Verslag van een schriftelijk overleg inzake antwoord op nadere vragen over verbetering positie kinderen in vechtscheiding - Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met het bevorderen van voortgezet ouderschap na scheiding en het afschaffen van de mogelijkheid tot het omzetten van een huwelijk in een geregistreerd partnerschap (Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding)

Dit verslag van een schriftelijk overleg is onder nr. L toegevoegd aan wetsvoorstel 30145 - Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met het bevorderen van voortgezet ouderschap na scheiding en het afschaffen van de mogelijkheid tot het omzetten van een huwelijk in een geregistreerd partnerschap (Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding); Verslag van een schriftelijk overleg inzake antwoord op nadere vragen over verbetering positie kinderen in vechtscheiding
Document­datum 14-10-2014
Publicatie­datum 14-10-2014
Nummer KST30145L
Kenmerk 30145, nr. L
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

30 145 Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met het bevorderen van voortgezet ouderschap na scheiding en het afschaffen van de mogelijkheid tot het omzetten van een huwelijk in een geregistreerd partnerschap (Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding)

L VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 14 oktober 2014

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie1 heeft in haar vergadering van 8 juli 2014 kennisgenomen van de reactie van Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en zijn ambtgenoot van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 30 juni 2014 op de brief die de commissie op 13 mei 2014 heeft gestuurd, waarin een aantal vragen is gesteld over een eerdere brief van beiden over de verbetering van de positie van kinderen in een vechtscheiding.2 Naar aanleiding hiervan heeft de commissie beide Staatssecretarissen op 11 september 2014 een brief gestuurd.

De Staatssecretarissen hebben op 13 oktober 2014 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Van Dooren

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie

Den Haag, 11 september 2014

In haar vergadering van 8 juli 2014 heeft de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie kennisgenomen van de reactie van u en uw ambtgenoot van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 30 juni 2014 op de brief die de commissie op 13 mei 2014 heeft gestuurd, waarin een aantal vragen is gesteld over een eerdere brief van u beiden over de verbetering van de positie van kinderen in een vechtscheiding.3 Naar aanleiding van uw reactie wensen de leden van de CDA-fractie een aantal nadere vragen te stellen. De leden van de fractie van de PvdA sluiten zich bij één vraag aan. De leden van de SP-fractie sluiten zich bij alle vragen aan en hebben ook een aanvullende vraag.

De leden van de CDA-fractie, op dit specifieke punt gesteund door de fracties van de PvdA en de SP, vernemen graag in concreto van u wat het standpunt van de regering is met betrekking tot de conclusies en aanbevelingen van de Kinderombudsman in diens rapport «Vechtende ouders, het kind in de knel» van 31 maart 2014.4 U verwijst in uw brief van 30 juni 2014 weliswaar naar het uitvoeringsplan5 inzake het verbeteren van de situatie van kinderen in een vechtscheiding en stelt dat het rapport van de Kinderombudsman daarin is betrokken, maar op geen enkele wijze wordt daarin concreet ingegaan op de conclusies en aanbevelingen van de Kinderombudsman, zoals het verplicht stellen van mediation in een vroeg stadium van de echtscheiding, het verplicht stellen van scheidingseducatie in een vroeg stadium, het verplicht stellen in het ouderschapsplan niet alleen van kwantitatieve maar ook van kwalitatieve aspecten met betrekking tot de (omgang met de) kinderen, het specifiek opnemen van de echtscheidingsproblematiek in het zorgaanbod van de jeugdzorg en het bewerkstelligen dat er op alle niveaus passend zorgaanbod beschikbaar is, het standaard toewijzen van een bijzondere curator als escalatie bij een echtscheiding dreigt, het nadrukkelijk meewegen door de rechter van de stem van het kind bij een uiteindelijke beslissing omtrent echtscheiding en de gevolgen ervan, het tot een standaardpraktijk maken dat zowel de ouders als de kinderen betrokken worden bij het vormgeven van een oplossing van de problemen die een echtscheiding met zich brengt, en het zorgdragen voor een adequate financiering van het door de Kinderombudsman voorgestelde systeem. Het komt de leden van de CDA-fractie voor dat, als de regering deze aanbevelingen zou willen overnemen, wetgeving op bovengenoemde terrein zou moeten worden geëntameerd.

De leden van de CDA-fractie vragen u voorts een uitspraak te doen omtrent de vraag of en zo ja, op welke wijze in het Wetboek van Strafrecht een bepaling zou moeten worden opgenomen dat een vechtscheiding, in uw schrijven van 30 juni 2014 gedefinieerd als «een scheiding die gepaard gaat met hevige spanningen en conflicten tussen ouders, waardoor zij niet meer in staat zijn het belang van hun kinderen voorop te stellen», een specifieke vorm van kindermishandeling is.6 In dit verband vragen de leden van de SP-fractie of het niet nakomen van een door de rechter vastgestelde omgangsregeling strafbaar zou kunnen worden gesteld, bij voorkeur als contempt of court dan wel, nu ons rechtsstelsel dat begrip niet kent, eveneens als een specifieke vorm van kindermishandeling.

Ten slotte verzoeken de leden van de CDA-fractie om de rapportages die in het uitvoeringsplan worden genoemd en die aan de Tweede Kamer worden overgelegd, ook aan de Eerste Kamer te doen toekomen.

De commissie verneemt graag binnen vier weken antwoord van de regering op deze vragen.

Een gelijkluidende brief is verzonden naar de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, A.W. Duthler

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARISSEN VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE EN VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 oktober 2014

Bij brief van 10 september jl. heeft uw Kamer nadere vragen gesteld over de verbetering van de positie van kinderen in een «vechtscheiding», die wij hierbij beantwoorden.

De leden van de CDA-fractie, op dit specifieke punt gesteund door de fracties van de PvdA en de SP, verzoeken om een standpunt op de conclusies en aanbevelingen van de Kinderombudsman in diens rapport «Vechtende ouders, het kind in de knel» van 31 maart 2014. Het komt de leden van de CDA-fractie voor dat, als de regering deze aanbevelingen zou willen overnemen, wetgeving op bovengenoemde terrein zou moeten worden geëntameerd.

In het Algemeen Overleg dat wij op 14 mei jl. met de Tweede Kamer voerden, naar aanleiding van de brief van 31 maart 2014 over de verbetering van de positie van kinderen in een «vechtscheiding» (489.737), hebben wij toegezegd de Tweede Kamer vóór de begrotingsbehandeling een reactie te geven op het rapport van de Kinderombudsman. Tegelijk met de Tweede Kamer, zal uw Kamer deze reactie ontvangen. Daarin zullen wij puntsgewijs ingaan op de aanbevelingen van de Kinderombudsman, zoals verplichte mediation, verplichte scheidingseducatie in een vroeg stadium en het standaard toewijzen van een bijzondere curator als escalatie dreigt.

De leden van de CDA-fractie vragen voorts een uitspraak te doen omtrent de vraag of en zo ja, op welke wijze in het Wetboek van Strafrecht een bepaling zou moeten worden opgenomen dat een vechtscheiding een specifieke vorm van kindermishandeling is.

Mishandeling van kinderen is strafbaar op grond van artikel 300 juncto artikel 304 Wetboek van Strafrecht. Ook psychische mishandeling kan naar Nederlands recht een strafbaar feit opleveren in de zin van artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht7. In situaties van een «vechtscheiding» kan een kind zodanig de dupe worden dat sprake is van psychische kindermishandeling. Een specifieke strafbaarstelling waarin de omstandigheid wordt opgenomen dat de psychische mishandeling heeft plaatsgevonden in het kader van een vechtscheiding achten wij niet nodig. Dit voegt aan de reeds bestaande mogelijkheden tot strafrechtelijk optreden niets toe.

Wij willen daarbij opmerken dat bij een «vechtscheiding» alle partijen, met name de betrokken kinderen, gebaat zijn bij goede hulp en beëindiging van het conflict. Het strafrecht biedt deze oplossing niet.

In dit verband vragen de leden van de SP-fractie of het niet nakomen van een door de rechter vastgestelde omgangsregeling strafbaar zou kunnen worden gesteld, bij voorkeur als contempt of court dan wel, nu ons rechtsstelsel dat begrip niet kent, eveneens als een specifieke vorm van kindermishandeling.

In reactie op deze vraag wijzen wij er graag op dat artikel 279 van het Wetboek van Strafrecht (onttrekking aan het gezag) het reeds mogelijk maakt om tegen het niet nakomen van een omgangsregeling strafrechtelijk op te treden.

Daaraan doet het feit dat beide ouders het gezag hebben, niet af. Volgens de Hoge Raad is «[v]oor een veroordeling ter zake van art. 279 Sr [...] niet vereist [...] dat de bewezenverklaring inhoudt dat degene aan wiens wettelijk gezag wordt onttrokken bij uitsluiting van ieder ander dat gezag uitoefent.»8

Ook hier geldt dat de gedragingen van de ouders bij het niet nakomen van de omgangsregeling gepaard kunnen gaan met of mede omvatten ernstige emotionele verwaarlozing van het kind waardoor sprake kan zijn van psychische mishandeling.

Overigens merken wij op dat de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tijdens het Algemeen Overleg van 14 mei jl. heeft toegezegd te gaan bekijken hoe omgang (verder) kan worden geëffectueerd. Hij zal hierbij ook kijken naar ervaringen hiermee in het buitenland.

Ten slotte verzoeken de leden van de CDA-fractie om de rapportages die in het uitvoeringsplan worden genoemd en die aan de Tweede Kamer worden overgelegd, ook aan de Eerste Kamer te doen toekomen.

Wij zullen uw Kamer de rapportages doen toekomen die we, in het kader van het uitvoeringsplan, aan de Tweede Kamer zenden.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn

Noot 1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Kneppers-Heijnert (VVD), Kox (SP), Engels (D66), Franken (CDA), Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Ruers (SP), Van Bijsterveld (CDA) (vicevoorzitter), Duthler (VVD) (voorzitter), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), Quik-Schuijt (SP), Strik (GL), De Vries (PvdA), Knip (VVD), Hoekstra (CDA), Lokin-Sassen (CDA), Scholten (D66), Schouwenaar (VVD), De Boer (GL), De Lange (OSF), Ter Horst (PvdA), Beuving (PvdA), Koole (PvdA), Schrijver (PvdA), Reynaers (PVV), Popken (PVV), Frijters-Klijnen (PVV), Swagerman (VVD)

Noot 2

Zie Kamerstukken I 2013-2014, 30 145, J en K.

Noot 3

Zie Kamerstukken I 2013-2014, 30 145, J en K.

Noot 4

Adviesrapport over het verbeteren van de positie van kinderen in vechtscheidingen, KOM003/2014.

Noot 5

Bijlage bij uw brief van 31 maart, Kamerstukken I 2013-2014, 30 145, J.

Noot 6

Vgl. p. 14 van het aangehaalde rapport van de Kinderombudsman.

Noot 7

vgl. Aanwijzing opsporing en vervolging inzake kindermishandeling (Stcrt. 2010, 16597). Zie ook Y.G.M. Baaijens-Van Geloven, «Is psychische mishandeling strafbaar?» in: Harteveld, A; De Jong, D.H. de en Stamhuis, E., «Systeem in ontwikkeling; Liber amicorum G. Knigge», Wolf Legal Publishers 2005.

Noot 8

HR 11 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:302.


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.