Brief inzake toezegging over borging van cultuurhistorische waarden - Wijziging van de Wet milieubeheer en enkele daarmee verband houdende wetten (modernisering van de regelgeving over de milieueffectrapportage) - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. T toegevoegd aan wetsvoorstel 31755 - Modernisering van de regelgeving over de milieueffectrapportage i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Wijziging van de Wet milieubeheer en enkele daarmee verband houdende wetten (modernisering van de regelgeving over de milieueffectrapportage); Brief inzake Toezegging bij wetsvoorstel modernisering mer-regelgeving in 2009 aan Eerste Kamerlid R. de Boer over borging van cultuurhistorische waarden |
---|---|
Documentdatum | 11-04-2016 |
Publicatiedatum | 11-04-2016 |
Nummer | KST31755T |
Kenmerk | 31755, nr. T |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
31 755 Wijziging van de Wet milieubeheer en enkele daarmee verband houdende wetten (modernisering van de regelgeving over de milieueffectrapportage)
T BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 april 2016
Bij de behandeling van het wetsvoorstel tot modernisering van de regelgeving over de milieueffectrapportage (Wet modernisering mer) op 8 december 2009 heeft de Minister van VROM uw Kamer toegezegd om, naar aanleiding van opmerkingen van de heer R. de Boer (ChristenUnie), in de evaluatie van deze wet aandacht te besteden aan de borging van cultuurhistorische waarden in kleine MERprojecten (T01095). Deze stond gepland na 1 juli 2015. Deze evaluatie is achterhaald, omdat de wetgeving rond m.e.r. zal opgaan in de Omgevingswet.
Met deze brief wil ik de vraag van de heer R. de Boer beantwoorden. Ik heb ten behoeve van dit antwoord een opdracht gegeven aan een adviesbureau om op basis van bij de Commissie m.e.r. beschikbare cijfers een inventarisatie te maken van de mate waarin cultuurhistorische waarden zijn meegenomen in kleine MERprojecten in de periode 2008-2015. In mijn beantwoording ga ik ervan uit dat met «kleinere mer-projecten» de projecten worden bedoeld die de beperkte mer-procedure moeten doorlopen. Van deze mer-procedures bestaat geen volledig landelijk overzicht meer, omdat toetsing van deze MER’ren door de Commissie m.e.r. sinds inwerkingtreding van de Wet modernisering mer niet meer verplicht is maar facultatief is geworden. Mijn antwoord bestaat uit twee delen.
Allereerst heeft de Commissie m.e.r. desgevraagd aangegeven dat uit eigen onderzoek blijkt dat er maar weinig project m.e.r.-procedures worden doorlopen die uitsluitend de beperkte mer-procedure doorlopen en dus niet door de Commissie getoetst worden. Dit zijn er slechts enkele per jaar, voornamelijk veehouderijen.
Eén van de redenen hiervan is dat in veel gevallen voor een project-m.e.r.-plichtige activiteit tevens een plan-mer-plichtig besluit nodig is, bijvoorbeeld een wijziging van het bestemmingsplan. Ook komt het voor dat meerdere project- en plan-m.e.r.-plichtige besluiten deel uitmaken van één grotere ontwikkeling en er één gecombineerd plan- en project-MER wordt opgesteld. Vanwege de plan-m.e.r.-plicht moet dit dan de uitgebreide mer-procedure doorlopen en wordt het dus ter toetsing aan de Commissie m.e.r. voorgelegd. Een derde reden kan zijn dat voor het voornemen tevens een Passende beoordeling nodig is en dus de uitgebreide mer-procedure moet worden doorlopen.
In de meeste gevallen vindt er dus nog een onafhankelijke toetsing van de kwaliteit en volledigheid van het project-MER door de Commissie m.e.r. plaats.
Vervolgens zijn de adviezen van de Commissie m.e.r. bekeken, die gaan over project-MER’ren die op basis van het soort activiteit weliswaar onder de beperkte mer-procedure zouden vallen, maar toch aan de Commissie m.e.r. ter toetsing zijn voorgelegd. Dit vanwege samenloop met plan-m.e.r of de verplichting tot opstellen van een Passende beoordeling, of op vrijwillige basis.
Bij beschouwing van 433 adviezen over de periode 2008-2015 (zie bijlage) blijkt dat de Commissie m.e.r. jaarlijks in circa 20% van de gevallen (variërend van 18% tot 25%), opmerkingen heeft gemaakt, essentiële tekortkomingen heeft geconstateerd of aanbevelingen voor het vervolgtraject heeft gedaan over cultuurhistorische belangen, onderverdeeld in archeologie, landschap en monumenten/stedenbouw. In de overige MER’ren was het aspect cultuurhistorie ofwel niet van belang, ofwel voldoende beschreven. Wat dit laatste betreft kan gemeld worden dat in de adviezen van de Commissie m.e.r. ook regelmatig expliciet wordt opgemerkt dat cultuurhistorische aspecten goed zijn beschreven.
Samengevat kan ik dus aangeven dat de wetswijziging «Modernisering mer» geen invloed heeft gehad op de borging van aandacht voor cultuurhistorische waarden in milieueffectrapportage. Het grootste deel van de project-MER’ren wordt nog steeds door de Commissie m.e.r. getoetst. Hoewel het aantal MER’ren en het precieze soort opmerkingen enigszins schommelt, besteedt de Commissie m.e.r. jaarlijks in zo’n 20% van haar adviezen aandacht aan cultuurhistorische aspecten. In de overige 80% van de door de Commissie m.e.r. getoetste MER’ren zijn cultuurhistorische aspecten ofwel goed beschreven, ofwel niet aan de orde. De uiteindelijke besluitvorming over cultuurhistorische aspecten vindt plaats door het bevoegd gezag, dat het MER en het eventuele advies van de Commissie m.e.r. bij haar besluit moet betrekken.
Hoogachtend,
De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen
Bijlage 1 bij Toezegging T01095
In onderstaande tabel is weergegeven hoe vaak de Commissie mer, bij toetsing van project-MER’ren die op basis van de activiteit onder de beperkte procedure zouden vallen, opmerkingen heeft gemaakt of aanbevelingen voor het vervolgtraject heeft gedaan over respectievelijk archeologie, landschap en monumenten/stedenbouw, en hoe vaak de Commissie m.e.r. essentiële tekortkomingen heeft geconstateerd in de informatie over archeologie, landschap en monumenten/stedenbouw. Dit is onderzocht voor drie perioden van een half jaar vóór inwerkingtreding van de «Wet modernisering mer» en de vijf en een half jaar die sinds die inwerkingtreding zijn verstreken. Er is vanuit gegaan dat een periode van steeds een half jaar een voldoende representatief beeld geeft voor de adviezen in een jaar.
Omgerekend naar percentages van het totaal aantal van deze adviezen per jaar geeft dit een vrij continu percentage dat rond de 20% schommelt, zowel vóór als na inwerkingtreding van de «Wet modernisering mer».
Aantal opmerkingen / geconstateerde tekortkomingen
tweede helft 2008
tweede helft 2009
eerste helft 2010
tweede helft 2010
2011
2012
2013
2014
2015
aantal adviezen
44
49
41
42
67
55
64
41
30
opmerking archeologie
4
2
3
0
4
5
4
1
2
opmerking landschap
6
6
7
4
8
6
9
8
5
opmerking monumenten
1
1
0
1
3
2
4
2
1
tekortkoming archeologie
1
0
1
0
6
2
3
1
0
tekortkoming landschap
0
1
3
3
4
1
7
1
2
tekortkoming monumenten
0
0
0
2
1
0
2
0
2
Aantal adviezen waarin aandacht voor cultuurhistorie
9
9
10
9
15
10
16
10
7
Als percentage van totaal aantal adviezen
opmerking archeologie
9
4
7
0
6
9
6
2
7
opmerking landschap
14
12
17
10
12
11
14
20
17
opmerking monumenten
2
2
0
2
5
4
6
5
3
tekortkoming archeologie
2
0
2
0
9
4
5
2
0
tekortkoming landschap
0
2
7
7
6
2
11
2
7
tekortkoming monumenten
0
0
0
5
2
0
3
0
7
Percentage adviezen waarin aandacht voor cultuurhistorie
20
18
24
20
22
18
25
24
23