Brief inzake spoedeisendheid van het wetsvoorstel - Vaststelling van een algemene kinderbijslagvoorziening voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet kinderbijslagvoorziening BES) - Hoofdinhoud

Deze brief is onder nr. B toegevoegd aan wetsvoorstel 34275 - Wet kinderbijslagvoorziening BES.

Officiële titel	Vaststelling van een algemene kinderbijslagvoorziening voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet kinderbijslagvoorziening BES); Brief inzake spoedeisendheid wetsvoorstel Vaststelling van een algemene kinderbijslagvoorziening voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet kinderbijslagvoorziening BES)
Document­datum	27-11-2015
Publicatie­datum	27-11-2015
Nummer	KST34275B
Kenmerk	34275, nr. B
Externe link	origineel bericht
Originele document in PDF

34 275 Vaststelling van een algemene kinderbijslagvoorziening voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet kinderbijslagvoorziening BES)

B BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 november 2015

Het wetsvoorstel kinderbijslagvoorziening BES¹ is door de Tweede Kamer aangenomen. De regering acht inwerkingtreding van dat wetsvoorstel met ingang van 1 januari 2016 zeer wenselijk.

Ik realiseer me dat dit betekent dat dit wetsvoorstel na de deadline van

16 oktober 2015 voor een tijdige behandeling voor de nagestreefde inwerkingtredingsdatum bij uw Kamer wordt ingediend.

Onderstaand licht ik graag toe waarom afhandeling van dit wetsvoorstel voor 1 januari 2016 een spoedeisend belang heeft.

De regering stelt voor, mede naar aanleiding van een eind vorig jaar aanvaarde motie² om met ingang van 1 januari 2016 een kinderbijslagregeling in te voeren voor Caribisch Nederland. Voor dit gebied geldt momenteel een tegemoetkoming in de fiscale sfeer voor mensen met kinderen met een inkomen boven de belastingvrije som. Mensen met een inkomen beneden de belastingvrije som kunnen echter niet profiteren van deze faciliteit; er is sprake van de zogenaamde verzilveringsproblematiek.

De regering vindt het in het verlengde van de eerder aangehaalde en breed gesteunde motie belangrijk dat er een kinderbijslagvoorziening tot stand komt in Caribisch Nederland. Ook is het voorstel een antwoord op de vraag van de commissie Koninkrijksrelaties van uw Kamer of de regering bereid is om een systeem van kinderbijslag in te voeren.³ Door aanvaarding van de voorgestelde kinderbijslagvoorziening komt er een inkomensonafhankelijke regeling tot stand in Caribisch Nederland waardoor alle ouders een tegemoetkoming van de overheid ontvangen voor de kosten van levensonderhoud van hun kinderen. Het wetsvoorstel draagt daarmee bij aan de ontwikkelingskansen van kinderen die in Caribisch Nederland wonen en aan de armoedebestrijding in dat gebied in zijn algemeenheid.

Voor de volledigheid wijs ik er op dat inwerkingtreding met terugwerkende kracht niet mogelijk is gelet op de samenhang met de fiscale tegemoetkoming die met ingang van 1 januari 2016 beoogd is te vervallen. Om te voorkomen dat het wetsvoorstel niet tijdig wordt afgerond en door die samenhang pas per 1 januari 2017 in werking treedt behelst het wetsvoorstel een mogelijkheid om inwerkingtreding per 1 juli 2016 mogelijk te maken. Dit is echter - mede ondersteund door de Tweede Kamer tijdens het wetgevingsoverleg omtrent dit wetsvoorstel - uitsluitend bedoeld als een terugvaloptie.

In het belang van de bevolking in Caribisch Nederland doe ik daarom een dringend beroep op u om inwerkingtreding per 1 januari a.s. mogelijk te maken. Ik verzoek u dan ook, ondanks het late tijdstip waarop dit wetsvoorstel uw Kamer bereikt, uw medewerking te verlenen aan een spoedige behandeling van dit wetsvoorstel.

Graag verneem ik van u of u bepaalde wensen hebt met betrekking tot de behandeling zodat ik van mijn kant er zorg voor kan dragen daaraan te voldoen.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma

Noot ¹

Kamerstukken II 2014/15, 34 275.

Noot ²

Kamerstukken II 2014/15, 34 000 XV, nr. 36.

Noot ³

Kamerstukken I 2013/14, 33 750 IV, O, blz. 6.