat dan precies? Kan de minister dat toelichten? De minister wil ook geen landelijk klachtenloket invoeren voor de sekswerkers. Hoe wil de minister dan de knelpunten, de zorgen en de problemen van de sekswerkers oplossen? Graag een reactie.
Er is ook al gesproken over de gemeentelijke registratieplicht. Die vervalt, maar gemeentes kunnen binnen de privacywetgeving de mogelijkheden onderzoeken om een eigen registratie in te voeren. Dat kan al bijvoorbeeld in Utrecht en in Nijmegen. Zoals gezegd heeft de SP veel zorgen over die registratieplicht, en dus ook over een gemeentelijke registratieplicht. Kan de minister aangeven wat de gemeentelijke ervaringen zijn? Wat is precies het voordeel? Niet dat we die vrouwen dan weer terugvinden in bijvoorbeeld Utrecht. Daar hadden we het Zandpad. Dat is helaas te vroeg gesloten, zonder dat er een mogelijkheid was voor sekswerkers om een nieuwe werkplek te vinden. Deze vrouwen waren geregistreerd, en zijn toch allemaal of bijna allemaal de illegaliteit ingegaan. Althans, waar ze zijn, weten we niet. Je kunt ze dus wel registreren en dan toch niet terugvinden. Ik zie geen meerwaarde van een gemeentelijke registratieplicht. Graag een reactie van de minister.
De leeftijdsgrens wordt in dit wetsvoorstel verhoogd naar 21 jaar. In het vorige wetsvoorstel kon een sekswerker zich pas registreren in het landelijk register als hij of zij 21 jaar of ouder was, waardoor de leeftijdscontrole was geborgd. Nu de registratieplicht echter vervalt, vervalt ook de controle door de gemeente. Wat mij verbaast, is dat de minister er nu voor gekozen heeft, de controle bij de klant neer te leggen. Hij laat het maar aan de sekswerkers zelf om hier in de praktijk een oplossing voor te vinden. Ik vind dat echt te bizar voor woorden. Wij hebben een amendement van de VVD op dat punt voor ons liggen, dat inmiddels is medeon-dertekend door D66. Ik vind het lastig, want ik heb zelf geen amendementen. Ik dacht: dit is een novelle, en wij willen graag dat die ook in de Eerste Kamer wordt aangenomen. Ikzal dus zelf geen amendement indienen, maar ikvind dat wel heel erg lastig, want ikvind dit een goed amendement. Waarom heeft de minister dat niet direct zelf bedacht en mogelijk ook besproken met de Eerste Kamer? Ik snap eigenlijk niet waarom dit niet per direct al goed is geregeld. Kan de minister daarop reageren?
Er werken nog steeds vrouwen tussen de 18 en de 21 jaar in de prostitutiesector. Er valt zeker iets te zeggen voor die leeftijdsverhoging, maar ik snap niet waarom er niet is gekozen voor overgangsrecht. Als deze wet wordt aangenomen, moeten vrouwen verplicht uit de prostitutie stappen. Ik ben bang dat dan juist vanuit de groep van 18- tot 21-jarigen velen in de illegaliteit verdwijnen. Verplicht uitstappen werkt niet altijd voor die vrouwen. Ik ben bang dat zij dan uit het zicht verdwijnen en in de illegaliteit terechtkomen. Waarom niet werken met overgangsrecht?
Dan wil ik speciaal aandacht vragen voor de opt-in. Prostitutie is legaal, maar de constructie vooreen sekswerker om aan de slag te gaan is behoorlijk oneerlijk en onrechtvaardig. Zo werkt het. 37% van de sekswerkers werkt met opt-in. Dat is een heel gek systeem. Het is het slechtste van beide werelden. Je hebt de nadelen van een werknemer. Je moet belasting betalen. Werknemers eisen soms veel en de huren zijn soms hoog. Je hebt echter ook de nadelen van een zzp'er. Je bent niet verzekerd voor ziekte en werkloosheid. Daarom kiest bijvoorbeeld 58% voor zelfstandigheid. Als je de nadelen van opt-in ziet, kan ik mij voorstellen dat je ervoor kiest om zzp'er te worden. Niet iedereen wil dat echter of is in de wieg gelegd voor zelfstandigheid. Ik
hoorde van een exploitant in Den Haag die graag anoniem wil blijven dat zij nu werkt via een loondienstconstructie. Loondienst betekent een arbeidsongeschiktheidsverzekering, zwangerschapsverlof, de arbeidsinspectie die langskomt en een normale loonstrook. Naar ik begreep zijn er inmiddels afspraken gemaakt met de Belastingdienst en is er een goed contact met de politie. Is de minister bekend met dit concept? Is dit iets wat gestimuleerd moet worden?
Het is verboden om een seksbedrijf uit te oefenen zonder vergunning. De SP steunt dit, omdat zij van mening is dat er beter zicht moet komen op de branche en de sociale positie van prostituees. Punt van zorg is wel hoe je vergunninghoppen kunt voorkomen als elke gemeente aanvullende regels kan stellen. Kan de minister dat aangeven? Er is nu ook een nuloptie waarbij gemeenten kunnen regelen dat er geen vergunning wordt afgegeven en er dus geen prostitutie plaatsvindt. Ik kan mij dat voorstellen. Dat is aan de gemeente. Ik ben alleen bang dat ditvoorgemeenten reden kan zijn om geen beleid te ontwikkelen omdat er toch geen prostitutie is. Gelet op de illegaliteit is het belangrijk om daar goed naar te kijken en daar beleid op te ontwikkelen. Hoe wil de minister dat regelen?
In de wet is de zzp'er een heel gekke constructie. Je bent vergunninghouder en zzp'ertegelijk. Welke mogelijkheden hebben sekswerkers om bijvoorbeeld vanuit huis te werken? Hoe wordt hiermee omgegaan? Mijn zorg betreft het toezicht op en de bescherming van de sekswerker. Hoe voorkom je dat de sekswerker tegen een muur van bureaucratie oploopt? Graag een reactie.
Zzp'ers die zich willen inschrijven bij de Kamer van Koophandel moeten een zaakadres hebben. Als je geen zaakadres hebt, moet je je privéadres opgeven. Bij de Kamer van Koophandel zijn alle adressen openbaar; die kun je gewoon inzien. Juist voor sekswerkers is het van belang niet openbaar als zodanig geregistreerd te zijn. Hoe wil de minister in dit geval de privacy waarborgen?
Ik hoor zorgelijke geluiden van sekswerkers overde contacten met de politie. Wanneer een sekswerkerfinancieel wordt uitgebuit door bijvoorbeeld een pooier kan zij aangifte doen bij de politie. Ik hoor echter dat de politie dan zegt dat de sekswerker eerst moet stoppen met haar beroep. Pas dan kan er aangifte gedaan worden. Dit wordt gezegd omdat de advocaat van de tegenpartij het argumenten kan gebruiken dat het allemaal vrijwillig was. Ik weet niet wat er precies gebeurt, maar dit zijn de geluiden die ik hoor. Is de minister het ermee eens dat een sekswerker altijd aangifte kan doen van uitbuiting en dat zij niet verplicht wordt om haar beroep naast zich neer te leggen?
Ik heb mij altijd verbaasd over de torenhoge prijzen voor raamprostitutie. Soms moet een sekswerker wel vier klanten gehad hebben om een dagdeel van haar dienst terug te verdienen. Datvind ikeigenlijkook een vorm van uitbuiting. Ik snap dat dit commerciële prijzen zijn en dat het een markt is. Er zijn echter ook gemeenten zoals Utrecht die in een APV maximale prijzen inbouwen. Zo zorg je ervoor dat die uitbuiting niet plaatsvindt.
Tot slot. Mijn laatste punt is zeer belangrijk, namelijk de handhaving. De SP heeft bij het vorige Wrp-debat een motie ingediend waarin wordt gepleit voor voldoende capaciteit en expertise bij de politie en de gemeentelijke handhavers. Alleen de VVD was tegen deze motie. Logisch, want zij bezuinigt immers het hardst op veiligheid. We hebben ook het probleem dat bij het Openbaar Ministerie vele mensenhandelzaken op de plank blijven liggen, net als bij de politie, naar ik begreep. De motie met het verzoek om voldoende capaciteit en expertise op dit terrein is door de Kamer aangenomen. Ikvraag de minister dus om een plan van aanpak te maken voor de uitvoering hiervan. Naar ik begrijp, komt er in de praktijk niet zo veel van terecht en dat vind ik toch bar zonde.
De voorzitter:
Voor ik het woord geef aan de heer Van Oosten van de WD-fractie,schors ikde vergadering opverzoekvan de minister een enkel ogenblik.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Oosten.
Voorzitter. Hoewel niet iedereen het zich kan voorstellen, zijn er sinds jaar en dag vrouwen en mannen die ervoor kiezen om in de seksbranche werkzaam te zijn. Het is een legaal beroep, maar tegelijkertijd een kwetsbaar beroep. We worden op verschillende momenten ook geconfronteerd met schrijnende situaties die zich voordoen in de prostitu-tiebranche. Althans, dat kan ik niet uitsluiten. Ik heb met een aantal collega's een bezoek gebracht aan Roemenië en Bulgarije, waar ons voorbeelden daarvan werden aangereikt. Als je die ziet, schrik je gewoon: vrouwen en ook mannen die het slachtoffer worden van mensenhandel, van mensenhandelaren die ze dwingen zichzelf te exploiteren. Ik heb daar geen woorden voor. Dat is gewoon onacceptabel. Dat is niet het soort prostitutie dat ik kan en wil tolereren. Het is niet te verdedigen dat prostituees die een legaal beroep uitoefenen het slachtoffer kunnen worden van misdaden van mensenhandelaren, dwang en uitbuiting.
Dit wetsvoorstel zou wat moeten doen tegen die misstanden, waarvan wij volgens mij allemaal vinden dat ze onacceptabel zijn en dat ze aangepakt moeten worden. Het wetsvoorstel — collega's zeiden dat al — kent een heel lange voorgeschiedenis. De thematiek gaat overigens nog veel langerterug in de tijd. Ik heb nog even teruggebladerd in de Handelingen uit 2011. Toen verwees het toenmalige Kamerlid Van der Steur nog naarzijn — ik moet goed kijken of ik het goed voorlees — betachteroverachterneef Johannes van der Steur, die zich in 1892 ook al met deze thematiek, de regulering van de prostitutie, bezighield. Zo ver wil ik niet teruggaan in de tijd, maar we kunnen gerust stellen dat deze Kamer zich er samen met de Eerste Kamer toch al een flink aantal jaren over buigt. Ik zei net in een interruptie al dat in mijn optiek de senaat min of meer een amendement heeft afgedwongen door ons nu over deze novelle te laten spreken.
Hoewel de wet op fundamentele onderdelen is aangepast, blijven, zo begrijp ik, diverse belangenorganisaties toch wel grote moeite houden met consequenties voor de sekswer-kers zelfvan de uitwerking van deze wet. Men blijft kritisch en sommigen vinden hem zelfs criminaliserend. Andere belanghebbenden, bijvoorbeeld de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak, zeggen dat het wetsvoorstel zoals dat nu voorligt eigenlijk te weinig mogelijkheden biedt om de misstanden echt te voorkomen en daartegen op te treden. Daar staat dan weer tegenover dat de VVD vindt dat we ons moeten inzetten voor het aanpakken van uitbuiting. Ik wil de minister dan ook de volgende vraag stellen. Kan hij de zorgen van sekswerkers wegnemen dat dit wetsvoorstel criminaliserend zou zijn? In hoeverre kan de uitwerking van dit voorstel tot gevolg hebben dat een legaal beroep — dat is prostitutie natuurlijk wel — kan worden tegengewerkt? Dat is voor de VVD bepaald niet de bedoeling van het voorstel.
We hebben te maken met een woud aan regels die per gemeente verschillen. Ik heb geconstateerd dat sommige gemeenten, bijvoorbeeld Alkmaar en Utrecht, al dan niet tijdelijk straten of zones sluiten voor prostitutie omdat er heel ernstige vermoedens zijn geweest dat daar slachtoffers van mensenhandel werkten, of dat er anderszins sprake zou zijn van onacceptabele situaties. Dat woud aan regels kan er ook toe leiden dat er overal een verschillend prosti-tutiebeleid wordt gevoerd. Deze wet stelt voor om een uniform stelsel te maken waarbij de exploitanten overal aan dezelfde eisen moeten voldoen. Dan zou het geen zin meer hebben om bezigheden die wellicht fout zijn, te verplaatsen naar andere gemeenten waar minder strenge vergunningsvoorwaarden zouden gelden. Met andere woorden, dooreen uniform stelsel kun je misstanden beter aanpakken. Ikvraag de minister wel in hoeverre dat nu niet kan. Veel gemeenten hebben nu ook een soortement vergunningstelsel en is dat in essentie zo verschillend van wat wordt voorgesteld? Uiteindelijk moeten de voorwaarden rondom de vergunningverlening zelf het nog worden uitgewerkt. Ikvraag het maar even, want ikvind het wel relevant om dit te weten.
Klopt het dat gemeenten ervoor kunnen kiezen om een zogenaamde nuloptie in te voeren? Mevrouw Kooiman heeft daar ook al over gesproken, maar ik weet niet of dat binnen dezelfde context was. Als een gemeente daarvoor kiest, moet dat dan niet dragend gemotiveerd worden? Stel dat alle gemeenten zo'n nuloptie invoeren, dan maak je de facto een eind aan een op zichzelf legaal beroep. Volgens mij is dat niet de bedoeling. Graag een reactie op dit punt van de minister.
Zijn er andere voorbeelden waarbij iemand een beroep wil uitoefenen, maar dat niet kan omdat er geen vergunning wordt verleend? Zou het ook mogelijk zijn dat gemeenten lokale koppen op dat uniforme spel kunnen invoeren? Wij hebben het in de Kamer wel eens over nationale koppen op Europese regelgeving. Het gevolg is dan dat je een heel verschillend palet aan regels krijgt. Ook zou ik in dat kader de vraag willen stellen — als dat te ver voert, hoor ik dat wel — hoe zich dat verhoudt tot de decentralisatiegedachte die wij als Kamer, in ieder geval binnen de VVD-fractie, voorstaan.
Ikvind een aspect van de minimumleeftijd van 18 tot 21 jaar toch wel erg belangrijk. Daarvoor heb ik met mevrouw Swinkels van D66 een amendement ingediend, en ik ben blij wanneer ik de steun van mevrouw Kooiman mag noteren. Ikvind het raar dat je, als je als klant gebruikmaakt van diensten van een legaal beroep in een vergunde sector, later tegengeworpen kunt krijgen dat je strafbaar bent omdat de prostituee onder de 21 jaar was. Die verantwoordelijkheid ligt bij de exploitant. Ik vind het wel fout dat dat gebeurt, maar je moet de verantwoordelijkheid daarvoor bij de exploitant leggen. Daarvoor dient dit amendement.
Ten slotte wil ik nog een paar vragen stellen die mij, evenals u allen in algemene brieven, zijn aangereikt doorde organisatie PROUD, de belangenbehartiger van sekswerkers. Daarin waarschuwt men voor de effecten die de voorgestelde wetswijziging kan hebben voor sekswerkers die thuiswerken. Enkele collega's hadden het hier ook al over. Als ik de wet, en in het bijzonderde memorie van toelichting goed interpreteer, biedt de wet mogelijkheden voor thuiswerken en wordt bij thuiswerken niet standaard een vergunning verplicht gesteld. Toch wil ik de zorgen die door PROUD worden verwoord, wel aan de minister voorleggen en er aandacht voorvragen. Ik vraag de minister ook om een reactie. Wanneer is thuiswerken toegestaan zonder vergunning? Laten we dit toch maar even voor de Handelingen expliciteren. Ik moet eigenlijk vragen: wanneer is thuiswerken bedrijfsmatig? Zo staat het namelijk in het wetsvoorstel. Is dat snel aan de orde? Misschien kan de ministerdaartoch nog wat voorbeelden van noemen. Onder dat bedrijfsmatige aspect moet, las ik in de brief, ook bijvoorbeeld iets als het aanbieden van telefoonseks worden verstaan. Kan dat bedrijfsmatig thuiswerk zijn, of niet? Ik stel de vraag maar aan de minister.
Voorzitter. Voor de PvdA staan bij deze wetswijziging twee dingen voorop, namelijk het verbeteren van de positie van sekswerkers en het tegengaan van misstanden. Door verschillende collega's is al gezegd dat in 2011 de Tweede Kamer het oorspronkelijke wetsvoorstel aannam. Dit wetsvoorstel stuitte echter op bezwaren in de Eerste Kamer. Daar gaf men overigens wel aan dat men in dit voorstel tot aanpassing, dus de novelle die we nu behandelen, meerwaarde zag, namelijk waar de Wet regulering prostitutie de mogelijkheid biedt om te komen tot betere regulering van de branche en een betere bescherming van de prostituees. De Eerste Kamer drong aan op snelle behandeling. Mevrouw Kooiman zei ook al dat we daar niet helemaal in zijn geslaagd.
De heer Van der Staaij zei dat het nu een ingewikkelde oefening is. Dit is ook een zoektocht. Wat kunnen we nu wel doen? Wat kunnen we niet doen? Hoe zorgen we ervoor dat het oorspronkelijke oogmerk van deze wet ook door de Eerste Kamer wordt gezien en dat een en ander uiteindelijk leidt tot aanvaarding van het wetsvoorstel? Ook voor mijn partij was dit een zoektocht. Het oorspronkelijkwetsvoorstel was, nadat we het bij de behandeling toentertijd uitgebreid hadden besproken en ook hadden geamendeerd, in onze ogen een goed wetsvoorstel. Maar we bespreken nu niet hetoorspronkelijkewetsvoorstel. Doorde novelle ontstond een voor mijn partij echt onoverkomelijk bezwaar, namelijk dat sekswerk door mensen jonger dan 21 jaar strafbaar zou worden. Die bepaling is er nu gelukkig uitgehaald.
Ook hierbij geldt echter dat de politieke werkelijkheid is dat er een gerede kans is dat als wij wat er nu ligt weerverder gaan aanpassen door amendering, wij het hele wetsvoorstel in gevaar brengen. Dan geldt wat ons betreft: liever het nu voorliggende wetsvoorstel dan helemaal geen wetsvoorstel. Wat ons betreft is wat er nu ligt voldoende, zeker nadat de strafbaarstelling van sekswerk door prostituees jonger dan 21 jaar is geschrapt. Maar het is vooral ook nodig. We
hebben indertijd, in 2011, gesproken over de voordelen van de landelijke uniformevergunningplichten andere voordelen. Dat deed ik overigens niet zelf, maar mijn voorgangster op dit dossier, mevrouw Arib. Over die zaken gaan we nu wat ons betreft niet weer spreken.
Het is echter misschien belangrijk om te vermelden dat er nog steeds, ook met wat er nu voorligt, een grote behoefte bestaat aan wettelijke regulering. Dat blijkt ook uit het rapportvan het WODC getiteld Prostitutie in Nederland anno 2014. Uit deze nulmeting blijkt dat er veel schort aan de sociale positie van prostituees en er in het illegale circuit problemen zijn die je echt schrijnend mag noemen. Die zijn uiteraard niet alleen door wetgeving op te lossen, maar wetgeving is wel nodig om duidelijke en landelijkgeldende rechten en plichten voor alle sekswerkers te creëren. Kortom, de PvdA heeft ervoor gekozen om het beter niet de vijand van het goede te laten zijn. Mijn partij zal hier dus niet het nodige aan gaan toevoegen door amendering, hoe zeer wij dat misschien ook zouden willen doen. Mijn partij zal zich beperken tot het stellen van een aantal vragen aan de minister. Afhankelijk van zijn antwoorden komen wij eventueel nog met moties.
Ik heb over een aantal punten vragen. De eerste vraag gaat over de thuisprostitutie. Dat punt is door een aantal collega's ook al genoemd. De definitie "bedrijfsmatig" blijkt namelijk lastig te zijn. Dit schrijft ook de VNG in de brief die de vereniging vorig jaar juli verstuurde bij de model-APV, vooruitlopend op de Wet regulering prostitutie. In die brief schrijft de VNG dat de model-APV enkele begrippen bevatte waarbij de vereniging ten strengste aanraadde om ze nader te duiden in wat de VNG "wetsinterpreterende beleidsregels" noemt. Zij noemt daarbij ook specifiek het begrip "bedrijfsmatig". Kan de minister nog een keer — en ik denk dat het belangrijk is om dat in de Handelingen op te nemen — nader toelichten wat wij nu precies onder het begrip "bedrijfsmatig" moeten verstaan en op welke wijze wij voorkomen dat dit door de gemeenten verschillend wordt geïnterpreteerd? Dat is namelijk een van de belangrijkste kritiekpunten van organisaties als Soa Aids Nederland, PROUD en Vrouw en Recht. Vrouw en Recht heeft zelfs voorgesteld om in de definitie van artikel 1 een uitzondering te maken voor zzp'ers die alleen of samen met ten hoogste een of twee andere zzp'ers werken. Zij zeggen dat zulks kan door een aanvulling in artikel 1 van de Wrp. Zoals gezegd, denk ik dat wij er verstandig aan doen om niet te amenderen. Er is mijn partij veel aan gelegen om te voorkomen dat verdere wijzigingen de kans op aanname in de Eerste Kamer verkleinen, maarwij zijn wel gevoelig voorde argumenten van deze partijen. Kan in de model-APV of de uiteindelijke APV bij de definitie van bedrijfsmatig niet die tekstsuggestie van de Vereniging voorVrouwen Recht worden overgenomen? Die geeft namelijk duidelijkheid over de definitie van "bedrijfsmatig", creëert zo de gewenste uniformiteit en doet recht aan de angst die er is over de reikwijdte van de definitie nu en de toepassing hiervan op zelfstandig werkende thuiswerkers. Graag een reactie van de minister. Juist die zelfstandig en vrijwillig thuiswerkende prostituees vrezen dat, na invoering van de Wrp, hun werk en de manier waarop zij dat willen invullen, veel ingewikkelder wordt. Die onduidelijkheid draagt daartoe bij en ik zou graag zien dat wij die onzekerheid en onduidelijkheid vanavond wegnemen.
Een ander punt van zorg betreft wat nu in de laatste versie benoemd wordt in artikel 28 van de wet. Ik citeer: "De in artikel 27 bedoelde ambtenaren zijn in het kader van hun toezichtstaak bevoegd zonder toestemming van de bewoner in een woning binnen te treden, indien daar bedrijfsmatig prostitutie plaatsvindt." De zinsnede die er oorspronkelijk in stond, luidde: "waar dit naar hun redelijk vermoeden plaatsvindt". Die is eruit gehaald, maar er blijft wat onduidelijkheid. De bevoegdheid voor het binnentreden zonder toestemming bestaat gezien het artikel alleen wanneer er sprake is van bedrijfsmatige prostitutie. Betekent dit dan ook dat dit alleen vergunninghouders betreft? Moet het eigenlijk al zeker zijn dat het gaat om bedrijfsmatige prostitutie? Hoe gaat dat in de praktijk werken? Ook hier denk ik dat het goed is om met de minister duidelijkheid te creëren, omdat dat kan bijdragen — wij hopen dat de Wrp straks de eindstreep haalt in de Eerste Kamer — aan hoe de wet uitgelegd moet worden door de rechterlijke macht.
Ik heb een aantal korte vragen. De Wrp maakt het mogelijk om een maximum aan het aantal vergunningen aan seks-bedrijven te stellen en volgens de memorie van toelichting ook om eventueel één gebied aan te wijzen waar seksbedrijven kunnen zitten. Leidt dit er niet toe dat in de praktijk ook thuiswerkende prostituees het recht kan worden ontnomen om hun beroep uit te oefenen? Het WODC stelt in zijn rapport voor dat er een koppeling wordt gemaakt tussen registergegevens, belastinggegevens, gegevens van de Kamervan Koophandel en gemeentelijke gegevens. Ikwil graag van de minister weten hoe hij daarover denkt. Hoe verhoudt zich dat — wij hebben de discussie daarnet al voor een deel gevoerd — tot de privacyaspecten, in het bijzonder waar het bedrijfsmatige prostitutie vanuit huis betreft?
Verder blijkt uit het WODC-rapport dat in 40% van de gemeenten een of meer prostitutiebedrijven gevestigd zijn. Dat gaat dan om bedrijven van verschillende aard. In totaal waren er in 2014 674 vergunde seksinrichtingen, waarbij wordt aangetekend dat er een duidelijke daling is ten opzichte van 2006. Ook bleek bij de nulmeting dat 75% van de gemeenten een prostitutiebeleid heeft geformuleerd en dat 24% een nuloptie heeft. Ik wil van de minister weten wat volgens hem het effect van de Wrp zal zijn op deze cijfers, om een idee te krijgen van wat dit voor deze ontwikkeling zal gaan betekenen.
De mogelijkheid van een absoluut nulbeleid zou er eventueel toe kunnen leiden dat het waterbedeffect, dat wij nu juist willen voorkomen met de Wrp, wordt vergroot. Daar waar gemeenten zeggen "voor ons hoeft het niet" — die vergunningverlening ligt nu overigens ook nog eens volledig bij de burgemeester — kan het zijn dat er wel een verschuiving plaatsvindt naar andere gemeenten. Ikwil graag van de minister een reflectie hierop.
In de motie-Arib van vijfjaar geleden werd al opgeroepen tot verbetering van de sociale positie van prostituees. Daarvoor is een plan van aanpak gekomen, maar uit de nulmeting en de brief hierover aan de Kamer van 14 april vorig jaar komt naar voren dat de leefwijze van sekswerkers ten opzichte van 2006 weliswaar is verbeterd, maar nog niet optimaal. De minister geeft aan dat hij aan de hand van de uitkomsten met belangenorganisaties van prostituees in gesprek zal gaan. Hoe staat het hiermee? Wat is voor deze belangenorganisaties de belangrijkste voorwaarde voor een verdere verbetering van hun leefwijze en voor een verbetering van hun sociale positie?
Het is al genoemd door de heer Van der Staaij: een deel van de sekswerkers is eerder met het werk gestopt met hulp van vrienden of familie, maar om financiële redenen weer met het werk begonnen. Van de sekswerkers weet 56% waar ze terecht kan voor hulp bij uitstappen. Hoe gaat de minister erop toezien dat de RUPS geen retourtje is maar een duurzame uitstap behelst en dat sekswerkers weten waar ze terecht kunnen?
Ook de financiële dienstverlening is slecht. Hierover heb ik eerder schriftelijke vragen gesteld. Nog steeds vertikken sommige banken het om een prostituee een zakenrekening te geven. Nu zie in de nota naar aanleiding van het verslag dat er een informatiefolder komt. Kortom, het schiet allemaal niet op. Hoelang geeft de ministerdefinanciëlesector nog de tijd? Wanneer kunnen we nu echt zorgen voor een volwaardige toegang tot de financiële sector voor deze beroepsgroep?
De wet is niet uitputtend, maar legt een bodem aan regels en gemeenten mogen zelf aanvullende regels stellen, bijvoorbeeld het registreren. Net hebben we dat in de discussie met mevrouw Van Toorenburg besproken. Ikwil toch pleiten voor overleg met de VNG en het College bescherming persoonsgegevens om waar nodig zicht te hebben op kwetsbare groepen. Registratie kan dan als middel worden ingezet.
Mevrouw Swinkels (D66):
Ik hoor mevrouw Volp zeggen dat ze pleit voor overleg over het Amsterdamse barrièremodel, om het zo maar te noemen. Ik weet dat dit haar ter harte gaat. Moet ik daaruit concluderen dat de PvdA niet voor het amendement is dat mevrouw Van Toorenburg heeft voorgesteld?
Mevrouw Volp (PvdA):
Ik heb in mijn betoog aangegeven dat wij worstelen met een ingewikkelde constructie. Wij zijn bang dat alle amendering ertoe leidt dat de kansen van deze wet in de Eerste Kamerworden verkleind. Wat ons betreft moet het vergunningstelsel, en daarmee de mogelijkheden voor gemeenten om te komen tot meer uniformiteit, het doel zijn. Amendering is voor onze partij niet aan de orde, maar ik vind het wel belangrijk dat de dialoog hierover wordt gevoerd. Ik deel wat mevrouw Van Toorenburg heeft gezegd. We moeten de meest kwetsbare mensen goed kunnen monitoren en waar nodig registreren, uiteraard met alle waarborgen van privacy.
Mevrouw Swinkels (D66):
Het amendement ligt er nu en de dialoog is vanavond, dus nog een keer mijn vraag: gaat de PvdA voor dit amendement van mevrouw Van Toorenburg stemmen?
Mevrouw Volp (PvdA):
Wij gaan niet voor welk amendement dan ook stemmen. Wij willen vooral eerst van de minister weten wat het antwoord is. Er ligt een duidelijke vraag aan hem. Er is ook door mevrouw Van Toorenburg geopperd dat het eventueel in de vorm van een motie kan. Amendement of motie, ik wil graag van de minister horen wat zijn visie daarop is. We zullen daarna besluiten wat volgens ons de beste weg is. Maar nogmaals, ik wil dat deze wet met de grootst mogelijke kans op aanname naar de Eerste Kamer gaat, op korte termijn, zodat hij kan leiden tot verbetering van de positie van sekswerkers.
We praten nu ook weer "over" in plaats van "met". Mijn partij is van mening dat bij het opstellen van het lokale beleid belangenverenigingen of lokale prostituees moeten worden betrokken. Dit heeft twee redenen. Ten eerste moeten de prostituees inspraak krijgen om zo te komen tot een zo goed mogelijk beleid dat in de praktijk wordt ondersteund en ook wordt ervaren als meerwaarde. Ten tweede wordt er door afstemming en het gesprek met prostituees voor gezorgd dat het beleid van de gemeente bekend is bij de beroepsgroep. Juist omdat het prostitutie-beleid per gemeente kan verschillen, moet er duidelijkheid zijn over de rechten en plichten van prostituees in die specifieke gemeente. Ik wil dat de minister met de VNG gaat bespreken hoe wordt vastgelegd dat bij de vaststelling van gemeentelijk prostitutiebeleid ook belangenverenigingen en/of prostituees worden betrokken.
Ik heb al gezegd dat de Wrp een kleine stap is, maar dat het vooral zal aankomen op een goede uitvoering door de gemeenten. Mijn partij wil dan ook dat de minister dit proces nauwlettend in de gaten houdt en de Kamer zeer regelmatig informeert over de werking en over onverhoopte bijwerkingen. Prostitutie is in Nederland legaal. Dat is wat mijn partij betreft een groot goed. Het is echter ook een kwetsbaar goed. We moeten zorgdragen voor verbetering van de sociale positie van sekswerkers en misstanden tegengaan. Daar begon ik mijn betoog mee. De Wrp zoals die er nu ligt, kan hieraan bijdragen.
Voorzitter. Het wetsvoorstel voor regulering van de prostitutie en bestrijding misstanden in de seksbranche is in 2013 al gestrand in de Eerste Kamer. In dat wetsvoorstel was een registratieplicht voor prostituees opgenomen en een zogenoemde vergewisplicht voor klanten. Een klant moest eerst nagaan of hij van doen had met een prostituee die was opgenomen in het landelijk register. Het voorstel bevatte ten slotte een vergunningplicht voor exploitanten van seksbedrijven, ofwel prostitutie- of escortbedrijven. In een motie heeft de Eerste Kamer de ministerertoe opgeroepen om de registratieplicht voor prostituees en de vergewisplicht voor klanten te schrappen. Het vergunningenstelsel kon wel op instemming rekenen.
Het wetsvoorstel dat we nu behandelen is de uitvoering van de motie die in de Eerste Kamer is aangenomen. Alleen mijn fractie en de fractie van de ChristenUnie hebben in de Eerste Kamer tegen die motie gestemd. Mijn fractie in de Eerste Kamer was het wel eens met het schrappen van de vergewisplicht, want daarmee wordt het probleem niet aangepakt en het is niet handhaafbaar. Mijn fractie vond echter niet dat op voorhand kon worden aangenomen dat de registratieplicht juridisch onhoudbaar zou zijn. Mijn collega heeft ook gezegd dat registratie niets afdoet aan misstanden die er kunnen zijn. Als registratie nodig is om eventuele misstanden te signaleren, zal de PW-fractie daar niet voor gaan liggen.
Maar goed, de registratieplicht zoals die in het oorspronkelijke wetsvoorstel was opgenomen, is eruit. Ter uitvoering van de motie is dat dus gebeurd. De verhoging van de minimumleeftijd van de prostituee van 18 naar 21 jaar is gelukkig wel gebleven. Ik zeg "gelukkig", omdat collega Agema zich daar al sinds jaar en dag sterk voor maakt en er in 2008 zelfs een initiatiefwetsvoorstel voor heeft ingediend. Wat wel is veranderd, is dat de prostituee niet strafbaar is als zij zich in de prostitutie begeeft, terwijl zij die leeftijdsgrens nog niet heeft bereikt. De klant daarentegen is wel strafbaar als hij seksuele handelingen verricht met een prostituee die jonger is dan 21 jaar. In het oorspronkelijke wetsvoorstel werd dit gewaarborgd door de registratieplicht. De prostituee kon zich immers pas registreren als zij 21 jaar of ouder was. Nu deze registratieplicht is vervallen, is de controleplicht op de leeftijd van de prostituee bij de klant gelegd.
Ik zei het al, o nee, dat zei ik nog niet. Ik liep er even op vooruit. Het is al laat en het debat is gisteravond ook laat geworden. Mijn fractie was en blijft het eens met de vergunningplicht voor het exploiteren van een seksbedrijf. Er ontstaat hierdoor namelijk een helder onderscheid. Is er geen vergunning, dan is de exploitatie van het seksbedrijf illegaal. Dat was wat ik zojuist bedoelde. Wat ik al zei: mijn fractie is het natuurlijk ook eens met de verhoging van de prosti-tutieleeftijd naar 21 jaar. Ik verwees al naar het initiatiefwetsvoorstel van mijn collega Agema.
Dat de klant strafbaar is indien hij seksuele diensten afneemt van de prostituee die jonger is dan 21 jaar is daar een logisch uitvloeisel van. Het doel van de leeftijdsgrens is de bescherming van de prostituee. Ik wil niet meteen zeggen dat het een kwetsbare groep is, want ook jongeren onder 18 jaar kunnen wel degel ijk zeer mondig zijn en een vrijwillige en bewuste keuze voor dit werk wil mijn fractie zeker respecteren. Maar er zijn wel degelijk redenen voor die leeftijdsgrens, die ook in het initiatiefwetsvoorstel van mijn collega stonden. Ik haal hiervoor toch even een stukje uit haar wetsvoorstel aan. Zij maakte namelijk de link naar de loverboyproblematiek. Daar was in de regel sprake van het ronselen van meisjes rond de 18 jaar, zodat ze meteen na hun 18e jaar konden worden uitgebuit. Door die leeftijdsgrens te verhogen zullen loverboys de interesse goeddeels verliezen in meisjes in de leeftijdscategorie van 15 tot 18 jaar, zo zei mijn collega toen al. Zij verwees ter onderbouwing ook al naar de wijze waarop de gemeente Den Haag daarmee omging, want die werkte toen al met die hogere leeftijdsgrens.
Na dit uitstapje kom ik terug bij mijn oorspronkelijke spreektekst. Volgens het wetsvoorstel kan een klant er in beginsel mee volstaan zich ervan te vergewissen dat de beoogde handelingen in de context van een vergund bedrijf plaatsvinden. Artikel 16 van de Wrp stelt klanten daartoe in staat. Als de klant zich ervan vergewist of hij gebruikmaakt van de diensten in het kader van een vergund bedrijf, mag hij ervan uitgaan dat hij, juist omdat hij in die vergunde sector diensten afneemt, in beginsel niet vervolgd zal worden. Als de klant aantoonbaar is misleid, speelt dit echter wel een rol bij de vervolgingsbeslissing en in geval van vervolging in de mate waarin het strafbare feit de klant wordt aangerekend. Als de prostituee dus jonger dan 21 jaar is, maar wel werkzaam is in de vergunde sector, dan kan de klant alsnog het haasje zijn. Maar mijn fractie kan zich daar toch in vinden, want leeftijd is een objectief criterium. Die is vrij eenvoudig te controleren. Zoals ik al zei, is de leeftijdsgrens voor de prostituee een pluspunt. Ook zal de prostituee zelf niet strafbaar zijn, wat in het oorspronke- lijke wetsvoorstel wel zo zou zijn. De klant blijft dus over en die is wel strafbaar. Wat mijn fractie betreft is dit acceptabel, want bij hem ligt dan ook de verantwoordelijkheid om na te gaan of aan dit objectieve criterium, aan die leeftijdsgrens, is voldaan.
Tot slot wil ik nog wijzen op het volgende. Mijn fractie heeft gevraagd hoe gemeentelijke toezichthouders kunnen vermoeden dat een prostituee de vereiste leeftijd nog niet heeft bereikt. In de nota naar aanleiding van het verslag heeft de minister geantwoord dat de strafbaarheid van de prostituee is vervallen nu het wetsvoorstel is aangepast en dat de beantwoording van die vraag niet meer relevant is. Daar is mijn fractie het niet mee eens. Ten eerste was het hele idee dat meisjes tot 21 jaar uit de prostitutie kunnen worden gehaald. Ten tweede is een klant strafbaar als hij gebruikmaakt van de diensten van een prostituee die jonger is dan 21 jaar, zoals ik net al zei. Om die twee redenen vindt mijn fractie dat het toezicht wel goed moet zijn en dat een toezichthouder alert moet zijn op de leeftijd van een prostituee. Ik handhaaf die vraag dus, in de hoop dat de minister die in deze mondelinge behandeling wel zal beantwoorden.
De vergadering wordt van 21.14 uur tot 21.30 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering met de constatering dat we vanavond een novelle behandelen. Dat is een toezegging van de regering in de Eerste Kamer. Ik vind het prima als leden amendementen indienen — technisch is dat mogelijk — maar ik wil wel het debat vanavond enigszins beperkt houden. Ik stel voor, twee interrupties per persoon te hanteren.
Voorzitter. Ik dank de leden voor de vragen. Ik merk op — u zei dat net al, voorzitter — dat we vandaag spreken over een novelle op een wetsvoorstel dat we in 2011 zeer uitgebreid hebben besproken in deze Kamer. Ik was destijds als woordvoerder aanwezig bij die behandeling. Heel veel vragen die nu gesteld zijn, zijn ook toen gesteld. Ik zal proberen om de vragen die verband houden met de novelle, de vragen die verband houden met de vernieuwing en de gevolgen van de novelle en eventuele amendementen uitgebreid te behandelen. Het is, mede gelet op uw verzoek, voorzitter, misschien goed om iets te korter te zijn over de vragen die zien op de algemene werking van de wet. Natuurlijk zal ik deze vragen wel beantwoorden, maar een aantal jaren geleden hebben we daar al zeer uitgebreid over van gedachten gewisseld.
Het debat van toen herinner ik mij nog heel goed. Voor heel veel partijen gold namelijk, ongeacht of ze indertijd voor of tegen de legale prostitutie of voorof tegen de afschaffing van het bordeelverbod waren, dat in het toenmalige wetsvoorstel punten zaten die ze minder optimaal vonden. Dat gold ten aanzien van de verhoging van de leeftijd naar 21 jaar. De heer Van Oosten en andere gaven het al aan: op zichzelf mag je vanaf 18 jaar alles, dus waarom ook niet dit? Dat was ook een uitgebreid onderwerp van de discussie. Er is heel veel gesproken over de registratieverplichting, waarmee de vergewisplicht samenhing, met dezelfde argumenten die net in het debat genoemd zijn ten aanzien van de privacy, maar ook ten aanzien van het bekend wor- den en ten aanzien van de vraag waarom je je moet registreren wanneer je een legaal beroep uitoefent, aangezien je dat als loodgieter, timmerman of bloemist ook niet hoeft, maar wel als je als volwassene, minderjarige ervoor kiest om prostituee te zijn. Veel minder discussie was er uiteindelijk over de vergunningsverplichting voor bedrijven die zich bezighouden met de exploitatie van prostitutie. In de Kamer was namelijk de communis opinio dat daaraan dringende behoefte was.
De uitgangspunten zijn derhalve niet veranderd. De bestrijding van misstanden, de aanpakvan mensenhandel, het reguleren van de branche, het beschermen van prostituees en het verbeteren van de positie van prostituees zijn de zaken die nog steeds vooropstaan. Als gevolg van de novelle zijn de registratieverplichting van individuele prostituees en de vergewisplicht uit de wet verdwenen. Het gevolg van het weghalen van de registratieverplichting en de vergewisplicht is wel — de regering realiseert zich dat zeer goed — dat het heel zorgvuldige, voor vele partijen lastige evenwicht dat in de oorspronkelijke wet zat, waarover veel discussie geweest is, is verdwenen en dat er een soort disbalans is ontstaan. Dat heeft ertoe geleid dat er sprake is van een novum op de novelle omdat er een reeks aan amendementen is ingediend waarmee de novelle weer een ander karakter krijgt dan de Eerste Kamer indertijd heeft bedoeld. Een aantal woordvoerders hebben al aangegeven dat het risico bestaat dat de Eerste Kamer vervolgens zegt: wacht even, dit is helemaal niet wat wij hadden bedoeld en wat wij voor ogen hadden. Dat risico is er. We moeten er eerlijk over zijn dat er een kans is, ongeacht welk amendement er zal worden aangenomen, dat de Eerste Kamer zegt: nu is voor ons de balans weer uit de wet verdwenen. Ik kom overigens zo te spreken over de amendementen. Met de heer Van der Staaij en anderen zeg ik dat dit wel heel lastig zou zijn omdat we tegelijkertijd in de Tweede Kamer vrijwel unaniem of volgens mij zelfs unaniem voor die wet hebben gestemd omdat de doelstellingen, bestrijding van de misstanden, aanpak mensenhandel, regulering, bescherming van prostituees en verbeteren van de positie van prostituees, natuurlijk breed werden gedeeld. Dat maakt dat deze wetsbehandeling in die zin ook wel bijzonder is.
Laat ik met de deur in huis vallen. Voor een technische aanpassing zal ik een derde nota van wijziging indienen, die ik hier in mijn hand heb, gedateerd op de dag van vandaag. Door een aantal woordvoerders werd al verwezen naar die derde nota van wijziging. Hierin vindt een aanpassing plaats van artikel 28, dat gaat over bedrijfsmatige prostitutie die plaatsvindt in een bepaalde woning. Daardoor kan een misverstand in de wet ontstaan. Dat heeft te maken met de mogelijkheid voor toezichthouders om binnen te kunnen treden in het kader van hun toezicht op seksinrich-tingen. Het belang hiervan is dat als in een woning een zelfstandig werkende prostituee werkzaam is, toezicht niet aan de orde is omdat deze niet vergunningplichtig is.
Dat is een van de punten van PROUD, de organisatie die hier vanavond ook aanwezig is. Deze heeft mij vandaag een zwartboek overhandigd met heel nuttige suggesties, waarover ik zeer graag met deze organisatie en vele anderen in gesprek zal gaan. Daar kom ik nog op terug. PROUD heeft erop gewezen dat dit een onwenselijk punt is. Het is voor de regering van belang dat de huidige formulering in de wet onduidelijkheid en onzekerheid kan laten ontstaan over de mogelijkheid om in een woning binnen te treden. Om die reden dien ik bij dezen de derde nota van wijziging in.
Deze leidt ertoe dat die toegang alleen mogelijk is tot een woning waarin tevens een seksinrichting is gevestigd waarvoor vergunning is verleend. Ik zal zo uitleggen dat vooreen zelfstandig werkende prostituee geen vergunningverlening noodzakelijk is. Daar kom ik uitgebreid op terug, naar aanleiding van de vragen die onder anderen mevrouw Volp heeft gesteld.
Ik heb een enorme bak met vragen. Ikzal kort vertellen hoe het ongeveer gaat. Ik begin met de positie van de zelfstandig werkende prostituee. Dan zal ik aan de slag gaan met de ruimte voor gemeenten. Vervolgens zal ik het hebben over het toezicht. Dat zal een kort blokje zijn. Dan kom ik op de kwestie van mensenhandel en uitbuiting, de positie van de klant, de leeftijdsverhoging van 18 naar 21 jaar, inclusief het overgangsrecht, de sociale positie van prostituees en een heel grote stapel met antwoorden over overige onderwerpen. Inmiddels is het 26e uur van mijn aanwezigheid in de Kamer in twee dagen ingegaan, maar dat doe ik met hetzelfde enthousiasme als waarmee ik gisteravond om 1.00 uur mijn bijdrage aan het zeer smaakvolle debat over mijn begroting heb kunnen beëindigen.
Het eerste punt is de positie van de zelfstandig werkende prostituee. Mevrouw Volp en anderen hebben concreet gevraagd of de minister heel duidelijk wil maken voor de Handelingen — en het is inderdaad van groot belang dat ik dat heel duidelijk maak — wat onder het begrip "bedrijfsmatig" moet worden begrepen. Hoe moeten wij in de wet "bedrijfsmatig" begrijpen? Als er onduidelijkheid over dat begrip zou blijven bestaan — en die onduidelijkheid is er, dat blijkt ook uit de schriftelijke behandeling — dan zouden individueel werkzame prostituees daar last van kunnen hebben. Bij de nulmeting bij dit wetsvoorstel is ook gebleken dat hierover grote zorgen bestaan. Om die reden heb ik niet alleen net een nota van wijziging ingediend, maar vind ik het ook van groot belang om daarover duidelijkheid te bieden.
Ik ga dit als volgt helder proberen te maken voor de Kamer, maar ook voor de publieke tribune en de mensen die hiernaar luisteren. De definitie van een prostitutiebedrijf in de wet luidt als volgt. Het gaat om een activiteit bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie. Dat betekent dat een prostitutiebedrijf twee elementen in zich draagt: bedrijfsmatig en gelegenheid geven tot. Het gaat om iemand die iemand anders de gelegenheid geeft tot het uitoefenen van het vak van prostituee. In termen van de wet gaat het om een exploitant die het prostitutiebedrijf uitoefent. Hij maakt het immers mogelijk dat de prostituee zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander, tegen betaling. Dat is ook weer de terminologie die in de wet staat. Dat betekent dat als het element "bedrijfsmatig" tot de conclusie zou leiden dat een prostituee een bedrijf is in de zin van deze wet, dit zou leiden tot een gewrongen constructie met zeer ongewenste gevolgen. Dat betekent dat de prostituee niet onder het begrip "prostitutiebedrijf" valt en evenmin zal vallen onder het algemene begrip "seksbedrijf". Aangezien voor het uitoefenen van een prostitutiebedrijf een vergunning nodig is, geldt de vergunningsplicht slechts voor de exploitant, en dus niet voor de individuele prostituee. Met deze uitleg is een extra bepaling in de wet niet nodig, want goed beschouwd staat dit er al in. Het is echter wel van belang dat deze uitleg nog eens helder in de Handelingen wordt opgenomen en ook dat deze, waar nodig, helder wordt gecommuniceerd in het kadervan het implementatietraject,
zodat daarover geen onduidelijkheid kan ontstaan. Om die reden heb ik ook de nota van wijziging ingediend. Deze draagt bij aan het wegnemen van eventuele onduidelijkheid. Als mevrouw Swinkels dus vraagt of thuiswerkers vergun-ningplichtig zijn, is mijn antwoord daarop: nee, want een individuele prostituee kan nooit een bedrijf zijn in de zin van deze wet. En dat geldt niet alleen voor thuiswerkers, maar ook voor andere prostituees die niet thuiswerken en niet vallen onder de definitie van "bedrijfsmatig".
Mevrouw Volp (PvdA):
Laat ik allereerst zeggen dat ik erg blij ben met de nota van wijziging die zojuist naar ons toe is gekomen. Die komt inderdaad tegemoet aan mijn zorgen over de invulling van artikel 28, dus dank daarvoor. Ik denk dat dit uiteindelijk tot een belangrijke verduidelijking zal leiden. Ook wordt daardoor angst weggenomen. Maar ikwil graag een voorbeeld noemen van iets waar ik toch nog over aarzel. Stel dat een prostituee bij iemand een kamer huurt en van daaruit werkt. Hoe zit het dan met wat de minister net zei? Hoe zit het dan met dat "gelegenheid geven"? Is de verhuurder in dat geval degene die een vergunning moet aanvragen? Ik probeer deze situatie nu even scherp te krijgen.
Minister Van der Steur:
Dat is een goede vraag. Als iemand een ruimte verhuurt met het oog op het uitoefenen van het werk van een prostituee, is er volgens mij overduidelijk sprake van het geven van gelegenheid. Zo iemand is dus vergunningsplichtig.
Mevrouw Volp (PvdA):
In dat geval zitten we gelijk weer met dat bedrijfsmatige. Stel dat iemand vanuit die kamer klanten ontvangt, maar dat de verhuurder daar geen direct zicht op heeft. Hoe zit het dan met die vergunningsplichtigheid? Het gaat echt om dit soort subtiele nuances. Gemeenten gaan juist daarmee te maken krijgen. En omdat we uit de praktijk weten dat dit ook voor bijvoorbeeld verhuurders consequenties kan hebben, wil ik wel zeker weten dat zij daardoor niet in problemen komen, maar ook dat de prostituee in zo'n geval niet in problemen komt.
Minister Van der Steur:
Volgens mij is er daarmee geen probleem. De prostituee is degene die zich tegen betaling beschikbaar stelt voor het verrichten van seksuele handelingen met een ander. Zijzelf geeft geen gelegenheid aan iemand anders om dat te doen. De prostituee zelf zal dan niet vergunningsplichtig zijn, maar degene die de gelegenheid geeft, is wel vergunningsplichtig.
De heer Van Oosten (VVD):
Ikwil even doorfilosoferen over dit thema. Ik neem aan dat ik de uitleg van de minister zo moet begrijpen dat de facilitator, dus de verhuurder in het voorbeeld van mevrouw Volp, wel wetenschap moet hebben gehad van het feit dat de prostituee het thuiswerk als prostituee uitoefende.
Minister Van der Steur:
Daar moeten we natuurlijk voorzichtig mee zijn. Als je dat criterium zeer strak zou beredeneren, zou een exploitant van een raam kunnen zeggen dat hij van niks wist, en zou de betrokkene daarmee onder de vergunningsplicht uit kunnen komen. Dat zou onwenselijk zijn. Het gaat echt om de bescherming van prostituees. Die wordt vormgegeven langs de lijn van de vergunningverlening aan exploitanten. Wij willen serieus staan voor de bescherming van de prostituees. Dan is het zo dat iemand die bedrijfsmatig gelegenheid geeft aan een prostituee om seksuele diensten aan te bieden aan een ander, al heel snel exploitant is in de zin van de wet. De heer Van Oosten wil deze wet, net als ik, om zo veel mogelijk waarborgen te bieden aan de prostituees, doordat de exploitant een vergunning heeft en voldoet aan de eisen die wij in de wet aan de exploitanten stellen.
De heer Van Oosten (VVD):
Ik ben op zoek naar het antwoord op de vraag wanneer er dan sprake is van een exploitant. Dat moeten wij wel duidelijk hebben. Op het moment dat je een ruimte verhuurt — dat kan ook een heel huis zijn — aan wat later een sekswer-ker blijkt te zijn, kan dat je dan als verhuurder worden tegengeworpen?
Minister Van der Steur:
Ik draai het even om. Er zullen bij elke wettelijke regeling ook uitzonderingen zijn. Ik wil even terugkomen op het eerste wat ik hier heb gezegd, namelijk: wat was ook alweer het doel van deze wet? Welnu, bescherming van prostituees, het reguleren van de branche en het verbeteren van de positie van prostituees. Dat doen wij door in de wet aan de vergunning een aantal voorwaarden te verbinden waarmee de positie van prostituees wordt verbeterd. Daarom hebben wij er belang bij dat wij niet in een discussie terechtkomen in de trant van "ja, maar ik wist helemaal niet dat het een prostituee was". Willen wij staan voor de uitgangspunten van de wet, dan moeten wij er echt voor zorgen dat van een verhuurder van een ruimte waarin iemand zich prostitueert, wordt verwacht dat deze zich afvraagt: waarom wordt dit huis, of deze ruimte, verhuurd? Het klinkt een beetje raar, want het is uiteraard niet helemaal gelijkwaardig, maar als je een hennepkwekerij in je huis hebt, heeft dat ook consequenties. Het uitgangspunt van de wet is dat er via de exploitanten zo veel mogelijk bescherming bestaat voor de individueel werkende prostituees, die zelf niet vergun-ningplichtig zijn.
Mevrouw Swinkels (D66):
Stel dat een woningcorporatie een woning of een appartement verhuurt aan een zelfstandig thuiswerkende prostituee. Die woningcorporatie weet dat niet, maar is deze dan toch ineens exploitant in de zin van de wet geworden op het moment dat die zelfstandig thuiswerkende prostituee een huis huurt?
Minister Van der Steur:
Dat hangt helemaal af van de situatie, indachtig het uitgangspunt van de wet. Overigens zullen de meeste woningcorporaties een bepaling in de huurovereenkomst hebben opgenomen waarin staat dat het gehuurde slechts geschikt is als woning en niet voor andere activiteiten. Dat weet mevrouw Swinkels ook, dus de situatie is hoogst hypothetisch. Je zou onmiddellijk handelen in strijd met de wet met welke activiteit dan ook die je daar zou uitvoeren, zoals je in strijd handelt met de wet met een hennepkwekerij. Ik denk ook dat de buren daar vermoedelijk een mening over zullen hebben. Een ding is zeker: ik denk dat dit typisch iets is waar je naar moet kijken, in de trant van "wat betekent het dan precies?" Maar het uitgangspunt van de wet is dat exploitanten vergunningplichtig moeten zijn. Als wij niet nu met elkaar vaststellen dat dit zo is, en dat dit uitgangspunt als een paal boven water staat, dan bereiken wij het doel niet, namelijk ervoor zorgen dat de exploitanten verantwoordelijk zijn voor de verbetering van de positie van prostituees.
Mevrouw Swinkels (D66):
D66 onderschrijft dat de exploitant degene is die verantwoordelijk is, maar daar gaat het niet om. Het gaat om een verhuurder — noem dat iemand die gewoon zijn huis verhuurt, het kunnen u en ik zijn — die een huis verhuurt aan iemand die in de verhuurde woonruimte seksuele diensten aanbiedt, zonder dat de verhuurder dat weet. Word je dan als verhuurder ineens exploitant? Dat is voor mij toch nog steeds niet duidelijk.
Minister Van der Steur:
Het zal ook nooit duidelijk worden, omdat het uiteindelijk aan de voormalige collega's van mevrouw Swinkels zal zijn om te beoordelen of dit wel of niet het geval is. Ik zeg hier — en dat moet ook het uitgangspunt van de wet zijn — dat wij met elkaar het belang hebben dat zo veel mogelijk verhuurders die gelegenheid geven aan anderen om seksuele diensten te verlenen, gezien worden als exploitant in de zin van de wet, omdat wij daarmee bereiken wat wij met de wet willen bereiken, namelijkdatde positie van prostituees wordt verbeterd. Dat betekent automatisch dat er uiteraard uitzonderingen zullen zijn en dat er omstandigheden te verzinnen zijn waarom iemand wel of niet een exploitant is. Natuurlijk, dat geef ik onmiddellijk toe aan mevrouw Swinkels. Laten we daar echter nu niet in verzanden. Dat onderdeel wordt bij de uitvoering van de wet bekeken en wij zullen dat evalueren. Wat mij betreft, zullen wij dat niet na drie jaar doen, zoals mevrouw Swinkels voorstelt, maar na vijfjaar. De redenen daarvan zal ik aangeven als ik inga op het amendement. Eén ding is zeker: uitzonderingen en discussies zullen er altijd zijn, zoals dat bij elke wet het geval is. Het uitgangspunt moet hier echt helder boven tafel en boven dit katheder blijven en dat is dat prostituees beter beschermd worden en dat hun positie wordt verbeterd langs de lijnen van de wet.
De heer Van Oosten heeft gevraagd wat het effect is van de wet op sekswerkers die thuis werken. Ik heb vandaag op weg hier naartoe met de vertegenwoordigers van PROUD kunnen spreken en de afgelopen weken heb ik samen met burgemeester Van der Laan van Amsterdam contact gehad over de sociale positie van prostituees. Krijg je een bankrekening? Kun je verzekeringen afsluiten? Is het mogelijk een hypotheek te vestigen op een woning, een gebouw of een pand als je je als prostituee wil vestigen? Kun je in aanmerking komen voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering? Dat zijn allemaal ingewikkelde vragen, die niet in alle gevallen al zijn beantwoord. Ik hoor dat er heel veel is verbeterd, maar ik wil dat ook zelf vaststellen. Om die reden heb ik met burgemeester Van der Laan afgesproken dat wij zeer binnenkort door zullen gaan met zijn initiatief dat hij in 2015 heeft genomen. Ik heb al eerder gezegd inde Kamer, toen we het hadden over de motie van mevrouw Swinkels, dat ik die stappen zal zetten. Dat zal ik ook doen om te kijken hoe ik als minister nog verder invulling kan geven aan de belofte van mijn ambtsvoorganger dat het legale beroep van prostituee op een juiste manier door partijen wordt behandeld, waarvan zij voor een groot deel afhankelijk zijn. Dat is het uitgangspunt en uiteraard zal ik de Kamer daarover te zijner tijd informeren, voorafgaand aan bijvoorbeeld het eerstvolgend algemeen overleg hierover.
De heer Van Oosten heeft gevraagd naar de nuloptie ten aanzien van gemeenten. De nuloptie geldt alleen voor prostitutiebedrijven. Daarom is het ook van groot belang dat ik heel expliciet duidelijk maak wie nu wel of niet ver-gunningsplichtig is. Zelfstandig werkende prostituees, zoals thuiswerkers, vallen niet onder het vergunningstelsel voor prostitutiebedrijven en er kan dus ook geen sprake zijn van een nuloptie voor thuiswerkers. Er is wat mij betreft geen ruimte voor gemeenten om daarvan af te wijken.
Mevrouw Kooiman heeft gevraagd of thuiswerkers niet omkomen in de bureaucratie. Ik denk het niet, want als wij helder vaststellen dat prostituees niet gelijkgesteld worden aan prostitutiebedrijven zoals bedoeld in de wet, zullen allerlei administratieve beslommeringen die voortvloeien uit de wet voor prostitutiebedrijven niet van toepassing zijn op individuele prostituees.
De vragen van mevrouw Volp heb ik beantwoord en daarmee ben ik aan het einde van het blokje zelfstandige werkende prostituees.
De voorzitter:
Mevrouw Volp wil haar laatste interruptie plaatsen. Mevrouw Volp (PvdA):
Je moet heel voorzichtig zijn, want hierna ben ik uitgespeeld! De minister benadrukt nogmaals dat de nuloptie nadrukkelijk niet bedoeld is voor zelfstandig werkende thuiswerkers. In de praktijkzien wij dat dit toch ingewikkeld is. Het gaat met name om die gemeenten die dit niet uitdragen en om heel veel thuiswerkende prostituees die dit niet weten. Hoe zorgen we er nu voor dat wat de minister beoogt met de wet ook daadwerkelijk wordt ingevuld? We zien nu al een andere praktijk en ik denk dat wij hier in de Kamer al van mening verschillen over de invulling van de huidige nuloptie.
Minister Van der Steur:
Ik denk dat het heel simpel is. Als dit uiteindelijk ook door de Eerste Kamer wordt geaccepteerd — al dan niet geamendeerd, wat natuurlijk best nog spannend kan zijn — is het natuurlijk aan de minister, de VNG en ook aan PROUD om er in goed onderling overleg voor te zorgen dat alle betrokken partijen op de hoogte zijn van de nieuwe afspraken.
Mevrouw Volp (PvdA):
Hoe verhoudt zich dat tot de huidige nuloptie, waarbij gemeenten aangeven dat vanuit huis eigenlijk niet de bedoeling is, hoewel het wel gebeurt? Dit is in feite een verscherping van de huidige nuloptie, als ik het goed begrijp.
Minister Van der Steur:
Er zal geen vergunningsplicht zijn voor zelfstandig werkende prostituees. Daardoor is er ook geen ruimte en geen mogelijkheid voor gemeenten om te voorzien in een vergunningsplicht voor prostituees die op deze wijze hun werkzaamheden uitvoeren. Wel kan natuurlijk overlast een argument zijn, maardat is een heel ander verhaal. Erzullen plekken zijn waar het minder praktisch en voor de hand liggend is om er deze activiteiten uit te voeren. Dat zal de praktijk ongetwijfeld uitwijzen.
Ik kom op het onderwerp ruimte voor gemeenten. Voor de helderheid stel ik nog even voorop dat de wet ongewijzigd laat dat prostitutie een legale activiteit is. Mevrouw Volp zei dat heel mooi: het is een groot, maar kwetsbaar goed dat we legale prostitutie hebben in Nederland. Ik weet dat daar ook anders over gedacht kan worden. Ik kijk stiekem even naar de heren Van der Staaij en Segers, maar in principe is het kabinetsstandpunt dat het een groot, maar kwetsbaar goed is. Wij realiseren ons natuurlijk dat er sprake is van misstanden. Wij weten verder dat er binnen die beroepsgroep, zoals ook door PROUD wordt aangegeven, ook heel veel mensen zijn die helemaal geen last hebben van misstanden, die geen slachtoffer zijn van mensenhandel, die volledig uit eigen keuze dit vak uitoefenen en er veel plezier aan ontlenen om dat op deze manier te doen. Laten wij daar reëel in zijn: er is een hele waaier aan verschillen, ook onder de mensen die dit vak uitoefenen. Dat maakt het ook zo lastig om een eenduidig beleid te voeren. Dat is dan ook de uitdaging waar wij nu met elkaar voor staan.
Ongewijzigd is dat prostitutie een legale activiteit is. De wet stelt aan prostituees geen beperkingen zoals bijvoorbeeld een vergunning. Gemeenten hebben ruimte voor aanvullende regels. De wet biedt daarvoor op onderdelen expliciet de ruimte en een gemeente kan ook gebruikmaken van haar algemene verordenende bevoegdheid. Gemeenten hebben niet de ruimte om specifiek voor prostituees een gemeentelijke vergunningplicht in het leven te roepen, omdat de wet daar bewust van afziet. Gemeenten kunnen wel regels stellen aan zelfstandig werkende prostituees, onder de voorwaarde dat die regels vergelijkbaar zijn met de regels die gelden voorvergelijkbare groepen. Vergelijkbaar is ieder ander zelfstandige thuiswerker: de kapper, de haarstudio of de fysiotherapeut. Als die aan bepaalde eisen moeten voldoen in een specifieke gemeente, dan mogen dezelfde eisen ook worden toegepast op zelfstandig werkende prostituees. In dat geval is er geen sprake van een ongeoorloofde invulling van de Wrp, maar van algemeen gemeentelijk beleid. Dan geldt echter wel gelijke monniken, gelijke kappen. Voor iedereen geldt dezelfde regel.
De heer Van der Staaij vroeg of het een beperking van de mogelijkheid van gemeenten is om regels in te stellen dat artikel 3 nu geschrapt is. In het oorspronkelijke wetsvoorstel was een zekere beperking opgenomen, namelijk dat regels zouden moeten gaan over de zichtbare wijze waarop prostituees werkzaam zouden zijn. Bij amendement is die beperking geschrapt. Het artikel had daardoor naar de mening van de regering geen meerwaarde meer en is daarom eveneens geschrapt. Dat betekent niet dat ersprake is van een beperking. Ik heb net al uitgelegd dat gemeenten een algemene bevoegdheid hebben en houden, om regels te stellen, maar zoals ik net heb aangegeven, is dat niet onbeperkt.
Mevrouw Van Toorenburg vroeg hoe ik oordeel over maatregelen die al in gemeenten zijn genomen, bijvoorbeeld de leeftijdsverhoging, waarop een aantal gemeenten vooruit zijn gelopen. Daarop kan ik simpelweg zeggen dat in principe alle maatregelen die worden genomen in het kader van de bescherming van prostituees positief worden beoordeeld. Er zijn wel grenzen aan de maatregelen die genomen worden door gemeenten ten aanzien van bijvoorbeeld de vergunningplicht die ik net uitgebreid heb toegelicht, maar ook met betrekking tot de privacy. Daar kom ik nog op terug als ik straks het amendement van mevrouw Van Toorenburg ga behandelen.
Er is geen sprake van een registratieverplichting in de wet. Het is op zichzelf heel positief als gemeenten proberen om zo veel mogelijk in contact te komen en te blijven met prostituees, zeker met de groepen prostituees waarover men zich grote zorgen maakt of zij niet ook slachtoffer zijn van mensenhandel, een van de pijlers van het wetsvoorstel. Dat kan bijvoorbeeld door de hulpverlening, of door de GGD. Er is in veel gemeenten al in voorzien dat die contacten er zijn. Ik vind het heel verstandig als gemeenten dat zo veel mogelijk gezamenlijk zouden doen, dat ze daarin dus eenzelfde vorm van beleid zouden hebben. Ik juich contacten met prostituees dan ook van harte toe, daar waar dat naar het oordeel van de gemeenten nodig en wenselijk is. Ik denk dat het goed is dat gemeenten daarover contact hebben met organisaties zoals PROUD om na te gaan hoe je dat het beste kunt doen. Ik herinner mij dat ik zelf in het debat ... Laat ik het anders formuleren. Ik herinner mij dat de VVD-fractie in het debat met nadruk heeft gewezen op de rol van de GGD. Liever de GGD dan dat je dat door een gemeenteambtenaar laat doen omdat de GGD op een heel andere manier om zal gaan met zulke contacten dan een gemeenteambtenaar.
De heer Segers (ChristenUnie):
Ik heb de casus van Utrecht aan de minister voorgelegd. Als hij daarop ingaat, zou dat mij helpen om wat beeld en geluid te krijgen bij de suggestie die de minister nu doet. Gemeenten kunnen samenwerken zodat zij zicht krijgen op een kwetsbare groep. Ik noem het voorbeeld van het Zandpad. Toen was de kritiek dat de boten wel gesloten werden, maar dat niet bekend was waar de vrouwen waren gebleven. Collega Kooiman heeft daarnaar gevraagd. Hoe kunnen gemeenten bij een dergelijke casus op zo'n manier samenwerken dat zij zicht houden op de vrouwen die vertrekken?
Minister Van der Steur:
Dat is een goede vraag. Gemeenten moeten dit doen op de manierzoals zij altijd samenwerken, namelijk vanuit welbegrepen eigenbelang. Als ik of mijn collega van Binnenlandse Zaken hierin een rol kunnen vervullen, zullen wij dat natuurlijk graag doen. Veel gemeenten werken al samen. Ik wil niet al te diep ingaan op het voorbeeld van Utrecht, omdat het een specifiek voorbeeld is waarover inmiddels een reeks van rechterlijke uitspraken is gedaan. Volgens mij is er door de gemeente nu ook een oplossing geboden op een andere locatie. Maar één ding is zeker: het is in het belang van gemeenten om goed onderling contact te hebben als zij maatregelen nemen die ertoe kunnen leiden dat er elders een probleem kan ontstaan. Ik vind het ook niet meer dan behoorlijk dat zij dit doen.
De heer Segers (ChristenUnie):
Het wordt mij nog niet helemaal helder. De beslissing om de vergunning in te trekken was gerechtvaardigd. Dat is tot aan de Raad van State toe bevestigd. Daarover is geen twijfel. De kritiek was dat er wel een alternatief geboden moest worden om zicht te houden op de vertrekkende vrouwen. Het is niet bekend waar zij gebleven zijn. Mogelijk zijn zij slachtoffer van mensenhandel. Kan de GGD hier een rol in spelen? Kan de minister hier nog eens met de VNG over spreken? Hoe kunnen gemeenten op zo'n manier samenwerken dat de bezwaren tegen de registratieplicht — privacy en dergelijke — en de zorg over het in beeld houden van de vrouwen gecombineerd kunnen worden?
Minister Van der Steur:
Ik heb al eerder gezegd dat het, wanneer de wet eenmaal door de Eerste Kamer is aanvaard, sowieso gepast is om met de VNG, met PROUD en met andere partijen aan tafel te gaan om de vraag te beantwoorden hoe wij ervoor kunnen zorgen dat de nieuwe regelgeving zo bekend mogelijk is. Daar hoort dit onderwerp bij. Ikvind het van groot belang dat gemeenten zoveel mogelijkcontactmomenten hebben. Die kunnen niet verplicht zijn, want verplichte registratie mag niet, op grond van de wet. Die contacten kunnen wel vrijwillig plaatsvinden. Dat is ontzettend belangrijk. De hulpverlening moet er ook bij zijn. Als mensen er behoefte aan hebben, kunnen er rustprogramma's aangeboden worden. Voor elke gemeente is het van groot belang om zicht te houden op misstanden. Als een gemeente een beslissing neemt waardoor prostituees uit zicht verdwijnen, dus mogelijkerwijs naar een andere gemeente gaan, ligt het zeer voor de hand dat die gemeente contact opneemt met de gemeenten waar die prostituees naartoe zouden kunnen zijn gegaan. Het is mogelijk dat die gemeenten zicht krijgen op de mensen die in de eerste gemeente uit zicht zijn geraakt.
Mevrouw Kooiman vroeg ook naar de ruimte voor gemeenten. Ik pleit er met nadruk voor dat gemeenten op grond van de wet ruimte laten voor legale prostitutie. Uit de nulmeting blijkt dat er maar in 24% van de gemeenten sprake is van een nulbeleid ten aanzien van de vergunningen. Dat kan een formeel nulbeleid zijn, waardoor de vestiging van prostitutiebedrijven niet toegestaan is, of een feitelijk nulbeleid, waarbij de vestigingsvoorwaarden van dien aard zijn dat vestiging in de praktijk onmogelijk is. Dit betekent niet dat er een mogelijkheid is om zelfstandig werkende prostituees in de oefening van hun werk te beperken.
Mevrouw Van Toorenburg vroeg naar de stand van zaken van de integrale aanpak bij toezicht en handhaving in gemeenten. Binnen het landelijk programma prostitutie wordt met diverse gemeenten gekeken naar de wijze waarop toezicht en handhaving binnen de prostitutiebran-che kunnen worden ingericht als Wrp in werking is getreden. Het blijft met de novelle mogelijk om toezichtstaken op te dragen aan de politie. Die discussie hebben we uitge- breid gevoerd bij de behandeling van het wetsvoorstel zelf. Van belang is natuurlijk dat de samenwerking tussen gemeente en politie zo efficiënt mogelijk is. Een gezamenlijke aanpak heeft de voorkeur. Wat mij betreft moet dat gewoon op die manier worden uitgevoerd.
Dan kom ik bij het blokje mensenhandel en uitbuiting. Mevrouw Kooiman stelde een vraag die ik niet anders dan met "ja" kan beantwoorden, namelijk of ik ook vind dat een prostituee altijd aangifte moet kunnen doen van uitbuiting. Stel eens voor dat ik "nee hoor" zou zeggen. Dat lijkt me buitengewoon onwenselijk. Voor de Handelingen zeg ik hier dat het antwoord van de regering is dat een slachtoffer van mensenhandel daar uiteraard altijd aangifte van kan en moet doen. Daarzijn geen voorwaarden aan verbonden, ook niet als je geen legale status in Nederland hebt. Als er sprake is van uitbuiting, ligt het uiteraard voor de hand dat het slachtoffer de werkzaamheden niet voortzet onder dezelfde omstandigheden.
Mevrouw Kooiman vroeg ook naar de dure voorzieningen voor raamprostitutie. Ik denk dat het van groot belang is om vast te stellen dat het werken of het verlenen van diensten onder slechte omstandigheden, waaronder het ontvangen van een ongebruikelijk laag loon, een indicator kan zijn van uitbuiting en mensenhandel. Het uitgangspunt van de Aanwijzing Mensenhandel van het Openbaar Ministerie is dat alle signalen van mensenhandel moeten worden opgepakt. De politie en het Openbaar Ministerie bekijken van geval tot geval of er voldoende aanknopingspunten zijn voor opsporing en vervolging. De huur van ramen is echter overgelaten aan de vrije markt. Misschien vindt mevrouw Kooiman dat vanuit de SP-gedachte vervelend, maar dat is wel zoals de wereld in elkaar zit.
Mevrouw Kooiman (SP):
Ik zou het toch fijn vinden als de minister het zou laten bij "ik kan "ja" zeggen op wat mevrouw Kooiman zegt". Dat vond ik een fijner antwoord. Ik heb twee punten. Ik begin met de aangiftes. De minister begon zijn statement heel erg goed, maar ik vraag hem om nog een statement te maken. Als er sprake is van uitbuiting van een sekswerker, wordt soms door de politie gesuggereerd dat zij haar beroep moet opzeggen. Dat vindt de SP-fractie niet wenselijk. Ik zou daar dus graag een uitspraak van de minister over horen.
Ik ben het natuurlijk met de minister eens dat het een vrije markt is. Dat heb ik ook gezegd. Een gemeente kan echter wel in de vergunning een maximumprijs opnemen.
Minister Van der Steur:
Nee. Ik denk dat we heel helder moeten zijn over de laatste punt. Huur is gewoon een vrijemarktkwestie. Dat moeten mensen zelf weten. Daar gaat de regering niet over en ook de gemeente niet. Dat zou onwenselijk zijn en zou ook niet passen in het beleid zoals we dat in Nederland voeren.
Dan het eerste punt. Ik probeer even te bedenken wat mevrouw Kooiman bedoelt, hoe ik dat kan begrijpen. Ik noem een voorbeeld. Iemand komt bij de politie en zegt uitgebuit te worden en daar aangifte van te willen doen en keert vervolgens terug in dezelfde uitbuitingssituatie. Dat klinkt niet logisch. Als je aangifte doet van uitbuiting en je wel verdergaat, waarbij je wordt uitgebuit, weet ik niet of het gek is dat de politie adviseert om dat niet te doen en ermee op te houden: je doet aangifte, wij gaan dat onderzoeken, maar stop er dan ook mee en laat u niet verder uitbuiten. Als mevrouw Kooiman bedoelt dat dat advies niet mag worden gegeven, zou ik dat vreemd vinden. Als iemand echter bij de politie aangifte doet van uitbuiting van toen tot toen en zegt nu op een andere manier te werken, snap ik het niet. Het is immers een legaal beroep. In deze twee voorbeelden, snap ik advies in het eerste geval wel en lijkt het me het tweede geval raar. Als die uitbuitingssituatie is opgelost en iemand aangifte doet van wat er in het verleden is gebeurd, zie ik geen reden voor de politie om te zeggen dat die persoon daar verder mee moet stoppen. Het lijkt me ook erg casuïstisch, maar het is misschien goed om het vast te leggen in de Handelingen.
Mevrouw Kooiman (SP):
Volgens mij is het zeker goed om dat in de Handelingen vastte leggen. Een sekswerker kan soms uitgebuit zijn door een pooier, of onder druk gezet zijn, maar wel achter zijn of haar beroep staan. Ik zie dat de minister "ja" knikt en ik ben erg blij met deze uitspraak. Het kan sekswerkers enorm helpen. Over het tweede punt van de maximumprijzen kan de minister wel roepen dat we dat in Nederland niet zo doen, maar we doen het in Nederland wel zo. In Utrecht is dat namelijk het geval. Die best practice kunnen we best gebruiken en ik vraag de minister heel vriendelijk om andere gemeenten op te roepen hier ook eens naar te kijken. Ik vind het niet normaal datje als sekswerker eerst vier of vijf klanten moet hebben gehad om de huurprijs van die dag binnen te krijgen.
Minister Van der Steur:
Ik vind het niet wenselijk dat de rijksoverheid zich daar rechtstreeks over uit. Dat gemeenten daarin een andere keus maken, is het gevolg van het systeem waarvoor wij in het huis van Thorbecke hebben gekozen. Ik zal daar als liberaal als laatste iets van vinden, maar het is niet aan de rijksoverheid. Gemeenten zijn daar vrij in, maar ik ben niet van plan om daar zelf een norm in aan te brengen. Maar wederom voor de Handelingen: kom maar met een voorstel, de Handelingen zullen ongetwijfeld door de gemeenten gelezen worden, en mogelijk wordt deze door mevrouw Kooiman gesignaleerde best practice opgepakt door andere gemeenten. Het staat mevrouw Kooiman uiteraard vrij om haar SP-collega's in alle gemeenten in Nederland deze suggestie te laten indienen. Dat is de meest effectieve manier waarop mevrouw Kooiman kan bereiken wat haar bedoeling is.
De voorzitter:
Ik zie dat mevrouw Kooiman weer wil reageren, maar ik stel voor om interrupties in tweeën te doen.
Minister Van der Steur:
Ik kom nu bij het volgende blokje, het blokje over de leeftijd. Uitgangspunt van de wet is dat de leeftijdsgrens wordt gelegd op 21 jaar. De heer Van der Staaij heeft gevraagd wat ik ervan vind om de leeftijd van de klant te verhogen. Hij heeft mij dezelfde vraag een paar weken geleden ook gesteld en ik heb daar toen antwoord op gegeven. Met het oog op de tijd wil ik de heer Van der Staaij daarnaar verwijzen. Het antwoord was dat de regering geen voornemen heeft om de leeftijd van klanten te verhogen naar 21 jaar. Dan kom ik bij de volgende vraag.
De voorzitter:
De heer Van der Staaij heeft eerst nog een vraag voor u.
Minister Van der Steur:
Ik hoopte dat ik hiermee wegkwam.
De heer Van der Staaij (SGP):
De minister gebruikte indertijd het argument dat het verstandig was om het niet in het kader van dit voorstel te bespreken. Daarom heb ikde discussie minder gezocht. Nu geeft de minister aan dat dit geen goed idee is met als argument dat het in de praktijk nauwelijks voorkomt. Ik heb hem gewezen op een onderzoek uit 2010 waaruit blijkt dat het wel degelijk voorkomt. Is het dan niet logisch om, wanneer je met een voorstel komt om de leeftijd te verhogen, ook te kijken naar de leeftijd van degene die van die diensten gebruikmaakt?
Minister Van der Steur:
Nee, want ook dat zou weer een normatief oordeel van de overheid zijn over de vraag wanneer je gebruik zou kunnen maken van de diensten van een prostituee. Daar ziet de regering niets in. Ik heb ook aangegeven dat uit de meest recente onderzoeken waaruit ik heb geciteerd blijkt dat de problematiek uiterst beperkt is. De heer Van der Staaij ervaart dit als problematiek, maar daar kun je ook heel anders over denken. De regering ziet geen aanleiding om daar stappen in te ondernemen.
De heer Van der Staaij (SGP):
De minister noemt nu het normatieve argument. Dat is toch in allerlei wetten aan de orde? Bij alcohol of tabak, of bij bepaald soort werk waarbij je in een auto mag rijden. In veel wetten wordt een leeftijdsgrens gehanteerd waarbij er belangen onderliggen die dat rechtvaardigen. Je verwacht van een klant dat hij weet dat hij niet met illegalen te maken heeft, maar is dat dan ook geen reden om een wat hogere leeftijd te hanteren dan de leeftijd van 16 jaar?
Minister Van der Steur:
We hebben nu eenmaal een wettel ijk stelsel waarin we met elkaar hebben gekozen om seksuele handelingen vanaf 16 jaartoe te staan. De regelingen waar de heerVan derStaaij naar verwijst zijn vaak ingegeven door argumenten van volksgezondheid. Het lijkt mij niet goed om nu met de heer Van der Staaij uit te gaan werken wat de effecten zijn van het gebruikmaken van de diensten van een prostituee of van seksualiteit in algemene zin. De regering ziet dus echt geen aanleiding om op dat punt stappen te zetten. Zij ziet niet alleen geen aanleiding omdat het probleem er niet is, maar ook omdat we een anderwettelijkstelsel hebben. Het gaat hierbij bovendien om de vraag hoe je in normatieve zin aan kijkt tegen betaalde seksuele handelingen. Ik stel vast dat de regering daar een andere visie op heeft dan de heer Van der Staaij.
De heer Van der Staaij heeft een vraag gesteld over het prudente vervolgingsbeleid waar in de stukken sprake van is. Die opmerking ziet uitsluitend op de situatie dat een klant een vergunde inrichting bezoekt. Dit zal overigens eventueel nog weer veranderen naar aanleiding van het eventueel aannemen van de motie van de heer Van Oosten en mevrouw Swinkels. In de huidige wet is gezegd dat het de verantwoordelijkheid van de exploitant is om ervoor te zorgen dat er geen prostituees zijn van onder de 21 jaar. Sterker nog, de prostituant is op grond van deze wet strafbaar als er sprake is van een prostituee onder de 21 jaar. Op grond van de wet in de huidige vorm kun je er dus van uitgaan dat als je in een vergunde inrichting gebruikmaakt van de diensten van een prostituee, die prostituee niet jonger dan 21 jaar is. Als vervolgens blijkt dat de prostituee toch jonger dan 21 jaar is, zal het Openbaar Ministerie een prudent vervolgingsbeleid hebben. Als het amendement van de heer Van Oosten en mevrouw Swinkels zou worden aangenomen, doet het probleem ten aanzien van die strafbaarheid zich niet meer voor.
Ik kom bij het blokje over de mensen tussen 18 en 21 jaar. Mevrouw Swinkels vroeg wat de minister doet om ervoor te zorgen dat deze kwetsbare groep niet in de illegaliteit verdwijnt. Daarvoor hebben we gekozen voor een combinatie van hulpverlening, toezicht, handhaving en het laten vervallen van de strafbaarstelling van het werk van prostituees onder de 21 jaar. Die combinatie zal deze risico's zo klein mogelijk moeten maken. Het laatste vind ik zelf van groot belang. Daarom heb ik dit ook zelf gewijzigd. In het oorspronkelijke wetsvoorstel ging men ervan uit dat ook de prostituee jonger dan 21 jaar die actief was, strafbaar kon zijn. De toen bestaande belangenorganisaties, dus de voorgangers van PROUD — ik meen dat PROUD toen nog niet bestond — zeiden: dat beleid is precies verkeerd om. Dat zou namelijk betekenen dat je, als je bijvoorbeeld aangifte zou doen van het feit dat je het slachtoffer bent van een loverboy, ook nog eens het risico zou lopen dat je zelf strafbaar bent. Ook de Nationale Rapporteur Mensenhandel heeft toen gezegd dat dit typisch een instrument zou zijn waarvan loverboys gebruikzouden maken. Zij zouden tegen hun slachtoffers kunnen zeggen: jij bent strafbaar, dus kun je maar beter blijven doen watje in mijn opdracht doet. Dat was ookde reden voorde regering om die strafbaarstelling te laten vervallen. Wij willen zo de drempel om zich te melden zo laag mogelijk maken voor mensen die jonger dan 21 jaar zijn, die actief zijn en bij wie er sprake is van misstanden. Dit is dus onder andere in het belang van de aanpak van loverboys.
Mevrouw Swinkels vroeg hoe in de praktijk de verantwoordelijkheid van de exploitant om de leeftijd te verifiëren wordt ingevuld. Uiteraard wordt dat gewoon gecontroleerd. Het spreekt natuurlijk voor zich dat als je gaat werken bij een exploitant, je aan de hand van documenten je leeftijd kunt laten verifiëren.
De heer Segers stelde dezelfde vraag. De handhaving voor de minimumleeftijd loopt via de exploitanten en de klanten, zoals blijkt uit het wetsvoorstel. Exploitanten zijn strafbaar en verliezen hun vergunning als zij prostituees van jonger dan 21 jaar voor of bij zich laten werken. En klanten zijn strafbaar als zij zich inlaten met prostituees die jonger zijn dan 21 jaar. Ik heb er dus ook uitdrukkelijk voor gekozen om de leeftijd van prostituees zelf niet te controleren, vanwege de drempel die ik zojuist noemde.
Mevrouw Van Tongeren vroeg hoe groot de kans is dat prostituees ondergronds gaan en wat er gebeurt als hun inkomen ineens verdwijnt. Het goede nieuws is natuurlijk dat de wet zo is opgebouwd dat iedereen straks weet dat er een wetswijziging aankomt. Dat zeg ik tegen mevrouw Van Tongeren, maarooktegen mevrouwSwinkels. ledereen kan dat weten. Stel datvandaag of volgende week dinsdag deze novelle, al dan niet geamendeerd, wordt aangenomen, ledereen weet dan zonder enige twijfel, ook in de branche dankzij de inspanningen van bijvoorbeeld PROUD en andere organisaties, dat er een wetswijziging aankomt. Als het wetsvoorstel dan uiteindelijk door de Eerste Kamer wordt aangenomen, weet dus ook iedereen dat vermoedelijk per 1 januari de volledige wet van kracht zal worden. Dan is er vervolgens nog een overgangsjaar. Per saldo heeft men dus minimaal anderhalf jaar om zich daarop voor te bereiden. Mensen die in deze branche actief zijn, jonger dan 21 jaar zijn en niet binnen anderhalf jaar 21 jaar of ouder zijn, hebben dus nog anderhalf jaar de tijd om zich anders in te zetten. Dat is misschien ook wel positief, denk ik dan maar even. Ook als ze dat niet zouden doen, zijn ze zelf niet strafbaar, maar zijn degenen die exploiteren of is de klant strafbaar. Dat maakt natuurlijk wel dat er, als het goed is, wijzigingen in de situatie zouden moeten optreden. Er is dus echter ruimschoots de gelegenheid om zich hieraan aan te passen.
Over de sociale positie van prostituees heb ik al veel gezegd. Ook eerder hebben wij daarover naar aanleiding van een aantal moties gesproken. Veel knelpunten zijn opgelost. De Belastingdienst wordt zeer positief beoordeeld. De Belastingdienst speelt overigens een zeer belangrijke rol bij de zogeheten opt-in voor werknemers in bordelen in Nederland. Daarover is men merendeels positief. De landelijk opererende belangenvereniging PROUD wordt financieel ondersteund, zo begrijp ik. Jaarlijks spreekt het Rijk met de belangenverenigingen over het beleid, zeer recent nog met mijn departement, helaas zonder mijzelf erbij. In de richting van de publieke tribune zeg ik nogmaals dat ikzeer binnenkort graag met PROUD, al dan niet samen met burgemeester Van der Laan, in gesprek zal gaan om te zien waar er nog knelpunten zijn en hoe wij die kunnen oplossen. Gelukkig is het allemaal veel minder zorgwekkend dan mevrouw Swinkels telkens bij debatten wil doen geloven, maar ongetwijfeld zijn er knelpunten die wij nog kunnen wegnemen. Dat was de ambitie van mijn voorganger en die ambitie heb ik zelf ook.
Mevrouw Kooiman heeft erop gewezen dat de opt-inrege-ling voor sekswerkers ook nadelen kent en dat is juist. Alle vormen die je kiest, hebben nadelen. Opt-in heeft nadelen, zzp'er zijn heeft ook nadelen, loondienst heeft nadelen. Er zitten altijd nadelen en voordelen aan de manier die je kiest. Ik vind het van groot belang dat sekswerkers zelf de keuze kunnen maken en zich daaroverzelf kunnen laten adviseren.
De voorzitter:
Mevrouw Kooiman voor haar laatste interruptie. Mevrouw Kooiman (SP):
De minister zegt dat sekswerkers hierin een keuze hebben, maar dat is niet het geval. Het is of opt-in of de zzp-construc-tie. Sekswerkers geven van beide mogelijkheden aan dat die eigenlijk niet optimaal zijn. Zij zouden ook een optie willen hebben van loondienst. Nu weet ik dat er, in samenwerking met alle belangrijke partijen, zoals politie en Belastingdienst, in Den Haag wordt gezocht naar een mogelijkheid vooreen loondienstconstructie. Is de minister bereid om met die organisaties in gesprek te gaan om na te gaan of die mogelijkheid vaker kan worden aangeboden en of de best practices ook bij andere gemeenten kunnen worden neergelegd? Het lijkt mij wenselijk om die situatie voor sekswerkers te verbeteren.
Minister Van der Steur:
Ik ben altijd bereid om te stimuleren dat best practices door gemeenten onderling worden gedeeld. Ik ga uiteraard niet over de Belastingdienst. Dat is een andere collega. Als die best practices er zijn en beproefd zijn en gewaardeerd worden, ben ikgraag bereid om die onderde aandachtvan gemeenten te brengen. De taak om dat vervolgens met elkaar af te stemmen, ligt echt bij gemeenten. Daar waar de SP een rol kan vervullen in al die gemeenten waarin zij in de gemeenteraad zit, moet mevrouw Kooiman niet nalaten om haar partij daarover te adviseren.
Mevrouw Kooiman (SP):
Het zou natuurlijk heel sociaal zijn als deze minister ook zijn werk doet en daadwerkelijk langs gemeenten gaat om dat te verspreiden. Natuurlijk kunnen wij dat beiden wat meer bewerkstelligen. Ik zal onderhands de naam geven van de organisatie die hiermee bezig is en al heel ver is. Kan de minister in zijn voortgangsbrief voor het volgend AO schrijven wat hij daarmee doet? Dan kan ik het ook nog een beetje volgen. Dat vind ik prettig.
Minister Van der Steur:
Onder de afspraak dat mevrouw Kooiman haar werk doet en dat zij zorgt dat de SP-fracties in het land dit punt naar voren brengen waar dat relevant is, trekken wij samen op. Ik ben graag bereid om in de voortgangsbrief verslag te doen van de acties van de SP in de diverse gemeenten. Daar waar ikzelf een rol kan vervullen, zal ikdatgraag doen.
Mevrouw Kooiman heeft ook gevraagd naar een landelijk klachtenloket. Ik werk samen met de belangenorganisatie van sekswerkers en zal dat blijven doen. Mijn informatie is dat er geen behoefte is aan een apart loket en dat wij PROUD juist hebben om die loketfunctie te vervullen en bereikbaarte zijn voor prostituees met vragen en eventuele klachten.
De voorzitter:
Daarover heeft de heer Segers een vraag in zijn laatste interruptie.
De heer Segers (ChristenUnie):
U houdt het goed bij, voorzitter. Ik heb inderdaad een vraag. Ik weet niet wat de organisatiegraad is binnen de prostitu-tiesector, maar ik kan mij voorstellen dat er ook prostituees zijn die niet aangesloten zijn bij PROUD. Het is mooi dat PROUD mondig is en van zich laat horen, maar het gaat ook om een grote groep bijvoorbeeld Oost-Europese vrouwen die zich niet organiseren. Als de minister herhaaldelijk zegt dat hij met PROUD zal spreken en dus met de sector en de werkers heeft gesproken, lijkt me dat een beetje kort door de bocht. Het is een veel grotere en diverse groep en het is veel ingewikkelder om sommige mannen en vrouwen te bereiken.
Minister Van der Steur:
Altijd. We zullen moeten vaststellen dat, zolang er geen verplicht lidmaatschap van zo'n vereniging bestaat — dat wil ik ook niet — er altijd mensen zullen zijn die daar geen onderdeel van zijn. Een van de voorgangers van PROUD, De Rode Draad, kende een heel expliciete inzet ten aanzien van Oost-Europese vrouwen. Men had ook mensen in dienst die de taal spraken. Die organisatie maakte juist die verbinding. Ik weet niet hoe PROUD dat doet, omdat ik nog niet met PROUD gesproken heb. Ik weet niet hoeveel contact PROUD heeft met Oost-Europese vrouwen. Ondertussen komt de informatie tot mij dat dit het geval is. Ik raad de heer Segers graag aan om zelf ook even met PROUD te spreken. In het licht van de wetsvoorstellen die hij heeft ingediend, lijkt mij dat wel passen. Ik neem aan dat hij dat ook heeft gedaan. Ik zie enthousiasme ontstaan op de publieke tribune, voorzitter, dus ook deze vraag zal de heer Segers rechtstreeks met PROUD kunnen behandelen. Het spreekt voor zich dat ikervan uitga — ikzal dat zelf vaststellen — dat PROUD haar best doet om contact te hebben met specifieke groepen die anders misschien moeilijkte bereiken zijn. Ik denk daarbij aan Oost-Europese vrouwen en trouwens ook mannen, maar ook aan mannen en vrouwen uit Zuid-Amerika en andere landen; daar zijn natuurlijk veel voorbeelden van. Wij zouden graag contact met hen hebben.
De heer Segers (ChristenUnie):
Ik zag een aantal vriendelijk zwaaiende mensen op de tribune. Dat gaat terug naar een gesprek dat ik inderdaad heb gehad. Het gesprek vindt dus plaats. Ik raad de minister echt aan om ook te spreken met andere organisaties, bijvoorbeeld Fier Fryslan, die heel goed zicht hebben op de enorme variatie binnen de branche. Het is echt te kort door de bocht om te zeggen "ik heb een gesprek met één club en daarmee is het klaar". Dus echt een aanmoediging van mijn kantom breder te kijken.
Minister Van der Steur:
Ik heb nooit gezegd dat ik niet spreek met Fier Fryslan. Ik ben zeer bekend met het werk van Fier Fryslan. Ik ben er veel geweest als Kamerlid. U zult begrijpen dat met alle projecten die we samen met Fier Fryslan doen — dat zijn er nogal wat — en die we ook samen financieren, mijn departement bijna dagelijks contact heeft met Fier Fryslan. Dat geldt ook voor heel veel andere instellingen. De heer Segers hoeft zich daar echt geen enkele zorgen over te maken.
Ik kom bij de vraag van mevrouw Kooiman over de Kamer van Koophandel. Ik denk dat het van groot belang is dat ik die beantwoord, omdat het goed nieuws is voor de prosti-tutiebranche. Naar aanleiding van het signaal van de gemeente Amsterdam is mijn collega, de minister van Economische Zaken, met een zeer praktische oplossing gekomen voor de bescherming van de privacy van prostituees. Vanwege de bijzondere aard van het beroep en de belangen van de privacy en de veiligheid van prostituees,
wordt niet langer de noemer prostituee in de omschrijving van de activiteiten opgenomen in het Handelsregister. Hierdoor zijn ze niet meer onder deze activiteitaanduiding te vinden, mochten ze dat zelf willen, want ze kunnen alsnog voor deze aanduiding kiezen. Tevens maakt de Kamer van Koophandel het makkelijker voor prostituees om hun woonadres af te schermen. Ik zal dit punt ook opnemen in mijn gesprekken met PROUD om na te gaan of dit in de praktijk ook zo wordt ervaren en uitwerkt.
Mevrouw Volp vroeg: hoe voorkomen we dat de RUPS een retourtje is? Ik wijs mevrouw Volp erop dat wij uitgebreid onderzoek hebben laten doen naar de effectiviteit van de uitstapprogramma's. Ik herinner mij dat het niet in alle gevallen succesvol is. Dat had een aantal redenen. Het rapport is een aantal jaren geleden verschenen. Ik heb het nu niet meer gelezen, omdat het niet direct met dit wetsvoorstel te maken heeft. Ik herinner mij bijvoorbeeld dat de verschillen tussen een uitkering en de inkomsten uit prostitutie-activiteiten zo groot zijn, dat sommige mensen ervoor kiezen om terug te gaan omdat ze gewend zijn aan een bepaald inkomen. Ik denk niet dat we dat kunnen voorkomen, daarin moeten we realistisch zijn. We hebben die evaluatie juist gedaan om na te gaan wat we beter moesten doen. We hebben nu weer een nieuwe ervaring met een nieuw programma, dankzij de heer Van der Staaij en de heer Segers, zeg ik uit mijn hoofd. Het lijkt mij dat we ook in de toekomst, na afloop van de regeling, de doelstellingen van RUPS borgen. Er wordt hard gewerkt aan die borging, opdat succesvolle methodieken het halen. Dat zal door de gemeente moeten gebeuren, want daar worden die uitstapprogramma's belegd, zoals afgesproken.
Mevrouw Volp vroeg verder naar de sociale positie. Daar heb ik al uitgebreid over gesproken. Er is een beleidskader voor banken, zeg ik tegen haar. Prostituees en exploitanten bij banken is een initiatief van de burgemeester van Amsterdam. Binnenkort is het product beschikbaar. Beoogd is goede voorlichting om de ervaren problemen met financiële dienstverlening te verminderen. Ik heb er zelf over gesproken met de voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Banken. Dit zal ik ook betrekken bij de gesprekken met onder andere PROUD, om te zien waar wij nog nadere stappen zouden moeten zetten in het kader van de implementatie van de Wrp.
Dan kom ik bij de overige vragen, het een na laatste blok. Het laatste blok is de bespreking van de amendementen. Als ik zo doorga, zijn we eerder klaar dan gisteravond. Dat is jammer, want ik wilde een record vestigen: twee keer achter elkaar...
De voorzitter:
Ik zou niet te vroeg juichen. Minister Van der Steur:
... twee keer achter elkaar tot na 00.30 uur in de Kamer.
De voorzitter:
Dit is bijna uitlokking van de Kamer.
Minister Van der Steur:
Meer dan twee AO's moet u niet aan mij geven, voorzitter. Dat past gewoon praktisch niet in één dag. Ik ben echter altijd in voor een plenair debat.
De heer Segers vroeg wat de strafrechtelijke consequenties zijn voor de uitbater van een illegaal prostitutiebedrijf. Dat is op grond van artikel 32 van de Wrp een zelfstandig strafbaar gesteld delict onder de Wet economische delicten. Als er sprake is van uitbuiting, kan er natuurlijk vervolging plaatsvinden op grond van mensenhandel, maar dat weet de heer Segers zelfs beter dan ik.
De heer Segers heeft meermaals aandacht gevraagd voor de autorijschool. We hebben daarvan vastgesteld dat het voorkomt dat een dienst wordt geleverd in ruil voor seks, maar dat het geen schering en inslag is. Ik denk dat het goed is dat dit geen schering en inslag is. Als twee volwassenen een eenmalige overeenkomstsluiten tot dienstverlening in ruil voor seks, is de aanbieder van de seks niet meteen een prostituee. Dat heb ik de heer Segers uitgelegd. De definitie van prostitutie volgens de Wrp is het zich beschikbaarstellen met een structureel karakter. Een eenmalige beschikbaarstelling in ruil voor welke dienst dan ook is geen strafbare handeling onder de Wrp. Hoe onwenselijk wij het ook vinden, er zijn geen mogelijkheden om daar paal en perk aan te stellen.
De heer Segers sprak ook over de evaluatie. Hij vroeg of de klant een rol krijgt in de evaluatie. Ja, wat mij betreft krijgt hij een belangrijke rol daarin. Deze loopt samen op met de evaluatie van de initiatiefwet voor de strafbaarstelling van misbruik van prostituees. Ook daar zal de klant zonder enige twijfel een belangrijke rol in vervullen, schat ik zo maar in.
De heer Van derStaaij heeft een vraag gesteld overweb-camseks. Ik kon niet helemaal de koppeling maken met de Wet regulering prostitutie, maar die is er in de beleving van de heer Van der Staaij, dus ik zal antwoord geven op de vraag. Klachten over reclames kunnen worden ingediend bij de Reclame Code Commissie. Die beoordeelt of de reclame-uitingen in strijd zijn met de wet, de goede smaak en het fatsoen. In 96% van de gevallen worden uitspraken van deze commissie opgevolgd. Het is dus wat de regering betreft niet nodig om aanvullende regels te stellen voor dergelijke reclameborden. Ik vertrouw erop dat gemeenten in overleg met adverteerders bepaalde reclame-uitingen op bepaalde plaatsen kunnen voorkomen. Het is dus aan de gemeenten.
Mevrouw Van Toorenburg vroeg naar de pilot in Rotterdam waarbij panden werden overgenomen door de gemeente. Ze vroeg of ik daar iets over kan vertellen. Sinds 1 januari 2015 hebben gemeenten meer mogelijkheden om op te treden tegen woonoverlast. Daardoor kan het beheer van het pand door de gemeente gemakkelijker worden overgenomen. Ik ben met gemeenten in gesprek over de vormgeving van het lokale prostitutiebeleid. Als er best practices uit Rotterdam zijn, zal ikdeze in mijn gesprekken betrekken, zoals ik al aan mevrouw Kooiman heb toegezegd.
Mevrouw Kooiman vroeg naar de registratie, de contactmomenten. Ik denk dat we hier ook heel duidelijk moeten zijn voor de Handelingen. Er is geen sprake van een wettelijke registratieplicht. Het kan dus ook niet zo zijn dat gemeenten zelf een registratieplicht invoeren. Gemeenten kunnen wel proberen om contactmomenten in te bouwen met een vrijwillig karakter. Dat kan zijn bij het veldwerkvan de GGD, of bij controles door toezichthouders. Als je gaat werken bij een exploitant van het vergunde deel van de sector kan een intakegesprek een onderdeel van het proces zijn. Verplichte contactmomenten voor de registratie zijn niet mogelijk. Als er binnen de daarvoor geldende wet- en regelgeving andere mogelijkheden zijn in het kader van de verordenende bevoegdheid van gemeenten, kunnen gemeenten dat in principe doen.
Over het overgangsrecht hebben we het al gehad. Er is een overgangsperiode van een jaar, maar vanaf vandaag gerekend is het veel meer dan een jaar.
Mevrouw Kooiman vroeg nog: waarom heeft de minister niet zelf de strafbaarstelling aangepast? In de nota heb ik uitgelegd waarom ik dat niet heb gedaan, maar ik zal zo op het amendement van de heer Van Oosten reageren.
Ik deel de mening van de heer Van Oosten dat sekswerkers niet gecriminaliseerd mogen worden. Om die reden heb ik de strafbaarheid van prostituees die jonger zijn dan 21 jaar uit het wetsvoorstel gehaald.
De heer Van Oosten vroeg ook waarom er niet gekozen is voor een lokaal vergunningsstelsel. Dat is omdat er toch echt wel behoefte is aan landelijk uniforme regels voor seksbedrijven, zoals die worden voorgesteld in de Wrp. Gemeenten geven ook aan dat dit belangrijk is.
De heer Van Oosten (VVD):
De minister is net als ik van mening dat sekswerkers niet gecriminaliseerd zouden moeten worden. Mijn vraag was echter net een tikje anders genuanceerd en zag meer op de zorgen van de sekswerkers zelf. Kan de minister die zorgen bij hen wegnemen, zeker ook omdat hij net de bemoeienis vanaf de tribune voelde. Als ik de stukken lees, proef ik dat er zorgen zijn dat deze wet een criminaliserend effect kan hebben. Ikzou het goed vinden als de minister in de richting van de sekswerkers zou kunnen uitspreken dat dat toch bepaald niet de bedoeling is van dit wetsvoorstel. Met dit wetsvoorstel wordt beoogd om misstanden tegen te gaan die in die beroepsgroep plaatsvinden, maarzeker niet om het de facto onmogelijk te maken en om een legaal beroep te criminaliseren.
Minister Van der Steur:
Daar kan ik kort over zijn. Het antwoord is ja. Dat is precies het doel van de wet. Er is van criminalisering absoluut geen sprake. Om die reden vond ik het ook van groot belang om die strafbaarstelling voor onder de 21 jaar eruit te halen, omdat daar precies het verkeerde signaal van zou kunnen uitgaan. Dat laat onverlet dat er in de samenleving verschillend wordt gedacht over de werkzaamheden van een prostituee, maar de regering criminaliseert zeker niet. Voor de regering is het een legitieme, legale uitoefening van werkzaamheden.
De heer Van Oosten vroeg naar de vergunningverlening. Hij vroeg of het mogelijk is dat je je beroep niet kunt uitoefenen als er geen vergunning wordt verleend. Die vergunningplicht geldt alleen voor de exploitant en niet voor de prostituee. Het kan inderdaad zo zijn dat een exploitant geen vergunning krijgt. Daarzullen dan vast goede redenen voor zijn en willen we dat dan ook niet. Dat is dus mogelijk, maar er zijn geen verplichtingen voor een sekswerker. Die kan zonder voorafgaande toestemming of registratie de werkzaamheden uitoefenen.
Mevrouw Volp vroeg of ik een voorspelling kan doen van het aantal vergunde seksinrichtingen na de inwerkingtreding van de Wrp. Dat kan ik niet. Het is een feit dat het aantal vergunde seksinrichtingen daalt. Ik sluit niet uit dat dit ook te maken heeft met de groei van het aanbod via internet. Sterker nog, ik verwacht dat dat het geval is. Dat heeft toch het hele umfeld, de hele branche, fors veranderd, wat ook blijkt uit het onderzoek van het WODC. Ik pleit er dus voor dat gemeenten voldoende ruimte bieden aan sekswerkers, zodat zij in een veilige en gezonde omgeving hun werk kunnen verrichten.
Mevrouw Volp had het over het binnentreden in geval van bedrijfsmatige prostitutie. Ik heb die nota van wijziging ingediend zodat daar geen misverstanden meer over bestaan.
Mevrouw Volp vroeg ook of er verschuivingseffecten zijn door de nuloptie. Die geldt alleen voor prostitutiebedrijven. Het antwoord is dan: ja. Als er een nuloptie door een gemeente wordt gehanteerd ten aanzien van een prostitu-tiebedrijf en er iemand is die per se een prostitutiebedrijf wil uitoefenen, dan zal die ongetwijfeld naar een andere gemeente gaan. Dat kan niet anders. De nuloptie geldt echter niet voor individuele sekswerkers, die niet vergun-ningplichtig zijn.
Mevrouw Helder vroeg hoe toezichthouders de leeftijd van 21 jaar kunnen vermoeden. Er geldt voor prostituees geen leeftijdsgrens, dus hier is geen rol weggelegd voor de toezichthouders. Prostituees onder de 21 jaar zijn immers niet strafbaar. Er geldt echter wel een leeftijdsgrens voor prostituees die in dienst zijn of werken in het kader van exploitanten. In dat geval zal de toezichthouder simpelweg op basis van de identiteitspapieren van een prostituee tot de conclusie moeten komen of er zich wel of geen leeftijdsprobleem voordoet.
Mevrouw Helder (PVV):
De gemeentelijke toezichthouder moet ook bekijken of de vergunning wordt nageleefd. Het gaat er niet alleen om dat hij nagaat of een individuele prostituee wel 21 jaar is — dat is vrij makkelijk — maar ook gaat het erom dat hij nagaat of de vergunning wordt nageleefd door de exploitant.
Minister Van der Steur:
Dat klopt. Op basis van de wet zal de leeftijdsgrens van 21 jaar een onderdeel zijn die vergunning. Maar er zijn een aantal andere voorwaarden die we expliciet in de wet hebben geregeld. Met al die voorwaarden willen we de positie van prostituees verbeteren. Ook daarop zal de toezichthouder toezicht moeten houden, want als hij dat niet doet, dan werkt de wet niet. Daar zijn we het met elkaar over eens.
Voorzitter. Ik ga in op de amendementen. Het gewijzigde amendement-Oskam op stuk nr. 10 heeft tot doel om een pooierverbod in te stellen. Ik merk daarbij op dat wij daar al een paar maal over van gedachten hebben gewisseld. De heer Oskam heeft hier vaker aandacht voor gevraagd. De algemene lijn van de regering bij dit amendement is dat een pooierverbod, boven op alle mogelijkheden die we in de wet al hebben, in de praktijk niet wenselijk is. Waarom is het niet wenselijk? Vanwege de formulering van de wettelijke teksten kan het ertoe leiden dat iemand die aan een legaal werkende prostituee diensten verleent, bijvoorbeeld taxidiensten, het verhuren van een ruimte, het halen van eten, en andere diensten, valt onder het pooierverbod. Dat is absoluut niet wenselijk. Om die reden moet ik dit amendement ontraden. Dat kan geen verrassing zijn, want ik heb dat al vele malen eerder aangegeven.
Het gewijzigde amendement-Van Oosten/Swinkels op stuk nr. 16 regelt dat de strafbaarstelling van degene die seksuele handelingen verricht met een prostituee die nog niet de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt en die diensten aanbiedt in het vergunde circuit, op grond van het onderliggende wetsvoorstel komt te vervallen. Ik begrijp dat amendement omdat daarmee twee dingen worden bereikt. In de eerste plaats legt het nog eens de nadruk op de verplichting van de exploitant om ervooral zorg voorte dragen dat prostituees aan wie hij gelegenheid geeft zich te prostitueren, 21 jaar en ouder zijn. In de tweede plaats mag je als klant verwachten, omdat die regel zo is, dat dat in de vergunde sector in orde is. Ik begrijp het amendement dan ook langs die lijnen en laat het oordeel om die reden aan de Kamer.
Het amendement-Swinkels op stuk nr. 13 regelt een vervroegde evaluatie. Er zijn drie redenen waarom ik dit amendement moet ontraden. In de eerste plaats heb ik net al uitgelegd dat er een inlooptermijn is van anderhalf jaar, waarvan een jaar in de wet zelf is georganiseerd. Als we het amendement zouden volgen, vindt er al een evaluatie plaats na twee jaar. In de tweede plaats moet de evaluatie zorgvuldig zijn en moet die plaatsvinden op basis van voldoende data. Dat zal in die twee jaar niet het geval zijn. In de derde plaats willen we de evaluatie gelijk laten lopen met het wetsvoorstel dat ook nog in behandeling is in de Kamer, waarmee het misbruik van slachtoffers van mensenhandel wordt aangepakt. Dat kunnen we dan in een keer doen, want daarin is dezelfde termijn gehanteerd, namelijk vijfjaar. Om die redenen ontraad ik dit amendement.
Het amendement-Van Toorenburg op stuk nr. 14 heeft verstrekkende gevolgen. Daarvoor zijn twee redenen. In de eerste plaats wil het amendement het mogelijk maken wat de gemeente Amsterdam graag wil doen, door toch een vorm van registratie te faciliteren. Ik spreek overigens mijn waardering ervoor uit dat Amsterdam die behoefte heeft. In de tweede plaats geeft de wijze waarop dit amendement geformuleerd is, een totale ontheffing van alle bepalingen van de Wet bescherming persoonsgegevens. Gegeven de branche waarover we het hebben en gegeven het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van mensen die actief zijn in de prostitutiebranche, zo zeg ik ook in de richting van de publieke tribune, moet ik dit amendement ontraden. Er is nog een derde reden, namelijk dat er een wettelijke verplichting is dat je geen wijzigingen en geen ontheffing kunt regelen ten opzichte van de Wet bescherming persoonsgegevens zonder daarover advies van de Autoriteit Persoonsgegevens te hebben. Dat advies is er niet. Dat is een formele reden. Ook als die er wel zou zijn, zou ik het nog niet willen, want ik vind echt dat het op deze manier niet kan en dat heb ik ook aan de gemeente Amsterdam laten weten.
Dan kom ik bij het amendement van de heer Van der Staaij dat regelt dat gemeenten verplicht zijn om een beleidsvisie vast te stellen over de mogelijkheden tot hulp bij het beëindigen van de werkzaamheden van prostituees. Er zijn twee manieren om daarnaar te kijken. Ik begin met een staatsrechtelijk argument. Ervan uitgaande dat gemeenten beleidsvrijheid hebben om zelf deze zaken ter hand te nemen en te reguleren — de heer Van der Staaij hecht ook aan het huis van Thorbecke, zoals ik weet — is het gek dat wij als rijksoverheid bij amendement een verplichting opleggen aan gemeenten om invulling te geven aan die beleidsvrijheid die zij hebben. Dat amendement zegt niet hoe je dat moet doen, maar het amendement zegt wel dat je het moet doen. Dat betekent dat wij als rijksoverheid aan gemeenten opdragen om een beleidsvisie vast te stellen, terwijl de logische manier is dat de gemeenteraad dat doet. Dat is wel apart, zeg ik erbij. Ik zie dat de heer Van der Staaij dat ook wel een beetje met mij eens is, maar ik zie hem denken: het doel heiligt hier de middelen. Mijn inschatting is dat hij dat gaat vertellen.
De heer Van der Staaij (SGP):
Misschien is het handig als de minister zijn antwoord over het amendement afmaakt, want anders ben ik mijn interruptie kwijt en kan ik op het tweede deel ervan niet meer reageren.
Minister Van der Steur:
Ik dacht even dat ik mijnheer Van der Staaij nu te grazen had, maar dat is dus niet het geval. Het tweede punt is dat ik wel begrijp wat hij met dat amendement wil bereiken. Wij vinden het van belang dat gemeenten mogelijkheden bieden om uitstapprogramma's aan te bieden aan prostituees. Dat is ook een verantwoordelijkheid van gemeenten. Zij moeten dat dus gaan doen en ook beleid voeren op dat punt.
Ikzeg ook tegen de heerVan derStaaij dat wij als rijksoverheid de opdracht geven aan gemeenten om ergens invulling aan te geven. Dat is op zichzelf misschien gek, maar het simpele feit dat wij dat doen, heiligt wel het doel dat wij van groot belang vinden, dat alle gemeenten ook in staat zijn om na te denken over de vraag hoe zij mensen die willen uitstappen uit de prostitutie, het beste kunnen helpen. Die verantwoordelijkheid ligt bij de gemeenten. We hebben twee keer een programma gedraaid als rijksoverheid om te bekijken hoe dat het beste kan. Die best practices dragen we over aan de gemeenten. Dan past het eigenlijk wel dat de gemeenten die beleidsvisie oppakken. Om die reden is mijn advies om het oordeel over dit amendement aan de Kamer te laten.
De heer Van derStaaij (SGP):
Ik ben blij dat het oordeel van de minister uiteindelijk positief is. Misschien kan het helpen om op het eerste, meer staatsrechtelijke punt vast te stellen dat er toch talloze wetten zijn waarin de beleidsvrijheid van de gemeenten voluit wordt erkend. Men is terughoudend op het hoe, maar van gemeenten wordt wel gevraagd: als je daar een taak hebt, doe dan ook iets om dat beleid vast te stellen. Dat hebben we gedaan bij de Wet maatschappelijke ondersteuning. Er zijn ook voorbeelden op het gebied van veiligheid en de Wet publieke gezondheid. Volgens mij zijn er talloze wetten waarin deze figuur zeer geaccepteerd is.
Minister Van der Steur:
Dat is juist, dat ben ik met u eens. Ik vond wel dat ik erop moest wijzen dat het geen wet van Meden en Perzen is dat we het op deze manier doen. Het laatste argument om het oordeel aan de Kamer te laten, is dat het ook in het belang is van het doel van deze wet. Het doel is dat we op een verstandige, verantwoorde manier mensen in staat willen stellen om prostituee te zijn in Nederland, om het legale beroep van prostituee uit te oefenen. Dat betekent ook dat het passend is, als iemand dat niet meerwil, om te bekijken hoe we kunnen helpen om daaruit te stappen, wetende dat dit moeilijker is dan uit een ander legaal beroep, waar je veel makkelijker die overstap kunt maken. Om die reden laat ik het oordeel graag aan de Kamer.
Dan kom ik bij de laatste vraag, en die is wezenlijk, van de heer Segers: ziet de minister het risico dat door amendering van deze novelle gevaar voor het wetsvoorstel kan ontstaan. Mevrouw Volp heeft daar ook op gewezen. Ik denk dat dit risico er is. Daar moeten we heel realistisch over zijn. De Eerste Kamer heeft gebruikgemaakt van de mogelijkheid van een novelle, omdat anders het wetsvoorstel niet zou worden geaccepteerd. De voorzitter wees daar ook op aan het begin van dit debat. Het is niet uitgesloten dat de Eerste Kamer er niet enthousiast over is dat er door amendering een andere novelle komt. Als het daarmee naar de overtuiging van de Tweede Kamer alles bij elkaar een beter wetsvoorstel zou zijn, is het ook aan de partijen hier om contact op te nemen met hun collega's aan de overkant en te zeggen dat zij deze keuze hebben gemaakt, met goede bedoelingen, om de volgende redenen en dat zij erop rekenen hierbij ondersteund te worden. Als het wetsvoorstel wordt geamendeerd, zal ik uiteraard mijn taak als honest broker in het belang van de, al dan niet geamendeerde, wet vervullen.
Voorzitter, ik ben hiermee gekomen aan het eind van mijn beantwoording in de eerste termijn. In de afgelopen twee dagen is dit bijna mijn 27ste uur van aanwezigheid in uw Kamer geweest.
De voorzitter:
Daarvoor zijn we u zeer dankbaar.
Minister Van der Steur:
Maar ik blijf nog even, hoor.
De voorzitter:
Het is al laat, maar ik moet u toch een beetje verbeteren. De Eerste Kamer heeft niet gebruikgemaakt van de mogelijkheid van een novelle. De minister heeft die aan de Eerste Kamer aangeboden.
Minister Van der Steur:
Het zou formeel eigenlijk juister zijn geweest als ik had gesproken van de mogelijkheid voor de minister om, bij gebrek aan andere parlementaire mogelijkheden voor de Eerste Kamer, haar een novelle aan te bieden.
De voorzitter:
Zo is het inderdaad nog beter.
Het wordt al wat later voor ons allemaal, maar zeker ook voor de minister. Wij behandelen nu dus een novelle. Ik geef de Kamer de mogelijkheid tot het houden van een tweede termijn, maar wel een korte. Ik geef de heer Segers als eerste het woord.
De heer Segers (ChristenUnie):
Voorzitter. Een warm woord van dank aan de minister voor diens uithoudingsvermogen, en uiteraard ook voor al zijn antwoorden op de vele vragen die zijn gesteld. Ik betreur de verslechtering van deze novelle ten opzichte van het eerdere wetsvoorstel. Ik ben wel blij met de goede elementen die erin zitten en ik hoop ten zeerste dat die in de Eerste Kamer de eindstreep zullen halen. Ik dank de minister alvast voor zijn bereidheid om die novelle te verdedigen, inwelke vorm deze daar ook zal worden aangeboden.
Ik heb nog twee moties voor te lezen. De eerste ziet toe op de evaluatie na vijf jaar en luidt als volgt.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het wetsvoorstel Wijziging van de Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbran-che een evaluatiebepaling bevat;
verzoekt de regering bij de evaluatie van de wet in ieder geval aandacht te schenken aan:
-
-de rol die klanten in de illegale en onvergunde sector hebben bij het in stand houden daarvan;
-
-het ontbreken van een landelijke registratieplicht;
-
-de mate waarin gemeenten, GGD, politie en andere betrokkenen binnen de kaders van deze wet in staat zijn misstanden binnen de thuisprostitutie aan te pakken;
-
-de wijze waarop gemeenten handhavend en regulerend kunnen optreden en de effectiviteit van gemeentelijk beleid in de bestrijding van misstanden in de seksbranche,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Segers en Van Toorenburg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 17 (33885).
De heer Segers (ChristenUnie):
Mijn laatste motie heeft betrekking op een al wat ouder punt, dat ik nu wel opnieuw wil agenderen: de wettelijke grondslag voor de taak van de marechaussee in de strijd tegen mensenhandel. Daar bestaat namelijk twijfel over.
Die twijfel is geuit door onze contacten bij het Openbaar Ministerie. Vandaar de volgende motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de Koninklijke Marechaussee volgens onderzoek van de Universiteit Leiden soms tegen de grenzen van haar bevoegdheden aanloopt;
overwegende dat leden Segers, Van Oosten, Volp, Oskam, Van Tongeren en Van der Staaij eerder vragen hebben gesteld over aanpassing van artikel 4, eerste lid, sub g, van de Politiewet om beter uitdrukking te geven aan de bevoegdheid van de Koninklijke Marechaussee met betrekking tot mensenhandel;
overwegende dat de minister daarover met het Openbaar Ministerie, de politie en de Koninklijke Marechaussee in gesprek is gegaan, maar dat dit nog niet heeft geleid tot een oplossing;
spreekt uit dat het wenselijk is om beter tot uitdrukking te brengen dat ook de Koninklijke Marechaussee de wettelijke taak heeft om mensenhandel te bestrijden;
verzoekt de regering om te onderzoeken of daarvoor een wetswijziging nodig is, die zo nodig voor te bereiden en de Kamer daarover voor 1 september 2016 te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Segers, Van Toorenburg, Van der Staaij, Van Tongeren, Volp en Van Oosten.
Zij krijgt nr. 18 (33885).
De heer Segers (ChristenUnie): Nu zet ik een punt, voorzitter.
Voorzitter. Wij waren nog niet helemaal overtuigd. Wij wilden op bepaalde punten nog wat aanscherpingen. Ik ben blij met die aanscherpingen en zal ze nu kort even noemen. Allereerst die met betrekking tot de thuisprostitutie. Ik kijk hierbij nu ook even naar de tribune. Vandaag is duidelijk geworden dat de individuele prostituee geen seksbedrijf is in de zin van de wet, geen vergunning nodig heeft in de zin van de wet, en dat toezichthouders niet zomaar bij hen in het eigen huis mogen binnenkomen.
Ten tweede ben ik blij met de stappen die de minister al heeft gezet en met het feit dat hij met burgemeester Van der Laan contact heeft gelegd over de verbetering van de sociale positie van sekswerkers. Dat is een goed voorbeeld, dat naar ik hoop goed doet volgen in andere gemeenten.
Ten derde ben ik blij met de sympathie van de minister voor het amendement dat de strafbaarstelling van de klant in de vergunde sector wil schrappen. Ten derde ben ik ook blij met het feit dat de minister sympathie heeft voor het amendement om de strafbaarstelling van de klant in de vergunde sector te schrappen.
Als vierde punt zou ikde minister willen voorstellen om de evaluatiebepaling die ik heb voorgesteld gelijk te laten lopen, zoals de ministerzelf voorstelt, met het initiatief van mijn collega Volp en anderen, dat nu in de Eerste Kamer ligt en waar een termijn van drie jaar geldt. Als de minister het op die manier zou doen, denk ik dat wij daar uitkomen.
Voorzitter. Ikwil allereerst graag de minister bedanken voor zijn beantwoording. De heer Van Oosten verwees nog even naar de verre voorvader Van der Steur, die zich ook met dit onderwerp heeft ingelaten. Ik ben nog eens nagegaan wat die Johannes van der Steur — als wij het over dezelfde hebben — in het verleden allemaal heeft verricht. Dat is inderdaad indrukwekkend. Ook in de Handelingen komt hij regelmatig terug, zowel in 1892 als in de jaren daarna, als een achtenswaardig en voornaam man, die wel flinke problemen had toen hij juist probeerde mensen ervan te weerhouden om naar bordelen te gaan. Hij deed dat door mensen actief aan te spreken. Hij had kennelijkde gave van het woord, want de geschiedenis laat zien dat op het moment dat de oude Van der Steur mensen toesprak in de trant van "zou u dat wel doen?", velen daar inderdaad van afzagen. Als ik het tot mij laat doordringen, dan vermoed ik dat de voorvader van de heer Van der Steur zich goed zou hebben herkend in mijn bijdrage vandaag, en de bijdrage van de huidige minister al te liberaal zou hebben gevonden.
Dan naar de inhoud. Over twee onderwerpen zou ik een motie willen indienen, allereerst op het terrein van de reclame. De minister is daar eigenlijk nauwelijks op ingegaan. Het gaat dan onder andere om reclame voor webcam-seks, maar ook voor andere bedrijven. Juist door die kwestie word je even aan het denken gezet: ook webcam-seks is bijvoorbeeld een seksbedrijf in de zin van deze wet. Ik vraag de minister, dat te bevestigen. Zo heb ik het tot nu toe begrepen. Er zijn ook verschillende bepalingen rond reclame en advertenties. Dan is wel de vraag wat juridisch precies de mogelijkheden en onmogelijkheden daarin zijn.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de bescherming van jongeren een goede reden kan zijn om reclame voor seksuele dienstverlening in de publieke ruimte aan regels te binden;
constaterende dat de minister aangeeft dat gemeenten de mogelijkheid hebben om regels te stellen rond onder meer reclameborden en aanplakbiljetten;
van mening dat het belangrijk is dat gemeenten duidelijkheid krijgen welke mogelijkheden erzijn om bij vergunning- verlening voor reclameborden en andere reclame-uitingen duidelijke normen te kunnen stellen of op bepaalde plaatsen specifieke eisen te kunnen stellen;
verzoekt de regering, duidelijkheid te bieden over de mogelijkheden die erzijn om reclames tegen te gaan of aan regels te binden, en de gemeenten te informeren welke mogelijkheden er zijn om reclame voor bedrijven in de seksbranche in te kaderen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij en Segers. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 19 (33885).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat jongeren vanaf 16 jaar de mogelijkheid hebben een prostituee te bezoeken;
constaterende, dat het — zeker ook in de strijd tegen mensenhandel — gewenst is dat bezoekers kunnen beoordelen of er sprake is van een legale situatie en of er signalen zijn van mensenhandel, dwang of uitbuiting;
van mening dat hogere leeftijdsgrenzen gewenst zijn;
verzoekt de regering, te onderzoeken hoe hogere leeftijdsgrenzen kunnen bijdragen aan de strijd tegen mensenhandel, dwang en uitbuiting in de prostitutiebranche en te komen met voorstellen om de leeftijdsgrens te verhogen en de Kamer uiterlijk 1 januari 2017 hieroverte informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij en Segers. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 20 (33885).
De heer Van der Staaij (SGP):
Tot slot heb ik een vraag over het amendement. Ik dank de minister voor het positieve oordeel. Ik kan mij voorstellen dat hier en daar de gedachte kan postvatten dat dit wellicht problematisch is met het oog op de haalbaarheid van dit wetsvoorstel in de Eerste Kamer. Ik zou graag van de minister een reflectie horen op mijn inschatting op dit punt dat dit niet tot de categorie onderwerpen behoort waarvan wij op grond van de wetsbehandeling mogen verwachten dat dit problemen zal opleveren.
De voorzitter:
Heeft mevrouw Van Tongeren behoefte aan een tweede termijn? Dat is het geval.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Voorzitter.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat een aantal gemeenten zoals Groningen nu al sekswerkers verplichten zich te registreren;
verzoekt de regering, in goed overleg met de VNG gemeenten te weerhouden van de invoering van een registratieplicht voor sekswerkers,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Tongeren en Swinkels. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 21 (33885).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het lokaal gevoerde prostitutiebeleid zowel de belangen van sekswerkers zou moeten behartigen als de veiligheid van de samenleving;
van mening dat de inspraak van sekswerkers op lokaal prostitutiebeleid leidt tot een beter beleid dat de belangen van de sekswerkers beter dient en daarmee beter gedragen wordt;
verzoekt de regering om in gesprek met de VNG te treden over het komen tot een handleiding waarin wordt opgenomen hoe gemeenten een vertegenwoordiging van sekswerkers, zij het sekswerkers werkend binnen de gemeenten dan wel verenigd in een van de belangenorganisaties, actief betrekt bij de ontwikkeling van lokaal prostitutiebeleid,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Tongeren, Volp, Kooiman en Swinkels. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 22 (33885).
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Verder wil ik de minister bedanken voor zijn zeer heldere beantwoording, het helder weergeven van een aantal onduidelijkheden en hem ook een compliment geven voor zijn uithoudingsvermogen.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Mevrouw Van Toorenburg laat zich verontschuldigen, maar mevrouw Kooiman heeft behoefte aan een tweede termijn.
Voorzitter. Het is al laat, dus ik zal mij beperken tot het voorlezen van de moties.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat met het schrappen van de registratieplicht ook het contactmoment tussen sekswerker en gemeenten is komen te vervallen;
overwegende dat een dergelijk contactmoment voordelen kent waar het gaat over voorlichting over onder andere rechten, plichten, risico's en hulpverlening;
overwegende dat het contactmoment nu door de exploitant moet worden bewerkstelligd, en gemeentelijke toezichthouders alsnog zullen moeten toezien op naleving hiervan;
verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat voorlichting en informatievoorziening aan sekswerkers door gemeenten en/of GGD plaatsvinden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kooiman, Van Tongeren en Swinkels. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 23 (33885).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat ook sprake zou kunnen zijn van misbruik en/of uitbuiting van sekswerkers door het vragen van onredelijk hoge huurprijzen voor peeskamers;
constaterende dat de gemeente Utrecht in de algemene plaatselijke verordening heeft opgenomen dat bij het indienen van een aanvraag om een vergunning voor een seksinrichting of escortbedrijf een bedrijfsplan moet worden ingediend waarin onder andere de opbouw en de hoogte van de verhuurprijzen wordt opgenomen;
verzoekt de regering, gemeenten te verzoeken om naar het voorbeeld van de gemeente Utrecht bij de vergunningverlening de voorwaarde te stellen dat duidelijkheid wordt gegeven over de opbouwen hoogte van de verhuurprijzen,
en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kooiman, Van Tongeren en Swinkels. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 24 (33885).
Mevrouw Kooiman (SP):
U ziet, het is een heel vriendelijke en zoete motie. Normaal gesproken, ben ik veel radicaler. De SP doet natuurlijk haar werk in haar gemeenten, maar zij roept de minister wel op daarin ook zijn verantwoordelijkheid te nemen. Tot slot mijn laatste motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de aangenomen motie-Gesthuizen (32211 nr. 39) de regering verzocht, ervoor te zorgen dat voldoende capaciteit en expertise aanwezig zijn bij politie en gemeentelijke toezichthouders om de misstanden in de seksbranche aan te pakken;
verzoekt de regering, te komen met een plan van aanpak over de uitvoering van motie 32211 nr. 39 en de Tweede en Eerste Kamer hierover te informeren voorafgaand aan de behandeling van wetsvoorstel 33885 in de Eerste Kamer,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kooiman, Van Tongeren, Swinkels en Segers. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 25 (33885).
Mevrouw Kooiman (SP):
De vragen in mijn laatste motie zijn niet beantwoord door de minister. Het is eigenlijk een onlogische motie, omdat ik al een tijd verzoek om die motie uit te voeren. Omdat ik graag wil volgen wat de minister doet, vraag ik om een plan van aanpak. Dat is ook een heel redelijke, vriendelijke motie want er liggen nog steeds mensenhandelzaken op de plank. De politie zit tot hier in het werk. Er is werk aan de winkel en dus zet ik de minister aan het werk.
De voorzitter:
Hartelijk dank. De heer Van Oosten heeft geen behoefte aan een tweede termijn. Mevrouw Volp wel.
Voorzitter, al was het alleen maar om, zoals mevrouw Van Tongeren al zei, deze minister te danken voor zijn uithoudingsvermogen. Hij blijkt niet alleen een zeer efficiënt hor- denloper, maar ook nog eens een zeer begaafde duurloper te zijn.
Het is goed hoe helder hij vandaag een aantal belangrijke punten nogmaals heeft verduidelijkt. Ik denk dat dit echt bijdraagt aan de zorgvuldige behandeling die we hier nodig hadden en die we straks hopelijk ook in de Eerste Kamer zullen zien. Dat kan bijdragen aan een positieve eindstand van deze Wrp.
Ik heb drie moties, waarvan één van mijn collega Van Toorenburg, dus ik vraag om enige coulance. Het is bijna klaar.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat op basis van de Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche bij gemeentelijke verordening kan worden bepaald dat voor het uitoefenen van een prostitutiebedrijf in de gemeente geen vergunning wordt verleend;
van mening dat dit nulbeleid negatieve gevolgen kan hebben voor de rechten van sekswerkers;
van mening dat een nulbeleid negatieve gevolgen kan hebben voor omliggende gemeenten, bijvoorbeeld het waterbedeffect;
verzoekt de regering om in overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten te komen tot een duidelijke procedure die voorwaarden stelt aan het hanteren van de nuloptie door gemeenten, waarbij sprake is van een onderbouwing van de keuze voor de nuloptie en de Kamer hierover te informeren voor eind 2016;
verzoekt de regering tevens om het nulbeleid te monitoren en daarover jaarlijks aan de Kamer te rapporteren, waarbij wordt gekeken naar de redenen en motivatie van gemeenten voor het nulbeleid en de effecten daarvan voor sekswerkers en andere gemeenten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Volp en Kooiman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 26 (33885).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in Amsterdam in 2012 een zogeheten barrièremodel is ingevoerd om zo de instroom van kwetsbare personen in de prostitutiebranche te voorkomen;
overwegende dat sekswerkers over wier zelfredzaamheid de exploitant na een intakegesprek twijfels had moesten worden doorverwezen naar het Adviesteam;
overwegende dat door privacyregels deze werkwijze in 2014 moest worden aangepast, waarop het verwerken van bijzondere persoonsgegevens onmiddellijk is gestopt;
overwegende dat de gemeente Amsterdam aangeeft dat het Adviesteam sindsdien nauwelijks contact meer heeft met sekswerkers en dat hierdoor het voorkomen dat kwetsbare personen toetreden tot de branche onvoldoende slaagt;
verzoekt de regering, in gesprek te gaan met de Autoriteit Persoonsgegevens en de gemeente Amsterdam om te onderzoeken op welke wijze het Adviesteam de benodigde gegevens kan verwerken om de zelfredzaamheid van sekswerkers te beoordelen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Volp en Van Toorenburg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 27 (33885).
Mevrouw Volp (PvdA):
Dan heb ik nog een vrij technische motie. Ikwil de minister gelijk verzekeren dat ik de motie onmiddellijk aanhoud, als hij mij hierover een toezegging kan doen.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het huidige prostitutiebeleid en de daarbij horende rechten en plichten per gemeente sterk kunnen verschillen;
constaterende dat de Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche mede als doel heeft, de door gemeenten te stellen regels gedeeltelijk te uniformeren;
overwegende dat de Vereniging van Nederlandse Gemeenten een modelverordening heeft ontwikkeld, die vooruitlopend op de Wrp een handvat biedt aan gemeenten die nu vast willen starten met de invoer of verbetering van een gemeentelijk vergunningenstelsel voor seksbedrijven;
overwegende dat dit model in aangepaste versie na invoering van de Wrp nog steeds wetsinterpreterende beleidsregels zal kennen, die maken dat een aantal begrippen nader te duiden zijn;
overwegende dat deze nadere duiding zo veel mogelijk landelijk dan wel regionaal zou moeten worden uitgewerkt ten einde te komen tot de met de Wrp beoogde uniformiteit;
verzoekt de regering, afspraken te maken met de VNG over het opzetten van een VNG-werkgroep ten behoeve van de bevordering van landelijke dan wel regionale uniformiteit bij duiding van begrippen in de Wrp en het omzetten hiervan in wetsinterpreterende beleidsregels en de Kamer hierover voor het eind van het jaar 2016 te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Volp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 28 (33885).
Mevrouw Volp (PvdA): Voorzitter. Ik denk dat ...
De voorzitter:
Nee, u bent allang over uw spreektijd heen.
Mevrouw Volp (PvdA): Dat is waar.
De voorzitter:
Het is nu klaar.
Ik zie dat mevrouw Helder geen behoefte heeft aan een tweede termijn.
Ik wil de volgende opmerking maken. Eerlijk gezegd, vind ik dit gewoon niet kunnen. We behandelen vandaag een novelle; een toezegging van de minister gedaan in de Eerste Kamer. Technisch is het mogelijk om daar amendementen op in te dienen, maar dat is hoogst ongebruikelijk. Nu hebt u twaalf moties ingediend. Ik vind dat niet kunnen. Ik geef geen mogelijkheid meer tot interrupties. Ik wacht tot de minister alle moties heeft. Ik ga ervoor zorgen dat het debat vandaag nog beëindigd wordt. Ik geef de minister straks kort de mogelijkheid om zijn oordeel over de moties te geven. Ik schors de vergadering tot alle moties zijn rondgedeeld.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. De voorzitter:
Ik geef met alle plezier het woord aan de minister.
Voorzitter. Ik dank de woordvoerders voor hun inbreng in tweede termijn. Het is een novum dat bij de behandeling van een novelle twaalf moties kunnen worden ingediend. Ik heb de voorzitter daar al een en anderover horen zeggen.
Ik dank de heer Van der Staaij dat Johannes van der Steur wederom in de Handelingen is opgenomen. Hij stuurde mij zojuist een fotootje van de oude Handelingen. Het was een genoegen om te lezen dat mijn verre voorachterneef — hij is geen directe voorvader maar wel familie — in een vechtpartij is geraakt bij het bestormen van een bordeel om daar in het kader van de Middernachtszending het goede woord te verkondigen. Later is het nog goed met hem gekomen. Hij was in Nederland in zo'n lastig parket geraakt, dat hij naar Nederlands-lndië is gegaan. Daar heeft hij in 1945 zijn werkzame leven kunnen afsluiten toen hij overleed met de titel "vader van 7.000 kinderen". Je kunt je voorstellen dat hij uiteindelijk goed terecht is gekomen. Hij kreeg die titel omdat hij oprichter was van het kindertehuis Oranje-Nassau, waar hij in totaal 7.000 kinderen naar volwassenheid heeft kunnen brengen. Die kinderen verenigen zich nog steeds, voor zover zij nog in leven zijn, in de Bond van Oud-Steurtjes. Bij de komende kumpulan hier in Den Haag zullen zij weer een bijeenkomst houden. Johannes van der Steur was overigens ook tegen alcohol. Wij liggen niet alleen vanwege politieke gedachten ver van elkaar af, maar ook op andere terreinen. Het is jammer dat de publieke tribune inmiddels is leeggestroomd. Ik denk dat deze verhandeling om 23.15 uur wel zou zijn bevallen. Tot zover de geschiedenis.
Eerst beantwoord ik de vraag van de heer Van der Staaij. Ik formuleer het voorzichtig. Kan een bedrijf zoals web-camsex.nl of een bedrijf dat diensten aanbiedt zoals web-camsex.nl een vergunningplichtig bedrijf zijn in de zin van de wet? Het antwoord is ja. Vertoningen vallen onder de wettelijke bepaling. Het is zeer de vraag of degenen die deze diensten mogelijk maken prostituees zijn in de zin van de wet. Ik denk van niet. Dat zal de toekomst ongetwijfeld uitwijzen.
In de motie op stuk nr. 17 geven de heer Segers en mevrouw Van Toorenburg een aantal richtlijnen voor de evaluatie na vijf jaar. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer. Ik ben graag bereid om die elementen daarin op te nemen.
In hun motie op stuk nr. 18 verzoeken de heer Segers en anderen de regering om te onderzoeken of er een wetswijziging nodig is, die voor te bereiden en de Kamer daarover te informeren. Ik heb de Kamer al meermalen geïnformeerd over de Koninklijke Marechaussee. Naar het oordeel van de marechaussee is er geen aanleiding om op dit punt iets te doen aan de wet. Ik ben graag bereid om nog een keer gesprek te voeren met de Koninklijke Marechaussee en de Kamer daarover te informeren. Ik vraag de heer Segers om die reden om de motie nog even aan te houden.
De heer Segers (ChristenUnie):
Ik wil vooral graag dat er een gesprek met het Openbaar Ministerie plaatsvindt, omdat dat zich zorgen maakt. In de motie staat de datum 1 september. Als de minister gewoon het gesprek aangaat en zegt dat hij voor 1 september een brief aan de Kamer stuurt waarin hij daarover bericht, kan de motie volgens mij gewoon aangenomen worden. Dan kan de minister gewoon het gesprek voeren zoals hij dat net voorstelde.
Minister Van der Steur:
Dat doe ik graag. Een gesprek met het Openbaar Ministerie, prima. Ik wijs er even op dat 1 september in de zomermaanden ligt. Het kan best zijn dat dat niet lukt. Laat ik gewoon zeggen dat ik die brief voor 1 oktober stuur. Dan weet ik zeker dat dat in orde is. Ik vraag de heer Segers dan wel vriendelijk om te bevestigen dat hij die motie even aanhoudt.
De heer Segers (ChristenUnie):
Die kan dan toch gewoon worden aangenomen, als de ministerzegt dat de Kamervoorde begrotingsbehandeling een brief krijgt? De motie vraagt alleen om een brief waarin staat of het nodig is en wat het overleg heeft opgeleverd. Als we die brief kunnen krijgen voor de begrotingsbehandeling, kan de motie gewoon aangenomen worden.
Minister Van der Steur:
Even formeel: in de motie staat heel expliciet het verzoek om te onderzoeken of er een wetswijziging nodig is, die voorte bereiden en de Kamervoor 1 septemberte informeren. Dat staat er en dat ga ik niet doen. Ik ga in gesprek met de KMaren met het Openbaar Ministerie en daarzal ikvoor 1 oktober verslag van doen. Dat is echt iets anders dan wat hier staat. Als de Segers de motie niet wil aanhouden, kan iktwee dingen doen. Ikkan haar overnemen in de interpretatie zoals ik die heb gegeven of ik moet haar ontraden, omdat zij, als zij niet gewijzigd wordt, iets anders zegt dan wat ik wil doen. Ik wil dat toch even zorgvuldig afwikkelen, ook al is het bijna half twaalf.
De heer Segers (ChristenUnie):
De bedoeling van de motie is dat wordt gekeken of het nodig is. Indien nodig, kan die wetswijziging worden voorbereid. Ook als het niet nodig is, krijgen wij daar hoe dan ook bericht over. Dan wil ik de motie in die zin aanpassen.
De voorzitter:
Ik ga hier even een eind aan maken, want dit hadden we niet afgesproken. De minister zou een oordeel geven over de moties. Hij heeft een oordeel gegeven over de motie en heeft gevraagd of de heer Segers bereid is om haar aan te houden. Dat is niet het geval, dus gaat de minister verder.
Minister Van der Steur:
In de motie staat dat als er een wetswijziging nodig is, ik die moet gaan voorbereiden. Ik vind dat er dan meer in de motie staat dan wat ik kan doen. Dan moet ik haar toch ontraden, tenzij de heer Segers haar aanpast. In dat geval zal ik het oordeel aan de Kamer laten. De heer Segers kan haar natuurlijk ook aanhouden. Als zij niet wordt gewijzigd, ontraad ik haar. Ik kan namelijk niet doen wat in het dictum van de motie staat.
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 19, van de heer Van der Staaij. Die verzoekt de regering, duidelijkheid te bieden over de mogelijkheden die er zijn om reclames tegen te gaan of aan regels te binden en de gemeenten te informeren over de mogelijkheden die erzijn. Ookal gaat het misschien over de seksbranche, het reclamebeleid ligt bij de minister van Economische Zaken. Ik kan daar dus op dit moment geen oordeel over geven, omdat ik daar niet om half twaalf 's avonds met mijn collega over kan spreken. Bovendien hebben we het systeem van de Reclame Code Commissie, waarover ik uitgebreid van gedachten heb gewisseld met de heer Van der Staaij. Om die reden moet ik de motie ontraden.
De tweede motie van de heer Van der Staaij, de motie op stuk nr. 20, verzoekt de regering te onderzoeken hoe hogere leeftijdsgrenzen bij kunnen dragen aan de strijd tegen mensenhandel. Daar hebben we tot twee maal toe over gedebatteerd. Ik heb aangegeven dat de regering daar geen plannen voor heeft, dus ik ontraad deze motie.
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 21 van mevrouw Van Tongeren. Daar staan twee dingen in die het lastig maken. Ik heb toegezegd dat er een traject komt om de wet op een zorgvuldige manierte implementeren. Wat hierstaat, is dat ik de regering in goed overleg met de VNG de gemeenten moet weerhouden. Dat wat er staat, kan ik niet doen. Ik kan niet gemeenten ergens van weerhouden. De VNG kan dat ook niet. Gemeenten hebben in Nederland een eigen staatsrechtelijke positie. Ik heb toegezegd dat ik het gesprek aanga, maar wat hier staat, zal ik niet doen. Daarmee kan ik niet anders dan de motie ontraden. Mevrouw Van Tongeren hoeft daar echter niet bezorgd over te zijn, want ik ga doen wat zij bedoelt. Ik doe dat echter niet op de manier en met de consequenties in deze motie staan, omdat die staatsrechtelijk niet kunnen.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
De minister heeft gelijk, hij gaat doen wat ik eigenlijk wil.
Het is onhandig opgeschreven en ik trek de motie in.
De voorzitter:
Aangezien de motie-Van Tongeren/Swinkels (33885, nr. 21) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
Minister Van der Steur:
De motie op stuk nr. 22 verzoekt de regering om in gesprek met de VNG te treden over het komen tot een handleiding waarin wordt opgenomen hoe allerlei dingen gedaan worden. Dat betekent dat ik handel in strijd met de motie wanneer ik in gesprek ga met de VNG, en de individuele gemeenten die daartoe bevoegd zijn niet willen komen tot een handleiding. Dan heb ik de motie namelijk niet uitgevoerd. Ik kan niet aan de motie voldoen, ondanks dat ik heel graag met gemeenten in gesprek ga in het kader van het implementatietraject. Ik heb geen bevoegdheden om tegen gemeenten te zeggen dat zij iets moeten doen, laat staan tegen de VNG. Zo is de motie wel geformuleerd. Ik ben graag bereid om mevrouw Volp toe te zeggen dat ik, eh, of was de motie van mevrouw Van Tongeren? Ik ben even in de war, excuses hiervoor. Ik vraag mevrouw Van Tongeren om de motie in te trekken; ik ga doen wat ik heb afgesproken. Het kan een handleiding zijn, maar het kan ook een andere manierzijn. Het moge helderzijn dat de wet op een zorgvuldige manier moet worden geïmplementeerd, ook door de gemeenten. Daar zal ik uiteraard op toezien.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Wat als ik het woordje "proberen" toevoeg aan het dictum? Ik zou het fijn vinden als de minister de Kamer hierover een uitspraak zou laten doen als hij het toch wil doen. Het is voor de branche heel fijn om hier een motie op te hebben. Ikwil in de tekst de inspanningsverplichting vervangen door het woordje "proberen".
Minister Van der Steur:
Als mevrouw Van Tongeren dat doet, kan ik het oordeel aan de Kamer laten onder de voorwaarde dat de motie gewijzigd wordt.
Bij de motie op stuk nr. 23 gebeurt in zekere zin hetzelfde. De motie verzoekt de regering ervoorte zorgen dat voorlichting en informatievoorziening aan sekswerkers door gemeenten en/of GGD plaatsvinden. Ik kan daar niet voor zorgen, dat kan alleen de gemeente zelf. Wij hebben de SP-fracties om daarvoor in de gemeenten te zorgen. Ik ben natuurlijk bereid om dat te doen, indachtig wat ik heb toegezegd om het implementatietraject zorgvuldig te doen. Het aspect van voorlichting hoort daar ook bij, maar deze motie kan ik zo niet uitvoeren. Ik adviseer mevrouw Kooiman om de motie in te trekken, want anders moet ik haar ontraden.
Mevrouw Kooiman (SP):
Ik houd de motie aan. De minister heeft een toezegging gedaan en daar houd ik hem aan.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Kooiman stel ik voor, haar motie (33885, nr. 23) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Minister Van der Steur:
De motie van mevrouw Kooiman op stuk nr. 24 verzoekt de regering gemeenten te verzoeken om naar het voorbeeld van de gemeente Utrecht bij de vergunningverlening een voorwaarde te stellen. Zo werkt dat niet bij de overheid. Ik kan niet de gemeenten verzoeken om dingen te doen, dat kan alleen de gemeenteraad. Om die reden moet ik deze motie ontraden.
Voor de motie op stuk nr. 25 geldt weer hetzelfde, maar dan net iets anders. Mevrouw Kooiman zegt: ik ga een motie indienen die u moet uitvoeren voordat in de Eerste Kamer gestemd is over het wetsvoorstel. Dat kan niet. Ik kan pas een plan van aanpak maken en een implementatietraject uitvoeren als er in de Eerste Kamer over gestemd is. Het is helemaal niet gezegd dat dat gaat gebeuren en dat het positief afloopt. Ik heb toegezegd om een implementatietraject aan te gaan. Daar zitten ook de elementen in die mevrouw Kooiman bedoelt, maar ik kan niet nu al een motie aan het oordeel van de Kamer laten die uitgaat van een situatie die mogelijk niet wordt verwezenlijkt. Om die reden moet ik de motie ontraden. In algemene zin rijst de vraag waarom er op elk punt uit het implementatietraject een motie moet komen als je hebt toegezegd het implementatietraject uit te voeren. Dat is wellicht helemaal niet nodig, soms kun je de regering wel ergens in vertrouwen.
Mevrouw Kooiman (SP):
Omdat de minister moties niet uitvoert, heb ik deze moties ingediend. Ik houd deze motie aan, want het is inderdaad netjes om eerst de Eerste kamer het debat te laten voeren.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Kooiman stel ikvoor, haar motie (33885, nr. 25) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Minister Van der Steur:
Ik kom op de motie van mevrouw Volp op stuk nr. 26, waarin de regering wordt verzocht om in overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten te komen tot een duidelijke procedure die voorwaarden stelt aan het hanteren van de nuloptie door gemeenten waarbij sprake is van een onderbouwing van de keuze voor de nuloptie. Dat eerste element is een gemeentelijke bevoegdheid. Daarover gaat alleen de gemeenteraad, niet de regering. Verder wordt verzocht om nulbeleid te monitoren en daarover jaarlijks aan de Kamer te rapporteren. Ik denk dat dat echt te ver gaat. Ik begrijp heel goed wat mevrouw Volp met de motie bedoelt, maar ik moet de motie desondanks, gegeven de problematiek ook ontraden.
Dat geldt niet voor de motie op stuk nr. 27, die mevrouw Volp naar ik begrijp mede namens mevrouw Van Tooren-burg heeft ingediend. Ik ben bereid om in gesprek te gaan met de Autoriteit Persoonsgegevens en de gemeente Amsterdam. Dat zal volgens mij vooral een gesprek moeten zijn tussen de autoriteit en de gemeente Amsterdam op dit punt. Ik wil dat graag stimuleren en faciliteren, maar wel op voorwaarde dat het amendement wordt ingetrokken. Ik kan niet allebei doen. Het kan niet zo zijn dat er een amendement ligt dat wellicht wordt aangenomen, en dat mij tegelijkertijd in een motie wordt gevraagd om iets te doen. Het is dus of het een, of het ander. Het amendement heb ik met klem ontraden vanwege de verstrekkende gevolgen ervan. Wat in de motie wordt gevraagd, ben ik graag bereid te doen. Als mevrouw Volp dus bereid is om mevrouw Van Toorenburg te laten regelen dat ze het amendement intrekt, dan laat ik deze motie graag over aan het oordeel van de Kamer.
Mevrouw Volp (PvdA):
Ikhebvan mevrouw Van Toorenburg inderdaad doorgekregen dat indien erop deze motie een positiefoordeel kwam, zij inderdaad zou kijken naar het laten vervallen van het amendement. Ik ga er dus van uit dat dat zo gebeurt.
De voorzitter:
Ik constateer dat mevrouw Volp het amendement van mevrouw Van Toorenburg op stuk nr. 14 heeft ingetrokken..., maar dat kan niet.
Minister Van der Steur:
Wat u nu doet, lijkt mij een boeiend novum, voorzitter. De voorzitter:
Goed. Ik stel voordat mevrouw Volp aan mevrouw Van Toorenburg vraagt of zij bereid is om, voorafgaand aan de stemmingen, het amendement op stuk nr. 14 in te trekken.
Minister Van der Steur:
Ik vind het jammer dat we er tijdig achter zijn gekomen dat dit een novum zou zijn, voorzitter. Dit zou volgens mij een heel mooi, prikkelend systeem kunnen zijn, waarbij Kamerleden amendementen van andere leden kunnen intrekken. Daarmee zou het debat wellicht zeer verlevendigen. Sta mij toe om dat te zeggen; het is pas half twaalf.
De voorzitter:
Ja, vooral ook als een lid van de coalitie dan een amendement van een lid van de oppositie zou kunnen intrekken.
Minister Van der Steur:
Zo is het, voorzitter. Zo is het. Andersom zou het natuurlijk ook kunnen. Dat zou een heel goed idee zijn, maar ik laat dat idee graag over aan het oordeel van de Kamer.
Ik kom op de laatste motie, op stuk nr. 28. Mevrouw Volp zei daar al over: mijn bedoeling is vooral om ervoor te zorgen dat die elementen worden meegenomen in het implementatieplan. Ik ben bereid om dat te doen. Ik heb begrepen dat mevrouw Volp dan de motie zal aanhouden. Ik merk natuurlijk op dat als het wetsvoorstel niet door de Eerste Kamer komt, dat ook het einde zal zijn van het implementatieplan. Als het wel wordt aangenomen, zal ik deze motie graag uitvoeren. Ik reken daarbij ook op de partij van mevrouw Volp.
Mevrouw Volp (PvdA):
Dat laatste is haast uitlokking. Wij doen namelijk ons uiterste best om onze collega's in de Eerste Kamer hierin niet te beïnvloeden. Ik had echter al gezegd dat ik ervan uitging dat de minister dit kon toezeggen. Ik trek dus de motie in.
De voorzitter:
Aangezien de motie-Volp (33885, nr. 28) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
Minister Van der Steur:
Hiermee ben ik gekomen bij de afsluiting van de behandeling van dit wetsvoorstel. Ikstel daarbij vast we na vijfjaar gesprekken over... Nee, ik zie dat de heer Van der Staaij nog een vraag wil stellen. Nadat hij zijn vraag heeft gesteld, ga ik mijn betoog gloedvol afsluiten.
De heer Van der Staaij (SGP):
Ja, want ikzou het jammer vinden om na een gloedvol slot van het betoog van de minister nog een vraag te moeten stellen. Dus ikstel die liever nu. In mijn tweede termijn heb ik nog een vraag gesteld naar aanleiding van het amendement. Ah, ik zie aan de minister dat hij zich de vraag al herinnert. Dan hoef ik die niet te herhalen.
Minister Van der Steur:
Ja, dat is waar. Die vraag ben ik vergeten te beantwoorden. Excuses daarvoor. De heer Van der Staaij vroeg of ik verwacht dat zijn amendement, dat hij heeft ingediend en waarover ik heb gezegd dat ik het oordeel erover aan de Kamer laat, een probleem zou kunnen vormen in de Eerste
Kamer. Dat is een goede vraag om aan de minister te stellen. Ik ben soms verrast over wat problemen zijn en wat geen problemen zijn in de Eerste Kamer. Ik kan er dus niets zinnigs over zeggen. Ik persoonlijk denk dat dit element relatief gering is. Het enige dat ik kan verzinnen is dat staatsrechtelijke element, maar ook daarover heeft de heer Van der Staaij gezegd dat je daarover ook anders kunt denken. Ik acht de kans dat dat een probleem zal zijn niet zo groot. Ik kan echter natuurlijk niet in de boezem van de Eerste Kamer kijken.
Ik kom bij mijn slot. Ik dank de leden voor wat volgens mij toch wel een bijzondere afwikkeling was van een bijzonder traject. We hebben er vijf jaar over gedaan om een wetsvoorstel, dat begonnen is met heel goede intenties, waarover wij fel hebben gedebatteerd en waarover binnen de Kamer ongelooflijk veel verschillende meningen zijn, tot een goed einde te brengen, met een novelle erbij. Wij zullen zien hoe dat aan de overkant — als ik in uw jargon mag spreken — zal worden vervolgd. Ik heb goede hoop dat wij, met de wijzigingen die er mogelijkerwijs zullen komen, tot een evenwichtig wetsvoorstel zijn gekomen, waarmee wij recht doen aan de positie van prostituees en waarmee wij zorgen voor de waarborgen die wij belangrijk vinden om misstanden te bestrijden. Ik hoop dat wij bij de evaluatie na vijf jaar met elkaar kunnen vaststellen dat wij hier vanavond in de Tweede Kamer en later in de Eerste Kamer de juiste stappen hebben gezet om recht te doen aan de belangen van de mensen die wij pogen te beschermen. Ik dank u hartelijk voor uw samenwerking en voor de 28 uur in de afgelopen twee dagen waarop ik met u in debat heb mogen zijn.
De algemene beraadslaging wordt gesloten. De voorzitter:
Ik dank de minister en alle andere aanwezigen. Ik stel voor dat wij aanstaande dinsdag stemmen over de wet, de amendementen en de moties. Ik wens u allen een goede en veilige reis naar huis.