Brief regering; Evaluatie wijziging van Boek 2 en Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (stilzwijgende verlenging en opzegtermijn bij lidmaatschappen, abonnementen en overige overeenkomsten) - Voorstel van wet van het lid Van Dam houdende wijziging van Boek 2 en Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (stilzwijgende verlenging en opzegtermijn bij lidmaatschappen, abonnementen en overige overeenkomsten) - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. 21 toegevoegd aan wetsvoorstel 30520 - Initiatiefvoorstel-Crone/Van Dam - Stilzwijgende verlenging en opzegtermijn bij lidmaatschappen, abonnementen en overige overeenkomsten i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Voorstel van wet van het lid Van Dam houdende wijziging van Boek 2 en Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (stilzwijgende verlenging en opzegtermijn bij lidmaatschappen, abonnementen en overige overeenkomsten); Brief regering; Evaluatie wijziging van Boek 2 en Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (stilzwijgende verlenging en opzegtermijn bij lidmaatschappen, abonnementen en overige overeenkomsten) |
---|---|
Documentdatum | 25-03-2014 |
Publicatiedatum | 25-03-2014 |
Nummer | KST3052021 |
Kenmerk | 30520, nr. 21 |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2013–2014
30 520
Voorstel van wet van het lid Van Dam houdende wijziging van Boek 2 en Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (stilzwijgende verlenging en opzegtermijn bij lidmaatschappen, abonnementen en overige overeenkomsten)
Nr. 21
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 maart 2014
Op 1 december 2011 is de Wet van 26 november 2010, houdende wijziging van Boek 2 en Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (stilzwijgende verlenging en opzegtermijn bij lidmaatschappen, abonnementen en overige overeenkomsten) in werking getreden (Stb. 2010, 789).
Bij de parlementaire behandeling is een motie van toenmalig Kamerlid Van der Ham en het Kamerlid Mei Li Vos aanvaard waarin wordt geconstateerd dat deze wet onzekerheden teweeg kan brengen bij uitgeverijen en dat het van belang is voor een gezonde (journalistieke) mediamarkt dat deze onzekerheden inzichtelijk zijn en geadresseerd kunnen worden. De regering werd in deze motie verzocht om de effecten van de wet voor tijdschriften en dagbladen twee jaar na inwerkingtreding in kaart te brengen door middel van een evaluatie (Kamerstuk 30 520, nr. 15).
Naar aanleiding hiervan heb ik het Nederlands Uitgeversverbond (NUV) – als vertegenwoordiger van 90% van de Nederlandse uitgeefsector – eind 2013 verzocht om na te gaan of deze wet tot mogelijke knelpunten voor uitgeverijen bij de exploitatie van tijdschriften en dagbladen heeft geleid. De door het NUV uitgevoerde evaluatie, die op 3 maart 2014 werd ontvangen, bied ik u hierbij aan1.
Uit deze evaluatie blijkt dat uitgeverijen van kranten en tijdschriften zich tijdig en goed hebben weten aan te passen aan de betrokken wetswijzigingen en dat deze niet tot aantoonbare onevenredige schade hebben geleid. De wet kan, aldus het NUV, «daarom in de huidige vorm blijven bestaan».
Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer
Ik zie derhalve geen aanleiding om tot bijstelling van het wettelijk kader te komen.
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven