Wijziging AOW-tweewoningenregel

1.

Kerngegevens

Officiële titel Wijziging AOW-tweewoningenregel
Document­datum 18-06-2014
Publicatie­datum 18-06-2014
Nummer HTK20132014-95-3
Kenmerk 33853;8; 33853;9; 33853;10; 33853;11
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Sprekers

De heer Ulenbelt (SP)
De heer Madlener (PVV)
Mevrouw Schouten (ChristenUnie)
De heer Klein (50PLUS/Klein)
Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS/Baay-Timmerman)
De heer Van Weyenberg (D66)
Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD)
De heer Omtzigt (CDA)
Staatssecretaris Klijnsma
Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS/Baay-Timmerman)
De heer Omtzigt (CDA)
De heer Klein (50PLUS/Klein)
Staatssecretaris Klijnsma
Staatssecretaris Klijnsma

Aan de orde is de behandeling van:

  • het wetsvoorstel Wijziging van de Algemene Ouderdomswet in verband met beëindiging van de voorschotregeling en vaststelling van een grondslag voor het stellen van regels ten aanzien van hetgeen wordt verstaan onder het hebben van het hoofdverblijf in dezelfde woning ( 33853 ).

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en haar staf van harte welkom. Ik heet voorts de Kamerleden en de mensen die dit debat volgen, van harte welkom.

Het woord is allereerst aan de heer Ulenbelt van de SP-fractie.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

©

foto P. (Paul)  Ulenbelt
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
De heer Ulenbelt (SP):

Voorzitter. Jarenlang hebben mensen met AOW die regelmatig bij elkaar over de vloer kwamen, in onzekerheid geleefd. Er was onzekerheid onder AOWers die elkaar hielpen, die elkaar gezelschap hielden. Zij zaten met de vraag: wonen we dan nu samen of wonen we niet samen? Dit wetsvoorstel maakt een einde aan die horrorsituatie. Je kunt zo lang en zo vaak als je wilt bij elkaar over de vloer komen, mits je alle twee een eigen woning hebt en daarvoor kosten maakt. Dat is de kern van dit wetsvoorstel.

Ik wil even de geschiedenis in, want dit verhaal is al heel oud. In 2004 stelde mijn collega Jan de Wit al vragen over ouderen die midden in de nacht uit hun bed werden gehaald en over ouderen die volkomen overstuur door de recherche werden verhoord over "illegaal samenwonen". Er deden toen al geruime tijd verhalen de ronde over de praktijken van de Sociale Verzekeringsbank die dat illegaal samenwonen moest controleren. VVD-staatssecretaris Van Hoof beloofde er toen wat aan te doen, maar hij deed dat niet.

In 2006 stelde De Wit opnieuw vragen. De SVB ging namelijk verscherpt onderzoek doen. De Wit wees toen al op onduidelijke regels over het al dan niet samenwonen van mensen met een AOW-uitkering. In de tekst van de Sociale Verzekeringsbank staat het volgende. "Hoe meer u voor elkaar zorgt, hetzij financieel, hetzij op een andere manier, hoe eerder u een gezamenlijke huishouding voert." Dat is een absoluut onduidelijke regel, waardoor mensen niet weten waar ze aan toe zijn. Staatssecretaris Van Hoof zei toen echter: de regels zijn duidelijk.

Steeds weer verschenen er in de krant, op tv en op de radio verhalen van mensen die bij elkaar over de vloer kwamen, die zich van de prins geen kwaad wisten en toch veroordeeld werden omdat ze samen zouden wonen. De AOW werd teruggevorderd. Er zijn voorbeelden waarbij mensen tot wel €50.000 moesten terugbetalen. De ouderenbonden kwamen in het geweer en er lag dus duidelijk een probleem.

Dat probleem werd nog eens heel scherp duidelijkgemaakt door de VARA Ombudsman. Hij stelde verschillende vestigingen van de SVB dezelfde vraag over het al dan niet samenwonen en kreeg vervolgens van verschillende vestigingen verschillende antwoorden. Als de SVB de regels al niet weet uit te leggen, hoe moeten mensen die samenwonen die regels dan snappen? De regels omvatten vijf pagina's en die moeten dan ook nog eens in onderlinge samenhang worden beoordeeld. Niemand wist meer waar hij aan toe was.

Daarom vroeg ik in 2011 aan de Kamer om uit te spreken dat voor het samenwonen beoordelingscriteria moeten worden opgesteld die zijn gebaseerd op objectieve criteria, zoals de aanwezigheid van twee woningen en aan- of afwezigheid van alle daarmee verbonden kosten. Die motie werd verworpen doordat CDA, ChristenUnie, SGP en VVD dit afwezen.

In 2013 kwam er weer ophef door de Fraudewet en strengere boetes. EenVandaag maakte een indrukwekkende reportage over de angst die bij ouderen toesloeg. De toenmalige staatssecretaris Klijnsma zei: de regels zijn duidelijk.

Op mijn verzoek heeft toen de Tweede Kamercommissie de Nationale ombudsman en de OuderenOmbudsman in april gehoord. Wat mij niet lukte, lukte beide ombudsmannen wel. De Kamercommissie werd ervan overtuigd dat het zo niet kon. Die schreef vervolgens eensgezind een brief aan de staatssecretaris om met alternatieven te komen. Eindelijk, op 17 oktober 2013, ging de staatssecretaris om. Eigenlijk voert ze de motie die ik in 2011 indiende met dit wetsvoorstel alsnog uit. Het is wel wat laat, heel laat, maar het is er dan toch maar.

Hoeveel mensen hebben nu de afgelopen tien jaar een boete gekregen? Bij hoeveel mensen is de AOW teruggevorderd, terwijl dat met de maatstaven die wij nu aanleggen onterecht is? Wat zegt de staatssecretaris tegen deze mensen? Ik weet dat het staatsrecht het haar verhindert om excuses te maken, maar een woord van de staatssecretaris als mens — ikweet dat dat gevaarlijk is in de politiek — zou toch wel op zijn plaats zijn.

Het zal duidelijk zijn dat de SP de nieuwe regels voor samenwonen omarmt. Die zijn niet gebaseerd op gedrag, maar op objectieve omstandigheden. Dat is wat wij altijd hebben bepleit.

Tot slot moet mij nog één ding van het hart. In het verslag staat dat de leden van de VVD het belangrijk vinden dat er mede op hun initiatief een eenduidig criterium komt over samenwonen in de AOW. Ik wil in dit debat straks de woordvoerder van de VVD vragen dat terug te nemen, want het waren de bewindslieden van de VVD die het afwezen, het was de VVD die tegen mijn motie in 2011 stemde. Ik vind dat de VVD moet erkennen dat ze steeds op de rem stond. Ondertussen ben ik natuurlijk wel blij met de steun die de VVD nu ook uitspreekt voor deze wet.

De voorzitter:

Volgens mij hebt u een interruptie van de VVD. Ik geef het woord aan mevrouw Schut. Ga uw gang.

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):

Ik breng even het gesprek in herinnering dat ik met de heer Ulenbelt had na afloop van het gesprek met de ouderen-ombudsman, waarin wij met elkaar bespraken hoe je zoiets zou moeten regelen. Dat zou je moeten doen door te kijken naar het kostenaspect van de woning. Naar aanleiding daarvan is er ook commissiebreed een brief met een verzoek gestuurd aan de staatssecretaris. Dus voor mij was dat gesprek met de ombudsman en daarna het gesprek met de SP over de manier waarop we dat zouden kunnen regelen en het feit dat kosten een uitgangspunt zouden kunnen zijn om samenwonen wel of niet te beoordelen en helder te maken doorslaggevend. Dus ik zie dat de hele commissie dit uiteindelijk heeft gevraagd, maar ook dat de WD daarin het initiatief heeft getoond.

De voorzitter:

Ik geef graag het woord aan de heer Ulenbelt om hierop te antwoorden.

De heer Ulenbelt (SP):

Ja, die eer komt het VVD-lid Schut-Welkzijn natuurlijk toe. Maar de geschiedenis van een Kamerlid is een andere dan de geschiedenis van een partij. Ik stel simpelweg vast dat de VVD zich heel lang heeft verzet tegen de wet die er nu ligt. Dat moet even worden opgeschreven, al was het maar voor de geschiedschrijving. Maar nogmaals, ik ben blij dat de VVD nu dit wetsvoorstel steunt. Ik hoop niet dat de VVD na dit debatje tot de conclusie komt dat de oude lijn moet worden vastgehouden, maar dat horen we straks wel.

Mijn allerlaatste punt. Het wetsvoorstel zet een stap vooruit, maar die staat natuurlijk in de schaduw van de kostende-lersnorm. De staatssecretaris heeft aangekondigd dat de regeling voor mensen meteen AOW bij wie kinderen wonen een jaarwordt uitgesteld. Die regeling moet wat mijn partij betreft afgesteld worden. Het zal u dan ook niet verbazen dat wij het amendement dat gisteravond laat van het CDA kwam, volledig zullen ondersteunen.

©

foto B. (Barry)  Madlener
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
De heer Madlener (PVV):

Voorzitter. De AOW is een basispensioenregeling en geen bijstandsuitkering. De PVV heeft zich geruime tijd sterk gemaakt voor versoepeling van de tweewoningenregel. Er was veel onduidelijkheid en teveel ruimte voor interpretatie en willekeur; het verschilde van geval tot geval. De Sociale Verzekeringsbank had geen duidelijke wettelijke grens tussen living apart together, een latrelatie, en een gezamenlijke huishouding. De regels stelden niet hoeveel dagen of hoeveel weken per jaar twee mensen bij elkaar kunnen zijn. De Sociale Verzekeringsbank bekeek van geval tot geval of er sprake was van een hoofdverblijf, of mensen voor elkaar zorgen of niet.

Met het voorliggende wetsvoorstel wordt dit gelukkig ten positieve veranderd. De strekking is nu dat mensen die ieder een eigen woning hebben die hen vrij ter beschikking staat en waar geen andere mensen zijn ingeschreven, feitelijk de kosten van die woning dragen; er is geen sprake van een gezamenlijke huishouding. Dat is een enorme verbetering en brengt een stuk duidelijkheid voor alle AOWers in Nederland. Daarom is het goed dat er klip-en-klaar gesteld wordt onder welke voorwaarden men recht heeft op behoud van een volledige AOW. Zo hoeven gepensioneerden zich niet langer zorgen te maken over de hoogte van hun AOW en loopt deze geen gevaar indien men bevriend is of elkaar helpt of ondersteunt. Door deze wetswijziging hoeven oudere alleenstaanden niet langer bang en onzeker te zijn dat ze hun AOW kwijtraken wanneer ze af en toe bij elkaar zijn.

Aan de andere kant is het ook niet de bedoeling dat er massaal woningen leeg komen te staan omdat het loont om er twee woningen op na te houden. De wet is daar heel duidelijk in en heeft veel maatregelen in zich om dat te voorkomen. Ons belasting- en toeslagensysteem is erg ingewikkeld; met al die toeslagen moeten we daar wel op letten. Maar goed, wij hebben er vertrouwen in dat het wetsvoorstel op dat punt goed in elkaar zit. Desondanks vraag ik de staatssecretaris om te blijven monitoren hoe dit in de praktijk zal gaan. De PVV is erg blij met dit wetsvoorstel. Ik dank alle partijen die daaraan hebben bijgedragen, want het is een grote verbetering.

Tot slot wil ik eindigen met een ander belangrijk thema dat de SP al heeft aangekaart, namelijk de kostendelersnorm. Het staat niet op de agenda, maar het is natuurlijk wel een AOW-thema. Dat is nu gelukkig met een jaar uitgesteld en wat de PVV betreft wordt dit afgesteld. Het kan niet zo zijn dat mantelzorgers of mensen die voor hun ouders zorgen, straks de dupe worden. Hierbij roep ik de staatssecretaris op om dit uitstel van een jaar ook tot afstel te maken.

n

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Voorzitter. Laat ik een iets andere invalshoek kiezen dan de vorige sprekers. Erzijn veel groepen die dit huis bezoeken: jongeren, maar soms ook groepen ouderen. Wij trekken ook het land in en spreken veel mensen. Zij vragen aan ons, van welke partij wij ook zijn, wat wij in Den Haag doen en wat wij als Kamer of als Kamerlid bereiken. Ik zou deze mensen en al mijn collega's willen zeggen: in gezamenlijkheid kun je heel wat bereiken. We hebben op dit punt als Kamer gezamenlijk opgetrokken en de regering gevraagd om eens goed te kijken naar deze tweewoningenregel, zoals die in de volksmond heet. Dat betekent dat, wanneer je gewoon in je eigen huis woont maar ook voor iemand anders zorgt, je toch je AOW voor alleenstaanden houdt en er niet op gekort wordt. Dat hebben we met zijn allen gerealiseerd. Dat zie ik graag in de Handelingen opgenomen, want het is een van de successen die we allemaal op ons conto kunnen schrijven, van welke partij we ook komen. Deze mooie vereenvoudiging scheelt volgens mij een hoop onrust, vooral onder ouderen die zorg hadden voor een ander die ergens anders woonde, of het nu een buur, een naast familielid of een partnerwas. Zij werden onrustig van het idee dat tandenborstels werden geteld en dat er 's nachts op de deur gebonkt kon worden. Al deze zorgen kunnen wij voor deze mensen wegnemen. Het is dus fijn dat dit geregeld is. Het vrij uitvoerige conceptbesluit dat we hebben gekregen, heb ik doorgenomen. Daarin staan zelfs voor woonboten en dergelijke regelingen opgenomen, zodat iedereen precies weet waaraan hij of zij toe is.

Totslotvan mijn bijdrage heb ikdrie vragen en verder niets anders dan lof. Mijn eerste vraag gaat over de geraamde kosten van de gedragseffecten. Volgens de regering is het een besparing van extra kosten van 5 miljoen structureel.

Verder houdt zij rekening met gedragseffecten die het viervoudige daarvan belopen, dus 20 miljoen. Waarop is dat bedrag gebaseerd? Het lijkt redelijk uit de lucht gegrepen.

Mijn tweede vraag gaat over mensen met een onvolledige AOW en zonder pensioen, waardoor zij een AIO krijgen. Duidelijk in het stuk is dat deze mensen niet onder de tweewoningenregel vallen. Gaat de SVB daarop wel handhaven? Zo ja, dan vraag ik mij werkelijk af of dat wel zinnig is. Dit zijn vaak mensen met een zeer beperkt inkomen. De meesten in deze zaal weten dat. Deze mensen hebben geen aanvullend pensioen.

Ten derde bewandel ik een zijspoor in dit geheel na de samenwoonregelingen en de overbruggingsregeling op de website van de SVB nog eens goed te hebben doorgenomen. Minder mensen hebben van die laatste regeling gebruikgemaakt dan gedacht. De website is dan ook vrij ingewikkeld. Het is moeilijkom erdoorheen te ploegen. Zou de minister in overleg met de SVB willen nagaan hoe de overbruggingsregeling onder de aandacht kan worden gebracht?

©

foto C.J. (Carola)  Schouten
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Voorzitter. Voor AOWers is er de afgelopen jaren veel onzekerheid geweest. Als mensen beiden een eigen huis hadden, maarvoor elkaarzorgden, kon de SVB langskomen, waarna een gesprek kon plaatsvinden met heel veel onzekerheid en zelfs het verlagen van de uitkering tot gevolg. De voorbeelden van het controleren op twee tandenborstels in de badkamer zijn ons ook bekend. Het is dus goed dat dit wetsvoorstel duidelijkheid biedt. Zodra er sprake is van twee woningen, wordt men geacht wel voor elkaar te zorgen, maar een eigen ...

Er gaat een lichtje branden ten teken van het feit dat mijn spreektijd het einde nadert. Nu heb ik inderdaad niet voor lang ingeschreven, maar voor zo kort nu ook weer niet, voorzitter.

De voorzitter:

Ga uw gang.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Nu is er duidelijkheid gecreëerd. Twee personen met elk een woning worden geacht zelfstandig wonend te zijn, al kunnen zij best voor elkaar zorgen. Die duidelijkheid is prima. De Kamer heeft daarover vaak gedebatteerd. Ik ben blij dat het nu geregeld wordt.

Ik heb nog enkele kleine vragen, inderdaad onder andere over de basisregistratie van personen, die we bij meerdere departementen aan de orde hebben gesteld. Er zal nu veel belang aan worden gehecht, terwijl blijkt dat er op punten ook fraude plaatsvindt. Gaat de staatssecretaris zich in dat debat mengen om ervoor te zorgen dat dit correct op orde is en we dergelijke discussies niet opnieuw krijgen? De Sociale Verzekeringsbank zal volgens de staatssecretaris steekproefsgewijs onderzoek naar de handhavingsrisico's doen. Ik hoor graag van de staatssecretaris of zij de Kamer op de hoogte wil houden van de uitkomsten en de mogelijk aanvullende maatregelen die op grond daarvan worden genomen.

Ik kom op het laatste punt. Dat is voor ons een aangelegen punt. Het betreft de wijze waarop in andere regelingen met deze situatie wordt omgegaan. Mevrouw Vermeij noemde al een voorbeeld. Ik vraag mij af hoe het bij de Anw, de Algemene nabestaandenwet, is geregeld. Daarin komen dit soort situaties ook voor. Ik heb gezocht, maar heb niet kunnen vinden dat ook daarin straks op deze manier met de situatie wordt omgegaan. Kan de staatssecretaris uitsluiten dat Anw'ers straks ook weer... nou ja, dat ertandenbor-stels worden geteld? Gaat ook voor hen de regeling op dat we ervan uitgaan dat zij zelfstandig wonen als zij beiden een eigen woning hebben?

©

foto N.P.M. (Norbert)  Klein
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
De heer Klein (50PLUS/Klein):

Voorzitter. De 50PLUS-fractie heeft volgens het verslag een groot aantal vragen gesteld. De antwoorden van de regering op de door 50PLUS gestelde vragen in de nota naar aanleiding van het verslag zijn duidelijk en behoeven naar mijn mening maar op enkele punten verduidelijking. In het algemeen lijkt de voorgestelde wetswijziging AOW-tweewo-ningenregel een verbetering ten opzichte van de oude situatie. Dat hebben de vorige sprekers ook al aangegeven. Er komt een stuk duidelijkheid voor de gepensioneerden over de vraag wanneer er sprake is van een gezamenlijk inkomen en wanneer niet. Nu wordt het ook duidelijk dat je niet meer hoeft te worden gekort op de AOW als je bijvoorbeeld voor elkaar zorgt maar elk een woning hebt. De vraag is echter of de duidelijkheid er nu werkelijk komt en of deze wetswijziging zal leiden tot een minder complexe uitvoering bij de Sociale Verzekeringsbank. Het huisvestingscriterium lijkt helder, maar toch kunnen er wellicht veel vragen over de interpretatie komen wanneer een en ander uitgewerkt gaat worden in de Algemene Maatregel van Bestuur hierover.

Ik denk dat wij wellicht al antwoord kunnen krijgen op een aantal vragen. De Sociale Verzekeringsbank heeft in de uitvoering al op deze wetswijziging geanticipeerd sinds 1 februari 2014. Dat is mooi, voortvarend en een voorbeeld dat zeker navolging verdient om onrechtvaardigheden aan te pakken. Ik denk bijvoorbeeld aan het anticiperen op het stopzetten van de AOW-partnertoeslagkortingen in het kader van de problematiek rond de afkoop van kleine pensioenen. Kan de staatssecretaris aangeven wat de afgelopen vier maanden bij de Sociale Verzekeringsbank de ervaringen zijn met het hanteren van de nieuwe tweewoningenregel? Heeft dit geleid tot minder bureaucratie en tot eenduidigheid? Zijn er specifieke problemen onderkend? Wil de staatssecretaris de eerste resultaten betrekken bij het opstellen van de AMvB? Is de staatssecretaris bereid deze resultaten te delen met de Kamer?

Als deze wetswijziging is bedoeld om minder complexiteit in de uitvoering te krijgen en een minder wantrouwende overheid met sociale rechercheurs om gepensioneerden op hun woongedrag te controleren, dan moeten wij wel naar een verdere vereenvoudiging. Is het dan niet veel eenvoudiger om als vervolg op deze wetswijziging tot een regel te komen dat mensen alleen op twee verschillende adressen moeten wonen volgens de BRP, de Basisregistratie Personen, bij de gemeenten? Een uitzondering vormen natuurlijk minderjarigen die eveneens op hetzelfde adres geregistreerd staan. Dit sluit goed aan bij de gedachten die door de ANBO in de internetconsultatie naar voren zijn gebracht. Wat vindt de staatssecretaris daarvan?

Onduidelijkheid in het voorliggende wetsvoorstel is met name gelegen in de vraag wanneer er sprake is van een woning als hoofdverblijf. De fractie 50PLUS/Klein vindt het erg rigide om recreatiewoningen en vakantieverblijven per definitie uit te sluiten. In Nederland worden veel recreatiewoningen permanent bewoond. Vaak gebeurt dit door gepensioneerden die zo genieten van ruimte en rust. Volgens een memorie van toelichting worden deze recreatiewoningen niet als woning als hoofdverblijf aangemerkt en vallen deze gepensioneerden buiten de AOW-tweewonin-genregel. Veel van de mensen die in recreatiewoningen wonen, woonden daar al voor 1 november 2003. Dat is de datum waarop een strenger beleid is ingezet om permanente bewoning van recreatiewoningen tegen te gaan. Die mensen mogen daar ook blijven wonen. Echter, ook na die tijd zijn er veel gemeenten die permanente bewoning hebben gedoogd, waarmee zij de situatie hebben gecreëerd dat deze mensen daar hun hoofdverblijf hebben. Wat wil de staatssecretaris doen om deze groep bewoners van recreatiewoningen toch onder de tweewoningenregel van de AOW te laten vallen?

Een tweede deel van het voorliggende wetsvoorstel heeft betrekking op de voorschotregeling. Deze wordt nu afgeschaft omdat er een overbruggingsregeling is en de pensioenfondsen hier met een bevoorschotting nu ook op hebben ingespeeld. Dat lijkt logisch, maar de fractie van 50PLUS/Klein vraagt zich toch af of dat logisch is in het licht van mijn door de Kamer aangenomen motie om te komen tot flexibilisering van de AOW. Flexibilisering kan betekenen dat iemand eerder een AOW-uitkering ontvangt. In feite is dat een voorschot op de periode waarin de AOW-uitkering daadwerkelijkwordt uitgekeerd. Deze uitkering zou dan met de voorschotregeling verrekend kunnen worden. Gooien wij niet het kind met het badwater weg door iets af te schaffen wat straks weer opgetuigd moet worden om de flexibilisering van de AOW te realiseren? Is het niet logischer om deze regeling sudderend te laten voortbestaan nu daarvan heel weinig gebruik wordt gemaakt? Denkt zij dat dit geen conflict is? Hoe staat het met de uitvoering van de motie waarin de regering wordt verzocht onderzoek te doen naar flexibilisering van de AOW?

Tot slot, in de nota van verslag wordt ook een relatie gelegd met het uitstellen met een jaar van de kostendelersnorm in de AOW, de "mantelzorgboete", zoals deze in de volksmond ook wel wordt genoemd. Dit heeft wetgevingstechnisch natuurlijk helemaal niks met deze wetswijziging te maken, maar het is mooi dat er uitstel komt. Deze mantelzorgboete was mij namelijk ook een doorn in het oog. Nu moeten wij er alleen nog voor zorgen dat die pijn niet weer terugkomt, niet alleen bij mij, maar met name bij iedereen die het betreft. De regering heeft in de nota van verslag aangegeven dat het al dan niet doorgaan afhankelijk is van de bepaling van de effecten van de kostendelersnorm op de mantelzorg. Kan de staatssecretaris al aangeven hoe zij deze effecten wil bepalen en welke criteria zij wil hanteren?

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Baay-Timmermans van de fractie van 50PLUS/Baay-Timmermans.

©

foto M.H.H. (Martine)  Baay-Timmerman
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS/Baay-Timmerman): Voorzitter. Ik heb een kleine correctie: het is Timmerman en geen Timmermans.

De voorzitter:

Excuus. Het woord is aan mevrouw Baay-Timmerman.

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS/Baay-Timmerman): Dank u wel.

Voorzitter. Mijn partij 50PLUS en mijn fractie zijn verheugd over deze regeling omdat daarmee de duidelijkheid groeit. Wij zien nog wel enkele haken en ogen en daarover zal ik zo dadelijk nog een paar kritische vragen stellen.

Wij zijn blij met de tweewoningenregeling omdat nu voor de AOW'er duidelijk wordt wanneer er sprake is van een gezamenlijke huishouding en wanneer niet. Twee mensen hebben ieder een eigen woning, daar staan geen andere mensen ingeschreven, dus niemand woont feitelijk bij hen in en zij dragen ieder de kosten van hun eigen woning. Deze regeling stelt dat er dan geen sprake is van een gezamenlijke huishouding. De beide AOW-gerechtigden krijgen dan ook de volledige AOW. Dit lijkt ons een overzichtelijke en eerlijke maatregel. Deze regeling schept vooral duidelijkheid voor de AOW'er en is bovendien zeer gunstig voor de mantelzorg. Twee mensen die voor elkaar willen zorgen — of de een die voor de ander wil zorgen — kunnen nu hun eigen huis aanhouden en dat vinden wij zeer positief.

Kijkend naarde tweewoningenregeling en de concept-AMvB hebben wij nog wel enkele vragen. Onze primaire vraag is hoe het bezit van een woning in het buitenland zich verhoudt tot deze regeling. Is deze buitenlandse woning ook betrokken in de tweewoningenregeling? Het lijkt ons in de praktijk lastig controleer-en handhaafbaar of een dergelijke woning voldoet aan de gestelde criteria. Kan het dan zo zijn dat twee samenwonende AOW-gerechtigden straks een huis in het buitenland huren en dat zij dan ineens onder de regeling vallen en dientengevolge een hogere uitkering krijgen? Hoe controleerbaar is dit? Wij vragen de staatssecretaris grondig in te gaan op de zeer gedetailleerde con-cept-AMvB. Hoe kan worden voorkomen dat oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van de regeling? Kan specifiek worden ingegaan op het punt van de vakantiewoning, de woning in het buitenland en de inschrijving van de Basisregistratie Personen?

Om fraude en misbruik van een dergelijke regeling te voorkomen, vragen wij de staatssecretaris nader toe te lichten hoe het toezicht op de uitvoering van deze regeling wordt uitgevoerd. Is de SVB goed geëquipeerd om toezicht te houden? Hoe gaat de SVB dit doen en is het toezicht waterdicht? Wij zijn daar niet helemaal van overtuigd. Voor het stellen van de volgende vraag maak ik graag gebruik van een casus. In de concept-AMvB staat dat een huis niet door erf recht mag worden verkregen. Betekent dit, wanneer een AOW-gerechtigde die samenwoont met een andere AOW'er het ouderlijk huis erft en daar feitelijk in gaat wonen, dat hij niet onder de tweewoningenregel valt, omdat het nieuwe huis is verkregen door erfrecht? Dan nog een andere casus. Een zelfstandig wonende AOW'er erft het huis van zijn ouders en gaat daar feitelijk in wonen. Hij verkrijgt het huis via erfrecht, maar daarnaast is hij mantel-zorger van een andere AOW'er die hij dagelijks verzorgt. Geldt hier dat beide AOW'ers het volledige AOW-pensioen ontvangen?

Dan nog enkele korte vragen. Voor de gedragseffecten is een bedrag begroot van 20 miljoen. Blijft het daarbij? Is dit een bovengrens of kan het nog veel meer worden? Met betrekking tot de overbruggingsregeling wil mijn fractie weten of de realisatiecijfers van de regeling inmiddels bekend zijn. Hoeveel mensen hebben ervan gebruik gemaakt in 2013? In de stukken staat een raming van 120.000 personen. Klopt dat aantal nog? De woning mag niet afgesloten zijn van nutsvoorzieningen. Geldt dit ook als de woning nooit aangesloten is geweest? Dit kan namelijk het geval zijn bij een stacaravan, een woonwagen of een woonboot. Hoe zit dat precies?

©

foto S.P.R.A. (Steven) van Weyenberg
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
De heer Van Weyenberg (D66):

Voorzitter. Ongeveer een jaar geleden zat ik in een tuin te praten met twee AOW'ers die elkaar net hadden gevonden in de liefde. Zij woonden ieder op hun eigen adres, maar vertelden vol plezier dat ze heel veel tijd samen doorbrachten en leuke dingen deden. Daar ontleenden ze heel veel levensvreugde aan. Ergens halverwege het gesprek vroeg ik hen: maar hoeveel tijd brengen jullie eigenlijk samen door, want misschien wonen jullie wel samen volgens de regels? Ik werd eerst uitgelachen, want ze waren wel verliefd maar zo snel moest je niet gaan samenwonen. Dat ging in een iets rustiger tempo. Toen vertelde ik dat de regels niet zo in elkaar zitten. Als je heel veel tijd samen doorbrengt, kun je worden gezien als samenwonend. Dat vonden zij onbegrijpelijk, omdat ze ieder een eigen huis hadden. Met dat onbegrip kan ik het alleen maar eens zijn. Als je een eigen woning hebt, als je helemaal niet samenwoont, kun je volgens de huidige regels toch als samenwonend worden aangemerkt. Heel veel AOW'ers waren daar onbekend mee. Ze wisten het niet. Als ze zich het risico realiseerden, leidde het vervolgens tot heel veel onbegrip, want ze woonden helemaal niet samen, en tot heel veel zorgen. Die zorgen werden alleen maar groter toen er met de nieuwe Fraude-wet steeds hogere boetes kwamen op het niet juist naleven van de regels. Dat is terecht als het gaat om mensen die de regels willens en wetens overtreden, maar het leidde tot heel veel onrust bij AOW'ers die naar hun beleving helemaal niet samenwoonden, maar nu bang waren bij een controle tegen de lamp te lopen en een hoge boete te krijgen. Succes heeft altijd vele vaders, maar ik sluit mij toch aan bij collega Vermeij die het goed vindt dat de Kamer, evenals de commissie Sociale Zaken — sommige partijen waren al langer overtuigd dan andere, maar daar gaat het verder niet om — tegen de staatssecretaris heeft gezegd: los dit nu gewoon op. Wij praten hier al jaren over. Ik weet dat de staatssecretaris in haar eerste periode bij Sociale Zaken ook al heeft geprobeerd dit op te lossen. Het blijkt heel ingewikkeld te zijn, maar laten wij dan vooral blij zijn dat ervandaag een voorstel ligt om eindelijk aan deze onduidelijkheid — en voor heel veel mensen een onrechtvaardigheid — een einde te maken. Ik vind het ook buitengewoon goed dat de staatssecretaris vooruitlopend op de inwerkingtreding van deze wet al aan de Sociale Verzekeringsbank heeft gevraagd om langs de nieuwe lijn te gaan werken en te handhaven, omdat de Kamer in de volle breedte om deze aanpassingen had gevraagd. Ik vind dat een heel goede zaak en ik sluit mij aan bij de vragen van de heer Klein over de ervaringen die daarmee tot nu toe zijn opgedaan. Ik ga ervan uit dat die ervaringen zijn meegenomen in de concept-Algemene Maatregel van Bestuur die wij toegestuurd hebben gekregen.

Er is nu een goede oplossing. Als je elk een echte eigen woning hebt, of het nu koop of huur is, krijg je alleenstaan-den-AOW en word je niet als samenwonend betiteld. Dat is mooi en het betekent een veel eenvoudiger uitvoering voor de Sociale Verkeringsbank, die in de praktijk ongelooflijk worstelde met de oude wet. Erzijn veel publicaties over: als je met verschillende kantoren belde, kreeg je vaak verschillende antwoorden. Het was zo complex dat het nauwelijks mogelijk was om het op een voor iedereen gelijke manier uit te voeren. Ook dat is natuurlijk niet goed. Het nieuwe voorstel is veel eenvoudiger en er wordt bijna 1,5 miljoen euro mee bespaard aan uitvoeringskosten bij de Sociale Verzekeringsbank. Ikvind het goed dat dit geld mag worden gebruikt voor de aanzienlijke taakstelling die ook de Sociale Verzekeringsbank nog heeft in te vullen.

Het had natuurlijk allemaal nog eenvoudiger gekund, als wij gewoon hadden aangesloten bij de Basisregistratie Personen. Als uitgangspunt, als droom, had dit natuurlijk de voorkeur van mijn fractie. Tegelijkertijd snap ik dat de staatssecretaris zegt: dat doe ik niet, want dan vind ik het risico van misbruikte groot. Het kan te aantrekkelijk zijn om je dan ergens in een klein extra kamertje in te schrijven, nauwelijks extra kosten te maken en alleen maar in naam op een adres te wonen, om dan toch die alleenstaanden-AOW te krijgen. Daarom heeft de staatssecretaris een vrij gedetailleerde Algemene Maatregel van Bestuur opgesteld, die precies beschrijft in welke situatie er echt sprake is van een eigen woning die telt als hoofdverblijf, waardoor je een alleenstaanden-AOW krijgt. Dat lijkt mij goed.

Ikvind het ook buitengewoon verstandig dat zij voor de 97 AOW'ers die nu al volgens de huidige regels onder de uitzondering voor mantelzorg vielen een goed overgangsrecht heeft gecreëerd, zodat ervoor hen niets verandert. Het feit dat het er maar honderd waren, liet volgens mij overigens precies zien hoe ingewikkeld die regeling was en hoe weinig mensen zich realiseerden dat zij daarop misschien een beroep konden doen. Zij realiseerden zich misschien niet dat zij zich niet aan de oude regels hielden.

Er ontstaat nu wel een verschil tussen de AOW aan de ene kant en de aanvullende inkomensvoorziening voor ouderen, de zogenaamde AIO, aan de andere kant, alsmede een of twee andere socialezekerheidsregelingen. Dat verschil vind ik ingewikkeld, maar ik zie er de oplossing niet voor. Het is denk ik wel belangrijk dat er buitengewoon goed wordt gecommuniceerd over de spelregels, zodat mensen daardoor niet in de war raken. Graag vraag ik de staatssecretaris hoe zij de voorlichting daarover voor zich ziet.

Ten slotte wijd ik twee zinnen aan de voorschotregeling die wordt beëindigd. De staatssecretaris zegt namelijk dat die eigenlijk helemaal niet wordt gebruikt, of slechts in zeer beperkte mate. Dat begrijp ik en ik ben er natuurlijk per definitie geen voorstander van om dingen in stand te houden die weinig worden gebruikt; wie wel? Ik vraag de staatssecretaris wel of zij zeker weet dat het gebruik de komende jaren niet fors zal toenemen, naarmate de AOW-leeftijd verder stijgt. Dan wordt immers de periode tussen 65 jaar en de nieuwe AOW-leeftijd elk jaar wat langer. Dan kan ik mij voorstellen dat het gebruikt van die voorschotre- geling toeneemt. Graag krijg ik daarop een reactie van de staatssecretaris.

©

foto A. (Anoushka)  Schut-Welkzijn
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):

Voorzitter. Eind vorig jaar constateerden verschillende leden van deze Kamer, na het werkbezoek aan de Sociale Verzekeringsbank en een gesprek — op initiatief van de SP, zeg ik er direct bij — met de Ouderenombudsman, dat de criteria in de AOW die bepalen of iemand samenwoont onhelder en voor meerdere uitleg vatbaar waren. Bovendien gingen de verschillende regiokantoren van de SVB hier verschillend mee om. De VVD kreeg veel brieven van mensen die wilden samenwonen, maar die hun eigen woning niet konden verkopen. Of zij wilden een paar dagen per week voor elkaar zorgen, maar waren bang als samenwonend te worden aangezien, omdatzij hun eigen woning wilden aanhouden. Samenwonen zou in deze gevallen de lasten verhogen en de inkomsten doen dalen. Dit was reden genoeg om de staatssecretaris in commissieverband te vragen, de samenwooncriteria te verhelderen. Hierbij stond voor de VVD voorop dat het dragen van kosten voor een zelfstandige woning doorslaggevend moest zijn vooreen alleenstaande hogere AOW-uitkering. Met deze wet is aan dit verzoek van de Kamer tegemoetgekomen en datvindtdeWDeen goede zaak. Helder uitvoerbaar beleid, voor iedereen te begrijpen, draagt bij aan het gevoel van rechtszekerheid van mensen. Ze weten wat ze aan de overheid hebben en dat is winst voor iedereen.

Wat vooraf niet te voorzien was, in ieder geval niet voor ons, zijn de hoge verwachte gedragseffecten. De kosten daarvan worden nu geschat op jaarlijks 20 miljoen euro. Wat is de achtergrond van deze gedragseffecten? Zullen er echt zo veel meer AOWers gaan samenwonen die kosten voor een zelfstandige woning hebben? Wil de staatssecretaris de daadwerkelijke gedragseffecten monitoren en de Kamer over de ontwikkeling hiervan periodiek rapporteren? Ook wil de VVD graag dat de handhaafbaarheid wordt gemonitord. Wordt die handhaafbaarheid nu sterk verbeterd? We hopen het allemaal wel, maar dat willen we ook graag zien.

De VVD is er voorstander van dat de voorschotregeling wordt afgeschaft. Deze tijdelijke regeling is ingewikkeld, ze gaat gepaard met veel administratieve lasten voor mensen die er gebruik van maken en wat schetst mijn verbazing: er is vorig jaar heel weinig gebruik van gemaakt. Dat zijn nu regelingen die je niet moet willen. Bovendien is hiervoor al de overbruggingsregeling in de plaats gekomen als vangnet voor mensen die zich niet hebben kunnen voorbereiden op de verhoging van de AOW-leeftijd. De VVD vindt het onnodig als deze twee regelingen naast elkaar blijven bestaan.

Dit voorstel kan dan ook op de steun van de VVD rekenen.

©

foto P.H. (Pieter)  Omtzigt
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Voor een zeer specifieke categorie personen beoogt dit wetsvoorstel de bestaande mantelzorgboete af te schaffen. Dat is goed nieuws. Twee mensen, die ieder een alleenstaande AOW hebben, enige zorg voor elkaar dragen, maar ieder een eigen woning hebben, behouden hun alleenstaande AOW, in plaats van dat ze allebei een

AOW voor samenwonenden krijgen. Dat scheelt per persoon meer dan €300 per maand. In tegenstelling tot de heer Klein begrijpt de CDA-fractie heel goed waarom zeer nauw omschreven wordt wat die woning is die je moet hebben, vanwege de gedragseffecten. Zou je onverkort elke vakantiewoning mogen hebben, dan zou dat de mogelijkheid bieden voor wat rijkere mensen die een vakantiewoning hebben, om op hun 64ste te scheiden en te zeggen: een persoon schrijven we daar in en de andere persoon in de tweede woning. Dat is niet wat de heer Klein beoogt, maar gezien alle dingen die er in het verleden gebeurd zijn, snap ik datereen zeer duidelijke afbakening is. Ikzal daarmeteen voor de wetsbehandeling bij zeggen dat ik ervan uitga dat de staatsecretaris heel goed zal monitoren dat deze wet precies doet wat die moet doen voor de groep waarvoor de wet bedoeld is, en niet voor enige andere groep. We moeten dus niet krijgen dat een Kamerlid dat nog een pied-a-terre in Den Haag heeft, na zijn aftreden zegt: weetje wat, ik schrijf me daar in, dan hebben we twee keer een AOW voor alleenstaanden. Dat zeg ik, omdat we in het verleden drama's gehad hebben van mensen die vlak voordat ze naar Spanje gingen, gingen scheiden. In Spanje komt de SVB niet controleren. Ze verloor ook alle rechtszaken en die mensen wonen in Spanje weer samen en krijgen twee keer een alleenstaanden-AOW.

De voorzitter:

Volgens mij heeft de heer Klein hier een vraag over. Ik geef hem graag het woord.

De heer Klein (50PLUS/Klein):

De heer Omtzigt maakt het voor mij een beetje onduidelijk. Ik wil graag dat hij duidelijkheid geeft. Enerzijds wil hij misbruikvan een vakantiewoning en daarmee ook misbruik van de AOW voorkomen. Daar ben ik het mee eens. Anderzijds zegt hij: de heer Klein heeft gelijk. Moet je een woning, die gedoogd permanent bewoond wordt en waarvan de overheid dus accepteert dat die permanent bewoond wordt, accepteren als tweede woning en dus een uitzondering maken op wat in de hoofdregel staat in de concept-AMvB?

De heer Omtzigt (CDA):

Ik wacht met grote belangstelling het antwoord op die vraag van de staatssecretaris af. Het zou dan wel moeten worden beperkt tot de categorie waarvoor op dit moment een gedoogbeleid wordt gevoerd. Het gaat dus om de categorie waarbij mensen al inwonen. Als je hier namelijk nog een andere categorie aan toevoegt, ontstaat er een gat in de wet. Ik weet dan al hoe het zal gaan: dan hebben we over drie jaar een noodwetsvoorstel nodig om dat gat te repareren, maar heel veel mensen zijn dan al doordat gat gegaan. Dit wetsvoorstel is bedoeld voor een zeer specifieke categorie mensen, namelijk mensen die wel een eigen woning hebben, maar enige zorg dragen voor elkaar. Dat laatste is iets wat de regering gaarne aanmoedigt, bijvoorbeeld middels de Wmo. Daarvoor moet een passende oplossing komen. Die passende oplossing moet niet te groot en niet te klein zijn. Dat is onze basisverantwoordelijkheid. Ik meen dat mevrouw Schut een vraag stelde over de gedragseffecten. Die vraag begrijp ik heel goed. Op die effecten moet je inderdaad heel goed letten.

De voorzitter:

De heer Omtzigt vervolgt zijn betoog. De heer Omtzigt (CDA):

Het is dus goed dat er een einde komt aan de jarenlange onduidelijkheid. Mijn fractie heeft al eerder gevraagd om de regels voor samenwoning te vereenvoudigen en te verduidelijken. Dat deed zij in een motie die zij samen met de fractie van de Partij van de Arbeid indiende. De SP heeft dat al eerder gedaan. Dit is een vraagstuk dat dus al jarenlang in de Kamer is teruggekomen. Het is ook goed dat er geen onderhuur mag plaatsvinden. Dat is ook een erg belangrijke voorkomende voorwaarde.

Een bijkomend voordeel is dat voor handhaving minder kosten hoeven te worden gemaakt. De structurele uitvoeringskosten voor de SVB zullen met 1,4 miljoen euro per jaar afnemen. In de nota naar aanleiding van het verslag staat dat deze besparing wordt ingezet voor de taakstelling van de SVB. Wat betekent dit concreet?

Om fraude bij de tweewoningenregel te voorkomen, zijn correcte en actuele gegevens in de Basisregistratie Personen over de woonsituatie noodzakel ijk. Heeft de staatssecretaris er vertrouwen in dat de kwaliteit van de BRP zodanig is verbeterd dat fraude effectief kan worden voorkomen? Want laten we eerlijk zijn, de BRP is op dit moment wel een beetje het zwakke puntje van de sociale zekerheid.

Ik kom op de relaties met andere wetten. Mijn collega's hebben hierover ook al gesproken. Dit wetsvoorstel ziet alleen op een situatie met twee AOWers met een volledige AOW-uitkering. Mevrouw Vermeij noemde net al het voorbeeld van één AOWer die een volledige AOW-uitkering heeft en een andere alleenstaande AOWer die geen volledige AOW-uitkering heeft en dus daarop een aanvulling heeft. Mevrouw Schouten noemde het voorbeeld van iemand met een Anw-uitkering. In dat voorbeeld dragen dus een AOWer en een Anw'er mantelzorg voor elkaar. Ik zou er een voorbeeld aan toe kunnen voegen van een AOWer en iemand die een WIA-uitkering heeft, of van een AOWer en iemand die een WWB-uitkering heeft. Voor het gemak zeg ik even dat voor de WIA 80-100 geldt en er geen werkverplichting is. We zijn er zeer blij mee dat deze mensen aan elkaar mantelzorg verlenen. Ik wil graag weten wat er in dergelijke gevallen gebeurt. Ik zal een concrete casus voorleggen. Een van de mantelzorgers valt onder de AOW-regeling en de andere valt onder de WIA of onder de Anw-regeling. Betekent dit nu dat onder de AOW-regeling de AOWer zijn AOW voor alleenstaanden behoudt, terwijl degene die onder de Anw of onder de WIA valt, op dat moment wordt geacht samen te wonen en dus wordt geacht om onder de kostendelersnorm te vallen? Begrijpt mijn fractie dat goed? Als dat inderdaad zo is, hoe gaat de staatssecretaris dat dan uitleggen?

Ik kan deze casus nog iets verder uitwerken. Als ik het in dit verband heb over iemand die onder de WIA valt, heb ik het natuurlijk over iemand die ook onder de Toeslagenwet valt, want anders is zijn WIA-uitkering niet van belang. Het is dus iemand die een kopje op zijn uitkering krijgt. Ik wil dit voorbeeld nog even verder trekken. Deze mensen leven twee of drie dagen per week in hetzelfde huis, bijvoorbeeld vanwege het verlenen van mantelzorg. Zijn deze partners in deze situatie ook eikaars toeslagenpartners? Kan de staatssecretaris die casus eens uitwerken? Volgens mij gaat in die situaties namelijk het volgende knelpunt ontstaan met deze wet.

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):

De heer Omtzigt heeft hierover ook een amendement ingediend. Komt hij daar nog op?

De heer Omtzigt (CDA): Ja, daar kom ik zo nog op.

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):

Ik wil het daar gelijk even over hebben. Het amendement dat hij indient, heeft niet direct betrekking op deze wet. Het amendement is bovendien niet gedekt. Hoe denkt de heer Omtzigt dat amendement te dekken?

De heer Omtzigt (CDA):

Ik maak het voorbeeld even af en dan kom ik terug op de vraag. Anders loopt mijn betoog vast. Mevrouw Schut stelt overigens een heel terechte vraag.

Zijn ze eikaars toeslagpartners? In het kader van een andere wet — denk aan de eigen bijdrage CAK — moeten ze weer wel als één huishouden worden beschouwd, zodat het inkomen van beiden meetelt voor de eigen bijdrage van het CAK. Hoe gaat hieroverworden gecommuniceerd? Niet voor niets refereerde de heer Ulenbelt eraan dat de wet nu al tot situaties heeft geleid waarvan we achteraf zeggen dat we dat niet zo hadden gewild. We moeten proberen te voorkomen dat er in de toekomst nog andere situaties ontstaan.

Dan kom ik op het thema mantelzorg. Wat wil de regering precies met mantelzorg? Onder de Wmo wordt mantelzorg enorm aangemoedigd. Het is heel fijn als mensen zorgdragen voor elkaar. Het zal soms ook heel fijn zijn als mensen voor elkaar koken en daarmee het huishouden voor een stukje delen, waardoor de overheid niet hoeft in te stappen. Onder de AOW is daartoe geen belemmering, maar er zijn wel andere belemmeringen. De mantelzorgboete voor ouder en kind gaat gewoon door, zij het misschien een jaartje later, maar de boete zit er wellicht toch in. Andere groepen komen nog steeds in de knel. Ik heb net een paar voorbeelden gegeven. In andere wetten zitten weer heel andere dingen, zoals het mantelzorgcompliment. Aan de ene kant kun je een boete krijgen en aan de andere kant krijg je een compliment. Het is best lastig te begrijpen waarom je voor hetzelfde zowel een boete als een compliment kunt krijgen. Bovendien zit in de wet op de erfbelasting weer een uitzondering die best prettig is als je daar als mantelzorger onder valt.

Is de regering bereid om een onderzoek te doen naar alle gevolgen van mantelzorg voor uitkeringen? Dus welke gevolgen heeft de drang vanuit de Wmo om mantelzorger te worden voor je inkomenssituatie? Waar is dat wel en waar is dat niet wenselijk? Is de regering bereid om zo'n onderzoek te doen en dat eind dit jaar in de Kamer voor te leggen? Stel dat de gemeente zegt "we zouden het fijn vinden als u mantelzorg verleent" en dat je als individu zegt "dat wil ik wel doen, want ik ben toch met de AOW" of "ik heb toch een uitkering en ben volledig arbeidsongeschikt, dus dat doe ik gaarne". Dan moet er niet even later een uitkeringsinstantie langskomen die zegt: een andere overheidsinstantie heeft weliswaar gezegd dat het heel goed is dat u dit doet, maar wij gaan nu wel een korting doorvoeren. Dat lijkt mij onwenselijk.

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):

Voor de VVD is de AOW echt iets heel anders dan een regeling waarvan je korte tijd gebruikmaakt, zoals de bijstand. Hoe kijkt het CDA aan tegen de partnermiddelentoets die ervoor zorgt dat je je uitkering verliest of een gedeelte ervan moet inleveren als je gaat samenwonen? Is het daartegen?

De heer Omtzigt (CDA):

We hebben voor die wet gestemd en we zijn er volledig voorstander van dat er met betrekking tot de bijstand en aanverwante uitkeringen een huishoudtoets plaatsvindt. Die is ook ingevoerd. Wij hebben via het amendement-Heerma c.s. een uitzondering gemaakt voorde AOW. Helaas is dat niet aangenomen, maar het denken gaat door, ook bij de regering, zo merken we. Dat is heel positief. Ik heb mijn voorbeelden heel bewust gebaseerd op iemand met een volledige WIA-uitkering, zonder werkverplichting, en op het tijdelijk en kortdurend verlenen van zorg. Immers, ook al is de zorg tijdelijk en kortdurend, zelfs dan kan volgens de definitie al sprake zijn van een gezamenlijke huishouding. Als je een maand lang zorg verleent aan iemand omdat die persoon uit het ziekenhuis komt of niet in een verpleeghuis kan en je daar wat intensiever verblijft, dan ontstaat in de huidige definitie een gezamenlijk huishouden. Dat is het soort vragen dat ik wil voorkomen. Ik wil niet te maken krijgen met moeilijke brieven achteraf, ikwil dit al aan het begin tackelen.

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):

De WIAvalt helemaal nietonderde kostendelersnorm, dus ik weet niet waar de heer Omtzigt zich op baseert in dezen.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik had het over WIA met een toeslag. Iemand met een lage WIA-uitkering die de alleenstaandennorm niet haalt, valt onder de Toeslagenwet en daarmee onder het bijstandsregime.

Voorzitter. De regering heeft in de Eerste Kamer enig uitstel aangekondigd. Dat kan onder de wet omdat verschillende onderdelen op verschillende momenten kunnen ingaan. Maar dan gaat bijvoorbeeld het onderdeel over het overgangsrecht dat daarna volgt, helemaal de mist in. Immers, het eerste deel van het overgangsrecht gaat niet door als je het op een later moment nog invoert. De CDA-fractie is sowieso van mening dat de regering vanwege haartoezeg-ging in de Eerste Kamer een nota van wijziging of een novelle zou moeten indienen en nodigt haar van harte uit om datvoordeze wet te doen. Om een voorbeeld te stellen: wij denken dat mantelzorg niet gestraft moet worden. In de Wmo zou het zelfs geld kunnen opleveren als je die mensen gewoon fatsoenlijk behandelt. Daarom hebben wij dit amendement ingediend, dat identiek is aan het amende- ment van de heer Heerma in het wetsvoorstel dat hij behandeld heeft.

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):

Het is dus niet gedekt, hoor ik hier. Daarnaast is het inwer-kingtredingsbesluit van de kostendelersnorm een jaar uitgesteld. Volgens mij is daar helemaal geen novelle voor nodig. Waar baseert de heer Omtzigt dat op?

De heer Omtzigt (CDA):

Ik baseer dat op het onderdeel uit de wet dat gaat over het overgangsregime. Het overgangsregime gaat in stapjes, maar die stapjes zijn in de wet niet vastgelegd in de formulering "na inwerkingtreding", maar in data. Ik zie mevrouw Schut nee schudden, maar het is wel zo; ik heb de wet er nog op nagekeken. Ik hoor de VVD tot mijn spijt zeggen dat zij de mantelzorgboete kennelijk over een jaar alsnog wil invoeren, waarmee zij haar hele achterban voor de gek houdt, die dacht dat die boete een beetje van tafel was. Het blijkt echter een kort uitstel van executie te zijn. Als je het op een later moment alsnog doet, missen de mensen die er nu gebruik van maken, waarbij er in stapjes zou worden afgebouwd, het eerste afbouwstapje. Zij maken meteen een behoorlijke val, namelijk van 70% snel naar 65% en 60%. Dit houdt een onmiddellijke, forse korting op hun AOW-uitkering in. Daardoor kunnen mensen acuut in de problemen komen. Daar zal de VVD alsdan achter komen als zij ervoor kiest om dit niette steunen en als er geen nota van wijziging wordt ingediend.

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):

De VVD is, zoals alom bekend is, er altijd voorstander van geweest dat je samen kosten deelt als je samenwoont en samen kosten hebt. Of je dat met je broer doet, of met je vriend, je dochter of je zoon, doet er volgens de VVD niet toe. De VVD heeft daar altijd een heel heldere lijn in gehad. Daar zijn we zeker van. De problemen die de heer Omtzigt opwerpt, heb ik helemaal niet gezien en de Eerste Kamer ook niet. Daarom heeft de Eerste Kamer ermee ingestemd. Volgens mij doet dit niet ter zake.

De heer Omtzigt (CDA):

Mevrouw Schut kan dan volgende week nog even naar de Eerste Kamer kijken, want de Eerste Kamer heeft er nog geen debat over gevoerd, laat staan ermee ingestemd. Die problemen komen dus vanzelf wel aan het licht. De problemen die ikgeschetst heb, zullen zich wel degelijkvoordoen. Die problemen spelen op twee punten. Het eerste punt is het concept van de tweede woning. Het tweede punt is het samenwonen van een AOWer met iemand die een ander soort uitkering heeft. Ik heb daarbij heel bewust de langdurige uitkering genoemd, zoals de Anw en de WIA 80% en 100%. We kunnen ons daar beter nu van bewust zijn. Als de VVD daar haar ogen voor wenst te sluiten, dan voorspel ik dat we hier over twee jaar een debat voeren. Ik zal alsdan die discussie aangaan. Ik hoop van harte dat de regering die integrale visie op mantelzorg en de gevolgen die mantelzorg heeft voor uitkeringen, toeslagen en belasting voor het einde van het jaar wil doen toekomen aan de Kamer. Die toezegging van de regering wacht ik af.

De vergadering wordt van 11.12 uur tot 11.30 uur geschorst.

©

foto J. (Jetta)  Klijnsma
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
Staatssecretaris Klijnsma:

Voorzitter. Ik dank de leden van de Kamer voor de inbreng. We spreken over de tweewoningenregeling. Eigenlijk hebben alle woordvoerders gezegd dat het een groot goed is dat deze regeling nu verhelderd wordt. De heer Ulenbelt gaf de aftrap en had eigenlijk iedereen in zijn kielzog, want voor mensen met een AOW was behoorlijk onhelder hoe de situatie was als je weliswaar in twee verschillende huizen woonde maar heel veel met elkaar optrok. Ook voor de Sociale Verzekeringsbank was het natuurlijk ingewikkeld om hierop te handhaven. De OuderenOmbudsman, de ANBO en ook de leden van de Tweede Kamer hebben daar menigmaal de aandacht op gevestigd. Ik zou uitgebreid kunnen ingaan op de historie, maar dat zal ik kortheidshalve niet doen. Ik constateer dat eigenlijk de hele Kamer het goed vindt dat dit nu wordt veranderd. Dat is plezierig. De heer Van Weyenberg zei dat ik dit al aan snee heb gebracht ten tijde van het kabinet-Balkenende IV, toen ik ook staatssecretaris was. Toen viel het kabinet en het is mooi dat het nu wel is gelukt, althans in de Tweede Kamer.

Alle woordvoerders hebben ook gezegd dat het goed is dat we dit met terugwerkende kracht implementeren, zodat dit voor alle Nederlanders glashelder is. Ook dat is plezierig.

De heer Ulenbelt vroeg hoeveel mensen de afgelopen tien jaar hiervan repercussies hebben ondervonden. Het is lastig om dat precies aan te geven. Er zijn nu 1.500 AOW-gerechtigden die onder de oude regels aangemerkt zijn als samenwonend, terwijl zij elk beschikken over een eigen woning. In 2013 zijn 44 AOWers in beroep gegaan tegen het besluit van de SVB dat zij samenwoonden. De inschatting is dat er in totaal ongeveer 700 bezwaarschriften zijn geweest, maar de SVB heeft de regels natuurlijk uitgevoerd zoals zij toen in de wet stonden; dat mag heel helder zijn. We moesten dus netjes handelen op basis van de wet. De heer Ulenbelt vroeg of ik — niet als bewindspersoon, want we moesten netjes handelen naar de wet — nog eens tegen deze mensen kan uiten dat dit inderdaad onhelderwas. Ja, met de inzichten van nu zeggen we dat allemaal; dat geldt dus ook voor mij.

De heer Ulenbelt heeft ook gezegd dat de kostendelersnorm in de AOW wat hem betreft zou kunnen worden afgesteld en niet alleen uitgesteld. Daar heb ik kennis van genomen.

De heer Madlener heeft opgemerkt dat er geen leegstand moet komen op basis van deze nieuwe wetgeving. Dat mag helder zijn, maar deze mensen wonen nu natuurlijk eigenlijk al onder twee daken. Wat dat betreft, verandert er dus niet veel.

Mevrouw Vermeij beklemtoonde nog eens dat dit een mooie vereenvoudiging is. Zij vroeg naar de gedragseffecten. De inzichten in de gevolgen hiervan hebben we verdisconteerd in 20 miljoen. Wat mensen zouden kunnen gaan doen op basis van deze regelgeving, kun je natuurlijk nooit tot op de komma nauwkeurig berekenen. Je hebt natuurlijk verschillende groepen mensen. Er is een groep van mensen die sowieso samenwonen; dat zijn vaak echtparen of langdurig samenwonenden. Er zijn echter natuurlijk ook mensen die door deze maatregel uit elkaar zouden kunnen gaan. Daar is een heel debat over geweest, ook in de Kamer. Die gedragseffecten zijn verdisconteerd. Er is geen onder- of bovengrens, maar we hebben die effecten geraamd op 20

miljoen. Ik zal de Kamer er natuurlijk van op de hoogte houden of dit een ordentelijke raming is gebleken.

Mevrouw Vermeij heeft ook gevraagd naar de wijze waarop gehandhaafd wordt in het kader van de AIO. De AIO valt natuurlijk formeel onder de WWB. We doen dat dus gewoon conform de kostendelersnorm uit de WWB. Dat geldt ook voor de SVB. Die moet op die manier de AIO ten uitvoer leggen.

Mevrouw Vermeij heeft verder gevraagd of wij de overbruggingsregeling nogmaals heel goed onder de aandacht willen brengen. Mevrouw Vermeij heeft gekeken naar de website en vindt een en ander nog een beetje gecompliceerd, als ik me zo mag uitdrukken. De SVB bekijkt steeds nauwgezet welke mensen in aanmerking kunnen komen voor de overbruggingsregeling. Die mensen krijgen daar ook bericht over. Daar wordt dus heel specifiek naar gekeken, want ik hecht daar zeer aan.

Mevrouw Schouten heeft een vraag gesteld over de basisregistratie. Ik ga eerst even in op haar vraag of de tweewoningenregeling, die nu in de AOW wordt opgenomen, bijvoorbeeld ook kan worden opgenomen in de WWB of de Anw. Dat is een bredere vraag die door meer afgevaardigden is gesteld, onder wie de heer Klein. In de Anw geldt dat de gezamenlijke huishouding bepalend is voor het recht op uitkering. Bij overlijden ontstaat recht op Anw bij een gezamenlijke huishouding, maar als iemand met een Anw-uitkering opnieuw gaat samenwonen, eindigt het recht op Anw. Daardoor zijn de gedragseffecten bij de bijstand en de Anw veel groter dan bij de AOW. Bij de Anw blijft de huidige regelgeving dus gewoon in stand.

Mevrouw Schouten heeft mij gevraagd hoe ik mij zal mengen in het debat over de betrouwbaarheid van de basisregistratie.

De voorzitter:

Staatssecretaris, mevrouw Schouten heeft volgens mij over het vorige punt een vraag.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Dat klopt. De staatssecretaris zegt dat deze regeling wel in stand blijft voor de Anw omdat de gedragseffecten groter zijn. Volgens mij moeten wij ervoor zorgen dat "gelijke monniken, gelijke kappen" geldt. Daar doelde ik op. Stel dat iemand in een huishouden een Anw-uitkering heeft en iemand anders in een ander huishouden een AOW-uitkering ontvangt en dat je objectief kunt vaststellen dat er twee adressen zijn. De tweewoningenregeling moet naar mijn mening ook in die situatie opgaan. Dan moeten we niet weer de tandenborstels gaan tellen. Deelt de staatssecretaris deze mening?

Staatssecretaris Klijnsma:

Als er echt sprake is van twee daken, dan is dat natuurlijk opportuun. Dat lijkt me logisch. Dan is er niets aan de hand. Dat geldt echter ook nu al. Als een Anw'er een eigen woning heeft en de AOWer heeft ook een eigen woning, dan is op basis van deze regelgeving opportuun dat de AOWer dan 70% krijgt of houdt.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Dat is zo vanuit het perspectief van de AOW'er, maarvanuit het perspectief van de Anw'er kan daarover nog wel discussie ontstaan. In de desbetreffende wet is dit immers mogelijk niet zo duidelijk omschreven. Als gewoon objectief is vast te stellen dat er twee daken zijn, dan vind ik het van belang dat ook voor de Anw'er geen discussie ontstaat over al dan niet samenwonen, ook al kan er sprake zijn van zorg voor elkaar.

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik ga dat nog eens even nauwgezet na, ook in de Anw zelf. We moeten echt even heel specifiek bekijken of dit aan de orde is en hoe daar dan op wordt gehandhaafd. Dat zeg ik mevrouw Schouten toe.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

Staatssecretaris Klijnsma: Ja, voorzitter.

Dan ga ik in op de basisregistratie. In de nota naar aanleiding van het verslag heb ik al gemeld dat ik in gesprek ben met mijn collega's van Veiligheid en Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de werking en de kwaliteit van de registratie. Wij trekken daarbij gezamenlijk op. In december hebben wij een actieplan gepresenteerd. De kwaliteit van de BRP moet echt verbeteren. Dat vinden wij kabinetsbreed. Natuurlijk gaat de SVB bij de handhaving uit van de BRP, maar de feitelijke situatie blijft natuurlijk altijd leidend. Overigens hadden meer mensen deze vraag gesteld, onder wie mevrouw Vermeij.

De heer Klein heeft gevraagd wat de ervaring van de SVB over de afgelopen vier maanden is. De maatregel is immers al ingevoerd. Hij vroeg of de nieuwe regels leiden tot minder bureaucratie, en of ik dat alvast kon melden aan de Tweede Kamer. Inderdaad, de SVB geeft aan dat de nieuwe regels veel eenvoudiger zijn om uit te leggen en in de gevalsbehandeling veel minder inspanning vergen. Sinds de invoering hebben 600 gevallen meer AOW ontvangen. Het is nu een beetje vroeg om al over resultaten te spreken, maar in het jaarverslag van de SVB zal uitvoerig worden ingegaan op hoe een en ander is uitgewerkt. Natuurlijk wordt het jaarverslag aan de Tweede Kamer gepresenteerd.

De heer Klein stelde ook een vraag over de voorschotregeling in combinatie met het flexibiliseren van de AOW. Dat zijn natuurlijk wel twee verschillende zaken. We hadden de voorschotregeling oorspronkelijk nog één jaar langer voorgespiegeld, maar doordat de OBR, de overbruggingsregeling, nu hoger is ingevoerd, kunnen we de voorschotregeling eerder afbouwen. De mogelijkheid om de AOW flexibel op te nemen is aangedragen door meerdere Kamerleden, ook door de fractie van 50PLUS. Ik zal de Kamer in de zomer hierover een brief sturen. Dan kunnen we bekijken hoe we daarmee verder kunnen gaan.

De heer Klein had verder een vraag over de recreatiewoningen. Volgens hem hebben mensen daarin soms hun hoofdverblijf. De recreatiewoningen vallen hier niet onder, omdat dat gedragseffecten kan opstuwen. Daar was al een debatje over met de heer Omtzigt. Het kunnen ooktuinhuis-jes zijn op een tuinhuisjescomplex. Als je mensen wilt enthousiasmeren om formeel uit elkaar te gaan terwijl ze materieel bij elkaar blijven wonen, zijn wij daar niet van. Als de belanghebbende dus staat ingeschreven in de Basisregistratie Personen en de woning verder voldoet aan de voorwaarden, dan geldt de tweewoningenregel. Het kan ook een recreatiewoning betreffen, maar die moet daarvoor wel netjes onder de regels vallen.

De heer Klein (50PLUS/Klein):

De vraag is dan natuurlijk: wat verstaat u onder "netjes"? In de ontwerp-AMvB staat expliciet dat dit is uitgesloten. Het gaat natuurlijk om de kortdurende aard van het verblijf in de woning, maar je ziet dat er vaak permanente bewoning plaatsvindt die wordt gedoogd door de gemeente. Dat is een essentiële eis; dan valt zoiets onder de vrijstellingsregeling. Mensen kunnen dan ingeschreven staan bij de oude GBA, nu de BRP, waardoor de situatie kan ontstaan dat de recreatiewoning in feite het hoofdverblijf is. Verstaat u dat onder "netjes"?

Staatssecretaris Klijnsma:

Dat versta ik onder "netjes". Maar voor de helderheid, en ook voor de Handelingen: wat ik niet onder "netjes" versta, is dat mensen die nu samenwonen, nog ergens een tuinhuisje met een adres hebben en denken dat ze zich daar bij wijze van formeel verblijf kunnen gaan vestigen. Dat is niet "netjes".

De heer Klein (50PLUS/Klein):

Dat is toch helemaal geen probleem? In de situatie van die tuinhuisjes zal er toch nooit door de gemeente worden gedoogd, dus dan is er ook geen probleem.

Staatssecretaris Klijnsma: Zo is het.

De heer Klein (50PLUS/Klein):

Het is alleen verstandiger om dat in de AMvB nader aan te duiden. Nu is de AMvB veel duidelijker. Die stelt expliciet: recreatiewoningen niet.

Staatssecretaris Klijnsma:

Wat betreft dat "recreatiewoningen niet": daarmee bedoelen we wat ik net duidde in de context van niet-netjes. Maar de bestaande situatie wordt er natuurlijk in verdisconteerd. Mensen die nu in een recreatiewoning zitten en al 70% AOW genieten, zouden nu dus niet opeens naar 50% gaan.

Mevrouw Baaij heeft gevraagd hoeveel mensen gebruikgemaakt hebben van de overbruggingsregeling in 2013. In 2013 is aan 6.725 mensen een overbruggingsuitkering uitgekeerd. Die aanvragen hebben natuurlijk ook terugwerkende kracht, want we zijn per 1 januari 2013 daarmee van start gegaan. Dat is een gering gebruik. We hebben een rappelmailing verstuurd aan degenen van wie de SVB op basis van het inkomen uit de polisadminisitratie verwacht dat ze mogelijk recht zouden hebben op een OBR-uitkering van €110 of meer. Dus al die mensen hebben een rappel- mailing gehad. In de eerste vijf maanden van 2014 hebben na deze rappelmailing nog 950 personen een OBR-uitkering ontvangen. Die had dus betrekking op 2013. In totaal gaat het dus om 7.675 personen.

Veder heeft mevrouw Baaij gevraagd of de tweewoningen-regel ook geldt voor huizen in het buitenland. Ja, de SVB voert reeds geruime tijd het beleid ten aanzien van de gezamenlijke huishouding in het buitenland uit. Daar kijkt men dus naar. Ze heeft dus ruime ervaring met het bepalen van het hoofdverblijf in het buitenland.

De heer Klein en mevrouw Schut hebben gevraagd hoe voorkomen kan worden dat oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van deze regeling en of de SVB voldoende geëquipeerd is voor het toezicht. In 2014 zal de SVB door steekproeven vaststellen of zich nieuwe handhavingsrisico's voordoen en welke structurele toezichtsmaatregelen nodig zijn. Ik blijf natuurlijk in goed gesprek met de SVB over de handhaving. Als dat opportuun is, zal ik de Kamer daarover ook berichten.

Een aantal leden hebben gevraagd wat het onderzoek naar de effecten van de kostendelersnorm op de mantelzorg precies inhoudt. He kabinet heeft aangekondigd dat er een onderzoek zal komen naar het effect van de kostendelersnorm in de AOW op de mantelzorg. Belangrijk is dan om in kaart te brengen of en in welke mate er in deze groep sprake is van mantelzorg, hoe intensief en langdurig die zorg is en welke determinerende factoren een rol spelen bij de beslissing al dan niet mantelzorg te verlenen. Daarbij is natuurlijk ook van belang of mensen de overweging of ze nu of in de toekomst die mantelzorg gaan verlenen, laten bepalen door die inkomensvoorziening. Dat hoort er dus allemaal bij. Dat gaan we nauwgezet doen. We zullen de resultaten van dat onderzoek presenteren aan beide Kamers derStaten-Generaal en zullen ook met de Kamers daarover debatteren alvorens wij überhaupt Koninklijke Besluiten gaan slaan.

De heer Van Weyenberg heeft gevraagd of ik niet denk dat het beroep op de voorschotregeling zal toenemen in de komende jaren. We hebben de regeling natuurlijk over een aantal jaren geïmplementeerd. De OBR biedt soelaas. Ik voorzie niet dat men nu een extra beroep gaat doen op de voorschotregeling. Ik vind het dus wel verantwoord om de regeling zoals we die oorspronkelijk hadden bedacht, af te schaffen.

De heer Omtzigt onderstreept dat er geen foutenprikkels moeten uitgaan van deze maatregel. Ik ben daar al op ingegaan. Het zou immers averechts werken als mensen gaan scheiden om twee keer 70% te krijgen. Dat zou op z'n zachts gezegd toch een beetje merkwaardig zijn. We moeten daar dan natuurlijk altijd wel bij zeggen dat mensen dan ook in twee verschillende huizen moeten gaan wonen. Zij moeten dan kosten voor twee huizen hebben.

De heer Omtzigt heeft gevraagd naar de relaties met andere wetten. Ik ben daar al op ingegaan als het gaat om de Anw en AIO. De AIO hoort natuurlijk keurig onder het regime van de WWB. Die wordt ook navenant uitgevoerd. Er was nog even een debatje over de toeslagen in de context van de WIA. Dan gelden de toeslagen natuurlijk ook. Die vallen ook onder de kostendelersnorm. Dat is dus helder.

Ik heb een antwoord geven op de vraag, hoe wij het onderzoek rond de mantelzorg voor ons zien.

Staatssecretaris Klijnsma:

Dit is een heel relevante opmerking, die zorgt voor helderheid voor de mensen die het regardeert. We kijken met de kostendelersnorm in de WWB wie er nu allemaal onder één dakwonen, terwijl hetbij dit wetsvoorstel gaat om de vraag: wie hebben de kosten voor een eigen huis, wie wonen er onder twee daken? Ik wil het echt heel helder formuleren en zal er daarom in tweede termijn nauwgezet op ingaan. Dan staat het goed in de Handelingen. Dan wordt helder wat nu precies onder de kostendelersnorm valt als een AOWer en bijvoorbeeld een Anw'er onder één dak samenwonen en wat daaronder valt als het gaat om mensen die iedereen eigen huis hebben en gezamenlijkactiviteiten ontplooien.

De heer Omtzigt (CDA):

Dat lijkt me zeer wenselijk. Wat mij betreft, kan de staatssecretaris de informatie ook schriftelijk geven, maar dan inclusief informatie over de manier waarop de voorlichting daarover richting betrokkenen zal plaatsvinden. Die brief moet dan voor de stemmingen bij de Kamer zijn. Er zijn heel veel mensen geweest die echt vanuit de grond van hun hart niet wisten dat ze iets deden wat niet mocht. De heer Ulenbelt heeft daar ook al over gesproken. Ik wil dat voorkomen voor de groep mensen die het nu betreft. Ik snap dat een stuk van de kostendelersnorm gehandhaafd blijft, maar als de AOWer dan een brief krijgt dat het voor hem of haar niet geldt, dan kan bij de andere persoon heel gemakkelijk het misverstand ontstaan dat die wel iets moet aangeven. Dat is even de achtergrond.

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik vind het een zeer terechte vraag. Ik wil daar volgaarne op antwoorden, maar zo zorgvuldig mogelijk. Ik sluit niet uit dat het goed is om het aan het papier toe te vertrouwen.

Het kabinet stelt voor om de inwerkingtreding van de kostendelersnorm met een jaar uit te stellen. Dat behoeft geen novelle, want dat was een vraag van de heer Omtzigt. Dat gaan wij doen via een nota van wijziging op het binnenkort in te dienen wetsvoorstel Verzamelwet SZW 2015.

Daarmee ben ik aan het eind van mijn termijn gekomen. De voorzitter:

Dank u wel. Er zijn nog twee vragen. De heer Omtzigt (CDA):

Ik interrumpeerde de staatssecretaris op een voorgaand punt en daarom heeft zij het punt waar zij mee bezig was niet helemaal afgemaakt, namelijk de reikwijdte van het onderzoek naar de financiële gevolgen van mantelzorg. Ik heb in mijn termijn voorgesteld dat dat niet alleen dient te gaan over ouders en kinderen, maar dat het ook kan gaan over de situaties die mevrouw Schouten schetste, of die ik geschetst heb: mensen die geen bloedverwantschap hebben, kunnen ook in hun sociale zekerheid, in hun uitkering en in hun toeslagen te maken krijgen met vervelende gevolgen. Wordt dat meegenomen in het onderzoek of niet?

Staatssecretaris Klijnsma:

Wij gaan een breed onderzoek doen, in nauwe samenspraak met gemeenten, SCP en Mezzo, naar de ruggensteun van mantelzorg in Nederland. Een van de componenten daarbij is de vraag welke prikkels er zijn als het gaat om inkomens-voorzienig in de brede zin van het woord.

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Omtzigt tevreden is met dit antwoord.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Dank voor hetgeen de staatssecretaris heeft gezegd over de AOW; zij komt daar nog op terug. Ik wil wel graag weten wanneer wij dat tegemoet kunnen zien, zodat wij weten wat wij alsnog moeten regelen wanneer dat toch niet voldoende is. Kan de staatssecretaris daar wat meer duidelijkheid over bieden?

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik wil best proberen om dat voor volgende week dinsdag bij u te laten landen. Dan hebben we het heel inzichtelijk en kunt u dat meewegen als er gestemd moet worden.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Dat is goed.

De voorzitter:

De staatssecretaris zegt dus toe om dat voor de stemmingen, dus om tien uur in de ochtend, maar liefst maandagavond klaarte hebben.

Staatssecretaris Klijnsma:

De staatssecretaris doet haar uiterste best om dit voor maandagavond twaalf uur goed op papier te laten landen, zodat iedereen glashelder heeft wat er precies rond de AOW in de wet staat over twee daken.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik denk dat de Kamer daar heel tevreden over is.

Staatssecretaris Klijnsma:

Mooi zo. Daarmee ben ik aan het eind van mijn betoog gekomen.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik heb bij de leden geïnventariseerd of zij nog een tweede termijn wilden. Mij is ter ore gekomen dat een heleboel leden geen behoefte hebben aan een tweede termijn; het is allemaal glashelder. Een tweetal leden heeft dat wel.

©

foto M.H.H. (Martine)  Baay-Timmerman
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS/Baay-Timmerman): Voorzitter. Ik wil mede namens mijn collega, de heer Omtzigt, een motie indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat onderhavige wijziging van de Algemene Ouderdomswet een versoepeling inhoudt van het samen-wooncriterium, hetgeen gunstig is voor de verlening van mantelzorg, en daarmee bijdraagt aan een belangrijke doelstelling van het regeringsbeleid;

overwegende dat eventueel oneigenlijk gebruik van de tweewoningenregeling de houdbaarheid van deze regeling in gevaar kan brengen;

verzoekt de regering, het gebruik en mogelijk oneigenlijke gebruik van de regeling strikt te monitoren en de Kamer hierover binnen een jaar te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Baay-Timmerman en Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8 (33853).

©

foto P.H. (Pieter)  Omtzigt
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Dank voor de heldere antwoorden van de staatssecretaris. Het is goed dat we straks op papier krijgen hoe we met deze kwetsbare groep omgaan. Ik heb de motie van mevrouw Baay-Timmerman ook van harte gesteund, omdat dit juist voor een beperkte groep bedoeld is en we dus geen massale scheidingen moeten aanmoedigen en we mensen die twee huizen hebben, niet moeten aanmoedigen om zich op twee plekken in te schrijven. Het verleden leert dat dit land toch soms wel wat calculerende burgers telt. Ik dien graag de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering middels onder andere de Wmo mensen aanmoedigt om mantelzorg voor elkaar te verlenen;

constaterende dat intensieve mantelzorg gevolgen kan hebben voor uitkeringen, toeslagen en andere regelingen in de sociale zekerheid en belastingen en dat die gevolgen onwenselijk kunnen zijn;

verzoekt de regering, de gevolgen in de sociale zekerheid en belastingen (inclusief toeslagen) van het verlenen van intensieve mantelzorg in kaart te brengen en aan te geven of zich daar knelpunten voordoen;

verzoekt de regering tevens om de resultaten van dat onderzoek, inclusief mogelijke knelpunten en oplossingen, voor het eind van dit jaar aan de Kamer te doen toekomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (33853).

De voorzitter:

We stemmen aanstaande dinsdag natuurlijk over deze motie. Ik geloof dat de heer Ulenbelt er nog een vraag over heeft.

De heer Ulenbelt (SP):

De heer Omtzigt begint er wel over, maar de staatssecretaris heeft geen expliciet oordeel uitgesproken over het amendement dat hij heeft ingediend. Dat moet hij de staatssecretaris dus nog even vragen, toch? Of niet?

De heer Omtzigt (CDA):

De heer Ulenbelt heeft volledig gelijk. Ik ben zeer benieuwd of de staatssecretaris ervoor voelt om van de mantelzorgboete in plaats van uitstel afstel te maken door bijvoorbeeld mijn amendement gewoon over te nemen. Dan is het niet mijn amendement, maar het plan van de staatssecretaris. Ik wacht haar antwoord daarop volgaarne af.

De voorzitter:

De heer Klein van de 50PLUS/Klein-fractie heeft aangegeven, toch ook in de tweede termijn het woord te willen voeren. Ik geef hem daartoe bij dezen de gelegenheid.

©

foto N.P.M. (Norbert)  Klein
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
De heer Klein (50PLUS/Klein):

Voorzitter. Allereerst dank ik de staatssecretaris voor haar heldere beantwoording. Ik kijk met name uit naar de brief over de flexibilisering van de AOW die deze zomer aan de Kamer wordt gezonden.

Wij hebben even gediscussieerd over de manier waarop we de permanente bewoning van een recreatiewoning moeten beoordelen. De AMvB is in dat opzicht onduidelijk. Daarin wordt namelijk niet alleen gekeken naar de fysieke situatie van de recreatiewoning, maar ook naar de aard van de woning en of die al dan niet geschikt is voor permanente bewoning. Daardoor ontstaat discussie en onduidelijkheid. Mij lijkt dat we in de discussie wel duidelijkheid hebben gekregen. Gezegd is dat het erom gaat of het al dan niet netjes is om iets permanent te bewonen. Het moet dus niet in een tuinhuisje gebeuren. Het lijkt mij verstandig om dat scherp neer te zetten, vandaar dat ik de volgende motie indien.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de nadere bepaling van het begrip "woning" in een AMvB plaatsvindt;

overwegende dat in de toelichting op de nieuwe tweewo-ningenwetgeving in ieder geval een recreatiewoning niet als woning wordt aangemerkt;

overwegende dat veel AOW-gerechtigden al jaren wonen in een recreatiewoning die gelegaliseerd is voor permanente bewoning bij bewoning voor 1 november 2003 of wonen in een door een gemeentebestuur gedoogde situatie van permanente bewoning;

verzoekt de regering, recreatiewoningen waarin permanente bewoning is toegestaan of door een gemeente gedoogd wordt, aan te merken als woning vallend onder de tweewo-ningenregel,

en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Klein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10 (33853).

De heer Klein (50PLUS/Klein):

Mijn tweede motie gaat over de beoordeling van de effecten van de kostendelersnorm in relatie tot de mantelzorg. Er komt een onderzoek, waarop wij het vervolg nog te horen krijgen. Ik ondersteun dat graag met de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering de invoering van de kostendelersnorm in de AOW met één jaar heeft uitgesteld;

overwegende dat dit uitstel is ingegeven om de effecten van de kostendelersnorm op de mantelzorg te kunnen bepalen;

overwegende dat mantelzorg een groot goed is omdat mensen de zorg voor elkaar op zich nemen;

verzoekt de regering, te komen tot eenduidige regeling van de kostendelersnorm waarbij het geven van mantelzorg nooit kan leiden tot verlaging van de AOW-uitkering die te beschouwen is als een mantelzorgboete,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Klein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11 (33853).

Dit was het einde van uw termijn?

De heer Klein (50PLUS/Klein): Ja en dank u wel.

De voorzitter:

Wij zijn daarmee aan het einde gekomen van de tweede termijn van de Kamer.

©

foto J. (Jetta)  Klijnsma
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
Staatssecretaris Klijnsma:

Voorzitter. Dan ga ik kortheidshalve in op de moties. Mag ik heel even wachten tot ik de teksten van alle moties heb?

De voorzitter:

We schorsen heel even tot de teksten van de moties er zijn, anders kunt u niet antwoorden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. De voorzitter:

Ik hoor dat de staatssecretaris alle moties heeft gekregen en daaraan ook een oordeel kan verbinden. Dan geef ik de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het woord voor haar beantwoording in tweede termijn.

©

foto J. (Jetta)  Klijnsma
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
Staatssecretaris Klijnsma:

Voorzitter. Ik begin bij de motie-Baay-Timmerman/Omtzigt op stuk nr. 8. Daarin wordt de regering verzocht om het gebruik en mogelijk oneigenlijk gebruik van deze regeling strikt te monitoren en de Kamer hierover binnen een jaar te rapporteren. Ikwil het oordeel aan de Kamer laten als ik deze motie zo mag lezen dat ik inderdaad het gebruik zal monitoren. Natuurlijk wil ik ook rapporteren, maar binnen een jaar is wel heel snel, want we moeten echt even goed inzicht hebben. Als de indieners mij daarvoor iets meertijd willen gunnen, dan doe ik dat met veel plezier.

De voorzitter:

Willen de indieners hieraan een andere termijn verbinden?

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS/Baay-Timmerman): Ik stel voor dat we er dan twee jaar van maken. Dan heeft de staatssecretaris voldoende tijd om de monitoring te realiseren.

Staatssecretaris Klijnsma:

Dat gaan we gewoon doen. Ik kom bij de motie van de heer Omtzigt op stuk nr. 9. Ik moet deze motie ontraden. In de motie wordt de regering verzocht om voor het eind van het jaar de resultaten aan de Kamer te doen toekomen. Wij hebben al gemeld dat wij nu bezig zijn met een breed onderzoek naar mantelzorg en de ruggensteun daarvan. In

de eerste helft van 2015 zullen wij de resultaten daarvan naar de Tweede Kamer sturen, en overigens ook naar de Eerste Kamer. Ik kan dus niet meegaan met de deadline van deze motie en daarom moet ik deze ontraden.

Dan kom ik bij de motie van de heer Klein op stuk nr. 10, die gaat over de recreatiewoningen. De manier waarop wij dit willen duiden, staat precies omschreven in de AMvB. Ik wil dan ook bij die exacte formulering blijven, want die formulering is net iets anders dan in de motie staat. Ik ontraad deze motie, met dien verstande dat wij in de Handelingen heel goed hebben gedeeld hoe er wordt omgegaan met mensen die nu in recreatiewoningen zitten. Wij houden ons dus aan de voorgenomen tekst van de voorgenomen AMvB, zoals die er nu ligt.

Wat betreft de motie op stuk nr. 11 zal het de heer Klein niet verbazen dat ik deze ontraad. Wij nemen dit bij ons brede onderzoek natuurlijk wel mee, maar wij kunnen nu niet garanderen dat het geven van mantelzorg nooit kan leiden tot verlaging van de AOW-uitkering. De heer Klein loopt een beetje vooruit op de resultaten van het onderzoek. Dientengevolge ontraad ik deze motie.

En dan kom ik natuurlijk nog bij het amendement. De voorzitter:

Ik zie dat de heer Omtzigt daarbij knikt. Zullen wij dus eerst het amendement behandelen? De staatssecretaris heeft daarmee dan alle oordelen over de ingediende voorstellen van de Kamer gegeven.

Staatssecretaris Klijnsma:

Het zal de heer Omtzigt niet verbazen dat ik het amendement ontraad. Ik ontraad het, omdat de regering aan beide Kamers heeft voorgesteld om de AOW-kostendelersnorm met een jaar uit te stellen, en omdat het amendement een dekking ontbeert, wat natuurlijk ook een belangrijk argument is.

De heer Omtzigt (CDA):

Het laatste is jammer. Ik zal de deadline in mijn tweede motie aanpassen aan de tijd die de regering nodig heeft, namelijk tot de zomer van 2015. Ik hecht er echter wel aan dat al die punten in het onderzoek aan de orde komen. Verder hoop ik dan wel een ander oordeel van de regering te kunnen krijgen.

Staatssecretaris Klijnsma:

De motie is eigenlijk overbodig, want wij hebben dit natuurlijk al gewoon aan beide Kamers gemeld. Ik laat het daarbij.

De heer Klein (50PLUS/Klein):

Ik heb nog even een vraag naar aanleiding van de reactie van de staatssecretaris op de motie met betrekking tot de kostendelersnorm en de bepaling van de effecten daarvan voor de mantelzorg. Een van de uitgangspunten waarom het uitstel heeft plaatsgevonden, is juist om te kijken naar de effecten van de kostendelersnorm in de AOW op de mantelzorg en het verrichten van mantelzorg. Zo heb ik het althans begrepen. Ik hoor het graag van de staatssecretaris als dat niet zo is. Het is dan toch logisch dat wanneer je straks die effecten allemaal weet, je aan het einde zegt: wij kunnen de kostendelersnorm daadwerkelijk invoeren, maar onder de strikte voorwaarde dat het nooit leidt tot een soort mantelzorgboete, en datje dus altijd de mantel zorg effecten daarin positief waardeert. Het is dan toch logisch datje dat wel zou moeten doen en dan kun je toch zeggen ...

De voorzitter:

Komt u tot uw vraag.

De heer Klein (50PLUS/Klein):

... dat de kostendelersnorm nooit moet leiden tot negatieve effecten op het verrichten van mantelzorg?

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik denk dat ik het goed heb onderbouwd. We gaan nu ordentelijk een breed onderzoek doen naar wat we in Nederland kunnen doen om mantelzorg nog verder te ondersteunen. Wij zijn voornemens om de resultaten van dat onderzoek in de eerste helft van 2015 bij de Kamer te laten landen. Op basis van de resultaten gaan wij in de brede zin van het woord kijken welke aanpassingen er qua regelgeving nodig zijn. De volgtijdelijkheid is een groot goed. Daarom ontraad ik de motie, want die loopt vooruit op de eventuele resultaten van het onderzoek. Ik blijf bij dat ontraden.

De heer Klein (50PLUS/Klein):

"Vooruitlopen op" betekent toch niet dat je de huidige situatie accepteert? De huidige situatie is dat er tot uitstel wordt gekomen om de mantelzorg daadwerkelijk goed te kunnen realiseren en om de kostendelersnorm niet negatief te laten zijn. Dan is het logisch dat je niet vooruitloopt op het onderzoek en dat je in feite het kader vaststelt waarin het onderzoek plaatsvindt. Uiteindelijk gaat het erom dat er sprake is van een kostendelersnorm die nooit kan leiden tot een negatief effect op het verrichten van mantelzorg.

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik ben nu eenmaal van het slag dat eerst onderzoek wil doen en nauwgezet wil kijken naarwat er uit het onderzoek komt, met alle nuances. Ik hecht er zeer aan dat wij dat onderzoek bloedserieus nemen en dat we vervolgens kijken naar het resultaat. Alsdan kunnen wij er maatregelen aan verbinden.

De heer Madlener (PVV):

Ik kom nog even terug op de eerste motie. Veel fracties hebben aangegeven dat goed in de gaten moet worden gehouden dat het misbruik niet in de hand wordt gewerkt. Die eerste motie is inmiddels aangepast, want er wordt over twee jaar gerapporteerd. Daarover is een duidelijke toezegging gedaan. Is deze motie niet overbodig?

Staatssecretaris Klijnsma:

Dat oordeel laat ik aan de Kamer over. Ook ik vind het belangrijk dat er wordt gemonitord. Ook ik ben tegen oneigenlijk gebruik. Laat ikwat dat betreft heel helderzijn. Ik wil de Kamer met plezier laten weten hoe een en ander uitwerkt. Ik heb aangegeven dat een jaar wat kort is, want we moeten even kijken hoe dingen zich zetten. Toen hebben de indieners van de motie ertwee jaarvan gemaakt. Prima, maar ik was dit sowieso van zins. Je zou dus kunnen zeggen dat de motie overbodig is, maar ik laat het oordeel over de motie aan de Kamer over.

De algemene beraadslaging wordt gesloten. De voorzitter:

Ik dank de staatssecretaris en haar staf voor al het werk. Ik dank de Kamerleden voor hun inbreng en ik dank de mensen die het debat hebben gevolgd voor hun interesse.

De stemmingen zullen plaatsvinden aanstaande dinsdag, 24 juni.

De vergadering wordt van 12.17 uur tot 13.31 uur geschorst.

Voorzitter: Arib


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.