Verslag - Goedkeuring van het voornemen tot opzegging van het op 14 februari 1971 te Rabat tot stand gekomen Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko (Trb. 1972, 34), en het op 3 november 1972 te Rabat tot stand gekomen Administratief Akkoord betreffende de wijze van toepassing van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko (Trb. 1973, 130)

Dit verslag is onder nr. C toegevoegd aan wetsvoorstel 34052 - Goedkeuring van het voornemen tot opzegging van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen Nederland en Marokko i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Goedkeuring van het voornemen tot opzegging van het op 14 februari 1971 te Rabat tot stand gekomen Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko (Trb. 1972, 34), en het op 3 november 1972 te Rabat tot stand gekomen Administratief Akkoord betreffende de wijze van toepassing van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko (Trb. 1973, 130); Verslag
Document­datum 11-02-2016
Publicatie­datum 11-02-2016
Nummer KST34052C
Kenmerk 34052, nr. C
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

34 052 Goedkeuring van het voornemen tot opzegging van het op 14 februari 1971 te Rabat tot stand gekomen Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko (Trb. 1972, 34), en het op 3 november 1972 te Rabat tot stand gekomen Administratief Akkoord betreffende de wijze van toepassing van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko (Trb. 1973, 130)

C VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID1

Vastgesteld 10 februari 2016

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen. De commissie verzoekt de regering de vragen uiterlijk 12 februari 2016 te beantwoorden. Vertrouwende op een volledige en tijdige reactie achten de leden van de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel op 16 februari 2016 voldoende voorbereid.

VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het wetsvoorstel tot opzegging van het sociale zekerheidsverdrag met Marokko. Zij gaan akkoord met de opzegging vóór 1 juli 2016 van dit verdrag om de opzegging op 1 januari 2017 in werking te laten treden.

De leden van deze fractie vragen de regering om nog eens aan te geven vóór welke datum en in welk jaar het wetsvoorstel in het Staatsblad moet zijn geplaatst indien het hele traject van een raadgevend referendum wordt doorlopen vóór de opzegging van het Verdrag met Marokko, uiterlijk op 30 juni 2016. Zij wijzen daarbij naar de termijnen die zijn opgenomen in de Wet raadgevend referendum en verzoeken de regering hen te informeren over het minimale aantal weken dat nodig zou zijn indien het volledige traject van een −uiteindelijk negatief − referendum wordt doorlopen, om te komen tot een opzegging door de regering van het sociale zekerheidsverdrag met Marokko vóór 1 juli 2016.

De leden van de VVD-fractie hebben in het kader van de beoordeling van het voorliggende wetsvoorstel en de parlementaire geschiedenis geconstateerd dat bij hen nog grote onduidelijkheid bestaat over het beleid en de uitvoering van het Nederlandse sociale zekerheidstelsel in internationaal perspectief. Zij verzoeken de regering om de Kamer vóór Prinsjesdag 2016 een notitie toe te sturen over het internationale (verdrags-)beleid van Nederland op het terrein van het sociale zekerheidsrecht.

CDA-fractie

Met belangstelling hebben de leden van de CDA -fractie kennisgenomen van het voornemen tot opzegging van het Verdrag inzake sociale zekerheid met Marokko. Dat de onderhandelingen met Marokko niet tot overeenstemming hebben geleid, betreuren deze leden ten zeerste.

De leden van de CDA- fractie vragen welke internationale consequenties het ingaan op de eis van Marokko om ook de West Sahara onder te brengen bij dit sociale zekerheidsverdrag, met zich meegebracht zou kunnen hebben. Deze leden onderschrijven de stelling dat in volkenrechtelijke zin de Westelijke Sahara niet gerekend kan worden tot Marokkaans grondgebied, maar zouden graag nog eens uitgelegd willen hebben of op het punt van de sociale zekerheid niet toch een uitzondering gemaakt had kunnen worden.

Ook zouden de leden van de CDA-fractie geïnformeerd willen worden over de gevolgen van de invoering van het Associatiebesluit van de EU met Marokko. Kan iets gezegd worden over de ondertekening van deze associatieovereenkomst, waarvoor de onderhandelingen toch zijn afgerond?

Zien deze leden het goed, dan zou met de inwerkingtreding van dit EU-akkoord maatregelen voor weduwen- en wezenpensioen en arbeidsongeschiktheid, die nu per 1 januari 2017 zouden ingaan, weer op het oude niveau gaan herleven. Kan de regering een opsomming geven van de precieze consequenties voor de verschillende soorten uitkeringen? Heeft de regering overwogen om de invoering van de Europese associatieovereenkomst af te wachten? Kan de regering aangeven waarom zij dit niet opportuun acht?

Kan ook worden toegelicht of en hoe Nederlandse controlemogelijkheden uitgevoerd kunnen worden in samenwerking met de Marokkaanse autoriteiten op die geëxporteerde uitkeringen die niet vervallen met de opzegging van het Verdrag?

Marokko heeft het voornemen tot opzegging van het Verdrag gekenschetst als een «onvriendelijke daad». Wat zijn de gevolgen van dit eenzijdig opzeggen na de extra eisen? Wat gebeurt er bijvoorbeeld met de re-admissie van Marokkaanse vreemdelingen? Kunnen er ook ongewenste effecten optreden voor de Europese migratie agenda, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

De leden van de CDA-fractie vernemen ook graag of er nog onderhandelingen worden gevoerd met Marokko om uit deze impasse te komen, nu de regering de bereidheid daartoe duidelijk heeft uitgesproken.

D66-fractie

De leden van de fractie van D66 hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel dat zowel de export van kinderbijslag en kindgebonden budget als de vergoeding van zorgkosten bij tijdelijk verblijf in Marokko stopzet.

In de memorie van toelichting staat dat, op grond van het in het Verdrag opgenomen overgangsrecht, het Verdrag van toepassing blijft op de op het moment van buitenwerkingtreding van het verdrag naar Marokko geëxporteerde uitkeringen.2 In de nota naar aanleiding van het verslag deelt de Minister mede dat de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) en de Wet op het Kindgebonden Budget (WKB) niet langer exporteerbaar zijn voor kinderen die vanaf 1 januari 2016 in Marokko gaan wonen3 In paragraaf 8 van de memorie van toelichting staat echter vermeld dat de export van de AKW en de WKB voor de lopende gevallen wegens overgangsrecht stoppen per 1 juli 2016.4 Graag vragen de leden van de fractie van D66 of de regering nogmaals kan verduidelijken wat voorliggend wetsvoorstel precies regelt voor de lopende gevallen.

De regering onderkent dat de gevolgen van het eenzijdig opzeggen van het Verdrag door Nederland aanzienlijk kunnen zijn. Er bestaat samenwerking met Marokko op terreinen van civielrecht, strafrecht, politietaken, terrorismebestrijding, migratie, defensie en ook zijn er Nederlandse belangen bij douane- en fiscale samenwerking. Wegen, naar de mening van de regering, de mogelijk negatieve consequenties van opzegging − gelet op de vele wederzijdse belangen − voldoende op tegen de financiële baten bij opzegging?

Voorts vragen de leden van de fractie van D66 of de regering kan aangeven welke financiële baten er precies te verwachten zijn, gezien het feit dat bij de inwerkingtreding van het Associatiebesluit er wederom een exportverplichting voor AOW, nabestaanden- en arbeidsongeschiktheidsuitkeringen wordt ingevoerd. Tevens ontvangen deze leden graag de laatste stand van zaken rondom het Associatiebesluit tussen Marokko en de EU.

Is de regering momenteel in onderhandeling met andere landen om sociale zekerheidsverdragen aan te passen? Zo ja, met welke; en kan de regering aangeven wat de stand van zaken is rondom deze onderhandelingen?

Tevens zouden de leden van de D66-fractie graag van de regering horen of het haar bekend is hoeveel Marokkaanse burgers met Nederlandse sociale zekerheidsrechten in de Westelijke Sahara wonen. Heeft de regering overwogen Marokko voor te stellen een pragmatische oplossing te kiezen in het belang van de Marokkaanse rechthebbenden, bijvoorbeeld in de vorm van een post- en woonadres in Marokko zelf?

PVV-fractie

De leden van de fractie van de PVV hebben naar aanleiding van het voorstel nog een aantal vragen. In de brief van 15 december 20155 wordt geconcludeerd dat er geen overeenstemming is bereikt over het wijzigingsprotocol en dat derhalve ook de afspraken uit het onderhandelingsakkoord van september 2015 niet worden uitgevoerd. Kan worden toegelicht waarom de Minister in zijn brief, ondanks het feit dat de onderhandelingen daarmee zijn beëindigd, toch stelt evenwel nog steeds bereid te zijn om tot een akkoord te komen? Hoe verhoudt deze uitspraak zich tot de in de Tweede Kamer aangenomen motie-Schut-Welkzijn / Dijkgraaf6 en het gestelde in de brief van SZW van 14 oktober 20147? Zijn de «muizengaatjes» inmiddels afgesloten?

Kan worden aangegeven of en zo ja in welke mate het toekomstig Associatiebesluit met de Europese Unie nog van invloed kan zijn na de opzegging van het onderhavige Algemeen Verdrag tussen Nederland en Marokko? Kan er dan sprake zijn van een nieuwe exportverplichting? Wat kunnen in dat geval de financiële gevolgen zijn?

Wat zijn de implicaties van opzegging op de reeds lopende uitkeringen, zo willen de leden van de PVV-fractie graag weten. In welke mate kan het woonlandbeginsel toepassing vinden op deze uitkeringen? Wat is het effect van het overgangsrecht na opzegging?

De leden van deze fractie vernemen ook graag in welke mate fraudebestrijding en handhaving na opzegging nog effectief kunnen zijn. Wat is de feitelijke verwachting ten aanzien van de controlemogelijkheden die er op basis van het overgangsrecht in het verdrag zijn en hoe denkt de regering om te gaan met het mogelijk niet nakomen door Marokko van de bestaande controlemogelijkheden? Wat zijn in dat geval de sanctiemogelijkheden?

Kan op basis van actuele inzichten een indicatie worden gegeven van enerzijds de huidige kosten van de diverse regelingen en anderzijds de kosten na opzegging en het verloop daarvan in de tijd?

Kan een overzicht worden gegeven van de totale cumulatieve financiële schade als gevolg van het niet kunnen toepassen van het woonlandbeginsel conform de betreffende wet, tot aan de voorziene opzegging per 1 januari 2017?

Tot slot vernemen de leden van de PVV-fractie graag wat de stand van zaken is inzake de verdragsaanpassingen met 18 andere landen teneinde de export stop te zetten. Kan een algemeen overzicht worden gegeven? En is de automatische verdragsaanpassing met de 13 betreffende landen overigens gerealiseerd?

PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met bezorgdheid kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij spreken hun waardering uit voor de lang volgehouden pogingen van de Nederlandse regering om tot overeenstemming met de regering van Marokko te komen over aanpassing van dit sociale zekerheidsverdrag. Zij hebben met waardering kennisgenomen van het inhoudelijke akkoord dat de beide regeringen in najaar 2015 bereikten en achten dat een billijke oplossing, die naar hun mening recht doet aan de posities van beide landen en de rechten van de belanghebbenden. Zij betreuren het in hoge mate dat door een aanvullende politieke eis van de Marokkaanse regering dit akkoord te elfder ure niet in een wijzigingsprotocol bezegeld kon worden.

De leden van de PvdA-hebben nog een aantal opmerkingen en vragen. Zij stellen vast dat de voorbereidende documenten van het wetsvoorstel vrijwel alle nog gebaseerd zijn op de periode van vóór het inhoudelijke compromis met de Marokkaanse regering over de trapsgewijze aanpassing van het sociale zekerheidsverdrag via een wijzigingsprotocol en wijzen in dit verband op de brieven van 29 september 2015 en 23 november 2015.8 Om die reden ontvangen de leden van de PvdA-fractie graag meer specifieke informatie over de daarop volgende fase waarin Marokko met de aanvullende eis kwam ten aanzien van de positie van uitkeringsgerechtigden die in het gebied van de Westelijke Sahara woonachtig zijn. In welke vorm is dit punt door de Marokkaanse regering naar voren gebracht, in geschreven vorm of louter mondeling in het gesprek tussen de ministers van Buitenlandse Zaken in december 2015? Op welk niveau en langs welke kanalen zijn er nadere gesprekken en onderhandelingen gevoerd en welke argumenten zijn hierbij gewisseld? Is bekend hoeveel uitkeringsgerechtigden in het gebied van de Westelijke Sahara woonachtig zijn? Wat is de reactie van de Marokkaanse regering geweest op het aangekondigde voornemen van de Nederlandse regering om dan alsnog het verdrag op te zeggen?

Graag krijgen deze leden toegelicht hoe de Nederlandse regering de internationale status van de Westelijke Sahara zoals de facto bestuurd door Marokko beoordeelt? Wat betekent dit voor de status en de rechten van de personen met de Marokkaanse nationaliteit die in dit gebied woonachtig zijn?

Met de regering achten de leden van de PvdA-fractie het niet onwaarschijnlijk dat opzegging van dit verdrag negatieve repercussies zal kunnen hebben op de samenwerking tussen Marokko en Nederland op uiteenlopende terreinen, waaronder sociale zekerheid, uitwisseling van kadastergegevens, economische samenwerking, terrorismebestrijding, justitiële samenwerking, remigratie en culturele uitwisselingen. Zij nodigen de regering uit nadere informatie en inzichten hierover met de Eerste Kamer te delen. Wegen de te verwachten nadelen van een breuk in de brede samenwerking tussen de twee landen op tegen de voorziene (financiële) voordelen van het opzeggen van dit sociale zekerheidsverdrag? Deze fractieleden verzoeken de regering hierbij ook de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken, d.d. 17 juni 2015 over de 400 jaar oude banden tussen Nederland en Marokko te betrekken.9

Voorts vragen zij naar het effect van de totstandkoming van het Associatiebesluit van de Europese Commissie met Marokko op de problematiek van de sociale uitkeringen vanuit Nederland aan in Marokko woonachtige uitkeringsgerechtigden, inclusief de mogelijkheden tot toepassing van het woonlandbeginsel.

Ten slotte wijzen de leden van de PvdA-fractie op enkele resterende methoden om geschillen te beslechten. Zij stellen vast dat het verdrag met Marokko naast onderhandelingen over verdragsaanpassing (art. 34, lid 1) dan wel verdragsopzegging (artt. 38-39) ook expliciet voorziet in de mogelijkheid tot het instellen van een scheidsrechterlijke commissie (art. 34, lid 2). Het is deze leden opgevallen dat in géén der voorbereidende documenten ingegaan is op deze laatstgenoemde verdragsmogelijkheid. Om die reden vragen zij de regering een oordeel over de inroepbaarheid en opportuniteit van dit mechanisme. Bovendien wijzen de leden van de PvdA-fractie op de mogelijkheid onder het algemene verdragenrecht om de werking van een verdrag op te schorten als (voorlopig) alternatief voor verdragsopzegging. Dit op grond van het feit dat beide verdragspartijen op grond van de Weense Conventie inzake het Verdragenrecht de plicht hebben om: (1) te goeder trouw te handelen, ook tijdens onderhandelingen; (2) in hun verdragsrelatie rekening te houden met wezenlijke verandering van omstandigheden in de sociale zekerheidsstelsels, zoals thans in Nederland ingetreden ten aanzien van die welke in 1972 bestonden ten tijde van de totstandkoming van het verdrag; en om (3) een andere verdragspartij niet in de onmogelijkheid te brengen tot uitvoering van het verdrag, zoals dat het geval voor Nederland lijkt te zijn om de reikwijdte van het verdrag te moeten uitbreiden tot de Westelijke Sahara. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering of zij de mogelijkheid tot opschorting van de werking van het verdrag met Marokko heeft overwogen op basis van één of meer van de hierboven aangegeven rechtsgronden dan wel mogelijk andere gronden.

GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie krijgen graag inzicht in de wijze waarop de regering de voor- en nadelen van opzegging van het verdrag tegen elkaar heeft afgewogen. Kan de regering nader toelichten hoe deze afweging heeft plaatsgevonden en welke argumenten de doorslag hebben gegeven voor opzegging?

Gelet op de rechten die herleven bij de inwerkingtreding van het Associatiebesluit, concluderen de leden van fractie van GroenLinks dat het enige concrete financiële voordeel van de opzegging van het verdrag inhoudt het niet langer hoeven exporteren van kinderbijslag, het kindgebonden budget en uitkeringen op grond van de Toeslagenwet, alsmede de beëindiging van de werelddekking bij tijdelijk verblijf in het kader van de Zorgverzekeringswet. Is dat juist? Om hoeveel zaken en wat voor budget gaat het dan? De leden van deze fractie hebben sterk de indruk dat het aantal in Marokko verblijvende kinderen van ingezetenen in Nederland drastisch is geslonken de afgelopen jaren. In de memorie van antwoord bij de Wet herziening export kinderbijslag10 werd de ontwikkeling geschetst van het totaal aantal buiten de EU verblijvende kinderen waarvoor in Nederland kinderbijslag wordt uitgekeerd. Daar is te zien dat dat aantal in 1995 56.500 bedroeg, en in 2011 nog maar 13.600. Kan de regering de ontwikkeling van dat aantal van de afgelopen twintig jaar schetsen ten aanzien van in Marokko verblijvende kinderen? Welk bedrag is er momenteel gemoeid met het uitkeren van kinderbijslag ten behoeve van deze kinderen?

Deelt de regering de inschatting van de Sociale Verzekeringsbank dat opzegging van het verdrag ertoe zal leiden dat van meer mensen beoordeeld moet worden waar zij - naar de omstandigheden beoordeeld - wonen en dat de woonplaats van kinderen regelmatig onderwerp van bezwaar- en beroepsprocedures zal worden, omdat deze dan bepalend zal zijn voor het recht op kinderbijslag?

De mogelijkheden voor keuring en controle in Marokko zijn onder het Associatiebesluit beperkter dan de mogelijkheden op grond van het huidige verdrag. Bij opzegging van het verdrag vervalt de juridische basis voor de werkzaamheden van de Nederlandse sociaal attaché in Marokko voor zover het de controle op de rechtmatigheid van WWB-uitkeringen en het uitvoeren van vermogenscontroles betreft. Is het juist dat Nederland als gevolg van het wegvallen van deze controlemogelijkheden jaarlijks 1 miljoen euro verliest? Welke aanwijzingen heeft de regering dat Marokko na opzegging van het verdrag zijn medewerking zal verlenen aan de controle van de rechtmatigheid van sociale verzekeringsuitkeringen? Ook de mogelijkheid om medische keuringen te laten uitvoeren in het kader van herbeoordelingen bij arbeidsongeschiktheid door de Marokkaanse autoriteiten komt te vervallen. Kan de regering een schatting geven van de verliespost die dat met zich meebrengt?

De regering stelt dat het verdrag buiten de controlemogelijkheden weinig voordelen biedt. Maar deelt de regering de mening van de leden van de GroenLinks-fractie dat opzegging eveneens gevolgen heeft of in elk geval kan hebben voor de samenwerking met Marokko op andere terreinen? Deze fractieleden denken hierbij aan overdracht van tenuitvoerlegging van vonnissen of van vervolging, strafrechtelijke samenwerking op het gebied van bestrijding van terrorisme en het gebied van deradicalisering, uitzetting van Marokkaanse burgers zonder verblijfstitel, integratie en cultuur. Het feit dat zo’n grote groep burgers in Nederland de Marokkaanse nationaliteit heeft, brengt toch vanzelf een groot belang voor een goede samenwerking met dat land met zich mee? Op basis van welke argumenten is de regering van mening dat opzegging van het verdrag, inclusief het hele voortraject, niet leidt tot een verslechtering van de samenwerking? Van het in 2014 genomen besluit tot indiening van de opzeggingswet heeft Marokko gezegd dat te beschouwen als een «onvriendelijke daad» en dat de situatie niet zonder gevolgen kon blijven voor de bilaterale betrekkingen. Graag krijgen deze leden hierop een reactie.

De regering heeft te kennen gegeven nog steeds tot een overeenkomst te willen komen en in gesprek te blijven tot het moment dat Marokko formeel geïnformeerd moet worden over het voornemen tot opzeggen. Kan de regering schetsen welke stappen zij heeft gezet sinds de indiening van dit wetsvoorstel en met welk resultaat? Beschouwt de regering het voornemen tot opzegging vooral als een politiek breekijzer, of is zij werkelijk overtuigd van de juistheid van de opzegging? Welke kansen voor wijziging van het verdrag ziet de regering bij een verlenging van het onderhandelingsproces? En heeft zij overwogen om het verdrag onaangepast in stand te laten en de onderhandelingen te staken? Graag ontvangen de leden van de fractie van GroenLinks een toelichting hierop.

ChristenUnie-fractie

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben daarover nog enkele vragen. Kan de regering een korte reconstructie geven van de aard en frequentie van het overleg met de Marokkaanse regering in de laatste fase van de onderhandelingen? Het breekpunt concentreerde zich, naar deze leden hebben begrepen, op de aanvullende en nieuwe eis van de Marokkaanse regering met betrekking tot de Westelijke Sahara. Kan de regering aannemelijk maken dat deze aanvullende eis niet eerder ter tafel lag? Heeft de regering deze additionele kwestie niet zien aankomen in de meer informele gesprekken rond de aanpassing van het bilateraal verdrag? Is het overleg nu feitelijk gestaakt?

Welke alternatieven heeft de regering, naast de nu voorliggende opzeggingsvariant, overwogen? Wat waren daarvan de voor- en nadelen? Op basis van welke overwegingen is de finale afweging gemaakt?

In de memorie van toelichting geeft de regering de besparingen aan die het gevolg zijn van opzegging van het verdrag. Kan de regering ook aangeven, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie, op hoeveel Marokkaanse kinderen dit in meer precieze zin betrekking heeft (AKW en WKB)?

Hoe beoordeelt de regering de geopolitieke dimensie van eenzijdige opzegging door Nederland van het verdrag met Marokko en hoe is deze meegewogen in de uiteindelijke besluitvorming? Hoe beoordeelt de regering de gevolgen van opzegging van het verdrag voor andere gebieden van samenwerking met Marokko? Hebben zich hierbij inmiddels concrete cases voorgedaan?

Hoe schat de regering de gevolgen van opzegging in voor noodzakelijke controlewerkzaamheden ter plekke van andere socialezekerheidsuitkeringen? Zal de animo om medewerking te verlenen niet drastisch teruglopen? Hebben zich hier sedert de indiening van het wetsvoorstel nog ontwikkelingen voorgedaan? Staat de continuering van de administratieve medewerking en de handhaafbaarheid van de controle op deze uitkeringen onder druk? Hoe ligt dit wat betreft samenwerking op strafrechtelijk gebied?

De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het van groot belang dat er helder met onze Marokkaanse gemeenschap gecommuniceerd wordt over een eventuele opzegging van het verdrag. Hoe denkt de regering dit vorm te geven? Was de Marokkaanse gemeenschap ook betrokken in het voortraject van dit wetsvoorstel? Zijn zij gehoord en geconsulteerd? Zo niet, wat was daarvan de reden?

Dit wetsvoorstel sluit de onderhandelingen op het punt van het woonlandbeginsel met Marokko af. Impliceert dit dat het overleg en het contact met de Marokkaanse regering rond dit dossier volledig is stopgezet of ziet de regering nog mogelijkheden, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie.

SGP-fractie

De leden van de fractie van de SGP hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel Goedkeuring voornemen tot opzegging Algemeen Verdrag en Administratief Akkoord inzake sociale zekerheid met Marokko. De leden van deze fractie achten deze wet een logisch vervolg op de Wet woonlandbeginsel in de sociale zekerheid. 11 Zij hebben naar aanleiding van het voorstel nog enkele vragen.

De leden van de SGP-fractie willen graag weten of de Nederlandse regering het woonlandbeginsel nog steeds een adequaat uitgangspunt voor de export van uitkeringen vindt.

Heeft de regering er zicht op of het principe van het woonlandbeginsel in enige vorm nu of in de toekomst wordt toegepast door andere landen binnen de EU? Wat zijn de consequenties van de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep voor de opstelling van de regering ten aanzien van Marokko in Europees verband?

De leden van de SGP-fractie vragen of de regering kan aangeven op welke wijze het woonlandbeginsel alsnog zou kunnen worden ingebracht in het concept-Associatiebesluit tussen de EU en Marokko. Kan de regering toelichten wat de positie van andere lidstaten op dit punt is?

Kan de regering bevestigen dat het verleende onderhandelingsmandaat kennelijk op onjuiste veronderstellingen berustte, namelijk dat het woonlandbeginsel wel zou kunnen worden toegepast? Zo ja, welke gevolgen heeft dat voor haar opstelling bij het vast te stellen Associatiebesluit tussen de EU en Marokko, zo willen de leden van de SGP-fractie graag weten.

De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid zien de nota naar aanleiding van het verslag van de regering - uiterlijk 12 februari 2016 - met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Rinnooy Kan

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Van Dooren

Noot 1

Samenstelling:

Nagel (50PLUS), Elzinga (SP), Ten Hoeve (OSF), Ester (CU) (vice-voorzitter), De Grave (VVD), Hoekstra (CDA), Postema (PvdA), Sent (PvdA), Kok (PVV), Kops (PVV), Dercksen (PVV), Don (SP), Jorritsma-Lebbink (VVD), Van Kesteren (CDA), Krikke (VVD), Lintmeijer (GL), Meijer (SP), Nooren (PvdA), Oomen-Ruijten (CDA), Prast (D66), Rinnooy Kan (D66) (voorzitter), Rombouts (CDA), Schalk (SGP), Schnabel (D66), Teunissen (PvdD), Van de Ven (VVD), Vreeman (PvdA)

Noot 2

Kamerstuk II 2014/15, 34 052, nr. 3, blz. 5.

Noot 3

Kamerstuk II 2014/15, 34 052, nr. 8, blz. 24.

Noot 4

Kamerstuk II 2014/15, 34 052, nr. 3, blz. 11.

Noot 5

Kamerstukken II 2015/16, 34 052, nr. 16 en Kamerstukken I 2015/16, 33 162, N.

Noot 6

Kamerstukken II 2013/14, 29 448, nr. 515.

Noot 7

Kamerstukken II 2014/15, 34 052, nr. 5 en Kamerstukken I

Noot 8

Kamerstukken II 2015/16, 34 052, nr. 14 en nr. 15.

Noot 9

Kamerstukken II 2014/15, 34 052, nr. 9.

Noot 10

Kamerstukken I 2012/13, 33 162, C, p. 5.

Noot 11

Kamerstukken I 2011/12, 32 878, A.


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.